ECLI:NL:RBOVE:2020:1846

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
8410293 \ EJ VERZ 20-104
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar gedrag van werknemer

In deze zaak heeft de werknemer, geboren op 6 januari 1985, op 25 maart 2020 een verzoek ingediend tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 29 januari 2020 door zijn werkgever, de besloten vennootschap Sebo Personeelsdiensten B.V., was gegeven. De werkgever had het ontslag gebaseerd op het verzwijgen van schade aan een leenauto en het liegen daarover. De kantonrechter heeft op 22 mei 2020 geoordeeld dat het ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet rechtsgeldig was, maar heeft de arbeidsovereenkomst wel ontbonden wegens verwijtbaar gedrag van de werknemer. De werknemer had zich op 27 januari 2020 ziek gemeld bij een inlener in plaats van bij zijn teamleider, wat in strijd was met het verzuimprotocol van de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door de schade aan de auto te verzwijgen en daarover te liegen, maar dat dit niet voldoende was voor een ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 juli 2020, met toekenning van een transitievergoeding van € 11.258,99 aan de werknemer. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8410293 \ EJ VERZ 20-104
Beschikking van de kantonrechter van 22 mei 2020
in de zaak van
[werknemer] ,wonende te Kampen,
verzoeker in het verzoek, verweerder in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. C.J.M. Fens,
tegen
de besloten vennootschap SEBO PERSONEELSDIENSTEN B.V.,gevestigd te IJsselmuiden,
verweerster in het verzoek, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.J.G. van der Donck.
Partijen zullen hierna [werknemer] en Sebo worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
[werknemer] heeft op 25 maart 2020 een verzoek ingediend tot vernietiging van het door Sebo aan hem gegeven ontslag op staande. Sebo heeft verweer gevoerd en een tegenverzoek gedaan tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarop heeft [werknemer] een verweerschrift met een zelfstandig tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 23 april 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zitting heeft via Skype plaatsgevonden in verband met overheidsmaatregelen die zijn uitgevaardigd als gevolg van de uitbraak van het Corona-virus. Sebo is vertegenwoordigd door [X] (directeur), vergezeld door de gemachtigde. [werknemer] is ook verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op 6 januari 1985, is op 1 april 2008 in dienst getreden bij Sebo. Vanuit Sebo werkte [werknemer] op uitzendbasis bij verschillende opdrachtgevers, laatstelijk bij Renewi Smink B.V. in de functie van kraanmachinist.
2.2.
Op 13 december 2011 hebben partijen een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gebruik van een bedrijfsauto, die door Sebo aan [werknemer] ter beschikking is gesteld. In de overeenkomst staat vermeld dat [werknemer] ontstane schade aan de auto direct aan Sebo dient te melden en dat [werknemer] de auto schoon en representatief dient te houden.
2.3.
In november 2016 is [werknemer] een bedrijfsongeval overkomen met als gevolg blijvend voetletsel. Vanwege het voetletsel bestond bij [werknemer] de wens om te rijden in een auto van de zaak met een automatische versnellingsbak in plaats van een handgeschakelde. Sebo heeft die wens ingewilligd en de bedrijfsauto laten ombouwen. Gedurende de ombouwperiode had [werknemer] een zwarte Fiat 500x leenauto tot zijn beschikking. [werknemer] heeft deze leenauto op 24 januari 2019 met schade ingeleverd bij een garage van Peugeot (Autopalace).
2.4.
Op 29 januari 2020 heeft Sebo [werknemer] op staande voet ontslagen. Bij brief van dezelfde dag heeft Sebo het ontslag bevestigd. In de brief is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)Gisteren(kantonrechter: 28 januari 2020)
aan het einde van de dag hebben wij elkaar telefonisch besproken. Ik heb bij jou in dit gesprek aangegeven dat mijn vertrouwen in jou op basis van alle feiten die er zijn, volledig weg is.
Wij hebben jou verzocht om gistermiddag bij ons op kantoor in IJsselmuiden langs te komen, om te praten over de dingen die gebeurt zijn in de afgelopen dagen. Je bent gisteren niet gekomen en hebt tegen je meerdere binnen ons bedrijf ( [Y] ) gezegd dat je niet ging komen en dat wij maar bij jou thuis moesten komen. Dit was niet haalbaar. Gisteravond tijdens ons telefoongesprek gaf je aan dat je niet kon komen omdat je van je huisarts niet uit huis mag gaan, dit vanwege geestelijke klachten. Hier was ons tot op dat moment niets van bekend.
