ECLI:NL:RBOVE:2020:1364

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
08-996039-12 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten in grootschalige btw-carrouselfraude met celstraffen en geldboetes

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen meerdere verdachten die betrokken waren bij een grootschalige, internationale btw-carrouselfraude. De rechtbank heeft in totaal zes verdachten veroordeeld tot celstraffen van maximaal vijf en een half jaar voor hun rol in deze fraude, die onder andere bestond uit valsheid in geschrift, belastingfraude, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Twee bedrijven zijn ook veroordeeld tot aanzienlijke geldboetes wegens witwassen. De rechtbank sprak één verdachte vrij van deelname aan de criminele organisatie, maar vond hem wel schuldig aan belastingfraude, waarvoor hij een voorwaardelijke celstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur kreeg opgelegd.

De zaak kwam aan het licht door een onderzoek van de FIOD, dat signalen ontving over verdachte activiteiten van verschillende vennootschappen die betrokken waren bij intracommunautaire leveringen van goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk geen of onjuiste aangiften omzetbelasting hebben gedaan, wat leidde tot te weinig belastingheffing. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, gezien zijn achtergrond als boekhouder, op de hoogte had moeten zijn van zijn verplichtingen en dat zijn handelen de belastingheffing ernstig ondermijnde. De rechtbank heeft de dagvaarding in bepaalde onderdelen nietig verklaard, maar vond de overige tenlasteleggingen voldoende bewezen.

De rechtbank heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de proceshouding van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en de verantwoordelijkheden van bestuurders in vennootschappen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-996039-12 (P)
Datum vonnis: 6 april 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1943 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Inhoudsopgave

1. Het onderzoek op de terechtzitting

2. De tenlastelegging

3. De voorvragen

3.1 Geldigheid van de dagvaarding
3.2 De overige voorvragen

4. De bewijsoverwegingen

4.1 Inleiding
4.2 Het standpunt van de officieren van justitie
4.3 Het standpunt van de verdediging
4.4 Het oordeel van de rechtbank
4.4.1 Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde BV’s en de rol van verdachte [verdachte]
4.4.2 [bedrijf 1] BV
4.4.3 [bedrijf 2] BV/ [bedrijf 2]
4.4.4 [bedrijf 3] BV
4.4.5 [bedrijf 4] BV
4.4.6 [bedrijf 5] BV
4.4.7 [bedrijf 6] BV
4.4.8 Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
4.4.9 Ten aanzien van feit 4
4.5 De bewezenverklaring

5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6. De strafbaarheid van verdachte

7. De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officieren van justitie
7.2 Het standpunt van de verdediging
7.3 De gronden voor een straf of maatregel

