ECLI:NL:RBOVE:2020:1237

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
08/996121-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door oprichter van meerdere vennootschappen met onjuiste aangiften omzetbelasting

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man, die als oprichter van verschillende vennootschappen werd beschuldigd van belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend voor de vennootschappen [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 2] B.V., [bedrijf 3] B.V. en [bedrijf 4] B.V. in de periode van 31 maart 2017 tot en met 3 oktober 2017. De verdachte claimde ten onrechte voorbelasting en gaf feitelijk leiding aan deze onjuiste aangiften. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door gebruik te maken van zogenoemde katvangers, op slinkse wijze misbruik heeft gemaakt van kwetsbare personen en de belastingmoraal heeft ondermijnd. De totale schade voor de Belastingdienst werd vastgesteld op € 48.970,00. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, met een proeftijd van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/996121-18 (P)
Datum vonnis : 23 maart 2020
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ruige.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:alleen of met anderen opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1]
B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 dan wel dat hij als (mede)pleger verantwoordelijk is voor dit strafbare feit;
feit 2:alleen of met anderen opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 2]
B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het 2e en 3e kwartaal 2017 dan wel dat hij als (mede)pleger verantwoordelijk is voor dit strafbare feit;
feit 3:alleen of met anderen opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 3] B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 dan wel dat hij als (mede)pleger verantwoordelijk is voor dit strafbare feit;
feit 4:alleen of met anderen opdracht of feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 4] B.V. opzettelijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting over het 2e en 3e kwartaal 2017 dan wel dat hij als (mede)pleger verantwoordelijk is voor dit strafbare feit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
(primair)
[bedrijf 1] B.V. op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2017 tot en met 30 juli 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 1] B.V. (AMB-014)
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van april 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van mei 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van juni 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van juli 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(subsidiair)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2017 tot en met 30 juli 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 1] B.V. (AMB-014)
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van april 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van mei 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van juni 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting van juli 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld;
feit 2
(primair)
[bedrijf 2] B.V. op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 2] B.V. (AMB-011)
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(subsidiair)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 2] B.V. (AMB-011)
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld;
feit 3
(primair)
[bedrijf 3] B.V. op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 3] B.V. (AMB-008)
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juli van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juni van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand mei van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand april van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(subsidiair)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 3] B.V. (AMB-008)
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juli van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juni van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand mei van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting voor de maand april van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld;
feit 4
(primair)
[bedrijf 4] B.V. op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 4] B.V. (AMB-012)
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
(subsidiair)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 juli 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Enschede en/of Hengelo en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een of meer aangifte(n) omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 4] B.V. (AMB-012)
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2017, en/of
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft laten doen bij de inspecteur der belastingen/belastingdienst,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan dat in genoemd(e) (elektronische) aangiftebiljet(ten):
- een te hoog, althans onjuist bedrag aan voorbelasting, en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting, vermeld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend
bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tot en met 4 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van de aangiften omzetbelasting over het 2e kwartaal 2017, zoals dat onder 2 en 4 ten laste is gelegd. Volgens de officier van justitie moet verdachte daarvan dan ook worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
feiten 1 en 3
onjuiste aangiften omzetbelasting [bedrijf 1]
In de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 kwamen de aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 ten name van [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) elektronisch binnen bij de Belastingdienst. Hierin is aan voorbelasting respectievelijk € 14.752,00, € 2.392,00, € 2.638,00, € 2.450 en € 2.632,00 geclaimd. [2]
Door de Belastingdienst is een boekenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 1] . Dit onderzoek wees uit dat [bedrijf 1] geen enkele activiteit heeft ontplooid. [3]
Verder bleek dat de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017 was onderbouwd met drie facturen ten name van [bedrijf 5] B.V. (hierna: [bedrijf 5] ). [4] Door de Belastingdienst is vervolgens een onderzoek ingesteld bij [bedrijf 5] . [naam 1] (hierna: [naam 1] ), enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 5] , heeft verklaard de drie facturen niet te kennen. Er zijn nooit activiteiten geweest, dus er zijn ook nooit facturen uitgeschreven, aldus [naam 1] . [5]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017 is gedaan op basis van valse facturen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat door of namens [bedrijf 1] geen activiteiten zijn ontplooid, dus geen kosten zijn gemaakt en inkopen of investeringen zijn gedaan waarvoor BTW bij [bedrijf 1] in rekening is gebracht, terwijl in de aangiften omzetbelasting over april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 wel steeds voorbelasting is geclaimd. De ingediende aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] zijn dan ook onjuist. In totaal is door [bedrijf 1] € 24.864,00 (€ 14.752,00 + € 2.392,00 +
€ 2.638,00 + € 2.450 + € 2.632,00) ten onrechte aan voorbelasting geclaimd.