Er is afgelopen maandag en gisteren veel te doen geweest rondom jou en een auto die wij tijdelijk voor jou geregeld hadden van de plaatselijke Peugeot garage hier in IJsselmuiden. Deze leenauto moest speciaal voor jou geregeld worden omdat wij hebben ingestemd met het regelen van een aangepaste auto voor jou met o.a. cruise control die er nog op gebouwd moest worden. Deze leenauto heb je een aantal dagen in gebruik gehad en heb jij vrijdag aan het eind van de werkdag teruggebracht naar de Peugeot garage. De mensen van deze garage zijn er zaterdag achter gekomen dat dit voertuig aanzienlijk veel schade had en dat heb jij bij ons niet gemeld. Je hebt maandag overdag telefonisch tegen [Z] en [Y] gezegd dat je van geen schade af wist en gaf gisteren aan het eind van de dag bij mij aan dat je tegen een betonpaal aangereden bent en er helemaal niets van gemerkt hebt. Ook heb je de schade niet opgemerkt toen je de auto weer neergezet hebt bij de Peugeot garage vrijdag aan het einde van de dag. Je hebt zelf een filmpje van het ongeval aan ons verstrekt en daaruit kan ik niets anders opmaken dat er nogal wat gebeurt tijdens deze aanrijding, dat je het zeker wel gemerkt moet hebben.
Gisteren in ons telefoongesprek gaf je bij mij aan dat er iemand van de Peugeot garage met jouw om de auto heen was gelopen tijdens het terug brengen en dat deze medewerker van Autopalace, net als jou, de schade ook niet was opgevallen. Vanmorgen heb ik uitgebreid contact gehad met de Peugeot garage. De mensen daar geven aan dat jij de auto bij de Peugeot garage hebt neergezet in het donker, dat je de sleutel hebt ingeleverd aan de balie en dat er verderniemand van de Peugeot garagesamen met jou om de auto is heengelopen die de schade ‘ook niet zou zijn opgevallen’.
Tevens heb jij je afgelopen maandag midden op de werkdag ziek gemeld (bij een leidinggevende die niet jouw leidinggevende is). Al veel vaker heb jij je in de achterliggende periode ziek gemeld en waren daarover bij ons twijfels. Gisteren overdag heeft jouw leidinggevende ( [Y] ) jou proberen te bellen, echter was je niet bereikbaar. Later op de dag heb jij [Y] gebeld. Je gaf aan dat je moest overgeven en dat je een zere voet hebt. Je hebt toen niets gezegd over wat je gisteren tegen mij zei; iets over geestelijke klachten. Je komt de gemaakte afspraken die staan in ons verzuimprotocol telkens niet na.
Ons en mijn vertrouwen in jou was bij ons al geruime tijd weg. Diverse vertrouwensbreuken die ons de laatste jaren passeerden zijn vastgelegd. Ik Verwijs je ook naar de bijlages. Uit het autocontract in de bijlage blijkt dat je schades aan meegegeven auto’s direct hoort te melden en dat je onze auto’s schoon en netjes behoort te behouden. Al veel vaker hebben wij jou aangesproken op jouw tekortkomingen hierin. Ook met het oog op bereikbaarheid tijdens ziekte, ziekmeldingen, afspraken rondom vrij vragen of vrij vragen m.b.t. het bezoek aan huisarts en of een specialist hebben wij diverse keren ervaren dat jij je niet aan de afspraken houdt of aan ons de juiste dingen verteld / anders doet dan afgesproken (verzuimprotocol) Onder andere [Y] en andere leidinggevende collega’s hebben nog diverse andere voorvallen met jou meegemaakt die het vertrouwen geen goed doen.
Nadat het bovengenoemde zich heeft laten passeren is mijn en ons vertrouwen in jou geheel weg. Hierdoor ontsla ik je per direct op staande voet.
(…)
(…)”
2.5.
