ECLI:NL:RBOVE:2020:2146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
08-993163-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzettelijk voorhanden hebben van illegale accijnsgoederen in de vorm van sigaretten

Op 25 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een 36-jarige man uit Litouwen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar voor zijn rol als hoofd van een illegale sigarettenfabriek in Zuilichem. De man was verantwoordelijk voor de productie van 1,8 miljoen sigaretten zonder betaling van accijns. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk accijnsgoederen voorhanden had die niet overeenkomstig de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken. Tijdens de zitting op 11 juni 2020 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een tweede tenlastelegging, maar de rechtbank achtte het eerste feit bewezen. De verdachte had samen met anderen opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen voorhanden gehad, wat leidde tot een veroordeling voor het medeplegen van het overtreden van de accijnswetgeving. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de legale markt en het anti-rookbeleid van de overheid. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-993163-19 (P)
Datum vonnis: 25 juni 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
zonder vast woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. de Leeuw.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Stramproy, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk (een) grote hoeveelheid accijnsgoed(eren), in elk geval 6.000.000 sigaretten en/of 4560 kilogram (rook)tabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten en/of die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2019 te Stramproy, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk 27 pallets, in elk geval een grote hoeveelheid,
(onder a)
valse en/of vervalste en/of wederrechtelijk vervaardigde merken, te weten "Jin Ling" en/of "Marlboro" en/of "Pall Mall", en/of
(onder d)
blanks, althans vellen karton, bestemd om verpakkingen van sigaretten van te fabriceren, althans waren waarop en/of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander en/of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, te weten "Jin Ling" en/of "Marlboro" en/of "Pall Mall",
in voorraad heeft;
terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde gevorderd.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2:
De rechtbank acht met de officier van justitie het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 1:
De rechtbank is op grond van de in de bijlage opgenomen weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Kort gezegd is ten laste gelegd: het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen (rooktabak en sigaretten) die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken.
Van een dergelijk voorhanden hebben is sprake als een (rechts-) persoon de feitelijke beschikkingsmacht heeft over in Nederland niet veraccijnsde goederen. Dat is het geval als:
 die persoon de hoedanigheid van de goederen kent, en
 deze daadwerkelijke toegang heeft tot die goederen, en
 deze persoon tevens weet of redelijkerwijze moet weten dat de goederen niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing zijn betrokken. [1]
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In deze zaak is geen sprake van een accijnsgoederenplaats waarvoor een vergunning is verleend, terwijl er grote hoeveelheden accijnsgoederen aanwezig waren, waarvoor accijns is verschuldigd die niet was aangegeven.
De medewerkers van de Belastingdienst/FIOD zagen bij het betreden van de loods een volledig ingerichte sigarettenproductiestraat, kennelijk in gebruik. Behalve de machines stonden er dozen met sigaretten, dozen met tabak en andere materialen. De sigarettenmachines waren zichtbaar, de tabak was zichtbaar en er lagen dozen sigaretten en sloffen sigaretten. Het rook er ook naar tabak. Verdachte en zijn medeverdachten waren in deze loods aanwezig en verrichtten daar werkzaamheden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn 'werkgever' de verplichtingen om op aangifte accijns te voldoen niet zou nakomen, waarmee sprake is van de situatie dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat de aangetroffen rooktabak en sigaretten niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in Nederland in de heffing waren betrokken. Immers:
  • verdachte en zijn medeverdachten waren volgens hun eigen verklaringen onder valse voorwendselen geworven. Men zei dat het om werk in de bouw zou gaan. Pas ter plaatse -in een loods op een onbekende locatie- bleek het om het maken van sigaretten te gaan;
  • niet gebleken is dat verdachte en zijn medeverdachten over een schriftelijke arbeidsovereenkomst beschikten: zij zouden cash worden uitbetaald;
  • verdachte en zijn medeverdachten verbleven samen in een woning en werden dagelijks met een van binnen geblindeerd busje naar de loods met de sigarettenfabriek gebracht, zodat geen van allen de locatie van de sigarettenfabriek wist.