8. De toegepaste wettelijke voorschriften

9. De beslissing

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 september 2015, 12 oktober 2015, 11 september 2017, 23 april 2018, 3 en 10 december 2018, 7 en 13 februari 2019, 28 november 2019, 2 december 2019, 16 en 29 januari 2020, 6 en 13 februari 2020 en 24 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A.E.M. Doedens en mr. F.A. Demmers, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman
mr. A.C. Huisman , advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk niet of niet tijdig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met één of meer besloten vennootschappen of natuurlijke personen opzettelijk niet of niet tijdig de aangiften omzetbelasting van besloten vennootschappen heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door één of meer besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk niet of niet tijdig indienen van aangiften omzetbelasting;
2:
primair:
in de periode 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 6] BV en/of andere rechtspersonen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig indienen van aangiften omzetbelasting;
subsidiair:
in genoemde periode samen met [bedrijf 6] BV en/of andere rechtspersonen en/of natuurlijke personen opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting heeft ingediend;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door [bedrijf 6] BV, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting;
3:
primair:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, niet voldoen aan de verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
subsidiair:
in genoemde periode samen met één of meer besloten vennootschappen en/of natuurlijke personen niet heeft voldaan aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
meer subsidiair:
in genoemde periode medeplichtig is geweest aan/bij het door een aantal besloten vennootschappen, al dan niet samen met andere rechtspersonen of natuurlijke personen, niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie;
4:
in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, te weten valsheid in geschrifte, het opzettelijk niet, dan wel onjuist of onvolledig doen van aangiften omzetbelasting, het niet voldoen aan verplichtingen in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de administratie, en bedrieglijke bankbreuk.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
primair
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [bedrijf 1] B.V. (AH-542), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [bedrijf 2] B.V. (AH-019), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 3] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 7] (AH-530), en/of
 de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 5] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste en/of tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 8] B.V. (AH-536), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het tweede en/of derde en/of vierde kwartaal 2013 ten behoeve van [bedrijf 9] (AH-538)
niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [bedrijf 1] B.V. (AH-542), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [bedrijf 2] B.V. (AH-019),
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 3] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 7] (AH-530), en/of
 de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 5] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste en/of tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 8] B.V. (AH-536), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het tweede en/of derde en/of vierde kwartaal 2013 ten behoeve van [bedrijf 9] (AH-538)
niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
meer subsidiair
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [bedrijf 1] B.V. (AH-542), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over de maand(en) januari en/of februari en/of maart en/of april en/of mei 2011 ten behoeve van [bedrijf 2] B.V. (AH-019) en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 3] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 7] (AH-530), en/of
 de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [bedrijf 4] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 5] B.V. (AH-532), en/of
 de aangifte(n) omzetbelasting over het eerste en/of tweede kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 8] B.V. (AH-536), en/of
 de aangifte omzetbelasting over het tweede en/of derde en/of vierde kwartaal 2013 ten behoeve van [bedrijf 9] (AH-538)
niet, althans niet tijdig, heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en) , waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot het account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 administratieve handelingen verricht en/of laten verrichten ten behoeve van voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of de boekhouding gevoerd en/of laten voeren en/of voorgedaan en/of laten voordoen dat er een (volledige en juiste) boekhouding/administratie werd gevoerd, en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof (fen);
2.
primair
[bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Enschede en/of Hilversum en/of Losser en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [bedrijf 6] B.V. (AH-533) en/of
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Enschede en/of Hilversum en/of Losser en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [bedrijf 6] B.V. (AH-533)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst,
terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
meer subsidiair
[bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Enschede en/of Hilversum en/of Losser en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) , als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een groot aantal, althans één of meer(dere) (elektronische) aangifte(n) voor de omzetbelasting, waaronder onder meer:
 de aangifte(n) omzetbelasting over de periode april en/of mei en/of juni en/of juli en/of augustus en/of september en/of oktober 2011 ten behoeve van [bedrijf 6] B.V. (AH-533)
onjuist of onvolledig heeft/hebben gedaan bij (de) Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangifte(n) (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan omzet en/of (telkens) geen, althans een te laag en/of onjuist, bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Enschede en/of Hilversum en/of Losser en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest,
immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n) zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)nen) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en) en/of
 administratieve handelingen verricht en/of laten verrichten ten behoeve van voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of de boekhouding gevoerd en/of laten voeren en/of voorgedaan en/of laten voordoen dat er een (volledige en juiste) boekhouding/administratie werd gevoerd, en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
3.
primair
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] BV. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
 het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
 het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
 het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
 het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
 opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
 een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar/hun mededader(s) , onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld,
door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen,
welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was,
terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties,
en/of in vorenbedoelde vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot welk(e) feit(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)nen), althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
 het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
 het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
 het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
 het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
 opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
 een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar/hun mededader(s), onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld,
door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen,
welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven -dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was,
terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties,
en/of
was/waren, niet en/of onvolledig en/of in vervalste vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven;
meer subsidiair
[bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en) , althans alleen,
als administratieplichtige(n) die ingevolge de belastingwet verplicht was/waren tot
 het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en/of
 het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en/of
 het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en/of
 het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
 opzettelijk inlichtingen en/of gegevens en/of aanwijzingen onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raapleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse of verva1ste vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
 een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers, niet heeft/hebben bewaard,
immers heeft/hebben voornoemde rechtsperso(o)nen) en/of haar/hun mededader(s), onder meer,
(telkens) geen administratie gevoerd, althans geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) haar/hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of,
hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) de bedoelde administratie, althans onderdelen daarvan, in valse en/of vervalste vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld,
door in de bedoelde administratie en/of onderdelen daarvan, een of meerdere onjuiste en/of onvolledige en/of valse en/of vervalste factu(u)r(en) op te nemen, welke onjuistheid en/of onvolledigheid en/of valselijkheid hierin bestond dat op bedoelde factu(u)r(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld - zakelijk weergegeven –dat tussen de op de op de factuur genoemde rechtspersoon en de geadresseerde van die factu(u)r(en) een (legitieme) goederentransactie had plaatsgevonden en (ter zake daarvan) een geldbedrag verschuldigd was, terwijl er in werkelijkheid geen goederentransactie, althans geen legitieme goederentransactie, had plaatsgevonden en/of aan welke factu(u)r(en) geen reële overeenkomst(en) tot levering ten grondslag heeft/hebben gelegen, en/of terwijl er in werkelijkheid sprake was van schijntransacties,
en/of was/waren, niet en/of onvolledig en/of in vervalste vorm heeft verstrekt aan de inspecteur der belastingen,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven, hij, verdachte,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n) rechtsperso(o)nen) en/of natuurlijk(e) perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte,
 gegevens van voornoemde rechtsperso(o)n(en), waaronder onder meer de gegevens met betrekking tot de inschrijving van de rechtsperso(o)n(en) bij de Kamer van Koophandel en/of de gegevens met betrekking tot de bankrekening van het bedrijf en/of de pinpas(sen) behorend bij de (bedrijfs)rekening en/of de gegevens met betrekking tot account voor het internetbankieren van de (bedrijfs)rekening en/of overige gegevens benodigd voor het uitoefenen van de controle over het bedrijf, verstrekt aan één of meerdere medeverdachte(n), zodat bedoelde medeverdachte(n) namens en/of op naam en/of op rekening van de rechtsperso(o)n(en) kon handelen, en/of
 zichzelf en/of een ander persoon ingeschreven en/of in laten schrijven als bestuurder van voornoemde rechtsperso(o)n(en), terwijl in werkelijkheid één of meerdere andere perso(o)n(en) gebruik maakte(n) en/of handelde(n) namens de betreffende rechtsperso(o)n(en), en/of
 administratieve handelingen verricht en/of laten verrichten ten behoeve van voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of de boekhouding gevoerd en/of laten voeren en/of voorgedaan en/of laten voordoen dat er een (volledige en juiste) boekhouding/administratie werd gevoerd, en/of
 met voornoemde rechtsperso(o)n(en), een of meerdere (goederen)transactie(s) verricht en/of laten verrichten, welke (goederen)transactie(s) geen legitiem doel had/hadden en/of welke welke transactie(s) (een) schijntransactie(s) betrof(fen);
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 te Apeldoorn en/of Almelo en/of Almere en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Eindhoven en/of Enschede en/of Hengelo en/of Hilversum en/of Hoogeveen en/of Losser en/of Tubbergen en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen, aan een organisatie,
bestaande uit
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [verdachte] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [bedrijf 10] B.V. en/of [bedrijf 11] B.V. en/of [bedrijf 12] BV en/of [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 7] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 8] B.V. en/of [bedrijf 9] en/of [bedrijf 6] B.V. en/of [bedrijf 13] B.V. en/of [bedrijf 14] B.V. en/of een/of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk te weten:
 valsheid in geschrifte, als bedoeld in artikel 225 Wetboek van Strafrecht, en/of
 het opzettelijk niet en/of onjuist en/of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangifte(n) omzetbelasting, terwijl die/dat feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven (BTW-carrousselfraude), als bedoeld in artikel 69 eerste en/of tweede lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 het opzettelijk begaan van een of meer feit(en) als omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel a en/of b en/of c en/of d en/of e en/of f en/of g, als bedoeld in artikel 69, eerste en/of tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, en/of
 bedrieglijke bankbreuk, als bedoeld in artikel 341 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding - partiële nietigheid
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn, alsmede met vermelding van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Bij de uitleg van deze bepaling staat de vraag centraal of de verdachte zich op basis van de tenlastelegging goed kan verdedigen. Ook voor de rechter moet de tenlastelegging begrijpelijk zijn. De eis van ‘opgave van het feit’ wordt zo uitgelegd dat het geheel in de eerste plaats duidelijk en begrijpelijk moet zijn, in de tweede plaats niet innerlijk tegenstrijdig en in de derde plaats voldoende feitelijk.
