ECLI:NL:RBOVE:2020:1234

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
08-952072-19 en 08-910031-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere pogingen tot doodslag en bedreiging met vuurwapen tijdens een bruiloft

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van meerdere pogingen tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden tijdens een Turkse bruiloft op 2 februari 2019, waar de verdachte betrokken was bij een schietpartij. Tijdens deze schietpartij raakten drie gasten gewond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk met een vuurwapen heeft geschoten, waarbij hij voorwaardelijk opzet had op de dood van de aanwezigen. De verdachte werd ook beschuldigd van een eerdere schietpartij op 6 juni 2018, waarbij een man ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de poging tot doodslag op meerdere slachtoffers en de bedreiging van een bewaarder in de PI Karelskamp. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en moest schadevergoedingen betalen aan de slachtoffers, die in totaal bijna 60.000 euro bedroegen. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer en concludeerde dat de verdachte geen recht had op vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers 08-952072-19 en 08-910031-19 (P)
Datum vonnis: 24 maart 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Achterhoek te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 juni 2019, 13 september 2019, 5 december 2019, 25 februari 2020 en van 10 maart 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en diens raadslieden mr. E.G.S. Roethof en mr. R.J.H. Titahena, advocaten te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08-952072-19 - na toelating van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging op 5 december 2019 in de zin van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) -, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. al dan niet samen met anderen en al dan niet met voorbedachte rade:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven;
subsidiair: [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en/of
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
2. [slachtoffer 3] en/of anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
3. openlijk geweld heeft gepleegd;
4. al dan niet samen met anderen en al dan niet met voorbedachte rade:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 4] van het leven te beroven;
subsidiair: [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
5. vuurwapens en daarvoor geschikte munitie voorhanden heeft gehad.
De verdenking komt er in de zaak met parketnummer 08-910031-19, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een bewaarder in P.I. De Karelskamp heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08-952072-19 dat:
1
Primair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven te beroven, met een vuurwapen een of meerdere kogels heeft afgevuurd in een hal van uitspanning [uitspanning] , alwaar voornoemde perso(o)(n)(en) (en andere perso(o)n(en)) zich bevonden, waardoor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] door (een) kogel(s) werden geraakt en/of getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een buikwond met darmperforatie, heeft toegebracht door met een vuurwapen een of meerdere kogels af te vuren in een hal van uitspanning [uitspanning] , alwaar voornoemde persoon (en andere perso(o)n(en)) zich bevond(en), waardoor die [slachtoffer 1] door (een) kogel(s) werd geraakt en/of getroffen;
en/of
hij op of omstreeks 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen een of meerdere kogels heeft afgevuurd in een hal van uitspanning [uitspanning] , waardoor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door (een) kogel(s) werden geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] en/of een of meer (andere) bezoekers van de bruiloft in [uitspanning] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (in de hal) met een (scherp) vuurwapen een of meer schoten af te vuren in de richting van die [slachtoffer 3] en/of die andere bezoeker(s) en/of (vervolgens) (buiten op de parkeerplaats) meermalen met dat (scherpe) vuurwapen in de lucht te schieten;
3
hij op of omstreeks 2 februari 2019 te Beckum, gemeente Hengelo (O), in ieder geval in Nederland, openlijk, te weten, (in de hal) van [uitspanning] en/of op de parkeerplaats bij [uitspanning] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten een of meer bezoekers van een bruiloft, door te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of de trappen tegen, althans in de richting van, die bezoekers;
4
Primair
hij op of omstreeks 6 juni 2018, te Almelo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een vuurwapen meerdere kogels in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 4] heeft geschoten, althans die [slachtoffer 4] met een of meer kogels in het lichaam heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 6 juni 2018, te Almelo, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten (perforatie)letsel aan de lever en/of maag en/of holle lichaamsaders en/of dunne darm en/of een schotwond in de rug heeft toegebracht, door met een vuurwapen meerdere kogels in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 4] te schieten, althans door die [slachtoffer 4] met een of meer kogels in het lichaam te treffen;
5
hij op of omstreeks -6 juni 2018 te Almelo en/of -2 februari 2019 te Beckum, gemeente Hengelo (O), (telkens) een (vuur)wapen van categorie II en/of categorie III en/of munitie
van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad. De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voluit luidt de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08-910031-19 dat:
hij op of omstreeks 19 april 2019 en/of 26 april 2019 te Almelo, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 5] (werkzaam als bewaarder in PI De Karelskamp) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen
op of omstreeks 19 april 2019:
"Ik kom je op straat wel tegen, ik pak je dan wel, ik weet wie je bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
op of omstreeks 26 april 2019, meermalen, althans eenmaal:
"Over vier, vijf jaar kom ik een keer vrij en dan zie ik je wel op straat en dan zijn de gevolgen voor jou. Ik pak je dan wel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte had opzet, in elk geval in voorwaardelijke zin, op de dood van anderen. Een beroep op noodweer komt verdachte niet toe nu hij zelf de confrontatie heeft gezocht en bovendien niet voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het met scherp schieten in een hal vol met bruiloftsgasten kan voor deze bezoekers als bedreigend worden opgevat en is dat ook, zodat ook feit 2 - in ééndaadse samenloop met feit 1 - bewezen kan worden geacht.
Ten aanzien van feit 3 volgt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat verdachte door te slaan, schoppen, stompen en trappen in vereniging met zijn medeverdachten geweld heeft gepleegd tegen bezoekers van de bruiloft op een publiek toegankelijke plaats, zodat ook dit feit kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4 volgt uit de feiten en omstandigheden dat verdachte de schutter is geweest die [slachtoffer 4] van een korte afstand meermalen heeft beschoten, dat verdachte vol opzet had op de dood van [slachtoffer 4] en dat er sprake was van voorbedachte raad, zodat poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Verder is vast komen te staan dat verdachte op 6 juni 2018 en op 2 februari 2019 verschillende scherpe vuurwapens en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, zodat ook feit 5 in het geheel bewezen kan worden verklaard. Tenslotte concludeert de officier van justitie in de zaak met parketnummer 08-910031-19 tot een bewezenverklaring van de bedreiging van de bewaarder in de PI, meermalen gepleegd.