onjuiste aangiften omzetbelasting [bedrijf 3]
In de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 kwamen de aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 ten name van [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) elektronisch binnen bij de Belastingdienst. Hierin is aan terug te ontvangen omzetbelasting € 8.677,00, € 2.473,00, € 2.516,00, € 2.293,00 en
€ 2.356,00 geclaimd. [6]
Door de Belastingdienst is een boekenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 3] . Dit onderzoek wees uit dat [bedrijf 3] geen enkele activiteit heeft ontplooid. [7]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 ten name van [bedrijf 3]
onjuist zijn. In totaal is door [bedrijf 3] dan ook € 18.315,00 (€ 8.677,00 + € 2.473,00 +
€ 2.516,00 + € 2.293,00 + € 2.356,00) ten onrechte aan terug te ontvangen omzetbelasting geclaimd.
door wie zijn de aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] ingediend?
-
aangiften omzetbelasting over juli 2017
Door de Belastingdienst is onderzocht via welk IP-adres de elektronische aangiften omzetbelasting zijn ingediend. Dit onderzoek wees uit dat in de periode van 28 juli 2017 tot en met 15 augustus 2017 via het IP-adres [ip-adres 1] aangiften zijn ingediend ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] . [8] Dit IP-adres is te koppelen aan de gegevens:
[naam 2] ,
[adres 2]
Verdachte heeft verklaard dat dit het huisadres is van zijn ouders. [10]
De aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] over juli 2017 zijn op 29 juli 2017 ingediend. [11] Op grond van voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat deze indiening plaatsvond via het IP-adres van de ouders van verdachte.
-
aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017 en juni 2017
Verdachte is twee keer verhoord door de politie.
Op 4 februari 2019 heeft verdachte verklaard dat hij [bedrijf 1] te koop had gezet. [naam 3] en een persoon met de naam [naam 4] wilden [bedrijf 1] overkopen. Verdachte kreeg daar geen geld voor. Wel is een overnamedocument opgemaakt. [naam 3] zouden vervolgens naar een notaris in Nijmegen gaan. Verdachte heeft de overnameakte, die bij deze notaris zou worden opgemaakt, nooit gezien. Om de overdracht te regelen is verdachte naar de Kamer van Koophandel in Arnhem gegaan. Dat was zo met [naam 3] afgesproken. Toen verdachte daar aan kwam, was [naam 3] er niet. Verdachte belde [naam 3] op. [naam 3] liet verdachte weten dat iemand anders zou komen met een volmacht, die door hem was opgemaakt en ondertekend. Verdachte trof vervolgens [getuige 1] , die verdachte een volmacht liet zien. Daarop stond dat [getuige 1] als directeur van [bedrijf 1] kon worden ingeschreven. Volgens verdachte heeft hij [bedrijf 1] dan ook overgedragen aan [getuige 1] .