Dit zijn omstandigheden die niet anders uitgelegd kunnen worden, dan dat het om illegale activiteiten moet gaan. Ondanks dit alles, heeft verdachte zich niet aan de werkzaamheden onttrokken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk accijnsgoederen voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 29 oktober 2019 te Stramproy, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid accijnsgoederen, te weten sigaretten en rooktabak, voorhanden heeft gehad, terwijl die sigaretten en die tabak niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing waren betrokken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 97 van de Wet op de accijns. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder b van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wet op de accijns. Gelet op hetgeen is aangetroffen, waaronder een volledige productiestraat met meerdere machines, een voorraad nog te verwerken rooktabak en een grote hoeveelheid sigaretten, was sprake van strafbaar handelen in georganiseerd verband en op grote schaal.
Het illegaal voorhanden hebben van accijnsgoederen verstoort de reguliere, legale, markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Door aldus te handelen hebben verdachte en de medeverdachten zich schuldig gemaakt aan ontduiking van de accijnsverplichting voor grote bedragen en aan oneerlijke concurrentie ten opzichte van handelaren en bedrijven, die wel voldoen aan hun verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen.
Het handelen van de verdachte heeft daarmee grote financiële schade tot gevolg.
Daarnaast heeft dit handelen negatieve invloed op het anti-rookbeleid van de Nederlandse overheid en andere landen van West-Europa. De overheid ontmoedigt, met het oog op de algemene volksgezondheid, actief het roken van tabak. Ten behoeve van dat beleid maakt de overheid gebruik van prijsverhogingen, op basis van heffingen en belastingen. Met illegale tabaksfabrieken wordt dit beleid ondermijnd. Bovendien geldt dat de productie- en handelsketen ten aanzien van illegale rookwaren niet traceerbaar is, hetgeen eveneens ongunstig is voor het beleid in het kader van de volksgezondheid. Bij de aanwezigheid van extra gevaarlijke stoffen in de illegale rookwaar is het onmogelijk de producent van die rookwaar te achterhalen.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie gedateerd 3 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Die straf acht de rechtbank, alles afwegende, passend en geboden.
7.3
De inbeslaggenomen voorwerpen
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de inbeslaggenomen goederen zoals vermeld onder de nummers 1 tot en met 29 op de beslaglijst (administratief geregistreerd onder de medeverdachte [medeverdachte 1] ; aangehecht aan dit vonnis) vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien het feit met behulp van of met betrekking tot deze voorwerpen is begaan of voorbereid dan wel die voorwerpen tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd en deze goederen gezamenlijk beschouwd van zodanige aard zijn dat ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, omdat het de productiestraat met toebehoren betreft van illegale sigaretten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 1 bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5, eerste lid onder b van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 29.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2020.
Mr. J. Wentink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen [2] .
1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal
vermoedelijke productie sigaretten(AMB-007-01, pagina 111 tot en met 112) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In het kader van het onderzoek Citrus hebben er op 28 oktober 2019 diverse doorzoekingen plaatsgevonden in loodsen waar vermoedelijk illegale tabaksproducten waren opgeslagen. Onder meer werd een pand aan de [adres] in Stramproy doorzocht. Daar werd in een verborgen ruimte een in productie zijnde sigarettenfabriek aangetroffen.
In de loods zijn onder andere de volgende goederen aangetroffen, welke onder de volgende beslagcode zijn genotuleerd tijdens de zoeking:
- Q2.01.08.001 38 dozen tabak
- Q2.01.05.001 335 lege gebruikte tabaksdozen
- Q2.01.02.001 2.550.000 stuks sigaretten merk: Jin Ling
- Q2.01.03.001 2.110.000 stuks sigaretten merk: Marlboro
- Q2.01.07.001 118.240 stuks sigaretten diverse merken o.a. Jin Ling, Marlboro, Excellence
- Q1.01.01.022 9.600 stuks sigaretten Marlboro
Totaal 4.787.840 stuks sigaretten.
De 38 dozen tabak zijn gewogen en bemonsterd.