Onder 1, 2 en 3 wordt verdachte steeds verweten dat hij primair als feitelijke leidinggever/opdrachtgever, subsidiair als medepleger, meer subsidiair als medeplichtige betrokken is geweest bij het niet (tijdig), onvolledig of onjuist doen van aangiften omzetbelasting en het niet voldoen aan de administratieverplichtingen door met naam genoemde rechtspersonen
‘en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)’. De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is wie wordt bedoeld met
'en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)'.Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
'en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)'onder feiten 1, 2 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank heeft reeds ter zitting van 12 oktober 2015 geoordeeld dat de dagvaarding in zoverre partieel nietig wordt verklaard.
Onder feiten 1 en 2, in alle ten laste gelegde varianten, wordt verdachte verweten dat hij betrokken is geweest bij het niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist doen van aangiften, te weten
‘een groot aantal….waaronder onder meer’,waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke aangiften volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere aangiften dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
‘een groot aantal….waaronder onder meer’onder feiten 1 en 2, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding ook in zoverre partieel nietig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het overige de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Aanleiding onderzoek FIOD
In 2011 – 2012 zijn bij het Coördinatiepunt btw-fraude van de Belastingdienst/FIOD signalen binnengekomen met betrekking tot diverse in Nederland gevestigde rechtspersonen en aan hen gedane intracommunautaire leveringen van goederen als computeronderdelen, Playstations en iPhones. Die signalen hadden onder meer betrekking op de BV’s [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 15] BV. Na eerste controles werd op 12 december 2012 in het Tri Partite Overleg (TPO) besloten om ten aanzien van genoemde vennootschappen - en de hieraan verbonden natuurlijke personen - een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de gang van zaken rond de in- en verkoop en facturering in relatie tot goederenstromen van elektronica rond genoemde rechtspersonen vanaf 1 januari 2011. [2] In een volgend TPO, op 27 maart 2013, werd besloten om verdachten die tijdens het lopende onderzoek nog naar voren zouden komen ook bij het onderzoek te betrekken. De bevindingen hebben bij de Belastingdienst/FIOD geleid tot een vermoeden dat sprake was van btw-carrouselfraude.
Btw-carrouselfraude
De term btw-carrouselfraude wordt gebruikt voor een samenstel van strafbare, frauduleuze, gedragingen waarbij minimaal één bedrijf (een zogenaamde ‘ploffer’) in een handels- en facturenketen geen btw afdraagt aan de fiscus. Dat bedrijf brengt vervolgens wel btw in rekening bij zijn afnemers.
De schakels in de handelsketen na de ploffer - zogenaamde ‘buffers’- vragen de btw terug.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Op basis van eerste onderzoek heeft de FIOD de volgende ondernemingen als vermoedelijke ploffers aangemerkt: [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 6] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 15] BV en [bedrijf 16] BV. De eenmanszaken [bedrijf 7] ( [naam 1] ) en [bedrijf 17] ( [naam 2] ) werden als vermoedelijke buffers aangemerkt. [3]
[bedrijf 11] en [bedrijf 10]
Tijdens het onderzoek door de FIOD kwamen de bedrijven [bedrijf 10] BV (hierna: [bedrijf 10] ) en [bedrijf 11] BV (hierna: [bedrijf 11] ) telkens als afnemer naar voren in verschillende handelsketens met vermoedelijke ploffer - en bufferbedrijven. [4] De bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 10] waren bij de Kamer van Koophandel omschreven als groothandel in witgoed, audio- en videoapparatuur en elektronische en telecommunicatieapparatuur en onderdelen. [5] Uit het onderzoek bleek dat [bedrijf 10] voornamelijk handelde in ‘risicogoederen’ in het kader van btw-carrouselfraude als iPhones, cpu’s, iPads, harde schijven en spelcomputers. [6] [bedrijf 11] was een groothandel in computeronderdelen. [7] Op basis van de bevindingen rond [bedrijf 10] en [bedrijf 11] heeft de FIOD gerelateerd dat de directeuren/feitelijke leidinggevenden van genoemde bedrijven zich vermoedelijk schuldig maakten aan fraude en dat [bedrijf 10] en [bedrijf 11] vermoedelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting hadden geclaimd. [8]
Betalingsplatforms
De FIOD heeft geconstateerd dat de elektronicagoederen aan het eind van de keten via de eindschakel (een binnenlands bedrijf) veelal werden verhandeld naar een andere lidstaat waarbij ze regelmatig weer terechtkwamen bij de oorspronkelijke leverancier.
Er bleek sprake te zijn van het gebruik van betalingsplatforms die, zo vermoedde de FIOD, zijn gebruikt om de fraude te kunnen plegen en crimineel verkregen geld - gegenereerd door het niet afdragen van omzetbelasting door de plofferbedrijven - wit te wassen. De bedrijven/betalingsplatforms [bedrijf 18] Ltd. en [bedrijf 19] werden verdacht van betrokkenheid bij de btw-carrouselfraude. De FIOD vermoedde dat inzicht in de wijze waarop de verdeling van dat geld plaatsvond bewust werd gefrustreerd door het betalingsverkeer onoverzichtelijk te maken. [9]
De betalingsplatforms maakten gebruik van bankrekeningen in het buitenland waarbij over één bankrekening de transacties van meerdere bedrijven plaatsvinden. Van de buitenlandse bankrekening werd een extra (schaduw)administratie bijgehouden die als ‘black box’ functioneerde. [10]
De rollen van de verdachten
In het onderhavige dossier zijn de bijdragen die de verdachte natuurlijke personen zouden hebben geleverd bij het plegen van btw-carrouselfraude ingedeeld aan de hand van verschillende rollen met daarbij een globale beschrijving van de bijdragen die zouden zijn geleverd.
Deze rollen zijn de volgende.
Katvangers: formele bestuurders en leidinggevenden van de BV’s of eenmanszaken die fungeren als ploffer- en bufferbedrijven, terwijl in werkelijkheid anderen de zeggenschap hebben over die ondernemingen en/of aan die ondernemingen feitelijke leiding geven.
Systeembouwer: een ‘systeembouwer’ levert bedrijven aan die als ploffer en/of buffer kunnen worden gebruikt voor de btw-carrouselfraude. De systeembouwer zorgt tevens voor een snelle vervanging van een niet meer bruikbare onderneming en voor aansturing van katvangers.
Coördinator van goederen- en facturenstromen: deze persoon speelt een actieve rol in de coördinatie van goederen- en factuurstromen en betalingen en/of is aanspreekpunt voor logistieke dienstverleners.
Beheerder van betalingsplatforms: een beheerder van betalingsplatforms stuurt ondernemingen, betalingsplatforms en het betalingsverkeer aan.
4.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onder 1 en 3 ten laste gelegde ter zake [bedrijf 9] , [bedrijf 8] BV en [bedrijf 7] .
Daartoe hebben zij gesteld dat verdachte van diverse in de carrouselfraude betrokken ondernemingen bestuurder is geweest. Hij wist dat het niet pluis was wat medeverdachte [medeverdachte 5] deed, maar desondanks bleef hij betrokken bij de bedrijven en de handel van [medeverdachte 5] .
De officieren van justitie hebben verder gesteld dat verdachte binnen de organisatie één van de personen was die verantwoordelijk was voor de ploffers. Iedere verdachte had een eigen rol binnen de organisatie. De organisatie had ten doel btw-carrouselfraude te plegen en het daarmee verdiende geld af te romen. Om de fraude te plegen hebben verdachten valsheid in geschrifte gepleegd, opzettelijk geen of onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan, administraties niet of onjuist bijgehouden en faillissementsfraude gepleegd.
Bij de bespreking van de afzonderlijke verwijten zal de rechtbank, waar nodig, nader op de standpunten ingaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte een aantal bedrijven op naam heeft genomen zonder afdoende zicht op de boeken te hebben gehad, maar dat zulks nog niet leidt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit voor de feiten 1, 2 en 4.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, met uitzondering van het ter zake [bedrijf 6] BV subsidiair ten laste gelegde en dan, meer specifiek, het medeplegen van het niet verstrekken van inlichtingen en gegevens, waarvoor de verdediging zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij de bespreking van de afzonderlijke verwijten zal de rechtbank, waar nodig, nader op de verweren ingaan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank, op basis van wettige bewijsmiddelen, zoals hierna weergegeven, tot een bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan vrijspreekt.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4.1
Algemene overwegingen ten aanzien van het bewijs met betrekking tot de ten laste gelegde BV’s en de betrokkenheid van verdachte [verdachte]
Verdachte heeft tijdens zijn verhoren bij de FIOD verklaard dat hij boekhouder is [11] en dat hij in 2011 aan de [adres 2] te Enschede een eigen boekhoudkantoor had. Verdachte was op zoek naar meer werk en vroeg in zijn kennissenkring of iemand een ondernemer kende die een boekhouder nodig had. Naar aanleiding daarvan werd hij benaderd door medeverdachte [medeverdachte 5] . [12] Zijn eerste ontmoeting met [medeverdachte 5] heeft in april 2011 plaatsgevonden en de volgende op 16 mei 2011. [13]
Enkele weken voor 14 september 2011 sprak verdachte voor het eerst met [medeverdachte 5] over de mogelijke overname van een vennootschap. Verdachte wilde graag een bestaande BV overnemen omdat hij dan niet een startbedrag van € 18.000,-- nodig had. [14] Hij wilde een bestaande BV gaan gebruiken voor zijn werkzaamheden als boekhouder. [15] Als reden voor zijn keuze voor een BV in plaats van een eenmanszaak heeft verdachte tijdens zijn tweede verhoor bij de FIOD opgegeven dat sprake was van een schuld van ruim € 266.000,-- vanwege een faillissement van het bedrijf ‘ [bedrijf 20] ’. Voor de schuldeisers van [bedrijf 20] zou het moeilijker zijn om verdachte te traceren als hij zijn activiteiten zou onderbrengen in een BV dan wanneer hij dat zou doen met een eenmanszaak. [16]
Het contact tussen verdachte en [medeverdachte 5] leidde ertoe dat verdachte administratieve werkzaamheden voor meerdere vennootschappen zou gaan verrichten. [medeverdachte 5] deed verdachte meermalen de toezegging dat hij per bedrijf of stichting, maandelijks een bedrag van € 150,-- zou ontvangen. Verdachte heeft onder meer administratieve werkzaamheden verricht voor de BV’s [bedrijf 6] BV, [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5] BV. [17] Verdachte ging met [medeverdachte 5] mee ‘op tournee’ om in contact te komen met eigenaren van bedrijven die in zwaar weer verkeerden of die werk nodig hadden; hij ging mee omdat hij hoopte via die contacten meer werk te krijgen. [18]
Rond oktober of november 2011, toen de controleambtenaar van de Belastingdienst [getuige 1] op bezoek kwam, kwam verdachte erachter dat [medeverdachte 5] mogelijk verkeerde contacten had. Verdachte hield zich daar zelf niet mee bezig, omdat hij [medeverdachte 5] nodig had nu deze hem, verdachte, veel werk en verdiensten in het vooruitzicht stelde. [19] Als [medeverdachte 5] bedrijven aanleverde aan verdachte kwam hij meestal met een paar mappen en hij vroeg dan aan verdachte om er eens naar te kijken. Soms werd verdachte dan zelf bestuurder, en soms iemand anders, dat gebeurde in overleg. [20] Boven de vennootschap werd meestal een stichting geplaatst of er zat al een stichting boven; een notaris had dit aan [medeverdachte 5] geadviseerd. [21]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die een aan hem tijdens een verhoor voorgehouden document heeft opgemaakt, dat is aangetroffen in de woning van verdachte in Duitsland [22] , zijnde een overzicht van bedrijven waar verdachte sinds 2011 als middellijk of onmiddellijk bestuurder ingeschreven heeft gestaan. Bovenaan de lijst staat de handgeschreven aantekening ‘voor [medeverdachte 5] ’. [23] Verdachte heeft verklaard die lijst te hebben gemaakt op verzoek van [medeverdachte 5] omdat, zo meende verdachte zich te herinneren, [medeverdachte 5] ‘er ook niet meer uit kwam’. [24]
Gevraagd naar een reactie in verband met het feit dat de bankrekeningen van enkele stichtingen zijn gebruikt voor betalingen van forse geldbedragen aan [medeverdachte 5] , heeft verdachte verklaard dat hij op een zeker moment in ‘het schuitje zat’ en wel ‘moest meevaren’. Hij kon de dingen die mogelijk niet klopten niet zelf rechtzetten. Verdachte heeft verklaard enorm te zijn misbruikt door [medeverdachte 5] en bij het overnemen van de bedrijven niet de intentie te hebben gehad om fraude te plegen. [25]
Ter terechtzitting heeft verdachte de hiervoor weergegeven verklaringen gehandhaafd en verklaard dat hij telkens bestuurder van een BV werd op verzoek van [medeverdachte 5] . In aanvulling hierop heeft verdachte nog verklaard dat [medeverdachte 5] hem had verteld dat hij hem tien tot twaalf bedrijven kon aanleveren en dat hij, verdachte, steeds hoopte dat daar administratief werk voor hem uit zou voortvloeien. [26]
Een belangrijk deel van de door verdachte afgelegde verklaringen vindt bevestiging in het dossier, waaronder in de verklaringen van medeverdachten en/of getuigen.
Uit de verschillende uittreksels van de Kamer van Koophandel – als hierna weergegeven – blijkt dat verdachte tijdens de ten laste gelegde periode (middellijk of onmiddellijk) bestuurder is geweest van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde vennootschappen [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 6] BV.
Controleambtenaar [getuige 1] voornoemd is gehoord als getuige en heeft verklaard dat hij begin 2011 via het Coördinatiepunt btw-fraude een controleopdracht kreeg met betrekking tot de vennootschap [bedrijf 1] BV. In februari 2011 ging hij naar het adres van [bedrijf 1] BV dat op de facturen stond; [adres 3] te Oldenzaal, maar dat adres bleek niet meer in gebruik als kantoor van [bedrijf 1] BV. Op basis van verkregen informatie kreeg [getuige 1] het idee dat [verdachte] boekhouder was van [medeverdachte 5] . [getuige 1] vernam dat [verdachte] een administratiekantoor aan de [adres 2] te Enschede zou hebben.