Op 7 februari 2019 heeft verdachte verklaard dat hij met [getuige 1] over [naam 3] heeft gesproken. Verdachte heeft [naam 3] een paar keer ontmoet. Verder weet verdachte niks van hem. Over het indienen van aangiften omzetbelasting heeft verdachte verklaard dat hij hier niks mee te maken heeft en dat hij hierin niks heeft gedaan. Verdachte ontkent tot slot dat hij via het adres van zijn ouders aangiften heeft ingediend. Hij denkt dat iemand via de open verbinding op de WIFI van zijn ouders is gekomen om daarna de aangiften in te dienen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] is [bedrijf 1] . [12] [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) stond sinds 14 maart 2017 ingeschreven als bestuurder van [bedrijf 1] . [13] Hij heeft over die inschrijving verklaard dat [naam 5] , en twee vrienden van die [naam 5] , te weten [naam 6] en [naam 7] , hadden gevraagd of hij een B.V. op zijn naam wilde zetten. Het idee was dat er geld op de B.V. zou komen te staan en dat daaruit een belastingteruggave zou volgen. [getuige 1] ging akkoord. Om de B.V. op zijn naam te zetten, moest hij naar de Kamer van Koophandel. Volgens [naam 7] zou daar nog iemand komen, op wiens naam de B.V. stond. Op de dag van de overdracht ging [getuige 1] met een onbekende, kleine man naar de Kamer van Koophandel. De kleine man zei dat ze naar binnen moesten gaan en dat [getuige 1] de overdracht moest tekenen. Over de kleine man, van wie [getuige 1] later begreep dat het [verdachte] was, heeft [getuige 1] verder verklaard dat hij de administratie van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] deed. [getuige 1] heeft geen idee wat aangiften omzetbelasting zijn. [14]
Aan [getuige 1] is een foto van verdachte getoond, waarna [getuige 1] heeft verklaard: ‘
Dat is [verdachte] 100%’. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij [naam 3] en [naam 4] niet kent. Hij heeft nooit van hun namen gehoord. Het verhaal van verdachte met betrekking tot de overdracht klopt volgens [getuige 1] niet. Het is gegaan zoals [getuige 1] heeft verklaard, aldus [getuige 1] . [getuige 1] had geen volmacht bij zich en [verdachte] had met geen woord over ene [naam 3] gesproken. Hij had ook niet zijn verbazing geuit toen [getuige 1] in plaats van [naam 3] kwam. [15]
[getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), de boekhouder van verdachte, heeft verklaard dat door hem geen aangiften omzetbelasting over de jaren 2016 en 2017 ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] zijn ingediend. Hij had hiervoor ook geen administratie ontvangen van verdachte. [16]
Op grond van deze bewijsmiddelen, in samenhang bezien met wat hierna nog
wordt overwogen en geconcludeerd ten aan zien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde, stelt de rechtbank vast dat verdachte de aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2017, april 2017, mei 2017, juni 2017 en juli 2017 ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 3] onjuist heeft ingediend. De verklaringen van verdachte, inhoudende – kort gezegd – dat hij niks met de aangiften omzetbelasting heeft te maken, vinden geen steun in het dossier. De rechtbank schuift de door verdachte afgelegde verklaringen daarom als onaannemelijk ter zijde.
feiten 2 en 4
partiële vrijspraak
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat de aangiften omzetbelasting over het 2e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) en [bedrijf 4] B.V. (hierna: [bedrijf 4] ) onjuist of onvolledig zijn gedaan. Zij spreekt verdachte hiervan dan ook vrij.
onjuiste aangifte omzetbelasting [bedrijf 2]
Op 3 oktober 2017 kwam de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 2] elektronisch binnen bij de Belastingdienst. Hierin is aan voorbelasting
€ 2.356,00 geclaimd. [17]
Door de Belastingdienst is een boekenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 2] . Dit onderzoek wees uit dat [bedrijf 2] geen enkele activiteit heeft ontplooid. [18]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 2] onjuist is. Door [bedrijf 2] is dan ook
€ 2.356,00 ten onrechte aan voorbelasting geclaimd.
onjuiste aangifte omzetbelasting [bedrijf 4]
Op 3 oktober 2017 kwam de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 4] elektronisch binnen bij de Belastingdienst. Hierin is aan voorbelasting € 2.348,00
geclaimd. [19]
Door de Belastingdienst is een boekenonderzoek ingesteld bij [bedrijf 4] . Dit onderzoek wees uit dat [bedrijf 4] geen enkele activiteit heeft ontplooid op het gebied van softwareontwikkeling, terwijl de in voornoemde aangiften aangegeven omzet betrekking heeft op softwareontwikkeling. De omzet die door [bedrijf 4] is behaald met glasbewassingsactiviteiten is niet aangegeven. Het gaat om een omzet van € 1.087,00. [20]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 4] onjuist is. Door [bedrijf 4] is ten onrechte € 2.348,00 aan voorbelasting geclaimd en ten onrechte een omzet van € 1.087,00 niet aangegeven.
door wie zijn de aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] ingediend?
Het hierboven weergegeven onderzoek naar de gebruikte IP-adressen wees verder uit dat vanaf 27 augustus 2017 via het IP-adres [ip-adres 2] aangiften zijn ingediend ten name van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] . [21] Dit IP-adres is te koppelen aan:
[bedrijf 6] ,
[adres 3]
Dit is het BRP-adres van verdachte. [23]
Tijdens het hierboven weergegeven boekenonderzoek is gebleken dat [bedrijf 7] B.V. (hierna: [bedrijf 7] ) enig aandeelhouder en bestuurder was van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] . Als bestuurder van [bedrijf 7] stond ingeschreven:
  • tot 29 augustus 2017 [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en;
  • na 29 augustus 2017 [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ).
