ECLI:NL:RBOVE:2020:2039

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
08/963580-15 (P) (LP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een transportbedrijf voor structureel witwassen van geldbedragen

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een transportbedrijf uit Zeewolde veroordeeld tot een geldboete van 80.000 euro voor het structureel witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De zaak kwam aan het licht na een opsporingsonderzoek, genaamd 26Visser, dat zich richtte op het organiseren van transporten van verdovende middelen en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Tijdens het onderzoek werden verschillende verdachten, waaronder de eigenaren van het transportbedrijf, in verband gebracht met het witwassen van geld dat afkomstig was van misdrijven.

De rechtbank oordeelde dat het bedrijf zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij contante geldbedragen van 42.000 euro en 276.516,15 euro niet konden worden verklaard uit legale inkomsten. De rechtbank stelde vast dat de verdachte rechtspersoon niet voldeed aan de administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de Belastingwet, aangezien er geen kasboek was bijgehouden. Dit leidde tot de conclusie dat de herkomst van de contante geldbedragen niet kon worden aangetoond, wat het vermoeden van witwassen versterkte.

De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachten ongeloofwaardig en concludeerde dat de verdachte rechtspersoon opzettelijk de herkomst van de contante geldbedragen had verhuld. De rechtbank legde een geldboete op van 75.000 euro voor het witwassen en 5.000 euro voor het niet voeren van een administratie, en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van 42.000 euro verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963580-15 (P) (LP)
Datum vonnis: 16 juni 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdacht bedrijf] B.V.,
gevestigd te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
18 mei 2020, 19 mei 2020, 20 mei 2020 en 2 juni 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. I.M. Muller en mr. J.T. Pouw en van hetgeen door de vertegenwoordigers, de heren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , en de raadsman van de verdachte rechtspersoon, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat de verdachte rechtspersoon zich - al dan niet samen met een ander of anderen - heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en aan het in strijd met de bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen niet voeren van een kasadministratie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte rechtspersoon dat:
1.
zij,
in of omstreeks de periode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015,
te Zeewolde en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben zij en/of diens mededader(s) (telkens)
a.
a) van een of meerdere (contante) geldbedrag(en), te weten een bedrag van
42.000 euro en/of 276.516,15 euro en/of een bedrag van 14.397,90 euro, de
werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of vervreemding en/of
verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de
rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of
b) een of meerdere (contante) geldbedrag(en), te weten een bedrag van 42.000
euro en/of 276.516,15 euro en/of een bedrag van 14.397,90 euro , althans enig
geldbedrag, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt,
immers heeft verdachte en/of diens mededader(s),
-een of meer van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruikt ten behoeve van het
(contant) betalen (uit naam van [verdacht bedrijf] BV) van facturen en/of bonnen
en/of haar (uit naam van [verdacht bedrijf] BV) contante betalingen verricht,
en/of
-een of meer van voornoemd(e) geldbedrag(en) contant gestort op een
bankrekening(en) toebehorende aan [verdacht bedrijf] BV, en/of
-een of meer van voornoemd(e) geldbedrag(en) als kasgeld aangewend ten
behoeve van [verdacht bedrijf] BV en/of als kasgeld ingebracht in [verdacht bedrijf]
BV en/of - al dan niet als kasgeld - aanwezig gehad binnen voornoemde
onderneming, en/of
-een of meer van voornoemd(e) geldbedrag(en) (contant) voorhanden gehad,
terwijl zij en/of dier mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijze
moest(en) vermoeden, dat het/de geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk -
(mede) afkomstig waren/was uit misdrijven/misdrijf;
2.