Bij brief van 17 februari 2020 heeft [werknemer] geprotesteerd tegen het ontslag.
2.6.
Sebo heeft een schaderapport laten opstellen naar aanleiding van de autoschade. In dit rapport zijn de reparatiekosten begroot op € 3.906,02.

3.Het geschil

3.1.
[werknemer] verzoekt – kort gezegd – vernietiging van het op 29 januari 2020 gegeven ontslag op staande voet, doorbetaling van het loon met overige nevenvorderingen (wettelijke rente, wettelijke verhoging en de proceskosten).
3.2.
Sebo heeft verweer gevoerd.
3.3.
Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek verzoekt Sebo voorwaardelijk, voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden. Sebo baseert haar verzoek op artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, (subsidiair) onderdeel g en (meer subsidiair) onderdeel i, BW. Sebo verzoekt daarbij vaststelling van de transitievergoeding op nihil, althans op € 9.604,85 minus
€ 3.905,02 (zijnde de in 2.6. vermelde herstelkosten), kosten rechtens.
3.4.
[werknemer] verweert zich tegen het voorwaardelijk tegenverzoek van Sebo en verzoekt subsidiair de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2020 te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (7:669 lid 3, onderdeel g, BW). Daarnaast heeft [werknemer] verzocht Sebo te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 11.336,11, een billijke vergoeding van € 72.000,00 en de proceskosten.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan

4.De beoordeling

Het verzoek van [werknemer]
4.1.
heeft zijn verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
4.2.
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
4.3.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [werknemer] , die ten gevolge hebben dat van Sebo redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen Sebo als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop [werknemer] deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] , zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.4.
[werknemer] heeft niet bestreden dat het ontslag onverwijld is gegeven en onverwijld aan hem is meegedeeld, zodat daarvan wordt uitgegaan. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden, is of sprake is van een dringende reden.
4.5.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 29 januari 2020 met name dat [werknemer] de door hem veroorzaakte schade aan de leenauto zou hebben verzwegen en dat hij daarover zou hebben gelogen. Daarmee heeft [werknemer] in strijd gehandeld met de tussen partijen geldende overeenkomst met betrekking tot de bedrijfsauto (zie 2.2.), aldus Sebo. [werknemer] betwist dat en voert aan dat hij de autoschade op geen enkele manier heeft opgemerkt, zodat van verzwijgen en/of liegen geen sprake is.
4.6.
Gelet op de betwisting door [werknemer] , dient Sebo haar standpunt dienaangaande nader te onderbouwen. In dit verband heeft Sebo een filmpje van het ongeluk van waaruit de schade is voortgevloeid in het geding gebracht. Daarop is te zien dat [werknemer] bij het verlaten van een parkeerplek een betonnen paal schampt met de bijrijdersdeur. De paal komt deels van zijn plek en blijft contact houden met de auto totdat [werknemer] verder naar rechts bijstuurt en hij – na een korte stop – uiteindelijk de parkeerplek verlaat. [werknemer] heeft verklaard dat hij die korte stop maakte omdat de verkeerssituatie daartoe aanleiding gaf, maar dat is door Sebo betwist en een dergelijke verkeerssituatie is op grond van de beelden niet vast te stellen. Daarnaast heeft Sebo een aantal foto’s van de autoschade overgelegd. Uit die foto’s blijkt dat de bijrijdersdeur is ingedeukt en dat er schade is aan de wielkast en aan de velg van het rechterachterwiel. Op de foto’s is ook te zien dat sprake is van flinke lakschade over de hele lengte van de rechterkant van de auto. [werknemer] heeft niet bestreden dat genoemde schade is ontstaan als gevolg van het schampen van de paal. [werknemer] heeft verklaard dat hij na het ongeluk onderweg was naar de Peugeot garage om de leenauto in te leveren en dat hij onderweg een keer is gestopt om de auto vol te tanken. [werknemer] heeft desgevraagd niet ontkend dat de tankdop van de betreffende Fiat 500x aan de rechterkant, zijnde de schadekant, van de auto zit. [werknemer] heeft nog opgemerkt dat hij, nadat hij de auto naar de garage had gebracht, met een medewerker van de garage om de auto heen gelopen was en dat er toen geen schade is geconstateerd. Die opmerking is onjuist, want zelfs bij een oppervlakkige inspectie van de auto moet de schade zijn opgevallen. Dat een inspectie heeft plaatsgevonden heeft Sebo mede door middel van een overgelegde e-mail van een medewerker van de garage voldoende overtuigend weerlegd. Daarin wordt verklaard dat [werknemer] , toen hij de auto had teruggebracht, de sleutels van de auto meteen op de balie had neergelegd en dat hij daarna vrij snel vertrok, zonder dat de auto in zijn bijzijn is beoordeeld op schade.