Na enkele vruchteloze pogingen om middels uitnodigingen in contact te komen is het [getuige 1] gelukt om verdachte te spreken over de meerdere vennootschappen waar verdachte bij betrokken was. [getuige 1] heeft in de periode vanaf eind 2011 tot en met de zomer van 2012, vier of vijf maal met verdachte gesproken over de administratie van onder meer [bedrijf 2] BV, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 6] BV. Verdachte kwam echter steeds met een ander excuus om geen gegevens te verstrekken, aldus [getuige 1] : of hij had (nog) geen administratie, of de computer of de printer werkte niet. [27]
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft in reactie op het hem voorgehouden, reeds genoemde, door verdachte gemaakte overzicht van bedrijven met daarop handgeschreven de aantekening ‘voor [medeverdachte 5] ’ verklaard dat dat allemaal bedrijven zijn die [verdachte] van hem had overgenomen. [28]
De rechtbank zal hierna per vennootschap de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten en de rol van verdachte en zijn aandeel bij de ten laste gelegde gedragingen bespreken.
4.4.2
[bedrijf 1] BV
Tijdens het FIOD onderzoek kwam uit het systeem ‘ VIES ’ [29] een melding naar voren naar aanleiding van intracommunautaire leveringen aan de Nederlandse onderneming [bedrijf 1] BV (hierna: [bedrijf 1] ). [30]
De activiteiten van deze BV waren sinds 30 mei 2007 onder meer: beheer en financiering, advisering, consultancy en management, begeleiding en re-integratie. Met ingang van 7 januari 2011 werden de activiteiten uitgebreid met de omschrijvingen ‘import, export en handelsbemiddeling’. De handelsnaam van [bedrijf 1] is [bedrijf 1] .
Vestigingsadres sinds 1 februari 2011 is de [adres 4] te Hilversum, en sinds 1 oktober 2011 [adres 5] , te Hilversum (tevens bezoekadres). Zowel medeverdachte [medeverdachte 5] (in de periode 17 februari 2011 tot en met 23 december 2011) als verdachte (in de periode 24 juni 2011 tot en met 23 december 2011) stonden ingeschreven op het adres [adres 5] te Hilversum, welk adres toebehoorde aan de broer van verdachte, [naam 3] . [31] [32] [33] [bedrijf 1] is bij uitspraak van 16 november 2011 in staat van faillissement verklaard (curator mr. E. Verwey ). [34]
Enig aandeelhouder van [bedrijf 1] tot 21 oktober 2011 was [naam 4] en vanaf die datum tot 16 november 2011 [naam 5] . [naam 5] was tevens van 31 december 2010 tot 25 januari 2011 alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder.
Vanaf 25 januari 2011 was verdachte alleen en zelfstandig bevoegd bestuurder van [bedrijf 1] .
Toen [naam 5] begin 2011 uit [bedrijf 1] wilde stappen heeft [medeverdachte 5] geregeld dat [verdachte] , verdachte, zijn opvolger werd. [naam 5] heeft verklaard dat hij nooit bankafschriften van [bedrijf 1] heeft gezien en van transacties geen weet heeft gehad. [35]
Verdachte is op 14 september 2011 met [medeverdachte 5] naar de Kamer van Koophandel gegaan om zich aan te melden als bestuurder. Zijn voorganger, [naam 5] , was daar toen in het gebouw van de Kamer van Koophandel aan het werk en vroeg hem om de bestuursfunctie van [bedrijf 1] op papier eerder over te nemen dan 14 september 2011. Verdachte heeft daarop de vennootschap op zijn naam gezet met terugwerkende kracht vanaf 25 januari 2011. [36]
Enkele weken daarvoor had [medeverdachte 5] hem al verzekerd dat met [bedrijf 1] in 2011 geen enkele activiteit was verricht; [naam 5] bevestigde dat op 14 september 2011. Verdachte heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 5] in het najaar van 2011 van [bedrijf 1] niet meer dan drie ordners heeft ontvangen met verouderde gegevens, zijnde telefoonlijsten, van vóór 2011 [37] ; [medeverdachte 5] verzekerde hem dat in 2011 met [bedrijf 1] geen enkele activiteit was verricht en verdachte vertrouwde daarop, mede door de inhoud van de ordners. [38] Gevraagd naar de prijs die verdachte voor overname van [bedrijf 1] heeft moeten betalen, heeft verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 5] heeft afgesproken dat hij eventuele achterstallige aangiften zou doen, dat hij de boekhouding zou doen en dat hij de jaarstukken zou deponeren. Ontbrekende stukken zouden hem nog verstrekt worden. In de ordners ontbraken de bankafschriften van [bedrijf 1] over de jaren 2010 en 2011. [39] [bedrijf 1] was voor verdachte ‘een BV op de plank’, zo heeft hij verklaard. [40]
Ten aanzien van handelsstromen [bedrijf 1] , de aangifte omzetbelasting van [bedrijf 1] over januari 2011 en de administratieverplichtingen van [bedrijf 1]
Op basis van het VIES [41] -systeem is vastgesteld dat [bedrijf 1] in het eerste kwartaal van 2011 voor een bedrag van in totaal € 553.345,-- intracommunautair heeft verworven. [42] Aan [bedrijf 1] is door het Duitse bedrijf [bedrijf 21] geleverd over het eerste kwartaal van 2011 voor een bedrag van € 312.750,-- en door het Engelse bedrijf [bedrijf 22] (UK) Ltd voor een bedrag van € 240.595,--. Uit informatie uit Zweden komt verder naar voren dat de intracommunautaire verwervingen voor een bedrag van € 310.502,-- hoger liggen.
[bedrijf 1] heeft over de maand januari 2011 geen aangifte omzetbelasting gedaan bij de Belastingdienst. [43]
Verdachte heeft verklaard dat hij de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het account van [bedrijf 1] bij de Belastingdienst aantrof in één van de drie ordners die hij van [medeverdachte 5] in de zomer van 2011 heeft gekregen en dat hij na het inloggen zag dat [bedrijf 1] haar fiscale verplichtingen niet was nagekomen. [44] Verdachte heeft naar aanleiding hiervan niet uit eigen beweging contact met de Belastingdienst opgenomen, hetgeen ook blijkt uit de eerder besproken en ook hierna weergegeven getuigenverklaring van controleambtenaar [getuige 1] . [45] Noch verdachte noch [medeverdachte 5] heeft bij de Belastingdienst navraag gedaan in verband met de fiscale verplichtingen.
De Belastingdienst zelf had op 20 januari 2011 een uitnodiging verzonden aan [bedrijf 1] voor het doen van aangifte; in het bericht stond echter geen uiterste termijn. [46] De uiterste inleverdatum voor de belastingaangifte van [bedrijf 1] over januari 2011 was 28 februari 2011.
Het dossier bevat een brief van [naam 6] van de Belastingdienst van 3 februari 2011, gericht aan [bedrijf 1] en met als onderwerp ‘Beëindiging belastingplicht omzetbelasting’. Uit deze brief blijkt dat de Belastingdienst in februari 2011 aan [bedrijf 1] te kennen heeft gegeven dat, nu [bedrijf 1] al enige tijd geen aangiften meer had ingediend, de Belastingdienst aannam dat met de vennootschap geen activiteiten meer plaatsvonden. De aangifteverzending werd om die reden beëindigd. In dezelfde brief is aan [bedrijf 1] te kennen gegeven dat, indien de vennootschap opnieuw belastbare handelingen zou gaan verrichten, op haar de verplichting rustte - op grond van artikel 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 3 lid 1 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 - om zelf te verzoeken om uitreiking van aangiften. Na ontvangst van een dergelijk verzoek zou uitreiking van aangiften door de Belastingdienst weer worden opgestart. [47]
Ten aanzien van zijn administratieverplichtingen als bestuurder van [bedrijf 1] heeft verdachte verklaard dat hij bij de Kamer van Koophandel de jaarstukken heeft bekeken en dat hij zag dat sprake was van een laatste balans over 2008. Verdachte is daarnaast, als gezegd, volledig afgegaan op de uitlatingen van [medeverdachte 5] en zijn voorganger [naam 5] dat met de vennootschap in 2011 niets was gebeurd. [48] [medeverdachte 5] beloofde hem stukken te zullen aanleveren, maar verdachte kreeg niets en heeft daar genoegen mee genomen. [49]
Controleambtenaar [getuige 1] heeft verklaard dat hij in de periode van eind 2011 tot en met de zomer van 2012 vier tot vijf keer met verdachte heeft gesproken over de noodzaak van het verstrekken van administratie van zijn vennootschappen. Verdachte kwam toen telkens met een ander verhaal waardoor hij geen administratie kon laten zien. [getuige 1] heeft verklaard dat hij, wat hij ook probeerde, van geen enkele bestuurder of aandeelhouder van [bedrijf 1] over het jaar 2011 administratie heeft gekregen. [50]
4.4.3
[bedrijf 2] / [bedrijf 2]
BV (hierna: [bedrijf 2] ) is opgericht op 23 september 1997. De BV was gevestigd aan de [adres 5] te Hilversum, zijnde het adres, waar, zoals hiervoor omschreven, zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 5] ingeschreven stonden. De statutaire vestigingsplaats was Enschede. De activiteiten van [bedrijf 2] hebben bestaan uit: het ontwikkelen van vastgoed, handel in keukenapparatuur en witgoed, alsmede alle voorkomende elektronica. De handelsnaam van [bedrijf 2] was ‘ [website 1] ’. [51]
Op 22 juni 2011 is [bedrijf 2] failliet verklaard. De curator was mr. A.C. Huisman . Enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] was tot 31 december 2010, [naam 7] , alleen/zelfstandig bevoegd. Sinds 31 december 2010 is [bedrijf 23] BV enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . [52] Op dezelfde dag, 31 december 2010, is de [stichting 1] - opgericht op 30 maart 2010 door [naam 8] , gevestigd te Emmen [53] - enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 23] BV geworden. [54]
Bestuurders van de [stichting 1] waren achtereenvolgens:
- [naam 8] , van 25 maart 2010 tot 22 februari 2011;
- [medeverdachte 5] , van 22 februari 2011 tot 10 maart 2011;
- [verdachte] , verdachte, van 10 maart 2011 tot 6 juni 2011;
- [naam 9] , van 6 juni 2011 tot 22 juni 2011 (datum faillissement).
Verdachte heeft verklaard dat hij met terugwerkende kracht bestuurder is geworden. Op 10 maart 2011 kende verdachte [medeverdachte 5] nog niet. Verdachte is op 30 mei 2011 naar de Kamer van Koophandel gegaan en is toen met terugwerkende kracht bestuurder van de [stichting 1] geworden. [55]
Verdachte heeft tijdens een gesprek met controleambtenaar [getuige 1] – in reactie op een verzoek om administratie van BV’s aan te leveren - een aantal overeenkomsten aan [getuige 1] overhandigd. [56] Eén van de overeenkomsten betrof een overeenkomst gedateerd 27 februari 2011, volgens de tekst opgemaakt tussen verdachte en [medeverdachte 5] . Volgens de overeenkomst neemt verdachte de [stichting 1] met de aandelen van [bedrijf 23] BV en [bedrijf 2] over van [medeverdachte 5] voor een bedrag van € 2.000,-- en wordt de hele boekhouding met de bijbehorende bankpassen overhandigd aan verdachte. [57]
Daarnaast heeft verdachte aan [getuige 1] een overeenkomst overhandigd gedateerd 6 juni 2011 volgens welke overeenkomst [naam 9] de [stichting 1] overneemt van verdachte, eveneens voor een bedrag van € 2.000,--, met de aandelen van [bedrijf 23] BV, [bedrijf 2] en [bedrijf 6] BV en de bijbehorende bankpassen. [58]
Over de handtekening op de overeenkomst van 27 februari 2011 heeft [medeverdachte 5] verklaard dat dat zijn handtekening is en dat hij nog weet dat hij toen heeft bemiddeld. Verdachte heeft verklaard dat de handtekening op genoemde overeenkomst niet zijn eigen handtekening is, aangezien hij, [verdachte] , altijd ondertekent met [verdachte] , en dat hij de in de overeenkomst genoemde administratie, de hele boekhouding, alsmede de bankpassen, van de [stichting 1] , alsmede [bedrijf 23] BV en [bedrijf 2] nooit van [medeverdachte 5] heeft gekregen. [59]
Ten aanzien van de overeenkomst van 6 juni 2011 heeft verdachte verklaard dat dat een overeenkomst is die hij zelf heeft opgemaakt en dat zijn eigen handtekening eronder staat. [60] Verdachte heeft over de overeenkomst verklaard – kort weergegeven – dat [naam 9] de overeenkomst niet in zijn aanwezigheid heeft ondertekend, dat hij [naam 9] helemaal niet kende en dat [medeverdachte 5] tussenpersoon is geweest tussen hem en [naam 9] . [medeverdachte 5] had de door verdachte ondertekende overeenkomst meegenomen en verdachte kreeg deze later weer, ondertekend, van [medeverdachte 5] terug. [61] Verdachte kreeg geen gegevens van [medeverdachte 5] en daarom wilde hij van de onderneming af. Door het opstellen van de overeenkomst wilde hij het probleem bij [naam 9] neerleggen. [62]
Verdachte heeft verklaard dat hem voorafgaand en tijdens zijn aanstelling als bestuurder van [bedrijf 2] en [stichting 1] door [medeverdachte 5] nooit is verteld dat met de BV iets werd gedaan. Verdachte is samen met [medeverdachte 5] naar de Kamer van Koophandel gegaan toen hij, via [stichting 1] , bestuurder werd van [bedrijf 2] . [63]
Handels- en facturenstromen [bedrijf 2]
Uit het systeem ‘ VIES ’ bleek dat [bedrijf 2] in het jaar 2011 over de eerste drie kwartalen voor een bedrag van in totaal € 3.398.914,-- aan intracommunautaire leveringen had verworven. [64]
Genoemd bedrag bestond ten aanzien van de eerste twee kwartalen van 2011 uit de volgende bedragen:
Naam
Land
1e kw 2011
2e kw 2011
[bedrijf 24] LTD
Cyprus
€ 108.170,--
[bedrijf 25]
Duitsland
[bedrijf 26] Ltd
Ierland
€ 806,--
20,--
[bedrijf 27] Ltd
Ierland
€ 234.536,--
€ 1.064.854,--
[bedrijf 28]
Italië
€ 0,--
€ 578.500,--
[bedrijf 29]
Zweden
€ 559.006,--
€ 55.354,--
[bedrijf 30]
Zweden
€ 173.604,--
€ 541.315,--
[bedrijf 31] Ltd
Slovenië
€ 82.440,--
Totaal: € 967.952,-- € 2.430.653,--
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2]
Volgens een ambtsedige verklaring van de Belastingdienst werd [bedrijf 2] voor de maanden januari 2011 tot en met mei 2011 uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting. [65] Over genoemde periode zijn door [bedrijf 2] geen aangiften omzetbelasting ingediend. [66] [67]
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [bedrijf 2]
Tijdens het onderzoek door de FIOD is van [bedrijf 2] geen administratie aangetroffen. [68]
Verdachte heeft ten aanzien van de administratieverplichtingen verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van de boekhouding, alsmede de bankpassen, van de [stichting 1] , [bedrijf 23] BV en [bedrijf 2] . [medeverdachte 5] was feitelijk in het bezit van de betreffende administraties, zo meende verdachte, en hij heeft - anders dan vermeld in de overeenkomsten - aan verdachte in werkelijkheid geen administratie verstrekt. Verdachte heeft verklaard ook zelf geen administratie te hebben verstrekt aan [naam 9] . Verdachte ging er naar eigen zeggen van uit dat [medeverdachte 5] er wel voor zou zorgen dat de administratie bij [naam 9] terecht zou komen. [69]
De heer [getuige 1] voornoemd heeft verklaard dat hij, nadat hij in 2011 eerst meermalen vergeefs contact had gezocht met verdachte, van eind 2011 tot en met de zomer 2012 vier tot vijf maal met verdachte heeft gesproken en dat verdachte telkens een smoes had waardoor hij geen administratie over [bedrijf 2] kon verstrekken. Verdachte heeft tijdens één van de gesprekken voornoemde overeenkomsten aan [getuige 1] overhandigd. [70]
Uit de verklaringen van verdachte, ondersteund door het gegeven dat er geen administratie is aangetroffen, blijkt dat deze overeenkomsten in strijd met de waarheid zijn en dat verdachte dus onjuiste informatie aan de Belastingdienst heeft verstrekt.