Wat betreft de onderbouwing van dit standpunt wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen daaromtrent door de officier van justitie in zijn op schrift gestelde requisitoir is verwoord.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft - kort en zakelijk weergegeven –
in de zaak met parketnummer 08-952072-19 bepleit:
- primair vrijspraak van feit 1, het bewijs voor voorbedachte raad, (voorwaardelijk) opzet op de dood of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt, dan wel
- subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging voor feit 1 primair en subsidiair bij honorering van het verweer tot (putatief) noodweer(exces);
- ontslag van alle rechtsvervolging voor feit 2, nu de noodweersituatie voortduurde;
- ten aanzien van feit 3 primair nietigheid van de dagvaarding nu er geen sprake was van openlijk geweld, subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging nu ook ten aanzien van dat feit sprake was van (putatief) noodweer;
- vrijspraak van feit 4 primair en subsidiair wegens onvoldoende bewijs;
- partieel vrijspraak van feit 5 gelet op de voor feit 4 bepleite vrijspraak;
- referte ten aanzien van feit 5, voor zover dat ziet op het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie II/III op 2 februari 2019;
en in de zaak met parketnummer 08-910031-19: vrijspraak.
Wat betreft de onderbouwing van dit standpunt wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen daaromtrent in de pleitaantekeningen is verwoord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer: 08-952072-19
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 2 februari 2019 was er in [uitspanning] gevestigd aan de [adres] ( [plaats 1] ) een feest ter gelegenheid van het huwelijk van [bruidegom] en [bruid] . Rond 23.00 uur waren er nog ongeveer 200 gasten aanwezig. [oom] , een oom van de bruidegom, was dronken. Zijn broers [slachtoffer 2] , [broer 1] en [broer 2] spraken [oom] daarop aan, waarna [slachtoffer 2] in gesprek raakte met verdachte. Er ontstond een woordenwisseling en worsteling tussen deze twee waarbij [slachtoffer 2] verdachte in een soort houdgreep nam en beiden op de grond terecht kwamen. Ook anderen raakten bij de vechtpartij betrokken. Verdachte bekent op enig moment binnen geschoten te hebben. Ook buiten heeft hij geschoten. In totaal zijn er veertien hulzen gevonden waarvan drie binnen en elf buiten. In de hal zijn fragmenten van kogelpunten aangetroffen. In een damesschoen (schoen van mevrouw [slachtoffer 6] ) is een kogelpunt aangetroffen.
Als gevolg van het schieten zijn drie bruiloftsgasten gewond geraakt, te weten:
[slachtoffer 1] , 71 jaar oud (buikwond met darmperforatie),
[slachtoffer 2] , 50 jaar (beenwond en na operatie weer naar huis) en
[slachtoffer 3] (33 jaar, schampschot aan de rug, kon na behandeling weer naar huis).
Verdachte is langere tijd onvindbaar geweest.
Verklaring verdachte ter terechtzitting op 25 februari 2020
Verdachte heeft op de zitting van 25 februari 2020 verklaard dat hij, kort nadat hij de bruiloft had verlaten, is teruggekomen om afscheid te nemen van zijn nicht en moeder. Bij binnenkomst kreeg hij ruzie met mannen in de hal. Op een bepaald moment werd hij op de grond gelegd en om de hals gepakt. Ook werd hij getrapt en geslagen terwijl hij op de grond lag. Hij heeft, liggend op zijn buik, uit een tasje dat hij bij zich had een vuurwapen gepakt, het vuurwapen doorgeladen, is erin geslaagd op zijn hurken te gaan zitten en heeft toen drie keer in de richting van de grond geschoten om zichzelf te bevrijden van zijn belagers. Hij wist niet dat hij iemand had geraakt, dat was ook niet zijn bedoeling. De kogels moeten op de tegels in de hal zijn afgeketst. Buiten heeft hij nog enkele malen in de lucht geschoten omdat hij bang was dat hij achtervolgd werd. Hij is samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] weggereden in een door [medeverdachte 2] gehuurde auto.
Feit 1 (poging moord dan wel doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] )
Vrijspraak voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is nodig dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een van tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Er dient sprake te zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg aan de kant van de verdachte.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte een vooropgezet plan had om personen van het leven te beroven en dat hij heeft geschoten na kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank vindt aldus voorbedachte raad niet bewezen en spreekt verdachte vrij van dat bestanddeel.
Opzet
Vast staat dat verdachte op korte afstand met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd in de hal van [uitspanning] . Op dat moment bevonden zich in die hal veel bruiloftsgasten. Als gevolg van het schieten door verdachte zijn drie personen door een kogel geraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij in de richting van de grond heeft geschoten en dat de kogels op de tegels in de hal moeten zijn afgeketst.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met een vuurwapen meermalen te schieten in een (relatief) kleine ruimte waar zich op dat moment veel personen bevonden, minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van drie aldaar aanwezige personen door directe of indirecte inwerking van kogels op het lichaam, te weten: [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Deze personen zijn ook geraakt door kogels uit het vuurwapen van verdachte.
Het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (bedreiging)
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling, is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar zou kunnen worden mishandeld. Voor een veroordeling is niet vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor aantasting van de persoonlijke vrijheid is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen.