Dit was gesneden tabak die klaar was voor gebruik in de productiemachine. Hiervan is vastgesteld dat het totaal gewicht 4.242,3 kg netto was.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal
resultaten monsteronderzoek in beslag genomen tabak(AMB-008-01, pagina 113 tot en met 117) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 28 oktober 2019 is op meerdere (bedrijfs)locaties een doorzoeking geweest, waarbij, onder meer, tabak is aangetroffen en in beslag genomen. De tabak is gewogen en er zijn monsters van genomen die vervolgens zijn onderzocht op het Douane laboratorium, om te kunnen bepalen of de in beslag genomen tabak is te kwalificeren als rooktabak in de zin van de Wet op de accijns.
In dit proces-verbaal is weergeven wat de uitslag is van de diverse onderzoeken die zijn gedaan door het Douane laboratorium.
[adres] in Stramproy (pand Q)Op maandag 28 oktober 2019 en dinsdag 29 oktober 2019 is op de locatie [adres] in Stramroy een totale hoeveelheid van 4.242,3 kilo gesneden tabak in beslag genomen. De uitslag van het onderzoek door het Douane laboratorium van de genomen monsters, laat, onder meer, het volgende zien:
De tabak kan worden aangemerkt als rooktabak.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
overzichtsproces-verbaal(AD-001-01, pagina 8 tot en met 10) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In een gehuurde loods is door verdachten gewerkt in een productiestraat die is ingericht en bestemd om te worden gebruikt voor de productie van sigaretten. Behalve tabak en sigaretten zijn er tevens goederen aangetroffen waarmee de illegale sigaretten zijn vervaardigd zoals sigarettenpapier, sigarettenhulzen en machines om sigaretten te vervaardigen. Voor het adres is geen APG (Accijns Goederen Plaats) vergunning afgegeven en tevens zijn er geen Nederlandse accijnszegels aangetroffen. De hieronder vermelde verdachten waren werkzaam in de loods waar de sigarettenlijn in gebruik was en zij daar op heterdaad aangehouden:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] .
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-002-01, pagina 264 tot en met 267) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 3]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
Ik ben in Nederland sinds ongeveer 1 maand. Op het adres waar ik verblijf in Nederland wonen alle mensen die vandaag aan het werk waren. Via internet hebben wij contact gehad met iemand in Nederland. Deze regelde vervoer voor ons en dat wij konden gaan werken. Het werk bestond eerst uit bouwwerkzaamheden: renovatie en isolatie in de loods. Ik verdiende me dit werk 3000 euro per maand
Ze vroegen mij of ik met emmers en dozen wilde sjouwen. Ik weet dat er sigaretten werden gemaakt in de loods. Ik was ongeveer 1 week bezig met de werkzaamheden van het maken van sigaretten.
Ik zit in een huis in Nederland en weet niet waar het is in Nederland.
Er was een man die mij vertelde wat voor werkzaamheden ik moest verrichten. Die was tevens de chauffeur van het busje die ons kwam ophalen.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek/snijderij aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik had vermoedens dat de sigarettenfabriek niet officieel was. Ze zeiden dat het niet zo erg was als de politie mij op zou pakken, want die is heel loyaal in Nederland. We reden in geblindeerde busjes. We weten dan niet waar we terecht gekomen zijn. Hoe minder ik zou weten hoe beter.
Er was een man genaamd Vladimir die de reis naar Nederland heeft geregeld en de werkzaamheden. Ons werd verteld dat wij in Nederland paardenstallen moesten gaan renoveren.
We werden 's morgens om 06:00 uur opgehaald met een busje en waren dan vervolgens ongeveer 40 minuten onderweg. Om ongeveer 18:00 uur à 19:00 uur waren we weer terug.
(
Weet u of deze locatie een zogenaamde vergunning heeft voor het produceren dan wel voorhanden hebben van rooktabak/sigaretten?)
Ik denk van niet in verband met geblindeerd vervoer. De chauffeur had de sleutels van het pand. Hij deed het licht aan en zette de machines aan. Ik heb er 5 dagen gewerkt.
Alle ingrediënten voor het maken van sigaretten waren 's morgens aanwezig.