Verdachte heeft uiteindelijk niet voldaan aan het verzoek van de Belastingdienst om de gevraagde bescheiden en/of (digitale) informatie te verstrekken. [71]
Op 28 maart 2013 heeft mr. A.C. Huisman , curator, aangifte gedaan van bedrieglijke bankbreuk tegen de bestuurder dan wel de voormalige bestuurders van [bedrijf 2] . [72] Uit de aangifte blijkt dat aan de curator geen administratie is overgedragen en dat de bestuurders en/of aandeelhouders van [bedrijf 2] de administratie ‘hebben laten verdwijnen’.
4.4.4
[bedrijf 3] BV
[bedrijf 3] BV (hierna: [bedrijf 3] ) [73] is op 5 augustus 2004 opgericht. Sinds 20 oktober 2011 luidden de handelsnamen ‘ [bedrijf 3] BV’ en ‘ [website 2] ’. Met ingang van 1 september 2011 bestonden de activiteiten uit: winkel- en postorderbedrijf in computers.
Sinds 20 oktober 2011 is de [stichting 2] (hierna: [stichting 2] ) enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] .
Bezoekadressen van [bedrijf 3] zijn geweest: [adres 5] te Hilversum en [adres 6] te Hoogeveen. De activiteiten van [bedrijf 3] werden gestaakt met ingang van 23 april 2012.
Bestuurders van [stichting 2] waren achtereenvolgens: [74]
- [verdachte] , vanaf 20 oktober 2011 tot 15 februari 2012;
- [naam 10] , vanaf 15 februari 2012 tot 28 maart 2012;
- [naam 11] , vanaf 28 maart 2012 tot 1 april 2012;
- [naam 12] , vanaf 1 april 2012 tot en met 1 april 2012.
Vanaf 1 april 2012 staat geen bestuurder van [bedrijf 3] meer geregistreerd. Het bezoekadres van [stichting 2] is [adres 6] te Hoogeveen en het e-mailadres zou zijn: [mailadres] (gelijk aan het e-mailadres van [stichting 1] / [bedrijf 2] ).
[naam 10] heeft van 1 februari 2012 tot en met 27 april 2012 ingeschreven gestaan op het woonadres [adres 7] te Enschede [75] , volgens de GBA-gegevens tevens het woonadres van [medeverdachte 5] en verdachte, van 23 december 2011 tot 8/10 mei 2012. Hetzelfde adres werd als adres voor [bedrijf 3] gebruikt. [76]
Verdachte heeft over zijn betrokkenheid bij [bedrijf 3] als volgt verklaard. Al bij de eerste ontmoetingen tussen verdachte en [medeverdachte 5] , in de eerste helft van 2011, begon [medeverdachte 5] over het bedrijf [bedrijf 3] . [77] [bedrijf 3] verzorgde de administratie van kleine opdrachtgevers. Op het kantoor van [medeverdachte 5] - aan de [adres 8] te Enschede - waren de toenmalig bestuurder [naam 13] en de heer [naam 14] en mevrouw [naam 15] (de rechtbank begrijpt: mevrouw [naam 15] ) bezig met [bedrijf 3] . Met hen en onder meer de heren [bedrijf 3] en [medeverdachte 5] had verdachte overleg over de toekomst van [bedrijf 3] . Verdachte zou in het bedrijf gaan participeren. [78] Verdachte startte op [adres 8] met werkzaamheden voor [bedrijf 3] maar na enkele dagen heeft hij zich, vanwege de onrust op dat kantoor, teruggetrokken in zijn kantoor aan de [adres 2] . [79] Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij eind oktober 2011 via [stichting 2] de aandelen van [bedrijf 3] , op verzoek van de heer [bedrijf 3] of [medeverdachte 5] , heeft overgenomen en heeft verklaard dat hij dat deed in de hoop dat daar werk uit zou voortvloeien. [80] Hij was bestuurder van [bedrijf 3] van 20 oktober 2011 tot 15 februari 2012, toen hij door [naam 10] werd opgevolgd. [medeverdachte 5] of verdachte zelf hebben toen [naam 10] benaderd om opvolger te worden. [81]
Verdachte werkte in dezelfde periode onder de naam [stichting 3] .
De ING-rekening van [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] werd aanvankelijk door mevrouw [naam 15] (ofwel mevrouw [naam 15] ) beheerd - toen de heer [bedrijf 3] nog aandeelhouder was en mevrouw [naam 15] directeur – maar toen verdachte in oktober 2011 aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] werd, ging hij die rekening beheren. [82]
Over een ondertekende gebruikersovereenkomst tussen [bedrijf 3] , verdachte en [naam 11] , gedateerd 6 juni 2011 [83] , heeft verdachte verklaard dat hij die overeenkomst kent en dat hij die zelf heeft ondertekend. De overeenkomst, waarin werd geregeld dat [naam 11] ( [bedrijf 17] ) gebruik kon maken van de ING-rekening van [bedrijf 3] ( [rekeningnummer 1] ), de bijbehorende bankpas en een blad met tan-codes tegen een vergoeding van € 750,--, werd op initiatief van [medeverdachte 5] opgemaakt, aldus verdachte. [medeverdachte 5] had [naam 11] in contact gebracht met verdachte. Er werd ook gehandeld overeenkomstig de inhoud van de overeenkomst. [84]
Verdachte heeft in verband met zijn werkzaamheden facturen gestuurd aan [bedrijf 3] die op de rekening van [stichting 3] zijn betaald. Ten aanzien van een drietal betalingen (een betaling van € 1.330,-- gedaan op 7 maart 2012, een betaling van € 2.500,-- gedaan op
9 maart 2012, en een betaling van € 150,-- gedaan op 12 maart 2012) met omschrijvingen als ‘voorschot administratiekosten’ en ‘afrekening administratiekosten’ heeft verdachte verklaard dat die verband hielden met werkzaamheden van zijn voorganger [naam 14] - die door [medeverdachte 5] was weggestuurd – die door verdachte zijn afgerond. [85]
Op de computer van verdachte is informatie aangetroffen afkomstig van de ING en gericht aan [bedrijf 3] , gedateerd 21 maart 2012, met als bijlage een kopie van een betaalpas voor rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van [naam 10] . [86] Verdachte heeft verklaard die gegevens te herkennen. Het betrof een stuk van de ING dat naar [adres 9] te Enschede was verzonden; een postbusnummer waarvan hij, verdachte, de sleutel had en van welk postbusnummer [bedrijf 3] gebruik maakte. Verdachte heeft, ondanks het feit dat hij toen geen bestuurder meer was, die post geopend en van die stukken een scan gemaakt met instemming van [naam 10] .
[naam 10] heeft over [bedrijf 3] verklaard - verkort weergegeven - dat hij schulden had en geen eenmanszaak kon starten en dat hij daarom, op initiatief van [medeverdachte 5] , bestuurder werd van [stichting 2] . Na anderhalve maand heeft [naam 10] zich weer laten uitschrijven. [medeverdachte 5] wist wel iemand die het wilde overnemen; dat was de heer [naam 11] . [naam 10] heeft verklaard dat hij nooit enige administratie van [bedrijf 3] heeft gekregen. [87]
[naam 11] heeft verklaard dat hij zich op verzoek van [medeverdachte 5] , onder toezegging van betalingen, als bestuurder heeft laten inschrijven bij diverse stichtingen, waaronder bij [stichting 2] . Ten aanzien van de administratie en belastingaangiftes van [bedrijf 3] heeft [naam 11] verklaard – zakelijk weergegeven – dat het [verdachte] en/of [medeverdachte 5] waren die zich daarmee bezig hielden. Zijn voorganger [naam 10] verrichtte geen werkzaamheden voor [bedrijf 3] , heeft [naam 11] verklaard. [88]
Handels- en facturenstromen [bedrijf 3]
Volgens het VIES -systeem heeft [bedrijf 3] in het eerste kwartaal van 2012 voor een bedrag van
€ 1.753.066,-- aan goederen intracommunautair verworven. [89] In die periode is door de volgende buitenlandse bedrijven aangegeven dat zij hebben geleverd aan [bedrijf 3] : [bedrijf 32] (Bulgarije), [bedrijf 33] Limited (Engeland) en [bedrijf 27] Limited (Ierland).
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2012 van [bedrijf 3]
werd uitgenodigd tot het doen van aangifte over het eerste kwartaal van 2012. Over het eerste kwartaal 2012 werd geen aangifte omzetbelasting ingediend. [90]
Uit de bevindingen ten aanzien van eerder ingediende aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 3] , in 2011, bleek dat vanaf het IP-adres [ip-adres 1] op 11, 14 en 26 oktober 2011 inlogpogingen bij de Belastingdienst werden gedaan op naam van [bedrijf 3] (IP-adres [ip-adres 2] ). [91] Genoemd IP-adres stond in de periode 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 op naam van het bedrijf [bedrijf 34] , de eenmanszaak van [medeverdachte 5] . [92]
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [bedrijf 3]
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de intracommunautaire verwervingen van [bedrijf 3] onderzoek willen doen naar de administratie van [bedrijf 3] tot en met het eerste kwartaal van 2012. Op de adressen [adres 7] te Enschede en [adres 6] te Hoogeveen werden geen bedrijfsactiviteiten en/of administratie aangetroffen.
Verdachte heeft, toen hij bestuurder werd van [bedrijf 3] , geen nader onderzoek gedaan naar de activiteiten, de financiële positie en/of de administratie van de BV. Hij kwam daar niet aan toe, zo heeft verdachte verklaard. In de periode dat hij bestuurder was van [bedrijf 3] heeft hij geen administratie gezien of bijgehouden. Die administratie lag eerst bij mevrouw [naam 15] , maar zij was weg. [93]
Controleambtenaar [getuige 1] voornoemd heeft verklaard dat hij verdachte in de periode van eind 2011 tot en met de zomer 2012 vier tot vijf maal heeft gesproken. [getuige 1] kreeg echter van verdachte telkens andere excuses te horen als reden dat geen administratie van verschillende BV’s kon worden verstrekt. [94] [getuige 1] heeft geen reactie ontvangen op een door hem in mei 2012 verzonden schriftelijke uitnodiging aan [bedrijf 3] , ter attentie van verdachte. Diens opvolger [naam 10] verklaarde tegenover de FIOD dat er, volgens hem, geen administratie was. [95] Uiteindelijk heeft de Belastingdienst, ondanks allerlei inspanningen, geen administratie van [bedrijf 3] verkregen. [96]
4.4.5
[bedrijf 4] BV
[bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] BV) is opgericht op 20 maart 2008. [97] Als activiteiten staan geregistreerd: exploitatie van een expertisebureau op het terrein van interieurtextiel en de handel in elektronica.
Het bezoekadres van [bedrijf 4] BV was vanaf 6 juli 2011: [adres 5] te Hilversum. Vanaf 6 juli 2011 was enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] BV de [stichting 4] (hierna: [stichting 4] ).
Bestuurders van de op 6 juli 2011 opgerichte [stichting 4] , die ook als bezoekadres [adres 5] te Hilversum had, waren achtereenvolgens: [98]
- [medeverdachte 9] , van 6 juli 2011 tot 1 september 2011;
- [medeverdachte 5] , van 1 september 2011 tot 22 september 2011;
- [verdachte] , van 22 september 2011 tot 16 februari 2012;
- [verdachte] en [naam 10] , van 16 februari 2012 tot 1 juni 2012.
Het woonadres van [naam 10] , laatstgenoemde bestuurder, gezamenlijk bevoegd met verdachte, is van 1 februari 2012 tot en met 27 april 2012: [adres 7] te Enschede. [adres 7] is volgens het GBA vanaf 23 december 2011 tot 8/10 mei 2012 tevens het woonadres van [verdachte] en [medeverdachte 5] . [99]
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 5] bestuurder is geworden van [stichting 4] . Verdachte had met [medeverdachte 5] afgesproken dat hij iedere maand een bedrag van € 150,-- per bedrijf of stichting zou ontvangen, voor de werkzaamheden die hij zou gaan verrichten. Dit bleek vooral om loze beloften te gaan. Over de gehele periode heeft hij een bedrag van
€ 400,-- tot € 600,-- ontvangen. [100] [101]
In de periode voordat verdachte bestuurder van [stichting 4] werd, is verdachte [medeverdachte 9] , op verzoek van [medeverdachte 5] , twee weken formeel bestuurder geweest, althans vóór 1 september 2011. [medeverdachte 9] heeft verklaard dat de BV een bankrekening had bij de ING Bank en dat [medeverdachte 5] de bankpas onder zich hield. [102]
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 5] van [stichting 4] af wilde, maar hem niet heeft verteld waarom. [medeverdachte 5] vertelde wel dat met [bedrijf 4] BV geen activiteiten werden ontplooid en dat er nog een schuld openstond van ongeveer € 10.000,--; verdachte zag dat niet als een groot probleem. [103] Na het faillissement van [bedrijf 5] had verdachte met [naam 10] afgesproken dat ze zouden doorgaan met hun activiteiten, maar dan onder [bedrijf 4] BV.
Verdachte heeft geen beschikking gehad over de bankgegevens van [bedrijf 4] BV dan wel gegevens om in te loggen op de site van de Belastingdienst. [104] Hij heeft aan niemand toestemming gegeven om activiteiten te verrichten op naam van de vennootschap [105] en nooit facturen ontvangen.
Ook [naam 10] - vanaf 16 februari 2012 samen met verdachte bestuurder - heeft verklaard dat hij aan [stichting 4] kwam via [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] had tegen [naam 10] verteld dat hij de financiering voor activiteiten zou gaan regelen. [106] [naam 10] heeft evenals verdachte verklaard dat hij niet de beschikking heeft gehad over bankpassen van [bedrijf 4] BV. [107]
Verdachte heeft verklaard dat vanaf het moment dat hij een gesprek had gehad met controleambtenaar [getuige 1] , in oktober of november 2011, hij wel wist dat hetgeen [medeverdachte 5] deed niet pluis was, maar dat hij dat zag als [medeverdachte 5] probleem en dat hij [medeverdachte 5] nodig had omdat die hem werk in het vooruitzicht had gesteld. [108]
Ter terechtzitting op 16 januari 2020 heeft verdachte zijn verklaringen afgelegd tijdens de verhoren bij de FIOD in grote lijnen en in essentie gehandhaafd. In aanvulling op de verklaring van [naam 15] heeft verdachte nog verklaard dat hij zelf ook heeft gezien dat [medeverdachte 5] de beschikking had over de bankpas van [bedrijf 4] BV. [109]
Handels- en facturenstromen [bedrijf 4] BV
Volgens het VIES -systeem heeft [bedrijf 4] BV in de periode van het vierde kwartaal 2011 tot en met eerste kwartaal 2012 voor een bedrag van in totaal € 5.286.494,-- aan goederen intracommunautair verworven. In die periode is door diverse buitenlandse bedrijven aangegeven dat zij hebben geleverd aan [bedrijf 4] BV, waaronder [bedrijf 32] (Bulgarije).
Naar aanleiding van een ‘artikel 5 scac-verzoek’ aan Bulgarije hebben de Bulgaarse autoriteiten een aantal documenten verstrekt, waaruit bleek dat het bedrijf [bedrijf 32] oftewel [bedrijf 32] Ltd op 6, 9, 18 en 24 januari 2012 een vijftal facturen aan [bedrijf 4] BV had verzonden, voor een bedrag van in totaal € 625.900,--.
Uit documenten verkregen uit Malta blijkt dat de gegevens uit het VIES -systeem niet volledig zijn, aangezien in ieder geval nog sprake was van verwervingen vanuit Malta à € 348.058,- in het 1e kwartaal 2012. Dat zou over het 4e kwartaal 2011 en 1e kwartaal 2012 een totaal opleveren van
€ 5.634.347,- aan intracommunautaire verwervingen. [110]
Ten aanzien van de aangifte omzetbelasting over januari 2012 van [bedrijf 4] BV
[bedrijf 4] BV werd uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting, maar heeft over januari 2012 geen aangifte omzetbelasting ingediend. [111]
In de periode daaraan voorafgaand heeft - op 26 oktober 2011 - via het IP-adres [ip-adres 1] een inlogpoging plaatsgevonden op het Belastingdienstnetwerk op naam van [bedrijf 4] BV. [112] Genoemd IP-adres stond in de periode 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 op naam van [bedrijf 34] gevestigd aan de [adres 10] uit Enschede [113] , een eenmanszaak van [medeverdachte 5] . [114]