zij,
in of omstreeks de periode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015,
te Zeewolde en/of elders in Nederland
als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een
administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet
gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd,
immers:
ontbrak(en) (in verdachtes administratie) een kasboek en/of andere bescheiden(en) waaruit de geldstromen en/of rechten en verplichten voor zover
betreffende contante geldbedragen kon(den) worden afgeleid en/of vond er
geen, althans onvoldoende, (administratieve) verantwoording plaats met
betrekking tot aanwezige en/of gebruikte en/of betaalde en/of ontvangen
contante geldbedragen,
ten gevolge waarvan de rechten en de plichten alsmede de voor de heffing van
belasting overigens van belang zijnde gegevens van verdachte niet te allen
tijde (juist en volledig) kon(den) blijken (als bedoeld in artikel 52 van de
Algemene wet Inzake Rijksbelastingen).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
Inleiding
Op 2 juli 2015 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Visser, dat zich richtte op onderzoek naar het organiseren en uitvoeren dan wel laten uitvoeren van verdovende middelen (lijst 1), transport(en) naar diverse Europese landen, alsmede op witwassen.
In oktober 2015 rees op grond van afgeluisterde telefoongesprekken tussen medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , beiden vrachtwagenchauffeur van de verdachte rechtspersoon [verdacht bedrijf] B.V., het vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte 1] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] , beiden eigenaar en bestuurder van [verdacht bedrijf] B.V., en/of medeverdachte [medeverdachte 5] [2] , in samenwerking met (onder meer) [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een transport van verdovende middelen naar Portugal aan het opzetten waren. Uit interceptie en financieel onderzoek werd ook aannemelijk dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] poogden te verhullen dat zij opbrengsten hadden van illegale herkomst.
Op grond van het ontstane vermoeden dat er tussen 30 en 31 oktober 2015 verdovende middelen zouden worden afgeleverd op het bedrijfsadres van [verdacht bedrijf] B.V. te Zeewolde is op 31 oktober 2015 overgegaan tot aanhouding van meerdere personen. Tevens zijn diverse doorzoekingen ter inbeslagneming uitgevoerd. Daarbij is onder verdachte (onder meer) een contant geldbedrag van € 42.000,-- in beslag genomen.
Uit het in het kader van het verdere opsporingsonderzoek verrichte financiële onderzoek is tegen [verdacht bedrijf] B.V. en haar eigenaar/bestuurder [medeverdachte 1] is de concrete verdenking gerezen ter zake van (gewoonte)witwassen en ter zake van (opzettelijke) overtreding van de belastingwetgeving.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte rechtspersoon te veroordelen voor het onder 1 (met uitzondering van hetgeen is ten laste gelegde onder onderdeel a) en het onder 2 gelegde (uitsluitend voor zover dit feit ziet op de overtreding als bedoeld in artikel 68 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWIR).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde vanwege gebrek aan (wettig en overtuigend) bewijs.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op het feit dat er geen contante omzet werd gerealiseerd, op grond van artikel 68 van de Belastingwet geen verplichting bestaat om een kasboek te voeren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Toerekening aan rechtspersonenDe rechtbank stelt voorop dat voor de onderstaande bewijsoverwegingen van belang is dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan haar kan worden toegerekend.
Juridisch kader witwassen
Voor een veroordeling voor witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat de geldbedragen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig zijn van enig misdrijf. Als echter op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf (het gronddelict), kan niettemin worden bewezen verklaard dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn, dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
In het onderhavige politieonderzoek is geen direct bewijs voorhanden voor een criminele herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag gevonden. Derhalve moet de vraag worden beantwoord of er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het politieonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij concreet en min of meer verifieerbaar verklaart over een legale herkomst van het geld, welke verklaring niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk moet zijn aan te merken.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen omstandigheden waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van de geldbedragen. Voor een bewezenverklaring van witwassen zal uit dat onderzoek moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen een legale herkomst hebben.