Verdachte heeft in de hal van [uitspanning] en op de parkeerplaats geschoten. Daardoor is er een bedreigende situatie ontstaan voor de in de hal en op de parkeerplaats aanwezige personen en met name voor [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] was zowel binnen als buiten getuige van het schieten en is zelf ook ternauwernood ontsnapt aan ernstig letsel als gevolg van een afgeschoten projectiel. Buiten is hij weggedoken achter een auto na het zien van het afvuren van de eerste twee schoten. Hoewel [slachtoffer 3] dat niet met zoveel woorden heeft verklaard, kan uit deze omstandigheden worden afgeleid dat deze situatie voor hem zeer bedreigend moet zijn geweest. Datzelfde geldt ook voor [getuige 1] , die buiten op de parkeerplaats bij [uitspanning] stond toen hij schoten binnen hoorde en vervolgens een persoon naar buiten zag rennen. [getuige 1] hoorde die persoon roepen: ‘Ik maak jullie allemaal dood’ of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat die persoon een wapen omhoog hield en toen hoorde [getuige 1] zes of zeven knallen waarna hij is weggerend.
De verklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige 1] houden de redengevende feiten en omstandigheden in om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 3 (openlijk geweld)
Uit het dossier volgt dat er in de hal een vechtpartij is ontstaan tussen verschillende personen onder wie verdachte, waarbij personen geweld hebben gebruikt en anderen geprobeerd hebben de vechtenden te scheiden. Uit de bewijsmiddelen kan onvoldoende worden afgeleid wat de rol van verdachtes mededaders tijdens de vechtpartij is geweest en dat verdachte aldus samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen personen. Nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat er binnen door verdachte samen met anderen geweld is gepleegd en het dossier ook onvoldoende bewijs bevat voor het op de parkeerplaats samen met anderen geweld plegen, spreekt de rechtbank verdachte van dit feit vrij.
Feit 4 (poging moord dan wel doodslag op [slachtoffer 4] )
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 6 juni 2018 om 20.43 uur kwam bij de meldkamer van de politie Twente de melding
binnen dat er in het ziekenhuis ZGT, Zilvermeeuw 1 te Almelo, een man met schotwonden op de eerste hulp was binnengebracht. Het slachtoffer bleek [slachtoffer 4] te zijn. Uit de medische informatie blijkt dat het slachtoffer twee keer is geraakt in zijn bovenlichaam, te weten onder een tepel en in de rug. Eén kogelpunt kon uit het lichaam verwijderd worden en is aan de politie ten behoeve van sporenonderzoek overhandigd. De andere kogel kon niet uit de wervelkolom worden gehaald omdat dit een te groot risico vormde. In de letselrapportage van forensisch arts S.D. Mensink van de GGD-Twente d.d. 8 november 2018 concludeert deze onder meer dat het letsel dat het slachtoffer opliep met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot zijn overlijden had kunnen leiden. Het medisch ingrijpen was noodzakelijk om zijn overlijden te voorkomen.
Uit het onderzoek volgt dat het schietincident omstreeks 20.20 uur heeft plaatsgevonden aan de [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer 1] en dat er meerdere personen bij betrokken zijn geweest die na het schietincident zijn gevlucht. Naar aanleiding van de afgelegde getuigenverklaringen van onder andere [getuige 2] en [getuige 3] zijn camerabeelden van kort na het schietincident veiliggesteld waarop de vermoedelijk vier betrokkenen bij de schietpartij en hun vluchtroute via respectievelijk de [straat 2] (camera bedrijf [bedrijf 2] ) en de [straat 3] (camera nummer 24) (deels) te zien zijn/is.
Verdachte is de schutter
Uit de bewijsmiddelen volgt dat voornoemde vier betrokkenen, twee aan twee, kort na het schietincident (20.20 uur) langs de camera aan de [straat 2] (20.20.32 uur) renden. De [straat 2] is direct achter de plaats delict gelegen. Twee van de vier personen zijn kort daarna op de beelden van de camera aan de [straat 3] (20.22.23 uur) te zien. Uit een vergelijking van persoon 2, te zien op de beelden van de camera aan de [straat 3] , met persoon 3, te zien op de beelden van de camera aan de [straat 2] , blijken diverse overeenkomsten zoals de korte broek met de twee merkjes, het donker kleurige T-shirt en de slippers met de witte strepen aan de bovenzijde. Op de bewegende beelden van de camera aan de [straat 3] lijkt het alsof deze persoon in het donkerblauwe shirt "iets” onder zijn shirt vasthoudt. Getuigen verklaren dat een van de twee personen een (zwarte) doek in zijn handen heeft.
Naar aanleiding van het tonen van bovengenoemde beelden herkenden meerdere verbalisanten de hiervoor genoemde persoon in korte broek, donker kleurig shirt en gestreepte slippers als zijnde: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1996.
Aan het slachtoffer zijn twee foto’s getoond, te weten een foto van de persoon in korte broek, donker kleurig shirt en gestreepte slippers en een foto van verdachte die is gemaakt bij de inverzekeringstelling.
Het slachtoffer heeft verdachte voor 100% herkend van de foto van de camera als de door hem in zijn aangifte omschreven 20 tot 25 jarige mollige Turkse jongen van ongeveer 1.65 m met kort zwart haar die op hem heeft geschoten. Hij heeft verdachte ook herkend van de foto van de ID-staat van verdachte.
De rechtbank leidt uit voorgaande bewijsmiddelen, welke zijn uitgewerkt in de bijlage bij dit vonnis, af dat verdachte de persoon is die op het slachtoffer [slachtoffer 4] geschoten heeft.
Vrijspraak voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad is nodig dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een van tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Er dient sprake te zijn geweest van kalm beraad en rustig overleg aan de kant van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven en dat hij heeft geschoten na kalm beraad en rustig overleg. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden uitgesloten dat verdachte en het slachtoffer elkaar min of meer toevallig tegenkwamen en onenigheid kregen over iets dat eerder was voorgevallen, waarbij verdachte een vuurwapen heeft getrokken en, na daarmee eerst te hebben gedreigd, op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank vindt aldus voorbedachte raad niet bewezen en spreekt verdachte vrij van dat bestanddeel.