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [bedrijf 4] BV
[naam 15] heeft verklaard dat zij hoorde dat [verdachte] , verdachte, de boekhouding zou gaan doen van alle bedrijven waar verdachte mee te maken had. [naam 15] heeft - in de korte tijd dat zij bestuurder was - nooit administratie van [bedrijf 4] BV of [stichting 4] gezien. [115] Verdachte zou de belastingaangiftes gaan doen, in opdracht van [medeverdachte 5] , aldus [naam 15] . [116]
Verdachte heeft verklaard dat hij geen administratie van [bedrijf 4] BV heeft bijgehouden, omdat hij meende dat het een lege BV was. [117] Bij de overdracht vertelde [medeverdachte 5] hem dat er administratie zou zijn, maar die heeft [verdachte] nooit ontvangen. [118] Verdachte heeft alleen bij de Kamer van Koophandel de gedeponeerde jaarrekeningen opgevraagd en hij zag dat de laatste jaarrekening van 2009 was. [119]
Verdachte heeft verklaard dat hij ook geen enkel belang had bij het houden van een administratie, omdat hij onvoldoende ruimte had. [120] Verdachte heeft verklaard niet betrokken te zijn geweest bij op naam van de BV uitgevoerde activiteiten, nooit ‘één vinger naar de onderneming te hebben uitgestoken’ [121] , nooit facturen te hebben ontvangen en ook niet te hebben beschikt over bankgegevens van de BV of gegevens om in te loggen bij de Belastingdienst. [122]
[naam 10] heeft verklaard dat de administratie, toen hij bestuurder werd, ongeveer twee jaar achter liep. [123]
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van de in het buitenland verworven goederen onderzoek gedaan naar de administratie van [bedrijf 4] BV. Het lukte echter niet om in contact te komen met vertegenwoordigers van de onderneming.
Van [bedrijf 4] BV kon geen administratie worden achterhaald. [124]
4.4.6
[bedrijf 5] BV
[bedrijf 5] BV (hierna: [bedrijf 5] ) is opgericht op 6 januari 2009. [bedrijf 5] handelde ook onder de namen [bedrijf 5] Pc2000, [website 3] en [bedrijf 5] . Enig bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 5] tot 5 februari 2009 was [naam 16] . [125] Met ingang van 20 september 2011 bestaan de activiteiten uit: beheeractiviteiten, im- en export van woon- en decoratieproducten. Het bezoekadres van [bedrijf 5] is [adres 10] te Enschede. Op
5 februari 2009 droeg [naam 16] de aandelen van [bedrijf 5] over aan [stichting 5] .
Bestuurders van de [stichting 5] , die als bezoekadres [adres 6] te Hoogeveen had, waren achtereenvolgens: [126]
  • [verdachte] , vanaf 29 november 2011 tot 15 februari 2012;
  • [naam 10] , vanaf 15 februari 2012 tot 28 maart 2012;
  • [naam 11] , vanaf 28 maart 2012.
Op 28 maart 2012 werd het faillissement van [bedrijf 5] uitgesproken. [127]
Tijdens het onderzoek zijn in een woning dan wel opslagplaats van verdachte in Duitsland aan de [adres 11] digitale gegevens aangetroffen [128] waaronder een overnameovereenkomst, gedateerd 15 februari 2012 en opgemaakt tussen [verdachte] en [naam 10] , volgens welke overeenkomst [naam 10] de [stichting 5] overneemt, met de aandelen van [bedrijf 5] . Volgens de inhoud van de overeenkomst heeft [naam 10] de hele boekhouding alsook de bankpassen in ontvangst genomen. [129]
Verdachte heeft over [bedrijf 5] als volgt verklaard.
Sinds eind 2011 verrichtte verdachte op verzoek van [medeverdachte 5] administratieve werkzaamheden voor [bedrijf 5] zoals het boeken van in- en verkopen. [130] Verdachte werd op 29 november 2011 middellijk bestuurder van [bedrijf 5] via de [stichting 5] , omdat de eerdere bestuurder ermee moest stoppen. Verdachte werd bestuurder omdat hij in financiële problemen zat en omdat hij hoopte dat [bedrijf 5] voor hem, als hij bestuurder werd, werk zou opleveren. [131] Het bedrijf was ‘indirect’ in handen van [medeverdachte 5] . [132] [medeverdachte 5] had de touwtjes in handen en besliste. [naam 10] zou het uiteindelijk (weer) overnemen van verdachte. [133] Verdachte heeft gezien dat bij [bedrijf 5] ‘veel contant gebeurde’ en dat er voorraden verdwenen, maar [medeverdachte 5] en [naam 17] zeiden dat er niets fout ging. [134]
Verdachte heeft de fysieke administratie/boekhouding van [website 3] alsook de bankrekening van [bedrijf 5] aan [naam 10] overgedragen, zo heeft hij verklaard. [135] Verdachte heeft voorts verklaard voornoemde overnameovereenkomst zelf te hebben ondertekend. [136] Strikt genomen was het [medeverdachte 5] die bij [bedrijf 5] de leiding had, aldus verdachte, daar was geen twijfel over mogelijk. [137]
Ter terechtzitting op 16 januari 2020 heeft verdachte zijn eerder afgelegde verklaringen in de kern gehandhaafd. Verdachte heeft nog eens toegelicht dat hij na de verhuizing naar [adres 10] te Enschede op verzoek van [medeverdachte 5] de administratie ging doen voor de meubeltak van [bedrijf 5] . Geconfronteerd met zijn verklaring dat hij, verdachte, medio februari 2012 de hele fysieke boekhouding van [bedrijf 5] aan [naam 10] heeft overhandigd terwijl uit het dossier naar voren komt dat geen administratie is gevoerd, heeft verdachte verklaard dat hij wel degelijk administratie heeft bijgehouden. Hij hield naar eigen zeggen alles bij: de gegevens van in- en verkoop en de kas- en bankgegevens. Iedere drie maanden deed hij aangifte en maakte hij een eindbalans. Na februari 2012 heeft verdachte geen aangiften meer ingediend.
Op de vraag hoe de verklaringen van verdachte, dat hij eind 2011 is gestart met werkzaamheden voor [bedrijf 5] en alles medio februari 2012 heeft overgedragen, zich verhouden tot zijn stelling dat hij elke drie maanden aangifte heeft gedaan voor [bedrijf 5] , heeft verdachte verklaard dat hij dan eerst opnieuw de stukken zal moeten inzien. [138]
[naam 10] heeft verklaard dat [medeverdachte 5] hem vroeg om de opvolger van [verdachte] te worden. [naam 10] heeft de overnameovereenkomst [139] ondertekend op kantoor van [medeverdachte 5] . [140] Toen [naam 10] [bedrijf 5] overnam, droeg [verdachte] de boekhouding ‘juridisch’ aan hem over. De administratie bleef bij [verdachte] op kantoor achter; hij zou de administratie verzorgen. [naam 10] heeft verklaard een bankpas van [verdachte] te hebben gekregen. [141]
[naam 11] , aangesteld als bestuurder op 28 maart 2012, heeft verklaard dat hij ervan uitging dat [medeverdachte 5] de administratie van [bedrijf 5] regelde. [naam 11] ging ervan uit dat met [bedrijf 5] niets gebeurde, omdat [medeverdachte 5] hem dat vertelde. [142]
Handels- en facturenstromen [bedrijf 5]
Uit het VIES -systeem bleek dat [bedrijf 5] in het eerste kwartaal van 2012 voor een bedrag van in totaal € 25.723,- intracommunautair heeft verworven. Diverse buitenlandse bedrijven hebben aangegeven in het eerste kwartaal van 2012 aan [bedrijf 5] te hebben geleverd. [143]
Verdachte heeft ten aanzien van handelsacties op naam van [bedrijf 5] verklaard dat hij alleen weet heeft gehad van activiteiten in het kader van de meubelhandel van [bedrijf 5] , onder de naam [website 3] . [144]
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 5]
werd in 2011 en 2012 uitgenodigd tot het doen van aangifte omzetbelasting. In de periode van 11 oktober 2011 tot en met 18 november 2011 hebben inlogpogingen plaatsgevonden op de site van de Belastingdienst op naam van [bedrijf 5] ( [nummer 1] ) via het IP-adres [ip-adres 1] , te weten op 19, 26 en 31 oktober 2011 en op 14 en 18 november 2011. [145] Het IP-adres stond in die periode op naam van [bedrijf 34] , de eenmanszaak van medeverdachte [medeverdachte 5] . [146]
Over het eerste kwartaal van 2012 is door [bedrijf 5] geen aangifte ingediend. [147]
Ten aanzien van de administratieverplichtingen van [bedrijf 5]
Zoals eerder uiteengezet is [getuige 1] voornoemd in de periode van eind 2011 tot en met de zomer van 2012 meerdere keren op bezoek geweest bij het administratiekantoor van verdachte. [getuige 1] heeft in vier à vijf gesprekken om informatie gevraagd ter zake van de administratie van [bedrijf 5] . Verdachte had telkens een ander verhaal waardoor geen informatie verstrekt kon worden. [148]
Ook de curator heeft, in het kader van het faillissement van [bedrijf 5] , meermaals vergeefs getracht om de administratie van [bedrijf 5] te bemachtigen. De verdachten [naam 10] en [naam 11] hebben op de verzoeken van de curator niet gereageerd. [149] De curator heeft zowel verdachte als [naam 10] gesommeerd tot afgifte van de volledige administratie van [bedrijf 5] maar ook hieraan is nimmer gehoor gegeven. [150]
4.4.7
[bedrijf 6] BV [151]
[bedrijf 6] BV is opgericht op 23 augustus 1999. [152] Sinds 14 juni 2011 staan als activiteiten geregistreerd onder meer handel in elektronica, computers, alsmede onderdelen. Handelsnamen waren (met ingang van 31 mei 2011) [bedrijf 35] , (met ingang van 14 juni 2011) tevens [website 4] en (met ingang van 1 november 2011) [bedrijf 36] .
Bestuurders waren achtereenvolgens:
 [stichting 1] , van 31 mei 2011 tot 1 september 2011;
 [stichting 6] (hierna: [stichting 6] ), van 1 september 2011 tot 1 november 2011. Bestuurders van [stichting 6] waren [medeverdachte 5] (tot 11 augustus 2011, [verdachte] (tot 15 februari 2012) en [naam 10] (vanaf 15 februari 2012) [153] ;
 [verdachte] , van 1 november 2011 tot 6 februari 2012;
 [naam 7] , vanaf 1 november 2011. [154]
[bedrijf 6] BV is vanaf 9 januari 2012 gevestigd aan [adres 7] in Enschede [155] , het adres waar [medeverdachte 5] in de periode 23 december 2011 tot 8 mei 2012 en verdachte van 23 december 2011 tot 8/10 mei 2012 stonden ingeschreven. [156]
Controleambtenaar [getuige 1] voornoemd heeft begin 2012 dit adres bezocht; het betrof een leegstaand winkelpand, waarvan ook de bovenruimte onbewoond was. Volgens de verhuurder had [medeverdachte 5] ooit één aanbetaling gedaan in februari 2012, om de ruimte boven te kunnen huren. [medeverdachte 5] had die ruimte daarna nooit gehuurd of in gebruik genomen; het adres is nooit het adres van verdachte of [medeverdachte 5] geweest. [157]
Enig aandeelhouder van [bedrijf 6] BV was vanaf 31 mei 2011 [stichting 1] . Bestuurders van deze stichting waren achtereenvolgens [158] :
 [verdachte] , van 10 maart 2011 tot 6 juni 2011;
 [naam 9] , vanaf 6 juni 2011. [159]
Verdachte heeft aan [getuige 1] een tweetal overnameovereenkomsten verstrekt betreffende de overdracht van [stichting 1] van [medeverdachte 5] aan verdachte op 27 februari 2011 en betreffende een overdracht van de [stichting 1] van verdachte aan [naam 9] , gedateerd 6 juni 2011. Ten tijde van de tweede overeenkomst waren in de [stichting 1] de aandelen ondergebracht van [bedrijf 23] BV, [bedrijf 2] en [bedrijf 6] BV. Voor de verklaringen van verdachte met betrekking tot deze overeenkomsten wordt verwezen naar hetgeen onder ‘ [bedrijf 2] BV’ is beschreven.
Het initiatief voor overdracht van de aandelen van [bedrijf 6] BV aan de [stichting 1] , waarvan verdachte toen reeds bestuurder was, lag bij [medeverdachte 5] , aldus verdachte. [160] Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat de [stichting 1] (met de aandelen van [bedrijf 23] BV, [bedrijf 2] en [bedrijf 6] BV) op 6 juni 2011 alweer is overgedragen aan [naam 9] . [medeverdachte 5] zou de verdere overdracht van boekhouding en bankgegevens aan [naam 9] regelen. [161]
Verdachte heeft omstreeks 6 juni 2011, één van de sleutels van de postbus en de gegevens van de bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 2] - bankpas, pincodes en tancodes - aan [medeverdachte 5] overhandigd; [medeverdachte 5] zou deze aan [naam 9] verstrekken. [162]
Over de ING-bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [bedrijf 36] , heeft verdachte verklaard dat [bedrijf 36] een bedrijf is geweest dat hij vroeger samen met zijn broer had. [163] Nadat de activiteiten van dat bedrijf waren gestaakt - per 1 februari 2010 - was aanvankelijk verdachte alleen nog zelf gemachtigd voor die rekening. Verdachte heeft de gegevens van die bankrekening overgedragen ten behoeve van, zo had hij begrepen, een nieuw op te zetten onderneming. Verdachte ging ervan uit dat hij de stukken betreffende de betalingen en ontvangsten van [medeverdachte 5] zou krijgen en dat hij die dan zou moeten verwerken. [medeverdachte 5] bleef hiervoor zijn contactpersoon. [164]
Verdachte heeft op enig moment een overzicht in Excel gemaakt van transacties met betrekking tot verschillende bedrijven via de ING-rekening [rekeningnummer 2] over de periode 6 juli 2011 tot en met 25 juli 2011 en de bijbehorende bankafschriften geprint. Hij schrok van de transacties en bedragen die hij zag en besprak dit met [medeverdachte 5] . [165] Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar degene is geweest die de reactie op het vragenformulier van 20 juli 2011 van de ING-bank over het gebruik van de rekening [rekeningnummer 2] van [bedrijf 36] – met betalingen door [bedrijf 11] en afschrijvingen ten name van [bedrijf 37] – heeft geschreven, maar het is [medeverdachte 5] geweest die hem de antwoorden heeft gesouffleerd. Verdachte begreep van [medeverdachte 5] dat [bedrijf 35] het nieuwe bedrijf was - een zelfstandige nieuwe poot van [bedrijf 6] BV - dat een bankrekeningnummer nodig had en dat onder de naam [bedrijf 36] zou handelen. [166]
Verdachte heeft voorts over zijn betrokkenheid bij de vennootschap als volgt verklaard. Verdachte werd op 1 november 2011 samen met de heer [naam 18] bestuurder. Op dat moment was, voor zover verdachte wist, géén sprake van activiteiten bij [bedrijf 6] BV, zo heeft verdachte verklaard. Verdachte werd algemeen directeur, zelfstandig bevoegd, en [naam 18] was technisch directeur. Verdachte zou de administratie doen. Er zouden één of twee bouwprojecten worden uitgevoerd. [167] Reeds vóór de overname van de aandelen op 31 mei 2011 had verdachte de fysieke en digitale administratie bekeken, op het kantoor bij [naam 18] . Hij zag dat sprake was van financiële verplichtingen en risico’s in verband met een bouwproject. [168] Verdachte heeft verklaard dat hij rond de jaarwisseling 2011/2012 voor het bedrijf aan het werk wilde gaan, als ‘administratief bestuurder van [naam 18] ’. [naam 18] ging toen echter moeilijk doen over de bankrekening; verdachte mocht die slechts inzien en hij kreeg van [naam 18] niet de codes van de ING-rekening van het bedrijf. Omdat verdachte dat zat was, liet hij zich in februari 2012 alweer uitschrijven als bestuurder. [169]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij wel het beheer had over de bankrekeningen van de [stichting 6] en de [stichting 3] en dat die rekeningen door [medeverdachte 5] zijn gebruikt, voor betalingen aan hem, [medeverdachte 5] . [170]