Vermoeden van witwassen
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben op 21 november 2012 hun onderneming [verdacht bedrijf] B.V. opgericht. Uit de akte van oprichting blijkt dat [bedrijf 1] B.V. (met verdachte als enig aandeelhouder en bestuurder) voor 51% eigenaar is van [verdacht bedrijf] B.V. en dat
[bedrijf 2] B.V. (met [medeverdachte 2] als enig aandeelhouder en bestuurder) voor 49% eigenaar is van [verdacht bedrijf] B.V. [3]
Tijdens de doorzoeking op 31 oktober 2015 is in een kledingkast in de woning van [medeverdachte 1] een contant geldbedrag van € 42.000,-- aangetroffen, in met name kleine coupures van 20 en 50 euro. [4] [5]
Door de boekhouder [boekhouder] is onder meer verklaard dat er bij [verdacht bedrijf] B.V. nooit een factuur contant betaald is en dat alles via de bank gaat. [6]
Uit het financieel onderzoek is gebleken dat door [verdacht bedrijf] B.V. gedurende de onderzoeksperiode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015 crediteuren niet altijd per bank werden betaald, maar willekeurig werden betaald: per pin, per bank of contant, en dat gedurende deze onderzoeksperiode voor een totaalbedrag van (onder meer) € 276.516,15 aan contante betalingen inzake facturen/bonnen is voldaan. [7]
Deze contante betalingen kunnen niet worden verklaard uit opnames van contant geld via de bank. Uit het onderzoek naar de zakelijke bankrekening van [verdacht bedrijf] B.V. is onder meer gebleken dat gedurende de onderzoeksperiode meer contant geld op de zakelijke rekening is gestort (€ 23.500,--) dan dat er geld is opgenomen (€ 9.102,06), waardoor een negatief kassaldo van € 14.397,90 is ontstaan. [8]
De zakelijke bankrekening van [verdacht bedrijf] B.V is in juni 2015 gevoed met een storting van € 18.000,-- vanaf de zakelijke rekening van [bedrijf 1] B.V. [9]
Uit de optelling van het aangetroffen contante geldbedrag van € 42.000,--, de contante betalingen voor een totaalbedrag van € 276.516,15 en het negatieve kassaldo van € 14.397,90 volgt dat gedurende de onderzoeksperiode sprake is geweest van in ieder geval een totaalbedrag van € 332.914,05 aan contante geldstromen binnen [verdacht bedrijf] B.V. [10]
Gedurende de onderzoeksperiode is door [medeverdachte 1] namens [verdacht bedrijf] B.V. een totaalbedrag aan contante betalingen van € 61.599,-- inzake de (rest)betaling van de aankoop van vrachtwagens voldaan aan [bedrijf 3] [11] .
Ook is door [medeverdachte 1] namens [verdacht bedrijf] B.V. een totaalbedrag van € 17.989,-- voor onderdelen betaald aan [bedrijf 4] , waarvan een gedeelte contant is betaald. [12] .
Het totaalbedrag van € 276.516,15 aan contante betalingen kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten en ontvangsten van [verdacht bedrijf] B.V. en/of [medeverdachte 1] en van enig legaal vermogen van [verdacht bedrijf] B.V. en/of [medeverdachte 1] is uit de onderzochte bancaire en fiscale informatie van [verdacht bedrijf] B.V. evenmin gebleken. [13]
Een kasboek waarin is bijgehouden wat van debiteuren kan worden gevorderd, wat er verschuldigd is aan crediteuren en waaruit kan worden afgeleid hoe de hoeveelheid contant geld binnen [verdacht bedrijf] B.V. fluctueert, is in het geheel niet aangetroffen in de bedrijfsadministratie. [14] Daardoor is de herkomst van de door [verdacht bedrijf] B.V. contant betaalde bedragen van in totaal € 276.516,15 aan facturen/bonnen niet te verifiëren en is er geen zicht op de geldstromen binnen [verdacht bedrijf] B.V. [15]
Blijkens de notariële stukken van de oprichting van [verdacht bedrijf] B.V. bedroeg het bij de oprichting geplaatste kapitaal € 10,00. Blijkens de bij de Kamer van Koophandel opgenomen publicatiestukken bedroeg het beschikbare kasbedrag van de BV op 31 december 2012 slechts € 600,--, op 31 december 2013 € 300,00 en is op 31 december 2014 geen kasbedrag opgenomen in de balans. [16]
Uit de inhoud van kort na de aanhouding van [medeverdachte 1] afgeluisterde OVC-gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] met onder meer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] overlegt om de verklaringen over de herkomst van de contante geldbedragen af te stemmen. [17]
Het feit dat contante geldbedragen worden gebruikt voor betalingen, zonder dat de herkomst van die contante geldbedragen kan worden verklaard, duidt op het vermoeden van witwassen.