[getuige 3] heeft over die inschrijving verklaard dat een bekende van haar, [verdachte] , vroeg of het haar iets leek om iets anders te gaan doen. [getuige 3] besloot om het te doen. Zij ging eerst met [verdachte] naar de notaris om de B.V. op te richten. Met deze papieren gingen ze naar de Kamer van Koophandel voor de inschrijving. [getuige 3] heeft verder verklaard dat [verdachte] de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] verzorgde. [25]
[getuige 4] , een man die is opgenomen in een instelling voor personen met psychiatrische problemen, heeft over die inschrijving verklaard dat een persoon met de naam [naam 8] vroeg of hij werk had. Dat had [getuige 4] niet, maar dat wilde hij wel graag. Een paar dagen later ging [getuige 4] met [naam 8] naar de Kamer van Koophandel. Daar moest [getuige 4] wat documenten tekenen. [getuige 4] heeft verder verklaard dat hij de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 7] en haar dochterondernemingen niet verzorgde. [26]
Aan de begeleidster van [getuige 4] is vervolgens per e-mail een foto van verdachte verzonden. De begeleidster liet weten dat zij de foto aan [getuige 4] had laten zien. [getuige 4] herkende de man op de foto meteen als [naam 8] . [27]
Op grond van deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die de aangiften omzetbelasting over het 3e kwartaal 2017 ten name van [bedrijf 2] en [bedrijf 4] onjuist heeft ingediend.
feiten 1 tot en met 4
opzet
Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [naam 1] , [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 4] , stelt de rechtbank vast dat sprake is van een fraudepatroon, inhoudende dat verdachte [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] oprichtte om die vennootschappen vervolgens over te schrijven op naam van [naam 1] , [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 4] (de zogenoemde katvangers). Door of namens voornoemde vennootschappen werden, met uitzondering van de glasbewassingsactiviteiten van [bedrijf 4] , geen werkzaamheden bij derden verricht. Zij waren kennelijk opgericht met het uitsluitende doel om onjuiste aangiften omzetbelasting te doen. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte vol opzet had op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. Dit strekte ertoe dat te weinig belasting werd geheven.
toerekening aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4]
[bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] zijn rechtspersonen, als bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. Hoge Raad 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938) is het voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend van belang om vast te stellen of deze gedraging is verricht in de sfeer van die rechtspersoon. Van zo een gedraging is sprake als zich één of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het uitgeoefende bedrijf;
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikking of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De hiervoor vastgestelde gedraging, het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting, is gepleegd door verdachte, de oprichter van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] . Deze vennootschappen waren aangifteplichtig. De gedraging van verdachte is hen dienstig geweest, nu zij hierdoor ten onrechte geclaimde voorbelasting (deels) kregen uitgekeerd. Voor [bedrijf 4] komt daarbij dat zij, als gevolg van de gedraging van verdachte, minder omzetbelasting afdroeg dan waartoe zij gehouden was.
Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de gedraging van verdachte plaatsvond in de sfeer van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en daarom redelijkerwijs aan [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] kan worden toegerekend. Dit betekent dat [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] kunnen worden aangemerkt als dader van de ten laste gelegde feiten.
opdracht of feitelijk leidinggeven
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte als opdrachtgever of feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt.
In dat kader acht de rechtbank van belang dat verdachte de oprichter was van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] en dat hij, blijkens de verklaringen van [naam 1] , [getuige 1] , [getuige 3] en [getuige 4] , steeds betrokken was bij het overschrijven van de vennootschappen op hun naam. Hij heeft bovendien actief gehandeld door vervolgens onjuiste aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] bij de Belastingdienst in te dienen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] begane strafbare feiten.
conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 tot en met 4 steeds primair ten laste
gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen. Naar het oordeel van de rechtbank is namelijk niet komen vast te staan dat [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] het ten laste gelegde in nauwe en bewuste samenwerking met een ander hebben begaan of dat verdachte samen met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] begane strafbare feiten. Verdachte handelde alleen, althans uit de bewijsmiddelen blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) ten aanzien van de gepleegde strafbare feiten. De rechtbank spreekt daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1, primair
[bedrijf 1] B.V. in de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 in Nederland,
telkens opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 1] B.V. (AMB-014)
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017, en
- de aangifte omzetbelasting van april 2017, en
- de aangifte omzetbelasting van mei 2017, en
- de aangifte omzetbelasting van juni 2017, en
- de aangifte omzetbelasting van juli 2017,
onjuist heeft gedaan bij de inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemde elektronische aangiftebiljetten:
- een te hoog bedrag aan voorbelasting was vermeld
zulks terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
feit 2, primair
[bedrijf 2] B.V. op 3 oktober 2017 in Nederland,
opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
ten name van [bedrijf 2] B.V. (AMB-011)
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017,
onjuist heeft gedaan bij de inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemd elektronische aangiftebiljet:
- een te hoog bedrag aan voorbelasting was vermeld
zulks terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
feit 3, primair
[bedrijf 3] B.V. in de periode van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 in Nederland,
telkens opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften omzetbelasting, waaronder:
ten name van [bedrijf 3] B.V. (AMB-008)
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juli van het jaar 2017, en
- de aangifte omzetbelasting voor de maand juni van het jaar 2017, en
- de aangifte omzetbelasting voor de maand mei van het jaar 2017, en
- de aangifte omzetbelasting voor de maand april van het jaar 2017, en
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2017,
onjuist heeft gedaan bij de inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemde elektronische aangiftebiljetten:
- een onjuist bedrag aan terug te ontvangen omzetbelasting was vermeld
zulks terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
feit 4, primair
[bedrijf 4] B.V. op 3 oktober 2017 in Nederland,
opzettelijk als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
ten name van [bedrijf 4] B.V. (AMB-012)
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2017, en
onjuist heeft gedaan bij de inspecteur der belastingen,
terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat in genoemd elektronische aangiftebiljet:
- een te hoog bedrag aan voorbelasting en
- een onjuist bedrag aan te betalen omzetbelasting was vermeld
zulks terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 3 primair, telkens:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 4 primair, telkens:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een
gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
de gepleegde feiten
[bedrijf 1] en [bedrijf 3] en [bedrijf 2] en [bedrijf 4] hebben zich van 31 maart 2017 tot en met 29 juli 2017 respectievelijk op 3 oktober 2017 schuldig gemaakt aan belastingfraude, door telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen. Hierdoor werd te weinig belasting geheven. Verdachte heeft aan deze strafbare feiten, als oprichter van [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] , feitelijk leiding gegeven.
Na de oprichting ervan heeft verdachte [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 4] op naam gezet van zogenoemde katvangers, onder wie zelfs een psychiatrisch patiënt. Vervolgens heeft verdachte aangiften omzetbelasting ten name van voornoemde vennootschappen bij de Belastingdienst ingediend, waarin ten onrechte voorbelasting werd geclaimd of waarin behaalde omzet niet werd aangegeven. De katvangers hadden hier geen weet van. Zij stonden uitsluitend als enig aandeelhouder en bestuurder van voornoemde vennootschapen ingeschreven, zodat verdachte niet, althans minder snel, in beeld zou komen bij de Belastingdienst en FIOD. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij, enkel ten behoeve van zijn eigen financiële gewin, op slinkse wijze misbruik heeft gemaakt van (naar uit het dossier wel blijkt) kwetsbare personen.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij de algemene belastingmoraal heeft ondermijnd. Door opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting in te dienen heeft verdachte het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd, immers ondergraven.
fiscaal nadeel
Door onjuiste aangiften omzetbelasting te doen is de Belastingdienst, en daarmee de samenleving, benadeeld. De Belastingdienst en FIOD hebben het benadelingsbedrag vastgesteld op € 109.331,00 (vgl. p. 277). Bij deze vaststelling zijn evenwel ook vennootschappen meegenomen, die niet op de tenlastelegging staan. De rechtbank is in de onderhavige zaak van oordeel dat bij de vaststelling van het benadelingsbedrag moet worden uitgegaan van het nadeel, dat is geleden als gevolg van de bewezen verklaarde belastingfraude. Hierboven is geconcludeerd dat door [bedrijf 1] ten onrechte € 24.864,00 aan voorbelasting is geclaimd, door [bedrijf 3] € 18.315,00, door [bedrijf 2] € 2.356,00 en door [bedrijf 4] € 2.348,00. Daarnaast is door [bedrijf 4] € 1.087,00 aan behaalde omzet niet aangegeven. In totaal is het benadelingsbedrag dus € 48.970,00 (€ 24.864,00 + € 18.315,00 + € 2.356,00 + € 2.348,00 + € 1.087,00).
straf
In de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS geldt als uitgangspunt dat bij een benadelingsbedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden wordt opgelegd of een taakstraf.