Vanaf oktober, november 2011, toen [getuige 1] voornoemd op bezoek was geweest, wist verdachte dat het ‘niet pluis’ was wat [medeverdachte 5] deed. Hij zag dat echter als het probleem van [medeverdachte 5] . Verdachte heeft zijn contact met [medeverdachte 5] niet verbroken vanuit eerder weergegeven motieven. [171]
Handels- en facturenstromen [bedrijf 6] BV
Uit meldingen in het systeem VIES bleek ten aanzien van [bedrijf 6] BV dat over het jaar 2011 intracommunautair voor een bedrag van € 6.492.956,-- (2e kwartaal
€ 508.912,--, 3e kwartaal € 3.324.942,-- en 4e kwartaal € 2.659.102,--) was verworven. [172] Diverse bedrijven uit andere EU-lidstaten hadden aangegeven in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2011 te hebben gehandeld met [bedrijf 6] BV. [173] [174] Het betroffen onder meer de bedrijven [bedrijf 38] (Tsjechië), [bedrijf 37] (Duitsland), [bedrijf 21] (Duitsland) en [bedrijf 30] (Zweden).
Verdachte heeft verklaard dat hij de naam ‘ [bedrijf 11] ’ kent vanwege de uitdraai van de bankafschriften [175] , dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van facturen op naam van [bedrijf 6] BV, gericht aan [bedrijf 11] [176] en dat hij zich nimmer bezig heeft gehouden met een goederenstroom op naam van [bedrijf 6] BV en/of [bedrijf 36] . Van een handel in elektronica op naam van [bedrijf 6] BV wist hij niets. [177]
Ten aanzien van de betalingen op de ING-bankrekening van [bedrijf 36] ( [rekeningnummer 2] ), afkomstig vanuit het buitenland en van [bedrijf 11] heeft verdachte verklaard dat hij nooit een verband heeft gelegd tussen die betalingen en [bedrijf 6] BV; verdachte was in de veronderstelling dat het ging om transacties in relatie tot het nieuwe bedrijf ‘ [bedrijf 35] ’. [178]
Ten aanzien van de aangiften omzetbelasting [bedrijf 6] BV
[bedrijf 6] BV heeft over de periode april 2011 tot en met oktober 2011 aangiften omzetbelasting ingediend. [179]
In die aangiften is geen melding is gemaakt van intracommunautaire verwervingen en is geen verschuldigde omzetbelasting opgegeven. [180] Dit terwijl op basis van de bankmutaties van de rekening van [naam 18] / [bedrijf 36] en onder meer de gegevens aangeleverd op basis van scac-verzoeken is gebleken dat tijdens de ten laste gelegde periode een zeer groot bedrag aan de BV werd gefactureerd. [181]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest die de aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 6] BV over de maanden april tot en met oktober 2011 heeft ingediend. Hij ging voor de gegevens naar het kantoor van [bedrijf 6] BV. [182] Op de aangiften over de maanden april tot en met oktober 2011 stond verdachte, met zijn telefoonnummer, als contactpersoon vermeld. [183] De aangifte omzetbelasting over de maand september 2011 is op 26 oktober 2011 via het IP-adres [ip-adres 1] ingediend. [184] Genoemd IP-adres hoorde, als eerder vermeld, bij het bedrijf [bedrijf 34] te Enschede, de eenmanszaak van medeverdachte [medeverdachte 5] . [185]
Ten aanzien van de administratieverplichtingen [bedrijf 6] BV
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij niet weet waar de administratie van [bedrijf 6] BV is gebleven. Daarnaast heeft verdachte verklaard – in tegenstelling tot eerdere verklaringen – dat [naam 7] degene was die de administratie van de bouwactiviteiten van [bedrijf 6] BV bijhield. Van handel in elektronica had verdachte geen weet, zodat hij er niet van op de hoogte was of administratie met betrekking tot die handel werd verricht en zo ja, door wie. [186]
Ten aanzien van het niet voldoen aan de administratieverplichtingen door [bedrijf 6] BV wordt hier voor het overige verwezen naar hetgeen onder [bedrijf 2] en [bedrijf 5] reeds is beschreven ten aanzien van de herhaaldelijke pogingen van controleambtenaar [getuige 1] om in 2011 in contact te treden met [verdachte] en zijn vier of vijf ontmoetingen - sinds eind 2011 - met [verdachte] .
Er is, ondanks herhaaldelijk aandringen, niet voldaan aan de verplichting tot het voeren van en het overleggen van inzichtelijke administratie aan de Belastingdienst ten aanzien van [bedrijf 6] BV, zodat een verdere controle niet mogelijk was. [187] Verdachte heeft voorts, zoals uiteengezet bij [bedrijf 2] , valse overeenkomsten verstrekt aan [getuige 1] .
4.4.8
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Uit het voorgaande volgt dat de vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5] opzettelijk geen aangifte omzetbelasting hebben gedaan en dat [bedrijf 6] BV opzettelijk onjuist aangifte omzetbelasting heeft gedaan.
Bovendien volgt uit het voorgaande dat [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] en [bedrijf 6] BV gedurende de ten laste gelegde periode niet hebben voldaan aan de administratieverplichtingen in het kader van de Awr.
Vrijspraak van feitelijke leidinggeven; wel tezamen en in vereniging
Nu vaststaat dat de aangiften omzetbelasting niet of onjuist zijn gedaan en dat niet aan de administratieverplichtingen is voldaan, dient de rechtbank te beoordelen of de verschillende rechtspersonen als dader van een strafbaar feit kunnen worden aangemerkt en vervolgens of bewezen kan worden dat verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven, dan wel deze feiten heeft medegepleegd.
Rechtspersonen kunnen als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
 het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
 de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
 de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf; en
 de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede is begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de gedraging.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
De hiervoor beschreven vennootschappen hebben, ondanks het feit dat in de ten laste gelegde periodes sprake is geweest van - in een aantal gevallen aanzienlijke - omzet geen aangiften omzetbelasting ingediend, dan wel aangiften waarbij de opgave apert onjuist is gebleken. Daarnaast is ten aanzien van voornoemde vennootschappen gebleken dat geen inzichtelijke administratie is gevoerd en dat - ondanks gerichte en herhaaldelijke verzoeken om de administratie van de vennootschap te overhandigen - aan de Belastingdienst geen administratie werd verstrekt. Genoemde gedragingen houden verband met een of meer wettelijke verplichtingen op grond van de Algemene wet rijksbelastingen en de Wet op de omzetbelasting en vonden plaats binnen de sfeer van de rechtspersoon. Die gedragingen kunnen daarom in redelijkheid aan de vennootschappen worden toegerekend.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of kan worden bewezen dat de verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Ten aanzien van de hiervoor genoemde besloten vennootschappen overweegt de rechtbank als volgt. Bij de beoordeling van de vraag of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen dient niet uitsluitend te worden betrokken de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon en het gedrag dat de verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Als feitelijke leidinggever moet de verdachte ten minste de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van een dergelijke aanvaarding kan - in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten - ook sprake zijn indien hetgeen de feitelijke leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Onder omstandigheden kan aan het voor de feitelijke leidinggever geldende opzetvereiste eveneens zijn voldaan indien hij de werkzaamheden van de onderneming zo heeft georganiseerd dat hij ermee rekening heeft gehouden dat de aan de betrokken werknemers gegeven opdrachten niet konden worden uitgevoerd zonder dat dit gepaard ging met het begaan van strafbare feiten.
Aan de hand van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte ten aanzien van de vennootschappen [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] en [bedrijf 6] BV weliswaar formeel als (veelal middellijk) bestuurder aangesteld is geweest en als zodanig bij de Kamer van Koophandel ingeschreven heeft gestaan, maar tegelijk dat verdachte ten aanzien van het reilen en zeilen rond die vennootschappen en de beslissingen ten aanzien van de (uitvoering van de) activiteiten van de bedrijven niet of nauwelijks een rol heeft gespeeld. Verdachte beschikte in een aantal gevallen weliswaar over een aantal gegevens van de vennootschap, waaronder bankgegevens, maar het was niet verdachte die bepaalde of er iets, en zo ja, wat, met de vennootschap gebeurde. Verdachte heeft de bedrijven telkens op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 5] op zijn naam gezet, als (veelal: middellijk) bestuurder.
Uit de bevindingen ten aanzien van de afzonderlijke vennootschappen en de verklaringen van medeverdachten en getuigen volgt dat het steeds medeverdachte [medeverdachte 5] was die de leiding nam en van alles rond de vennootschappen regelde. Het was [medeverdachte 5] die beschikte over de bankgegevens en/of de bijbehorende bankpassen en toegangscodes van de rekeningen van de vennootschappen en stichtingen, dan wel die daarover zeggenschap had en die contact onderhield met degene(n) die activiteiten met de vennootschappen zouden gaan ontplooien. [medeverdachte 5] heeft tevens telkens beslissende zeggenschap gehad in het aandragen van stichtingen als bestuur, alsook ter zake de overdracht van aandelen van de genoemde vennootschappen. De periodes waarin verdachte formeel bestuurder is geweest waren telkens relatief kort.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de strafbare gedragingen van de besloten vennootschappen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde.
Niettemin is de rechtbank is van oordeel dat verdachte, gelet op zijn positie als (middellijk) bestuurder van voornoemde vennootschappen, wel degelijk verantwoordelijk moet worden gehouden voor het niet indienen van de aangiften omzetbelasting door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5] en voor het onjuist indienen van de aangiften omzetbelasting door [bedrijf 6] BV over de hierna genoemde tijdvakken, alsook voor het door genoemde vennootschappen niet voldoen aan de administratieverplichtingen in het kader van de Awr. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat hij in de periode dat hij (middellijk) bestuurder was, in nauwe en bewuste samenwerking met de betreffende rechtspersoon en medeverdachte [medeverdachte 5] , opzettelijk geen en onjuist aangifte omzetbelasting heeft gedaan en geen administratie voor raadpleging beschikbaar heeft gesteld en/of een zodanige administratie niet heeft gevoerd, waarbij het handelen ertoe heeft gestrekt dat te weinig belasting werd geheven. Daarnaast heeft hij valse bescheiden aan de Belastingdienst verstrekt.
Het lag immers op de weg van verdachte om als bestuurder van de BV en daarmee als aangifteplichtige en administratieplichtige om een inzichtelijke administratie te voeren en juiste en volledige aangiften omzetbelasting in te dienen. Door zich als bestuurder in te schrijven heeft verdachte de verantwoordelijkheid daarvoor op zich genomen, immers met de vennootschappen zouden - na bemiddeling door [medeverdachte 5] en door toedoen van derden - activiteiten ontplooid gaan worden, zodat het aan verdachte was om de zaken administratief en belastingtechnisch in orde te brengen en daarnaar te handelen. Door hieraan niet naar behoren te voldoen, heeft verdachte vorenbedoelde verplichtingen bewust verzaakt. Dit klemt temeer nu hij, gezien zijn opleiding, ervaring en de aard van zijn functie als boekhouder, als geen ander op de hoogte had moeten zijn van zijn verplichtingen als bestuurder. Uit de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte blijkt bovendien dat vanaf het moment dat hij een gesprek had gehad met controleambtenaar [getuige 1] , in oktober of november 2011, hij wel wist dat hetgeen [medeverdachte 5] deed, niet pluis was. Dat had hem er van moeten weerhouden verplichtingen als (middellijk) bestuurder van voornoemde BV’s op zich te nemen. De stelling ‘dat hij dat zag als [medeverdachte 5] probleem en dat hij [medeverdachte 5] nodig had omdat die hem werk in het vooruitzicht had gesteld’, kan hem niet disculperen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van de hiervoor beschreven vennootschappen de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde verboden gedragingen heeft gepleegd, tezamen en in vereniging met rechtspersonen en/of met één of meer natuurlijke personen, te weten met medeverdachte [medeverdachte 5] en/of andere medeverdachten. De rechtbank verklaart het ten aanzien van die feiten subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Dezelfde feiten zijn aan verdachte ten laste gelegd ter zake de ondernemingen [bedrijf 8] BV, [bedrijf 7] en [bedrijf 9] . Van enige betrokkenheid van verdachte bij deze ondernemingen is niet gebleken, zodat de rechtbank verdachte in zoverre vrijspreekt.
4.4.9
Ten aanzien van feit 4
Uit het onderhavige dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat verdachte wetenschap had van de btw-carrouselfraude.
Nu niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van, een aandeel had in dan wel faciliteerde bij de btw-carrouselfraude, spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van de onder 4 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
subsidiair
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en),
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
 de aangifte omzetbelasting over de maand januari 2011 ten behoeve van [bedrijf 1] B.V., en
 de aangiften omzetbelasting over de maanden maart en april en mei 2011 ten behoeve van [bedrijf 2] B.V., en
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 3] B.V., en
 de aangifte omzetbelasting over de periode januari 2012 ten behoeve van [bedrijf 4] B.V., en
 de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2012 ten behoeve van [bedrijf 5] B.V.,
niet heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de belastingdienst, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
2.
subsidiair
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
 de aangiften omzetbelasting over de periode april en mei en juni en juli en augustus en september en oktober 2011 ten behoeve van [bedrijf 6] B.V.
onjuist heeft gedaan bij de Inspecteurs der belastingen of de Belastingdienst,
terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid (telkens) hierin bestaan dat op de aangiften geen bedrag aan omzet en/of geen bedrag aan (verschuldigde) omzetbelasting werd opgegeven;
3.
subsidiair
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 maart 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. en/of [bedrijf 3] B.V. en/of [bedrijf 4] B.V. en/of [bedrijf 5] B.V. en/of [bedrijf 6] B.V. en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)nen),