De rechtbank stelt in dat verband vast dat ook sprake is van enkele kenmerken die naar ervaring duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven, zogenoemde witwastypologieën.
Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. De frequentie en de omvang van de contante geldstromen is zeer ongebruikelijk. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld grote risico’s met zich brengt en dat het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld, ingeval het geld op legale wijze is verkregen, hoogst ongebruikelijk is vanwege onder meer de daaraan verbonden veiligheidsrisico’s.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, het vermoeden van witwassen rechtvaardigen van het voornoemde totaalbedrag van € 332.914,05 aan contante geldstromen binnen [verdacht bedrijf] B.V. in de onderzoeksperiode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015.
Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring wordt gegeven voor de herkomst van de contante geldbedragen.
Verklaringen van [medeverdachte 1] tegenover de politie
[medeverdachte 1] ontkent het witwassen en heeft tegenover de politie wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het in zijn woning aangetroffen contante geldbedrag/kasgeld en de herkomst en omvang van het door hem (en [medeverdachte 2] ) ingebrachte startkapitaal.
Volgens [medeverdachte 1] betaalde [verdacht bedrijf] B.V. alle rekeningen per bank en deed [verdacht bedrijf] B.V. bijna geen contante uitgaven, met uitzondering van het verstrekken van 200 tot 400 euro cashgeld per rit aan de chauffeurs voor uitgaven die zij onderweg hadden.
De omzet van [verdacht bedrijf] B.V bedroeg volgens [medeverdachte 1] in 2011 globaal € 200.000,--, in 2012 € 350.000,--, waarbij er een auto bij is gekomen, terwijl er in 2014 twee auto’s bijgekomen zijn. In 2015 moet de omzet van [verdacht bedrijf] B.V. volgens verdachte
€ 900.000,-- zijn en bedraagt het totaalbedrag aan gemaakte kosten (leasekosten, schadekosten, loonkosten, brandstofkosten, verzekeringen en afschrijvingen voor zes vrachtwagens) minimaal € 747.000,--.
Verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting
[medeverdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij privé beschikte over grote hoeveelheden contant geld, die hij heeft ingebracht in [verdacht bedrijf] B.V, dat de ingebrachte contante gelden mede afkomstig zijn geweest van de opbrengst van de verhuur van appartementen in Haarlem, en andere door hem verrichte werkzaamheden, en dat hij die inkomsten en de overige hoeveelheden contant waarover hij privé beschikte, niet heeft opgegeven aan de belastingdienst, omdat hij banken niet vertrouwt en geen dubbele belasting wil betalen. De verrichte contante betalingen door [verdacht bedrijf] B.V. betreffen volgens [medeverdachte 1] voornamelijk de cash afgerekende onderdelen voor de vele reparaties van schade aan de bij [verdacht bedrijf] B.V. in bedrijf zijnde vrachtwagens, waarvan de reparaties door hem in eigen beheer zijn uitgevoerd.
Bewijsoverwegingen rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] tijdens en/of naar aanleiding van de politieverhoren, dan wel in de periode voorafgaand aan de regiezitting, zijn verklaringen over de herkomst van de contante gelden op geen enkele wijze heeft onderbouwd met concrete, verifieerbare gegevens. De (nadere) verklaring van [medeverdachte 1] ter terechtzitting is evenmin op enige wijze onderbouwd met concrete, verifieerbare gegevens. De rechtbank acht de door [medeverdachte 1] daarover afgelegde verklaringen dan ook ongeloofwaardig.