Opzet
Uit de medische gegevens blijkt dat het slachtoffer twee keer is geraakt. Er was één inschotwond aan de voorzijde van het lichaam en één inschotwond aan de rugzijde. Het letsel dat het slachtoffer als gevolg hiervan heeft opgelopen had met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot zijn overlijden kunnen leiden. Medisch ingrijpen was noodzakelijk om zijn overlijden te voorkomen. Door vanaf een korte afstand met een vuurwapen meermalen op het bovenlichaam van het slachtoffer te schieten, heeft verdachte opzet gehad op diens dood.
De onder 4 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5 (voorhanden hebben vuurwapens en munitie)
Op grond van het onderzoek aan patroonhulzen naar aanleiding van het incident op 2 februari 2019 is door de forensische recherche geconcludeerd dat deze hulzen van het merk blazer, type 9 mm Luger zijn en dat geschoten is met een semi-automatisch pistool, van het merk Glock of met een pistool van het merk Smith & Wesson.
Genoemde semi-automatische pistolen zijn voorzien van sluitveren en behoeven enige kracht om de slede naar achter te bewegen om een patroon in de kamer te brengen. Als een patroon zich in de kamer bevindt, is het wapen "vuur gereed" en kan door de trekker naar achter te bewegen een schot worden afgevuurd. Het is nagenoeg onmogelijk om de slede van bovenstaande wapens met één hand naar achteren te bewegen. Het wapen is niet gevonden.
Bekentenis
Het onder 5(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde is, voor zover dat ziet op de pleegdatum van 2 februari 2019, door de verdachte op de zitting van 25 februari 2020 bekend, terwijl door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit. (vul de feitaanduidingen in)
Feit 5, voor zover dat ziet op het op 2 februari 2019 voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en de daarvoor geschikte munitie van categorie III is bewezen.
Verdachte heeft bij de politie op 21 maart 2019 (pagina 839) en ter terechtzitting op 25 februari 2020 verklaard dat het een pistool was waarmee hij op 2 februari 2019 heeft geschoten.
Ontkenning
Verdachte ontkent dat hij op 6 juni 2018 [slachtoffer 4] heeft geschoten en daarmee dus ook dat hij op 6 juni 2018 een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht een poging tot doodslag op [slachtoffer 4] door verdachte gepleegd, bewezen.
Voor het bewijs van het op 6 juni 2018 voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en de daarvoor geschikte munitie van categorie IIII bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van bevindingen waaruit kan worden opgemaakt dat er uit het lichaam van het slachtoffer (uit de linkerflank) een kogelpunt is verwijderd. Deze kogelpunt is niet onderzocht terwijl er ook geen hulzen zijn aangetroffen op de plaats delict. Daarnaast is op 8 november 2018 door de forensisch arts S.D. Mensink van de GGD-Twente een letselinterpretatie opgemaakt waarin wordt geconcludeerd dat de letsels met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn ontstaan door schottrauma. Het wapen is ook niet gevonden.
Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang met de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 4] op 21 juni 2018 (pagina 388) dat hij zag dat verdachte schoot met een klein zwart wapen, 6 mm, en voorts in aanmerking genomen hetgeen hiervoor omtrent het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij feit 4 is overwogen, kan het niet anders dan dat verdachte op 6 juni 2018 een vuurwapen van categorie III en de voor dat vuurwapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad.
Het onder 5 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en de daarvoor geschikte munitie van categorie III acht de rechtbank daarom ook ten aanzien van de pleegdatum 6 juni 2018 bewezen.
Ten aanzien van parketnummer: 08-910031-19
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer 5] . Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuigen. De ten laste gelegde bedreiging is wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
In de bijlage bij dit vonnis heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 08-952072-19, onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , de onder feit 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 3] en een andere bezoeker van de bruiloft in [uitspanning] , de onder feit 4 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 4] , het onder feit 5 tenlastegelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, meermalen gepleegd, en de onder parketnummer 08-910031-19 ten laste gelegde bedreiging, meermalen gepleegd, heeft begaan met dien verstande dat:
parketnummer 08-952072-19
1. primair
hij op 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd in een hal van [uitspanning] , alwaar voornoemde personen zich bevonden, waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] door kogels werden geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 2 februari 2019, te Beckum, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 3] en een andere bezoeker van de bruiloft in [uitspanning] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in de hal met een vuurwapen een of meer schoten af te vuren in de richting van die [slachtoffer 3] en vervolgens buiten op de parkeerplaats meermalen met dat vuurwapen te schieten;
4. primair
hij op 6 juni 2018, te Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen meerdere kogels in het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 6 juni 2018 te Almelo en op 2 februari 2019 te Beckum, gemeente Hengelo (O), telkens een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
parketnummer 08-910031-19
hij op 19 april 2019 en 26 april 2019 te Almelo, [slachtoffer 5] (werkzaam als bewaarder in PI De Karelskamp) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen
op 19 april 2019:
"Ik kom je op straat wel tegen, ik pak je dan wel, ik weet wie je bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
op 26 april 2019, meermalen:
"Over vier, vijf jaar kom ik een keer vrij en dan zie ik je wel op straat en dan zijn de gevolgen voor jou. Ik pak je dan wel".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Noodweerverweer in verband met parketnummer 08-952072-19, feit 1 en feit 2
Het standpunt van de raadsman
Ter terechtzitting heeft de raadsman - overeenkomstig zijn pleitnota - betoogd dat de verdachte, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van het feit komen, ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een beroep op (putatief) noodweer toekomt. Kort samengevat komt de onderbouwing erop neer dat verdachte ernstig belaagd is en geen andere mogelijkheid meer had dan te schieten om zijn lijf te redden. Verdachte is zelf ook gewond geraakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit strafbaar is en dat het beroep op noodweer dient te worden verworpen. Verdachte is de agressor geweest, waardoor hem geen gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt.