als administratieplichtigen die ingevolge de belastingwet verplicht waren tot
 het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, en
 het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en
 het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en
 het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens)
 opzettelijk inlichtingen en/of gegevens onjuist en/of onvolledig heeft/hebben verstrekt, en/of
 boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of inhoud daarvan, niet voor raadpleging beschikbaar heeft/hebben gesteld en/of in valse vorm voor dit doel beschikbaar gesteld, en/of
 een zodanige administratie niet heeft/hebben gevoerd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) geen administratie gevoerd op zodanige wijze, dat te allen tijde (juist en volledig) hun rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van de belasting overigens van belang zijnde gegevens, hieruit duidelijk konden blijken, en/of, hebben voornoemde rechtsperso(o)n(en) onderdelen van de bedoelde administratie in valse vorm opgemaakt en/of ter beschikking gesteld, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan vrijspreekt.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 68 en 69 Awr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, deze opzettelijk onjuist en/of onvolledig verstrekken, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat gelet op zijn rol, het nadeel, de aard, ernst en duur van de feiten, het georganiseerd verband binnen welke deze feiten werden gepleegd en de recidive een gevangenisstraf van achttien maanden in beginsel passend zou zijn. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, waarbij rekening wordt gehouden met het gegeven dat de raadsman van verdachte niet om het horen van getuigen heeft gevraagd, vorderen de officieren van justitie verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Daartoe heeft de verdediging het volgende gesteld. Van verdachte, die inmiddels 77 jaar is, is misbruik gemaakt; hij is in feite een katvanger die inhoudelijk en dus ook qua omvang (in vergaande mate) onkundig werd gehouden. De benadelingsbedragen die aan verdachte zijn toe te rekenen zijn laag tot nihil, de feiten zijn in een relatief korte periode gepleegd, verdachte heeft slechts voor een marginaal bedrag voordeel genoten en hij heeft de gedragingen uit eigen beweging geëindigd. Verdachte heeft bovendien meegewerkt aan het onderzoek en de verdediging heeft geen vertragende procesopstelling gehanteerd. De overschrijding van de redelijke termijn zou daarom in de zaak van verdachte zwaarder moeten wegen dan bij de medeverdachten. Een gevangenisstraf zou niet alleen financiële gevolgen hebben voor verdachte, maar bovenal zou dat naar verwachting tot een terugslag in depressieve klachten leiden bij zijn echtgenote.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 5] meerdere bedrijven op zijn, verdachtes, naam gezet en heeft vervolgens voor vijf ondernemingen geen aangiften omzetbelasting gedaan, terwijl die ondernemingen daartoe wel gehouden waren. In totaal heeft verdachte zeven aangiften omzetbelasting niet ingediend. Daarnaast heeft verdachte voor [bedrijf 6] BV zeven nihilaangiften ingediend, terwijl duidelijk was dat er wel degelijk omzet binnen die onderneming werd gegenereerd. Voor al deze ondernemingen heeft verdachte zich bovendien niet aan de administratieverplichtingen gehouden. Niet alleen heeft hij de administratie niet bijgehouden, tevens heeft hij niet of nauwelijks medewerking verleend aan de controleambtenaar [getuige 1] van de Belastingdienst en is daarbij zelfs zover gegaan dat hij valse overeenkomsten aan de controleambtenaar heeft verstrekt. De rechtbank rekent verdachte dit strafbare handelen des te zwaarder aan, omdat verdachte al sinds jaar en dag als boekhouder werkzaam is: juist hij zou moeten weten dat het van groot belang is dat de administratie van ondernemingen op orde is en dat de ondernemingen zich aan hun verplichtingen ter zake de omzetbelasting moeten houden. De werking van het systeem van de omzetbelasting is immers afhankelijk van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Door ten onrechte geen of zelfs onjuiste aangiften omzetbelasting te doen wordt het systeem van de heffing van de omzetbelasting ernstig ondergraven: verdachte zou dat als geen ander moeten weten.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 24 januari 2014 voor het eerst gehoord als verdachte. Op die datum is de redelijke termijn gaan lopen. Op 6 april 2020 wijst de rechtbank vonnis. Aldus wordt pas na zes jaren en (ruim) twee maanden vonnis gewezen. Gedurende deze jaren hebben er diverse zittingen, waaronder ook meerdere regiezittingen, plaatsgevonden en is een groot aantal getuigen, waarvan een groot deel in het buitenland verbleef, gehoord. De ingewikkeldheid en omvang van de onderhavige zaak brengt met zich dat een langere duur dan twee jaren is gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de rechtbank is in totaal een periode van 23 maanden aan te merken als overschrijding van de redelijke termijn, nu in deze periode door omstandigheden die niet aan de raadsman van verdachte te wijten zijn geen tot weinig activiteiten hebben plaatsgevonden in het uitvoeren van de (in andere zaken uit het onderhavige onderzoek) toegewezen onderzoekswensen. Met deze schending van de redelijke termijn dient rekening te worden gehouden bij de strafoplegging.
In matigende zin houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte en de verdediging. Namens verdachte zijn geen onderzoekswensen ingediend. De verdediging heeft de afgelopen jaren herhaaldelijk kenbaar gemaakt dat de inhoudelijke behandeling wat haar betreft zou kunnen plaatsvinden. Om proceseconomische redenen is de zaak van verdachte echter samen met de zaken van de medeverdachten blijven oplopen. De rechtbank acht het passend om met dit tijdsverloop in matigende zin rekening te houden.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, maar zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn én de proceshouding van verdachte de straf matigen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en een taakstraf van 240 uren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
nietigverklaring
- verklaart de dagvaarding partieel nietig voor wat betreft:
- het onderdeel ‘en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)’ onder feiten 1, 2 en 3;
- het onderdeel ‘een groot aantal…waaronder onder meer’ onder feiten 1 en 2;
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2:het misdrijf:opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 3:het misdrijf:ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, deze opzettelijk onjuist en/of onvolledig verstrekken, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, en deze opzettelijk niet voor dit doel beschikbaar stellen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. M.M. Lorist, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen en mr. J.M. van Westerlaak, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 6 april 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 50934. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, gesloten op 12 mei 2015.
2.OPV – AH-500, pag. 35 bovenaan en pag. 37, halverwege.
3.AH-500, pag. 36 onderaan.
4.AH-500, pag. 2, halverwege.
5.Uittreksel KvK D-158.
6.AH-503, pag. 5 halverwege.
7.AH-501, pag. 4 onderaan en AH-057 pag. 10 bovenaan, D-1110, uittreksel KvK.
8.AH-500, pag. 2; zie ook de ambtsedige verklaring van [getuige 2] , AH-212, pag. 3, 4, 5.
9.AH-500, pag. 2 onderaan en pag. 3 bovenaan.
10.AH-513, pag. 4, halverwege.
11.V-009-01, pag. 3 onderaan.
12.V-009-01, pag. 4, halverwege.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
14.V-009-01, pag. 5 onderaan.
15.V-009-01, pag. 12 bovenaan.
16.V-009-02, pag. 2 halverwege.
17.V-009-01, pag. 12 halverwege.
18.V-009-04, pag. 14 onderaan.
19.V-009-04, pag. 10 halverwege.
20.V-009-04, pag. 11 onderaan.
21.V-009-04, pag. 12 bovenaan.
22.V-009-01, pag. 4 onderaan en pag. 5 bovenaan.
23.V-009-01, pag. 5 bovenaan.
24.V-009-04, pag. 12 onderaan.
25.V-009-04, pag. 15 onderaan en pag. 16 bovenaan.
26.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
27.G-003-01, pag. 2 halverwege tot en met pag. 3 halverwege.
28.V-010-02, pag. 4 onderaan en D-390, overzicht bedrijven.
29.VIES -systeem, of: ‘Vat information Exchange System’, een gedecentraliseerd netwerk voor uitwisseling van actuele informatie tussen lidstaten om grensoverschrijdende btw-fraude tegen te gaan.
30.H-542, pag. 5.
31.D-101.
32.D-100.
33.D-084, pag. 5.
34.D-079, uittreksel KvK [bedrijf 1] .
35.V-040-01, pag. 7 halverwege.
36.V-009-01, pag. 6 bovenaan.
37.V-009-01, pag. 12 onderaan en pag. 8 bovenaan en onderaan.
38.V-009-01, pag. 5 halverwege en onderaan.
39.V-009-01, pag. 5 halverwege en onderaan.
40.V-009-01, pag. 6 bovenaan; proces-verbaal ter terechtzitting op 16 januari 2020.
41.VIES -systeem, of: ‘Vat information Exchange System’, een gedecentraliseerd netwerk voor uitwisseling van actuele informatie tussen lidstaten om grensoverschrijdende btw-fraude tegen te gaan.
42.D-083.
43.AH-542, pag. 8 en 9 en AH-032 ambtsedig opgemaakte verklaring [naam 19] , 30 oktober 2012.
44.V-009-01, pag. 8 onderaan.
45.G-003-01.
46.AH-542, pag. 8; AH-156, D-736 en D-737.
47.D-082.
48.V-009-01, pag. 8 bovenaan en onderaan.
49.Verklaring verdachte ter zitting van 16 januari 2020, pag. 4.
50.G-003-01, pag. 3 bovenaan.
51.D-001.
52.D-001 (uittreksel KvK [bedrijf 2] ) en D-002 (uittreksel KvK [bedrijf 23] BV).
53.D-003 (uittreksel KvK [stichting 1] ).
54.AH-019, pag. 2 onderaan.
55.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
56.G-003-01, pag. 4.
57.D-017
58.D-015.
59.V-009-01, pag. 18 onderaan.
60.V-009-01, pag. 19 bovenaan.
61.V-009-01, pag. 19 bovenaan en halverwege.
62.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
63.V-009-01, pag. 16 bovenaan.
64.AH-019, pag. 3 en D-064.
65.AH-004, ambtsedig opgemaakte verklaring [bedrijf 2] BV 27 september 2012.
66.AH-026, ambtsedig opgemaakte verklaring [bedrijf 2] 30 oktober 2012.
67.AH-019, pag. 4 bovenaan.
68.AH-174, overzichtsproces-verbaal faillissementsfraude [bedrijf 2] / [verdachte] .
69.V-009-01, pag. 19 halverwege.
70.G-003-01, pag. 4, halverwege en D-015, D-017.
71.G-003-01.
72.A-174, overzichtsproces-verbaal faillissementsfraude/ [verdachte] / [bedrijf 2] , pag. 3 bovenaan.
73.D-018.
74.D-022, uittreksel KvK.
75.D-095.
76.AH-532, pag. 8 halverwege.
77.V-009-03, pag. 8 onderaan.
78.V-009-03, pag. 9 bovenaan.
79.V-009-03, pag. 9 bovenaan.
80.V-009-03, pag. 9 onderaan.
81.V-009-03, pag. 10 onderaan.
82.V-009-03, pag. 11 bovenaan.
83.D-472.
84.V-009-03, pag. 12 halverwege.
85.V-009-03, pag. 12 bovenaan.
86.V-009-03, pag. 13 halverwege en D-474.
87.AH-532, pag. 14 en V-013-01, pag. 3 onderaan.
88.V-012-01, pag. 5 bovenaan en halverwege.
89.D-025 en AH-532, pag. 9, bovenaan.
90.AH-009.
91.AH-532, pag. 10 bovenaan; AH-016, D-121.
92.D-093, D-105, AH-014.
93.V-009-04, pag. 4 bovenaan.
94.G-003-01.
95.V-013-01, pag. 3 onderaan
96.G-003-01, pag. 5 onderaan.
97.D-051. KvK [bedrijf 4] BV.
98.D-052. KvK [stichting 4] .
99.AH-532, pag. 15 halverwege, en D-095, uittreksel GBA.
100.V-009-03, pag. 4. e.v.
101.V-009-01, pag. 12 halverwege.
102.V-050, pag. 4 en 6. en proces-verbaal verhoor rechter-commissaris d.d. 23 november 2017.
103.V-009-03, pag. 5 bovenaan.
104.V-009-03, pag. 6 halverwege.
105.V-009-03, pag. 5 onderaan en 6 bovenaan.
106.V-013-01, pag. 4 bovenaan.
107.V-013-01, pag. 5 halverwege.
108.V-009-04, pag. 10 halverwege.
109.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
110.D-057, pag. 7, 9, 12 en 15
111.AH-006, pag. 1 en AH-027, pag. 1.
112.D-121.
113.D-093.
114.D-105.
115.V-050-01, pag. 6 bovenaan.
116.V-050-01, pag. 6 bovenaan.
117.V-009-03, pag. 4 onderaan en pag. 5 halverwege.
118.V-009-03, pag. 5 bovenaan.
119.V-009-03, pag. 4 onderaan.
120.V-009-03, pag. 5 halverwege.
121.V-009-03, pag. 4 onderaan.
122.V-009-03, pag. 7 halverwege e.v.
123.V-013-01, pag. 4 onderaan.
124.AH-532, pag. 20 onderaan.
125.D-092 Uittreksel KvK [bedrijf 5] .
126.D-067 Uittreksel KvK [stichting 5] .
127.AH-176 en AH-177; processen-verbaal faillissementsfraude.
128.AH-532, pag. 27 onderaan en D-402 en D-404; V-009-02, pag. 10 bovenaan.
129.D-402.
130.V-009-04, pag. 5 halverwege.
131.V-009-04, pag. 6 halverwege.
132.V-009-04, pag. 5 halverwege.
133.V-009-04, pag. 5 onderaan en pag. 7 bovenaan.
134.V-009-04, pag. 6 bovenaan.
135.V-009-04, pag. 6 onderaan en pag. 7 onderaan.
136.V-009-04, pag. 7 halverwege en D-402.
137.V-009-04, pag. 8 onderaan.
138.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
139.D-402, overnameovereenkomst [stichting 5] / [bedrijf 5] BV 15 februari 2012.
140.V-013-02 onderaan; D-462.
141.V-013-02, pag. 4 bovenaan.
142.V-012-01, pag. 8 onderaan.
143.AH-021, pag. 4 bovenaan en D-094.
144.V-009-04, pag. 6 onderaan.
145.AH-532, pag. 25 en D-121.
146.D-105, D-093 en AH-014.
147.AH-010, ambtsedig opgemaakte verklaring belastingdienst, opgemaakt door [naam 20] , ten aanzien van [bedrijf 5] BV, [adres 10] , Enschede, sofinummer [nummer 2] .
148.G-003-01, pag. 3 halverwege.
149.AH-021, pag. 4 halverwege en AH-176, proces-verbaal faillissementsfraude [verdachte] / [bedrijf 5] , pag. 3.
150.D-096, faillissementsverslag [bedrijf 5] , pag. 4.
151.Zie o.a. AH-533, overzichtsproces-verbaal [naam 9] .
152.D-028.
153.D-066.
154.D-028, uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 6] BV.
155.AH-533, pag. 6 bovenaan en D-101.
156.D-100.
157.G-003-01, pag. 4.
158.D-003.
159.D-003.
160.V-009-02, pag. 7 onderaan.
161.V-009-02, pag. 8 halverwege.
162.V-009-02, pag. 8 onderaan en pag. 9 bovenaan en V-009-03, pag. 14 bovenaan.
163.V-009-02, pag. 8 onderaan.
164.V-009-01, pag. 11 halverwege.
165.V-009-02, pag. 10 halverwege.
166.V-009-02, pag. 12 halverwege.
167.V-009-02, pag. 7 onderaan.
168.V-009-02, pag. 8 bovenaan.
169.V-009-02, pag. 6 onderaan en pag. 7 onderaan.
170.V-009-03, pag. 14; V-009-04, pag. 10 halverwege; V-009-04, pag. 14 halverwege; V-009-04, pag. 12 bovenaan.
171.V-009-04, pag. 10 halverwege.
172.AH-533, pag. 7 onderaan.
173.AH-533, pag. 8 halverwege.
174.AH-533, pag. 8 bovenaan en D-065.
175.V-009-02, pag. 12 onderaan.
176.V-009-02, pag.12 halverwege en pag. 13 bovenaan.
177.V-009-02, pag. 14 bovenaan.
178.V-009-02, pag. 13,halverwege.
179.AH-007 ambtsedig opgemaakte verklaring Belastingdienst, [bedrijf 6] BV.
180.AH-533, pag. 8 halverwege.
181.AH-533, pag. 6 onderaan en pag. 7 bovenaan en G-003-01.
182.V-009-01, pag. 7 bovenaan.
183.AH-007, D-003, D-066.
184.AH-007.
185.AH-014, D-105 en D-093.
186.V-009-02, pag. 14 bovenaan.
187.G-003-01.