De rechtbank zal verdachte, in afwijking van de strafeis van de officier van justitie, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De reden daarvoor is met name gelegen in het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor belastingfraude. De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur daarvan weegt de rechtbank het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van kwetsbare personen zwaar mee. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte nalaat enige verantwoordelijkheid tenemen voor zijn handelen.
Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om herhaling te voorkomen, zal de rechtbank verdachte naast de onvoorwaardelijke taakstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank acht passend de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht. De proeftijd zal de rechtbank vaststellen op drie jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, eerste lid, 22d, eerste tot en met derde lid, 51 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3 primair, telkens:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feiten 2 en 4 primair, telkens:
het misdrijf:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, gepleegd door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdentachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst en FIOD met dossiernummer 62868. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Geschriften, zijnde aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 1] B.V. over de tijdvakken 1e kwartaal 2017 en april 2017 tot en met juli 2017, p. 249-268 (AMB-014).
3.Een geschrift, zijnde een memo inzake [verdachte] van 16 februari 2018, p. 583-584 en p. 587 (DOC-027).
4.Geschriften, zijnde facturen ten name van [bedrijf 5] B.V. van januari, februari en maart 2017, p. 511-513 (DOC-016 tot en met DOC-018).
5.Een geschrift, zijnde een controlerapport van [bedrijf 5] B.V. van 19 januari 2018, p. 560-569 (DOC-023).
6.Geschriften, zijnde aangiften omzetbelasting ten name van [bedrijf 3] B.V. over de tijdvakken 1e kwartaal 2017 en april 2017 tot en met juli 2017, p. 115-119 en p. 150-164 (AMB-008).
7.Een geschrift, zijnde een memo inzake [verdachte] van 16 februari 2018, p. 583-584 en p. 588 (DOC-027).
8.Een geschrift, zijnde een e-mail van [naam 9] aan [naam 10] van 9 oktober 2018, p. 590 (DOC-028).
9.Een geschrift, zijnde een e-mail van [naam 11] aan [naam 9] van 10 januari 2018, p. 591-594 (DOC-029).
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 februari 2019, p. 314 (V-001-02).
11.Vgl. voetnoot 2 en 6.
12.Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 29 januari 2019, p. 630-632 (DOC-038).
13.Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 29 januari 2019, p. 627-629 (DOC-037).
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 november 2018, p. 330-335 (G-001-01).
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 11 maart 2019, p. 336-340 (G-001-02).
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 30 oktober 2018, p. 359-362 (G-005-01).
17.Een geschrift, zijnde een aangifte omzetbelasting ten name van [bedrijf 2] B.V. over het tijdvak 3e kwartaal 2017, p. 209-210 en p. 216-218 (AMB-011).
18.Een geschrift, zijnde een memo inzake [verdachte] van 16 februari 2018, p. 583-584 en p. 588 (DOC-027).
19.Een geschrift, zijnde een aangifte omzetbelasting ten name van [bedrijf 4] B.V. over het tijdvak 3e kwartaal 2017, p. 219-220 en p. 226-228 (AMB-012).
20.Een geschrift, zijnde een memo inzake [verdachte] van 16 februari 2018, p. 583-585 en p. 589 (DOC-027).
21.Een geschrift, zijnde een e-mail van [naam 9] aan [naam 10] van 9 oktober 2018, p. 590 (DOC-028).
22.Een geschrift, zijnde een e-mail van [naam 11] aan [naam 9] van 10 januari 2018, p. 591-594 (DOC-029).
23.Een geschrift, zijnde een informatiestaat SKDB-persoon van 4 februari 2019, p. 62 (PD-001-01).
24.Een geschrift, zijnde een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 28 januari 2019, p. 618-620 (DOC-033).
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 4 februari 2019, p. 345-354 (G-003-01).
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 15 januari 2019, p. 341-344 (G-002-01).
27.Een geschrift, zijnde een e-mail van [naam 12] inzake foto herkenning van 4 maart 2019, p. 648-651 (DOC-045).