Verwerping verweer
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte betrokken is geraakt bij een woordenwisseling tussen de gebroeders [slachtoffer 2 + 3] en bij de daarop gevolgde worsteling op de grond terecht is gekomen. Uit de verklaringen volgt ook dat verdachte die ten tijde van de woordenwisseling met de gebroeders [slachtoffer 2 + 3] nota bene een geladen vuurwapen bij zich droeg, zich daarvóór ongevraagd heeft bemoeid met een onderonsje tussen de gebroeders [slachtoffer 2 + 3] . Verdachte heeft verklaard dat hij naar de grond werd gewerkt en dat hij daar in bedwang werd gehouden en dat zijn situatie zo benard werd dat hij geen andere uitweg meer zag dan de uitweg die hij gekozen heeft, namelijk het afvuren van een vuurwapen.
De rechtbank vindt het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk geworden.
Uit de eigen verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte toen hij in zijn beweerdelijke benarde positie verkeerde (waarbij hij naar eigen zeggen klem gehouden werd en geen enkele uitweg meer had) erin is geslaagd om
- de rits van de tas waarin zich het vuurwapen bevond te openen (dit terwijl hij zelf
bovenop de tas lag),
- het vuurwapen eruit te halen;
- het vuurwapen ongezien door te laden, terwijl verdachte stelt met het gebruik van
vuurwapens niet bekend te zijn (anders dan dat hij hierover films heeft gezien);
- zich op te richten en het vuurwapen drie keer af te vuren.
Dat verdachte tot deze handelingen in staat was impliceert dat hij wel degelijk de mogelijkheid had om te handelen en dat laat zich niet rijmen met de stelling dat verdachte zich in een zo benarde positie bevond dat redelijkerwijs geen ander handelen meer mogelijk was. Daar komt bij dat het verdachte zelf was die zich in deze situatie heeft gebracht (cfr. Hoge Raad 22-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:456 (Overzichtsarrest noodweer(exces) m.n. rechtsoverweging 3.1.2)). Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat het feit, dat verdachte na zijn bemoeienis met het onderonsje tussen de gebroeders [slachtoffer 2 + 3] naar de grond is gewerkt en in bedwang gehouden werd door [slachtoffer 2] door het been van verdachte klem te zetten, niet een rechtvaardigingsgrond oplevert voor het gebruik van een vuurwapen dat hij - volgens zijn eigen verklaring - ten tijde van de belaging nog moest doorladen alvorens daarmee te kunnen schieten.
De verklaringen door diverse getuigen afgelegd bij de rechter-commissaris maken dit niet anders. De rechtbank acht deze verklaringen onbetrouwbaar nu zich in het dossier ook een uitgewerkt afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en zijn moeder bevindt, waarin verdachte zijn moeder vraagt getuigen mede te delen wat zij moeten zeggen. Daarbij komt ook nog eens dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat verdachte (ernstig) gewond is geraakt door het (vermeende) geweld dat anderen jegens hem zouden hebben aangewend. Verdachte heeft zich na dit schietincident ook langere tijd onvindbaar gemaakt.
Nog daargelaten dat de feitelijke toedracht in de weg staat aan het beroep op noodweer zoals hiervoor is overwogen, zou het beroep op noodweer ook verworpen moeten worden nu niet aannemelijk is geworden dat in de gegeven omstandigheden voldaan is aan het voor een geslaagd beroep op noodweer in acht te nemen subsidiariteits- en proportionaliteitsvereiste.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van (vul de feitaanduidingen in)de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM). Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer: 08-952072-19
feit 1 primair
het misdrijf:poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:poging tot doodslag;
feit 5
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM , begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, WWM, meermalen gepleegd (munitie).
In de zaak met parketnummer 08-910031-19
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Parketnummer: 08-952072-19, feit 1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de reactie van de verdachte niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoet, de overschrijding van die grenzen het rechtstreekse gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging. De verdachte werd belaagd door de groep mensen die op hem aan het slaan en schoppen waren terwijl hij op de grond lag. Omdat hij vreesde voor zijn leven, meende hij door angst ingegeven te moeten handelen zoals hij heeft gedaan, namelijk door meermalen te schieten in de richting van de grond. Die schrik werd veroorzaakt door de - dreigende - ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Daarmee komt hem een geslaagd beroep op noodweerexces toe.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is en dat het beroep op noodweerexces dient te worden verworpen omdat geen sprake was van een noodweersituatie.
Beoordeling
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder de strafbaarheid van het bewezenverklaarde met betrekking tot het beroep op noodweer is overwogen, is de rechtbank met betrekking tot het beroep op noodweerexces van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat dat beroep niet kan slagen.
Het verweer wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder 1 primair bewezenverklaarde poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door hem bewezen geachte feiten veroordeling van verdachte gevorderd tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren met aftrek van de tijd die reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat, onder verwijzing naar uitspraken in soortgelijke gevallen, in de onderhavige strafzaak een straf dient te volgen die aanzienlijk lager is dan door de officier van justitie is gevorderd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Feit(vul de feitaanduidingen in)en waarop de straf is(vul de feitaanduidingen in) gebaseerd
Verdachte heeft zich in een periode van ruim een half jaar meermalen schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten waarbij hij met een vuurwapen geschoten heeft. Verdachte heeft vier personen verwond, waarbij in elk geval bij één van hen potentieel dodelijk letsel is vastgesteld. Ook [slachtoffer 1] is ernstig gewond geraakt. Verdachte deinst er niet voor terug zelfs tijdens een bruiloftsfeest een vuurwapen te trekken en daarmee te schieten in een hal vol met bruiloftsgasten.
