ECLI:NL:RBOVE:2020:1994
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) wegens relevante justitiële gegevens en risico voor de samenleving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de minister voor Rechtsbescherming, omdat de verzoeker binnen de terugkijktermijn van vier jaar tweemaal met justitie in aanraking was gekomen, onder andere voor afpersing in vereniging met geweld. De verzoeker stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en dat hij spijt had van zijn daden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de afwijzing van de VOG gerechtvaardigd was. De rechter benadrukte dat de afwijzing niet alleen was gebaseerd op het objectieve criterium van de justitiële gegevens, maar ook op het subjectieve criterium, waarbij het risico voor de samenleving zwaarder woog dan het belang van de verzoeker bij afgifte van de VOG. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten om de VOG te weigeren, gezien de ernst van de feiten en het korte tijdsverloop sinds de laatste justitiecontacten. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.