Uit de overige inhoud van het dossier, de inhoud van de getuigenverhoren door de rechter-commissaris en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, is evenmin gebleken van feiten en/of omstandigheden die erop kunnen duiden dat de contante geldbedragen die [medeverdachte 1] heeft ingebracht in [verdacht bedrijf] B.V. een legale herkomst kunnen hebben. De herkomst van de ingebrachte contante gelden is op geen enkele wijze verantwoord in de (kas) administratie van [verdacht bedrijf] B.V. en daarmee volstrekt onduidelijk gebleven.
De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] over de herkomst van de contanten dan ook niet concreet, niet verifieerbaar en in zijn totaliteit hoogst onwaarschijnlijk, op grond waarvan deze verklaringen terzijde worden geschoven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat voornoemde geldbedragen van
€ 42.000,--, € 276.516,15 en € 14.397,90 onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Strafbaarheid van [verdacht bedrijf] B.V.
Volgens vaste rechtspraak is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit, indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend [18] .Voor wat betreft de toerekening is een belangrijk oriëntatiepunt of de gedraging heeft plaatsgevonden, dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank acht [verdacht bedrijf] B.V. strafbaar aan het medeplegen van witwassen van voornoemde contante geldbedragen. De rechtbank leidt de redelijke toerekenbaarheid en het opzet van [verdacht bedrijf] B.V. ten aanzien van de strafbare gedragingen af uit de feitelijke gang van zaken bij [verdacht bedrijf] B.V., daarin bestaande dat [medeverdachte 1] mededirecteur was van [verdacht bedrijf] B.V., dat hij zich persoonlijk bezighield met en verantwoordelijk was voor de financiële bedrijfsvoering, dat hij die contante geldbedragen persoonlijk heeft ingebracht bij [verdacht bedrijf] B.V., en dat de contante gelden binnen [verdacht bedrijf] B.V. zijn gebruikt voor een zeer groot aantal contante betalingen van facturen en/of bonnen op rekening van [verdacht bedrijf] B.V.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de door [medeverdachte 1] als leidinggevende van [verdacht bedrijf] B.V. verrichte strafbare gedragingen, die ten grondslag liggen aan het witwassen, dan ook zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon, aangezien de rechtspersoon de contante geldbedragen heeft geaccepteerd, voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt. Dat maakt dat die strafbare gedragingen ook dienen te worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Medeplegen
Gelet op de hoedanigheid van [medeverdachte 1] als medebestuurder/mede-eigenaar van [verdacht bedrijf] B.V. volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij witwassen door [verdacht bedrijf] sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met [bedrijf 1] B.V., die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank acht derhalve bewezen dat sprake is geweest van medeplegen tussen [verdacht bedrijf] B.V. en [bedrijf 1] B.V.
Gewoontewitwassen
Gelet op de frequentie, duur en omvang van het witwassen en het daaruit voortvloeiende structurele karakter van de contante geldstromen acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte rechtspersoon het onder 6 (subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt vast dat [verdacht bedrijf] B.V. in strijd met de bij of krachtens de AWIR gestelde eisen heeft verzuimd om in een kasboek een administratie te voeren waaruit de geldstromen en/of rechten en verplichtingen van contante geldbedragen konden worden afgeleid, waardoor geen administratieve verantwoording van de aanwezige, gebruikte, betaalde en ontvangen contante geldbedragen heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank omvat het voeren van een dergelijke administratie veel meer dan alleen de contante omzet, zoals door de verdediging is gesteld.
