Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1. Het onderzoek op de terechtzitting
2. De tenlastelegging
3. De voorvragen
4. De bewijsoverwegingen
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6. De strafbaarheid van verdachte
7. De op te leggen straf of maatregel
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
9. De beslissing
1.Het onderzoek op de terechtzitting
mr. A.C. Huisman , advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
‘en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)’. De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is wie wordt bedoeld met
'en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)'.Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
'en/of één of meerdere andere rechtsperso(o)n(en)'onder feiten 1, 2 en 3, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank heeft reeds ter zitting van 12 oktober 2015 geoordeeld dat de dagvaarding in zoverre partieel nietig wordt verklaard.
‘een groot aantal….waaronder onder meer’,waarna met behulp van gedachtestreepjes een gedetailleerde opsomming van specifieke aangiften volgt. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is op welke andere aangiften dan die in de opsomming staan, wordt gedoeld. Verdachte is daardoor niet in staat om zich tegen dat onderdeel van de tenlastelegging te verdedigen. Het onderdeel van de tenlastelegging
‘een groot aantal….waaronder onder meer’onder feiten 1 en 2, in alle ten laste gelegde varianten, is dan ook telkens onvoldoende duidelijk en begrijpelijk. De rechtbank verklaart de dagvaarding ook in zoverre partieel nietig.
De namen en btw-nummers van bedrijven die als ploffer fungeren worden meestal maar korte tijd gebruikt, waarna de activiteiten worden gestaakt en een nieuwe ploffer de plaats inneemt van de eerdere ploffer. De Belastingdienst kan vervolgens de eerste ploffer niet meer aanspreken op zijn fiscale verplichtingen. Bestuurders van de bedrijven die fungeren als ploffer of buffer zijn slechts formeel leidinggevende en niet feitelijk betrokken bij de ondernemingen; zij zetten de bedrijven en bankrekeningen slechts op naam (‘katvangers’). Eén van de kenmerken van btw-carrouselfraude is dat sprake is van een prijsval: de ploffers factureren goederen aan de bufferbedrijven voor lagere bedragen dan waarvoor die aan de ploffers waren gefactureerd. Over het algemeen werd een structureel verlies geleden van gemiddeld ca. 13%. Deze prijsval kan alleen worden gerealiseerd doordat plofferbedrijven geen btw afdragen. De ‘winst’ die ten gevolge van deze handelwijze ontstaat, wordt over de diverse schakels verdeeld.
Toen [naam 5] begin 2011 uit [bedrijf 1] wilde stappen heeft [medeverdachte 5] geregeld dat [verdachte] , verdachte, zijn opvolger werd. [naam 5] heeft verklaard dat hij nooit bankafschriften van [bedrijf 1] heeft gezien en van transacties geen weet heeft gehad. [35]
9 maart 2012, en een betaling van € 150,-- gedaan op 12 maart 2012) met omschrijvingen als ‘voorschot administratiekosten’ en ‘afrekening administratiekosten’ heeft verdachte verklaard dat die verband hielden met werkzaamheden van zijn voorganger [naam 14] - die door [medeverdachte 5] was weggestuurd – die door verdachte zijn afgerond. [85]
€ 400,-- tot € 600,-- ontvangen. [100] [101]
€ 5.634.347,- aan intracommunautaire verwervingen. [110]
5 februari 2009 droeg [naam 16] de aandelen van [bedrijf 5] over aan [stichting 5] .
- [verdachte] , vanaf 29 november 2011 tot 15 februari 2012;
- [naam 10] , vanaf 15 februari 2012 tot 28 maart 2012;
- [naam 11] , vanaf 28 maart 2012.
€ 508.912,--, 3e kwartaal € 3.324.942,-- en 4e kwartaal € 2.659.102,--) was verworven. [172] Diverse bedrijven uit andere EU-lidstaten hadden aangegeven in het tweede, derde en vierde kwartaal van 2011 te hebben gehandeld met [bedrijf 6] BV. [173] [174] Het betroffen onder meer de bedrijven [bedrijf 38] (Tsjechië), [bedrijf 37] (Duitsland), [bedrijf 21] (Duitsland) en [bedrijf 30] (Zweden).
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.