4.7.
Tegenover de door Sebo naar voren gebrachte omstandigheden, staat slechts de enkele ontkenning daarvan door [werknemer] . Die ontkenning is ongeloofwaardig op grond van het filmpje van de aanrijding en de omvang van de schade. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat [werknemer] de autoschade wél heeft opgemerkt. Het voorgaande brengt met zich dat Sebo wordt gevolgd in haar stelling dat [werknemer] de schade heeft verzwegen en daarover heeft gelogen.
4.8.
Het tweede verwijt dat Sebo [werknemer] vooral maakt, is dat [werknemer] zich op 27 januari 2020 bij inlener Renewi heeft ziekgemeld in plaats van bij zijn teamleider binnen Sebo ( [Y] ). Volgens Sebo heeft [werknemer] daarmee in strijd gehandeld met het verzuimprotocol dat binnen Sebo van toepassing is. [werknemer] stelt dat hij zich bij de planner van Renewi heeft ziekgemeld, zodat voor de daaropvolgende dag een vervanger kon worden gezorgd. Dat heeft Sebo niet weersproken. Verder blijkt uit de stellingen van partijen dat de heer [Y] op de dag van de ziekmelding nog contact met [werknemer] heeft opgenomen. De ziekmelding heeft Sebo dus klaarblijkelijk diezelfde dag nog bereikt. Voor zover Sebo heeft bedoeld te stellen dat sprake is van structurele schendingen van het verzuimprotocol door [werknemer] , geldt dat Sebo dat standpunt niet nader heeft toegelicht met concrete voorbeelden. De kantonrechter zal daarom hieraan voorbijgaan.
4.9.
De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of de vaststaande verwijten, namelijk het verzwijgen en liegen, kwalificeren als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Zoals reeds hiervoor is overwogen moeten bij de beoordeling van een ontslag op staande voet álle omstandigheden worden meegewogen. Het verzwijgen van schade en daarover liegen is verwijtbaar, onacceptabel en ontoelaatbaar. [werknemer] had beter moeten weten. Daarentegen acht de kantonrechter het niet ondenkbaar dat het verzwijgen en liegen zijn ingegeven door vrees voor de mogelijke consequenties voor zijn dienstverband. De schade aan de auto was aanzienlijk en wellicht vreesde [werknemer] dat hij daarvoor zou opdraaien. Dat hij wellicht bang was voor eventuele consequenties is mede aannemelijk omdat uit het procesdossier, zoals bijvoorbeeld ook in de ontslagbrief, is gebleken dat [werknemer] vaak kwalijk werd genomen dat hij de auto niet altijd netjes en schoon hield. Verder is van belang dat [werknemer] een langjarig dienstverband bij Sebo (ongeveer 12 jaar) heeft en dat hij (nagenoeg) altijd goede beoordelingen heeft gekregen. Voor de schade zelf is hij niet aansprakelijk omdat gesteld noch gebleken is dat sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid. Het ontslag op staande voet heeft negatieve consequenties voor het vinden van een nieuwe baan. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat de handelwijze van [werknemer] geen ontslag op staande voet rechtvaardigt
4.10.
Bij dit alles komt nog dat uit de ontslagbrief niet blijkt, en door Sebo ook niet is gesteld, dat het verzwijgen van en het liegen over de schade aan de auto al voldoende was om tot ontslag op staande voet over te gaan én dat dit [werknemer] duidelijk was. Het ontslag op staande voet zou ook dan geen stand kunnen houden als het verzwijgen en het liegen wel voldoende zouden zijn om het ontslag te rechtvaardigen, omdat het hiervoor besproken tweede verwijt, de ziekmelding, niet gegrond is bevonden. Hetzelfde geldt in het omgekeerde geval en ook ten aanzien van de overige, in de ontslagbrief genoemde, hiervoor niet besproken vertrouwensbreuken (vgl. HR 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3126). De kantonrechter laat die vertrouwensbreuken mede daarom buiten bespreking.