Ten aanzien van [verdacht bedrijf] B.V. is daarbij komen vast te staan dat een kasadministratie in het geheel ontbrak. [19] Ten gevolge daarvan konden de rechten en de plichten, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens van [verdacht bedrijf] B.V. niet te allen tijde (juist en volledig) blijken en is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 52 AWIR.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen niet worden afgeleid dat verdachte opzettelijk geen kasboekadministratie heeft gevoerd, terwijl het feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven. De rechtbank zal de verdachte rechtspersoon dan ook vrijspreken van het onder 6 impliciet primair ten laste gelegde.
Strafbaarheid van [verdacht bedrijf] B.V.
Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen ten aanzien van de strafbaarheid van de rechtspersoon [verdacht bedrijf] B.V. is de rechtbank van oordeel dat de strafbare gedragingen die ten grondslag liggen aan het bewezen verklaarde zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij in de periode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een rechtspersoon, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben zij en dier mededader,
contante geldbedragen, te weten een bedrag van 42.000 euro en 276.516,15 euro en
een bedrag van 14.397,90 euro, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde geldbedragen gebruik gemaakt,
immers hebben zij en dier mededader,
-een of meer van voornoemde geldbedragen gebruikt ten behoeve van het
(contant) betalen (uit naam van [verdacht bedrijf] B.V.) van facturen en/of bonnen en/of
haar (uit naam van [verdacht bedrijf] B.V.) contante betalingen verricht,
en
-een of meer van voornoemde geldbedragen contant gestort op een
bankrekening toebehorende aan [verdacht bedrijf] B.V.,
en
-een of meer van voornoemde geldbedragen als kasgeld aangewend ten
behoeve van [verdacht bedrijf] B.V. en/of als kasgeld ingebracht in [verdacht bedrijf]
B.V. en/of - al dan niet als kasgeld - aanwezig gehad binnen voornoemde
onderneming,
-een of meer van voornoemde geldbedragen (contant) voorhanden gehad,
terwijl zij en dier mededader wisten dat de geldbedragen
- onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit misdrijf.
2.
zij in de periode van 21 november 2012 tot en met 31 oktober 2015,
in Nederland,
als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een
administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet
gestelde eisen, een zodanige administratie niet heeft gevoerd,
immers:
ontbrak in verdachtes administratie een kasboek waaruit de geldstromen en/of rechten en verplichtingen voor zover betreffende contante geldbedragen konden worden afgeleid en vond er binnen [verdacht bedrijf] B.V. geen (administratieve) verantwoording plaats met betrekking tot aanwezige en gebruikte en betaalde en ontvangen contante geldbedragen,
ten gevolge waarvan de rechten en de plichten, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens van voornoemde [verdacht bedrijf] B.V. niet te allen tijde (juist en volledig) konden blijken (als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet Inzake Rijksbelastingen).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte rechtspersoon meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte rechtspersoon is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
  • artikel 420bis juncto artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikel 68 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken,
Feit 2:
het misdrijf:
het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte rechtspersoon strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte rechtspersoon voor het onder 1 ten laste gelegde te veroordelen tot een geldboete van € 75.000,-- en voor het onder 2 ten laste gelegde tot een geldboete van € 5.000,--.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om ingeval van een veroordeling voor het onder 1 ten laste gelegde te volstaan met een voorwaardelijke geldboete van € 25.000,-- in verband met de samenhang van deze strafzaak met de strafzaak tegen [medeverdachte 1] als (mede)bestuurder van de rechtspersoon.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte rechtspersoon heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het structureel witwassen van omvangrijke geldbedragen door het accepteren, voorhanden hebben en gebruikmaken van de (contant) ingebrachte geldbedragen, wat gericht is geweest op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Het in omloop zijn van dergelijke witgewassen geldbedragen uit crimineel vermogen heeft een sterk corrumperende werking en daardoor wordt bovendien de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Met haar handelen heeft de verdachte rechtspersoon opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Op het witwassen staan dan ook hoge straffen.