Het is een wonder dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Met zijn handelen heeft verdachte aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans leven. De schietincidenten hebben grote impact gehad op alle betrokkenen. Verdachte heeft een bruiloft abrupt doen eindigen en gasten in vertwijfeling en geschokt achtergelaten. Ook het slachtoffer [slachtoffer 4] heeft nog dagelijks te maken met de gevolgen hiervan. Tot op de dag van vandaag ondervinden hij en ook het slachtoffer [slachtoffer 1] klachten, pijn, ongemak en onzekerheid over volledig herstel als gevolg van het door de schotwonden opgelopen letsel. Dergelijke gewelddadige feiten, gepleegd met een vuurwapen in de openbare ruimte respectievelijk op de openbare weg, hebben niet alleen ingrijpende gevolgen voor de betreffende slachtoffers en de getuigen daarvan, maar zij vergroten ook onrust en het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, door na het eerste schietincident naar [land] te vluchten en zich na het tweede schietincident onvindbaar te maken voor politie en justitie.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur.
(vul de feitaanduidingen in)
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 mei 2019(vul de feitaanduidingen in), waaruit blijkt dat de verdachte (vul de feitaanduidingen in)niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het rapport van het Pieter Baan Centrum van 13 november 2019. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek. Verdachte maakt op de onderzoekers een (laag) gemiddeld intelligente indruk. Door het ontbreken van een diagnostische conclusie en een eventuele doorwerking hiervan in de ten laste gelegde feiten, kan geen aanbeveling worden gedaan voor een interventie van gedragskundige aard.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van een rapport van Reclassering Nederland van 20 februari 2020(vul de feitaanduidingen in). Omdat verdachte onvoldoende meewerkte aan de onderzoeken heeft de rapporteur geen adequate inschatting kunnen maken van de kans op recidive en het risico op letselschade.
(vul de feitaanduidingen in)
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een forse vrijheidsbenemende straf noodzakelijk is, niet alleen om recht te doen aan de ernst van de feiten en aan het leed dat de slachtoffers is aangedaan, maar ook om te benadrukken dat dergelijk handelen absoluut onaanvaardbaar is en ter bescherming van de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. Gelet op het bewezenverklaarde is verdachte bereid geweest vuurwapens daadwerkelijk te gebruiken en legt hij de lat voor het gebruik niet hoog, waarbij hij de onaanvaardbare risico’s voor willekeurige burgers van dit gebruik, op de koop toe genomen heeft. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en werkt niet mee aan rapportages die zouden kunnen bijdragen aan het verkleinen van de recidivekans in de toekomst.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren dient te worden opgelegd, met aftrek van de tijd die reeds door hem in voorarrest is doorgebracht.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, hebben zich de hierna vermelde personen op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partijen vorderen vergoeding van schade en veroordeling van verdachte tot betaling van (telkens) na te melden bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
Feit 1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 44.890,43 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Op de zitting van 25 februari 2020 heeft de raadsvrouw
mr. M. Zanting, advocaat te Borne, de vordering mondeling gewijzigd, in die zin dat thans een totaalbedrag van € 44.285,26 wordt gevorderd en op de zitting van 10 maart 2020 is dat nogmaals nader toegelicht. In het overzicht dat als bijlage bij de vordering is gevoegd is uitgegaan van een opname in het ziekenhuis van 35 dagen terwijl dit 32 dagen had moeten zijn. Van het eerder gevorderde bedrag moet dus een bedrag van € 605,17 worden afgetrokken. Het totaal bedrag aan gevorderde materiële schade bedraagt € 19.285,26.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 25.000,- gevorderd.
Voor wat betreft de onderbouwing van de gevorderde kosten verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de bijlagen die bij de vordering zijn gevoegd.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 10.508,69 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het totaal bedrag aan gevorderde materiële schade bedraagt € 3.008,69.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,- gevorderd.
Voor wat betreft de onderbouwing van de gevorderde kosten verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de bijlagen die bij de vordering zijn gevoegd.
Feit 2 en feit 3
[slachtoffer 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.859,41 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Het totaal bedrag aan gevorderde materiële schade bedraagt
€ 5.859,41. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,- gevorderd.
Voor wat betreft de onderbouwing van de gevorderde kosten verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de bijlagen die bij de vordering zijn gevoegd.
Feit 4
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 60.918,-. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Als vergoeding van reis- en proceskosten wordt een bedrag van
€ 371,- gevorderd. Het totaal bedrag aan gevorderde materiële schade bedraagt € 918,-. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 60.000,- gevorderd.
Op de zitting van 25 februari 2020 heeft de raadsvrouw mr. C.M. Sent, advocaat te Amsterdam, bij akte haar eis vermeerderd met € 50.000,- ex artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op het punt van verlies van verdienvermogen. Voor wat betreft de onderbouwing van de gevorderde kosten verwijst de rechtbank kortheidshalve naar de bijlagen die bij de vordering zijn gevoegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is. Het gevorderde bedrag voor vergoeding van vliegtickets naar Turkije is geen rechtstreekse schade die is geleden door het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij dient ten aanzien van dit deel van de vordering en ook ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor toekomstige kosten, niet ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van vergoeding van mantelzorg.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade toewijsbaar is. Ook voor het overige kan de vordering worden toegewezen waarbij de officier van justitie zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vergoeding voor huishoudelijke hulp.
Feit 2 en feit 3
[slachtoffer 6]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor materiële schade aan de schoenen kan worden toegewezen. Vergoeding van toekomstig verlies aan arbeidsvermogen kan op dit moment niet worden beoordeeld. De benadeelde partij moet in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Wegens vergoeding van immateriële schade kan het bedrag naar redelijkheid en billijkheid worden bepaald op een bedrag tussen € 500,- en € 1.000,- .
Feit 4
[slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade toewijsbaar is. Het in dit stadium reeds toekennen van toekomstige kosten is niet aan de orde. De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ter zake van vergoeding van immateriële schade, waarbij hij opmerkt dat het gevorderde bedrag van € 60.000,- aan de hoge kant is.