Ik deed de gereed zijnde sigaretten in sloffen van 10 pakjes. Er stond het merk Marlboro op. De sloffen deed ik in grote dozen welke vervolgens op een pallet geplaatst werden. de pallet werd vervolgens bij de deuropening van de loods gezet. De chauffeur haalde de dozen hierop weg en zette ze helemaal aan de andere kant van de loods waar ik niet mocht komen.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-003-01, pagina 268 tot en met 271) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 4]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar mijn collega's u gisteren hebben aangetroffen?)
Er is ons beloofd dat we werk zouden krijgen. We zijn in het gebouw gedropt. Er stond daar een hal open en toen zagen wij een aantal machines staan. Er werd ons verteld dat het met sigaretten te maken had.
(
Sinds wanneer bent u in Nederland?)
20 of 21 oktober.
(
Wat voor werk deed u in de hal?)
We moesten eerst opruimen omdat het daar een rommel was. Ik kon daarom mijn werk niet uitvoeren.
(
Wat verdient u met dit werk?)
Ik weet nog niet wat ik zou gaan verdienen. Ook wist ik niet precies wat ik zou gaan doen.
(
Wat is uw verblijfplaats in Nederland, waar overnacht u?Er was een huis voor ons gehuurd.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek/snijderij aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Het betreft een hele grote hal. We zijn er in een afgesloten bus naar toe gereden.
De machines stonden aan. Ik zag pakjes van het merk Marlboro.
(
Ben je bewust van het feit dat het produceren van merkvervalste goederen strafbaar is?)
Volgens mij is dit in elk land verboden.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-004-01, pagina 272 tot en met 276) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 5]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
We zijn daar naar toegebracht vanuit Polen. Ik ben met mijn vader naar Polen gegaan. We zijn gebracht door een man en hebben hem ontmoet in Polen op een bouwbedrijf. Hij heeft ons aangesproken of wij wat meer wilden verdienen en zo ja dan moesten we met hem mee komen. Mijn vader en ik zijn toen met hem meegegaan en zijn met het busje vanuit Polen naar Nederland gegaan.
(
Wat voor werk moest u hier doen?)
De bedoeling was dat we huizen moesten verbouwen, tegelwerk en dergelijke. Men had gezegd dat ik € 1000,-- of meer per maand zou krijgen voor werkzaamheden op de bouw. Men zou mij in cash uitbetalen.
Mijn vader heet [medeverdachte 7] . Hij is ook door de politie meegenomen.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek/snijderij aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik zag tabak in de loods liggen.
(
Waar kwamen de grondstoffen (tabak) waar u mee werkte en de andere goederen vandaan?)
Dat weet ik niet.
Ik kwam naar Nederland om geld te verdienen. Ik ben naar de plaats gebracht waar ik ben aangetroffen. Niemand had iets gezegd over sigaretten.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-007-01, pagina 285 tot en met 288) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [verdachte]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
In Polen ben ik benaderd om te gaan werken in de bouw in Nederland. We zijn met een bus naar Nederland gebracht. Ik zou in de bouw gaan werken. Ik zou goed gaan verdienen. Ik zou het geld cash ontvangen.
Er waren ongeveer 9 mensen in de loods werkzaam.
(
Wat is uw verblijfplaats in Nederland?)
We werden van een huis in Nederland met een bus naar het werk gebracht. Vanuit de bus kon je niet naar buiten kijken.
Ik heb daar schoonmaakwerk gedaan. Ons werd verteld dat als je een goed salaris wilde verdienen je er dan wel wat voor moest doen.
Toen ik op die plek was, zag ik de situatie en wist wel dat men daar vergunningen voor nodig had. Ik begreep dat het daar allemaal illegaal was.
(
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat er in Nederland belasting (accijns) moet worden betaald op tabaksproducten en dat het voorhanden hebben van dergelijke producten, zonder dat deze belasting is betaald, strafbaar is in Nederland?)
Ik zei al dat het niet legaal was. Ik wist niet dat ik dergelijk werk zou moeten gaan doen.
8. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-005-01, pagina 277 tot en met 280) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 1]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
Ik heb in mijn dorp waar ik woon een advertentie gezien op een bord waarop stond dat ik veel geld kon verdienen. Ik heb gebeld en ze vroegen of ik ervaring had in de bouw. Er werd mij uitgelegd dat ze mensen zochten voor diverse werkzaamheden. Er werd vervoer geregeld voor mij met een minibus. Ik ben naar een huis in Nederland gebracht op 26 september 2019. In dat huis woonde ik met 8 andere mensen. We werden met een geblindeerde bus naar de loods gebracht.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik had dit vanaf de tweede dag door, omdat ik dozen op elkaar moest stapelen en er ging 1 doos stuk. Ik zag dat er sigaretten in zaten. De sigaretten waren niet verpakt, ze zaten los in de doos.
(
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat er in Nederland belasting (accijns) moet worden betaald op tabaksproducten en dat het voorhanden hebben van dergelijke producten, zonder dat deze belasting is betaald, strafbaar is in Nederland?)
Ik weet dat in de Oekraïne daar belasting voor betaald moet worden.
9. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-006-01, pagina 281 tot en met 284) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 6]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
Ik zat in een geblindeerde bus. Ik ben 3 weken in Nederland. Ik werd telkens gebracht met dezelfde bus. Het was telkens dezelfde locatie.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik werd naar de locatie toegebracht. Ik wist niet wat ik daar zou gaan doen. Ik dacht dat we naar een bouwplaats gingen.
Ik heb daar sigaretten in een doos gelegd. Ik heb hier spijt van.
10. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-008-01, pagina 289 tot en met 292) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 8]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
Ik ben als bouwvakker daar naartoe gebracht om te werken. Ik ben op 30 september naar Nederland gekomen. Twee weken geleden ben ik voor het eerst in Stramproy geweest. Ik werd elke dag met een bus opgehaald en teruggebracht naar mijn verblijfadres in Nederland. Het busje was aan de binnenzijde geblindeerd. Ik zat met 9 à 10 mensen in de bus.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik moest daar laden en lossen. Het waren dozen die dicht waren. Ik rook tabakslucht bij de dozen. Ik ben in de fabriek geweest en begreep dat het om sigaretten ging.
11. Het in de wettelijke vorm opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachte(V-009-01, pagina 293 tot en met 296) voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als
verklaring van [medeverdachte 9]:
(
Hoe bent u terecht gekomen op de locatie waar wij u vanmorgen hebben aangetroffen?)
Ik ben naar Polen gegaan om te werken in de bouw. Daar werd mij voorgesteld om meer te verdienen in Holland. Ik ben hierna met de bus naar de grens van Nederland gereden. Daar werd ik opgehaald met een minibus welke aan de binnenzijde geblindeerd was. Ik kwam vervolgens in een huis terecht. Van daaruit zijn we terecht gekomen op de plaats waar ik gisteren ben opgepakt.
Ik ben ongeveer 1 week in Nederland. Ik moest leren mee te werken met de tabak uit de vrachtauto te halen en de vrachtauto weer in te laden. Een kleine vrachtauto werd de loods binnen gereden en daar stond de tabak in.
(
Op de locatie waar u op 28 oktober 2019 bent aangetroffen, is een sigarettenfabriek aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?)
Ik zou 1500 à 2000 euro verdienen met de werkzaamheden. Als ik alle dagen zou werken zou ik 2000 euro verdienen. In de loods werkten 1 Poolse man en nog 7 Oekraïners. Ik kende de Oekraïners omdat we allemaal in hetzelfde dorp in de Oekraïne wonen. De woning in Nederland was een soort boerderij zonder internet.
Toen ik daar werkte heb ik begrepen dat het een sigarettenfabriek was. Ik heb daar sjouwwerkzaamheden verricht. Ik heb enkel het merk Marlboro gezien. De sigaretten werden machinaal verpakt. De sigaretten werden als ze klaar waren in blanco dozen verpakt.

Voetnoten

1.HR 2 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3699 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 maart 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1054.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD, kantoor Arnhem, onderzoek Falcon, nummer 64624. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.