4.11.
Het verzoek van [werknemer] om vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden toegewezen. Derhalve duurt de arbeidsovereenkomst nog voort en heeft [werknemer] recht op doorbetaling van het loon. De vordering van [werknemer] tot loonbetaling zal daarom worden toegewezen als na te melden. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW zal tot nihil worden gematigd, omdat [werknemer] boter op zijn hoofd heeft en de reactie van Sebo niet onbegrijpelijk is. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf de opeisbaarheid ervan tot de dag van de betaling.
Het tegenverzoek van Sebo
4.12.
Sebo heeft voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW. Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, wordt aan dit verzoek van Sebo toegekomen.
4.13.
[werknemer] is sinds 27 januari 2020 ziek. Het opzegverbod wegens ziekte staat gezien artikel 7:671b lid 6, onderdeel a, BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [werknemer] . Het verzoek is immers gebaseerd op verwijtbaar handelen van [werknemer] .
4.14.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
4.15.
Sebo heeft aan het ontbindingsverzoek dezelfde feiten als aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd. Zoals hiervoor al is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat [werknemer] verwijtbaar heeft gehandeld door het verzwijgen van de schade en het liegen daarover. Dit is onacceptabel. De kantonrechter begrijpt dat het vertrouwen van Sebo in [werknemer] hierdoor ernstig en onherstelbaar is geschaad. De handelwijze van [werknemer] levert daarom een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW. Herplaatsing ligt gelet op artikel 7:669 lid 1, laatste zin, BW niet in de rede.
4.16.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden per 1 juli 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
4.17.
Sebo heeft verzocht om op grond van artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW vast te stellen dat [werknemer] geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding. Volgens Sebo is de ontbinding namelijk het gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] . De kantonrechter volgt Sebo hierin niet. De handelwijze van [werknemer] is zeker kwalijk te noemen en hij had beter moeten weten, maar zijn handelen, hoe laakbaar ook, rechtvaardigt niet dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder dat hem een transitievergoeding toekomt.
4.18.
Voor de hoogte van de transitievergoeding wordt verwezen naar de berekening van [werknemer] in zijn verweerschrift, die Sebo niet heeft weersproken. De kantonrechter houdt daarbij - in tegenstelling tot [werknemer] - rekening met een ontbinding per 1 juli 2020. Dit betekent dat Sebo zal worden veroordeeld om een transitievergoeding van (12 1/6 ×1/3 × € 2.776,19 =) € 11.258,99 aan [werknemer] te betalen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de transitievergoeding te verrekenen met de autoschade, nu, zoals eerder al is overwogen, gesteld noch gebleken is dat de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [werknemer] .
4.19.
Het toekennen van een billijke vergoeding ten laste van Sebo kan alleen als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Sebo. Zoals hiervoor is overwogen, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens verwijtbaar handelen aan de zijde van [werknemer] . De door [werknemer] naar voren gebrachte omstandigheden in het licht van zijn stelling dat Sebo welbewust heeft aangestuurd op een onmogelijke terugkeer van [werknemer] , die overigens door Sebo zijn betwist, liggen niet aan het ontslag ten grondslag. De kantonrechter ziet dan ook geen grond voor het toekennen van een billijke vergoeding.
4.20.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Sebo geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken (artikel 7:686a lid 6 BW).
4.21.
In de uitkomst van alle verzoeken tezamen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
op het verzoek van [werknemer]
5.1.
vernietigt het gegeven ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Sebo tot betaling aan [werknemer] van het hem toekomende loon, gerekend vanaf 29 januari 2020 tot 1 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van opeisbaarheid van de betreffende loontermijnen tot aan de dag van de gehele betaling, zolang en voor zover sprake is van een loonbetalingsachterstand;
op het tegenverzoek van Sebo
5.3.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2020;
5.4.
veroordeelt Sebo om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 11.258,99;
op het verzoek en het tegenverzoek
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat beide partijen de eigen kosten dragen;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2020.