Wettelijke rente en maatregel 36f Sr
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de te vergoeden schadebedragen dienen te worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de pleegdatum. De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Feit 1, 2, 3 en 4
(gebruik passage indien geheel of gedeeltelijk niet van eenvoudige aard)Kort samengevat heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat:
  • primair de vorderingen van de benadeelde partijen, gelet op de gevoerde verweren, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard,
  • subsidiair dat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding is; de vorderingen zijn complex omdat er ook sprake is van eigen schuld,
  • meer subsidiair de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn met stukken en de hoogte van de bedragen wordt betwist.
Tenslotte verzoekt de verdediging de rechtbank gebruik te maken van haar recht om te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 6] , niet-ontvankelijk
De vordering van [slachtoffer 6] heeft betrekking op het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde. Nu ter zake van het onder feit 2 bewezenverklaarde de bewezenverklaring niet ziet op bedreiging van mevr. [slachtoffer 6] terwijl verdachte bovendien de tenlastegelegde bedreigingen heeft ontkend en er bijgevolg ook geen sprake kan zijn van het als ad informandum meenemen van de vordering van de benadeelde partij (art. 361, tweede lid onder b Sv), zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Datzelfde geldt voor zover de vordering ziet op de onder feit 3 tenlastegelegde openlijke geweldpleging nu verdachte van dat feit wordt vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Feit 1 en feit 4
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder feit 1 en feit 4 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (feit 1) en [slachtoffer 4] (feit 4).
Gelet daarop beoordeelt de rechtbank de vorderingen als volgt.
[slachtoffer 1]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt als volgt toegewezen:
- kosten huishoudelijke hulp, € 9.269,- volgens specificatie. De vordering is voldoende onderbouwd en er is genoegzaam gebleken dat sprake is van causaal verband tussen het schadeveroorzakende feit en de schade. De vordering is op dit punt bovendien onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van benadeelde is niet gebleken;
- eigen risico € 385,-, als zijnde onweersproken;
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 960,-, als zijnde onweersproken;
- fysiotherapie € 385,-. De gestelde elf behandelingen zijn voldoende onderbouwd, terwijl de vordering op dit punt onvoldoende gemotiveerd weersproken is;
- parkeerkosten partner 32 x € 9,- per dag, totaal € 288,-, als zijnde voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd weersproken;
- reiskosten (vrouw) controle € 117,79 plus reiskosten partner 32 dagen € 968,45;
- smartegeld tot een bedrag van € 15.000,-, als zijnde voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd weersproken.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal ten aanzien van meer of anders gevorderde schadeposten ter vergoeding van materiële en immateriële schade niet ontvankelijk worden verklaard. Dit gaat om de posten:
- overige reiskosten (familieleden): tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende feitelijk onderbouwd;
- reis Turkije: tegenover de gemotiveerde betwisting is het causale verband onvoldoende feitelijk onderbouwd;
- sta-op stoel: in het licht van de gemotiveerde betwisting is de noodzaak alsmede de gestelde hoogte van de post onvoldoende feitelijk onderbouwd;
- smartegeld voor zover meer gevorderd dan de toegewezen € 15.000,- gelet op de omstandigheid dat namens verdachte een beroep is gedaan op eigen schuld aan de zijde van benadeelde en de vraag naar het bestaan daarvan nader onderzoek vergt.
Nader onderzoek naar de gegrondheid van dit deel van de vordering(maak een keuze) en de omvang van de gevorderde schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van(maak een keuze) de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering derhalve slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt als volgt toegewezen:
- huishoudelijke hulp 50% à € 1.180,-;
- eigen risico € 385,-;
- reiskosten € 3,69;
- smartegeld tot een bedrag van € 2.500,-. De rechtbank heeft acht geslagen op vergelijkbare zaken en de schade van benadeelde op dit punt geschat.
Deze posten zijn voldoende onderbouwd en niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal ten aanzien van de volgende posten niet ontvankelijk worden verklaard:
- huishoudelijke hulp, vanwege het ontbreken van voldoende onderbouwing, terwijl deze post gemotiveerd weersproken is;
- kleding (€ 850,-), vanwege het ontbreken van een genoegzame onderbouwing terwijl deze post gemotiveerd weersproken is en
- smartegeld voor zover meer gevorderd dan de toegewezen € 2.500,-, gelet op de omstandigheid dat namens verdachte een beroep is gedaan op eigen schuld aan de zijde van benadeelde en de vraag naar het bestaan daarvan nader onderzoek vergt.
Nader onderzoek naar de gegrondheid van dat deel van de vordering (maak een keuze)en de omvang van de gevorderde schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van(maak een keuze) de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering derhalve slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 4]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] wordt op de volgende onderdelen, als zijnde voldoende onderbouwd en bij het ontbreken van een (voldoende gemotiveerde) betwisting, als volgt toegewezen:
- ziekenhuiskosten € 868,- (31 dagen opname);
- communicatiekosten € 50,-;
- proceskosten € 371,- ;
- smartegeld tot een bedrag van € 25.000,-. De rechtbank heeft acht geslagen op vergelijkbare zaken en de schade van benadeelde op dit punt geschat, de benadeelde partij zal op dit punt voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] zal ten aanzien van meer of anders gevorderde schadeposten ter vergoeding van materiële schade niet ontvankelijk worden verklaard nu deze posten tegenover de gemotiveerde betwisting, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd, te weten:
- de op grond van art. 130 Rv ingediende vordering van € 50.000,- op het punt van verlies van verdienvermogen;
- toekomstige kosten (fysio, etc. eigen risico en toekomstige opnames, verlies van verdienvermogen).