Het LOVS-oriëntatiepunt voor witwasfeiten neemt gezien het benadelingsbedrag
(categorie E) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt. Omdat het hier een verdachte rechtspersoon betreft neemt de rechtbank een geldboete als uitgangspunt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het de verdachte rechtspersoon betreffende uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat de verdachte rechtspersoon een blanco strafblad heeft.
Alle omstandigheden afwegende acht de rechtbank voor het onder 1 bewezen verklaarde oplegging van een geldboete van € 75.000,-- passend en geboden.
Het onder 2 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld als een overtreding. Naar het oordeel van de rechtbank is voor dit feit een onvoorwaardelijke geldboete op zijn plaats als signaalfunctie/voorbeeld dat niet-naleving van de fiscaal-administratiefrechtelijke voorschriften niet onbestraft blijft. De rechtbank acht op grond van het voorgaande voor het onder 2 bewezen verklaarde oplegging van een geldboete van € 5.000.-- euro passend en geboden.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van het onder de verdachte rechtspersoon in beslag genomen contante geldbedrag van € 42.000,--.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van voornoemd geldbedrag aan de verdachte rechtspersoon, aangezien het spaargeld betreft van bestuurder [medeverdachte 1] en met dat geld geen misdrijven zijn gepleegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd geldbedrag dient te worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op:
  • de artikelen 33, 33a, 47, 51, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht
  • artikel 52 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte rechtspersoon het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan de verdachte rechtspersoon onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken,
Feit 2:
het misdrijf:
het niet voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, begaan door een rechtspersoon.
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
voor het onder 1 bewezen verklaarde:
- veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 75.000,-- (vijfenzeventigduizend euro);

voor het onder 2 bewezen verklaarde:

- veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 5.000,-- (vijfduizend euro).
de in beslag genomen voorwerpen
verklaart verbeurd het onder de verdachte rechtspersoon in beslag genomen contante geldbedrag van € 42.000,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van het Team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost van de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur van Politie, met proces-verbaalnummer 15007-944, onderzoek 26Visser/LEFCE15007. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar zaakdossiers (ZD) en bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal
2.Waar in dit vonnis staat vermeld [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 5] wordt telkens bedoeld medeverdachte [medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 4] , medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 5]
3.ZD04 Witwassen, pagina 30-39
4.Proces-verbaal van bevindingen vaststellen geldbedrag, proces-verbaalnummer 15007-468, ZD04 Witwassen, pagina 155
5.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met bijlagen in beslag genomen goederen, ZD03 voorhanden hebben, pagina 34-43
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, proces-verbaalnummer 15007-941, ZD04 Witwassen, pagina 149
7.Proces-verbaal van bevindingen inzake contante betalingen en administratie van [verdacht bedrijf] , proces-verbaalnummer 15007-513-980, ZD04 Witwassen, pagina 159-160
8.ZD04 Witwassen, pagina 8 en Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot contante opnames en stortingen, proces-verbaalnummer 15007-942, ZD04 Witwassen, pagina 45-48
9.ZD04 Witwassen, pagina 8
10.ZD04 Witwassen, pagina 15
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , proces-verbaalnummer 15007-726, pagina ZD04 Witwassen, pagina 117-126
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , proces-verbaalnummer 15007-723, pagina ZD04 Witwassen, pagina 117-126
13.ZD04 Witwassen, pagina 3-9
14.ZD04 Witwassen, pagina 17 en Proces-verbaal van bevindingen inzake contante betalingen en administratie van [verdacht bedrijf] , proces-verbaalnummer 15007-513-980, ZD04 Witwassen, pagina 159-160
15.ZD04 Witwassen, pagina 16-17
16.ZD04, pagina 16
17.Proces-verbaal van bevindingen OVC 15007-665, ZD04 Witwassen, pagina 161-168
18.Vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR2003:AF7938; HR 26 april 2016, ECLI::NL:HR:2016:733 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1382
19.Proces-verbaal van bevindingen 15007-513-980, ZD04 Witwassen, pagina 160