Nader onderzoek naar de gegrondheid van dat deel van de vordering (maak een keuze)en de omvang van de gevorderde schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van(maak een keuze) de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering derhalve slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De wettelijke rente
Gevorderd is per benadeelde, het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag telkens wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, zoals hieronder in het dictum is opgenomen.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde artikelen en op artikel 57 Sr en artikel 55 WWM.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte de onder parketnummer 08-952072-19, onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord, meermalen gepleegd, het onder 3 tenlastegelegde en de onder 4 ten laste gelegde poging tot moord heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 08-952072-19 onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, meermalen gepleegd, de onder 2 tenlastegelegde bedreiging, meermalen gepleegd, de onder 4 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, het onder 5 ten laste gelegde meermalen gepleegd en het onder parketnummer 08-910031-19 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van de onder het vorige gedachtestreepje genoemde bewezenverklaarde feiten meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-952072-19
feit 1 primair
het misdrijf:poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:poging tot doodslag;
feit 5
het misdrijf:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie), meermalen gepleegd;
parketnummer 08-910031-19
het misdrijf:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
[slachtoffer 1] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van
€ 27.373,24(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 27.373,24,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 2] (feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1): van een bedrag van
€ 4.068,69(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019)
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.068,69,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 81 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het meer of anders gevorderde
niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 6] (feit 2 en feit 3)
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 6]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
[slachtoffer 4] (feit 4)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] (feit 4): van een bedrag van
€ 25.918,-(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 371,=,alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat veroordeelde verplicht is ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 25.918,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.
Buiten staat
Mr. B.W.M. Hendriks en mr. M.A.H. Heijink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer 2] , onderzoeksnaam Berlijn. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van 08-952072-19, feit 1 en feit 2
1. de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 25 februari 2020, voor zover inhoudend:
Op 2 februari 2019 was ik bij de trouwerij in [uitspanning] aan de [adres] te [plaats 1] . Ik ben op een bepaald moment weggegaan en ik ben kort daarna teruggegaan om afscheid te nemen van mijn nicht en van mijn moeder. Ik kreeg ruzie met mannen in de hal. Op een bepaald moment werd ik op de grond gelegd en om de hals gepakt. Ook werd ik getrapt en geslagen terwijl ik op de grond lag. Ik lag op mijn buik. Ik had een tasje bij mij. Dat had ik in bewaring genomen van iemand. Ik wist dat er in dat tasje een vuurwapen zat. Ik heb dat vuurwapen gepakt, heb mij op mijn hurken weten op te richten, het wapen doorgeladen door de slede naar achteren te trekken en heb vervolgens drie keer in de richting van de grond geschoten om zo mijzelf te bevrijden. (…). Nadat ik had geschoten, wist ik niet dat ik iemand had geraakt, dat was ook niet mijn bedoeling. De kogels moeten op de tegels in de hal zijn afgeketst. Buiten heb ik nog enkele malen in de lucht geschoten. (…). Ik ben samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gevlucht in de gehuurde auto die buiten klaarstond.
2. het proces-verbaal van aangifte (pagina 59 en 60 van de doorgenummerde bijlagen), als de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] , voor zover inhoudend:
Op 2 februari 2019 was ik bij [uitspanning] aan de [adres] te [plaats 1] waar de bruiloft werd gevierd van mijn neef. Omstreeks 23:00 uur liep de bruiloft ten einde. Kort daarna zag ik dat er een voorval gaande was. Ik zag dat mijn broers [broer 2] en [slachtoffer 2] aan het sussen waren bij een vechtpartij. Ik zag mensen die ik niet ken. Mijn aandacht ging uit naar mijn broers. Ik ben er toen tussen gesprongen om de boel te sussen. Ik zag dat ze bezig waren één jongen in bedwang te houden. Op het moment dat ik er tussen kwam, viel ik op de grond. Ik voelde direct hele hevige pijn in mijn linkerzij. Ik heb één schot gehoord, ik hoorde dat het vanaf de grond kwam, dit hoorde ik voordat ik in elkaar zakte. Mijn zus en nicht namen mij mee naar het toilet. Op het toilet zagen zij dat ik een schotwond had.
3. een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer 1] (vrouw, geboortedatum [geboortedatum 2] 1948) van Forensische Geneeskunde GGD Twente, opgemaakt door de arts drs. A.A. van der Spaa, forensisch arts, voor zover inhoudend:
Medische informatie betreffende
parketnummer 08/952072-19
[slachtoffer 1]
Vrouw
Geboortedatum [geboortedatum 2] -1948
Datum incident 03-02-2019
Op bruiloftsfeest werd plotseling geschoten. Mevrouw werd in de buik geraakt door een kogel (volgens het medisch dossier).
Schatting duur verdere genezing zichtbare letsels: 2 maanden.
Schatting duur verdere genezing overige letsels 6 maanden.
Letsel: Volgens de beoordeling van de traumachirurg is er sprake van een schotverwonding waarbij het projectiel (geen groot kaliber) de buik is binnengedrongen in de linker flank (zijkant) van de buik en rechts onder aan de voorzijde van de buik naar buiten is getreden.
Het risico na een dergelijke verwonding is dat er op langere termijn buikklachten blijven bestaan door verklevingen van de darmen ten gevolge van de irritatie van de darmen door de uitgevloeide darminhoud en de operatie zelf.
4. het proces-verbaal van aangifte (pagina 74 tot en met 76 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van aangever [slachtoffer 2] , voor zover inhoudend:
Op 2 februari 2019 was ik op de bruiloft in [uitspanning] . Ik ben de oom van de bruidegom.
Ik denk dat er rond 1000 personen waren. De avond was super gezellig, veel blijdschap. De energie was goed. Het waren allemaal bekenden. Mijn oudste broer [oom] werd goed aangeschoten. We zijn de zaal uitgelopen om met [oom] te praten. Binnen in de gang werd ik aangesproken door een jongeman, een ukkie, met een jas met capuchon. De jongen kwam achter mij aan van buiten. Hij zei iets van: "jullie oude kerels kunnen die man niet in bedwang houden, of moet ik het voor u doen?" Ik zei toen: Ik wil weten wie je bent. Ik wil weten of je hier wel op de bruiloft hoort. Hij zei toen: "Dat gaat je niets aan, loop door." Hij provoceerde.
Vervolgens kwamen er vanaf buiten drie jongens tussen mij en die ukkie zeg maar. Die jongens zeiden tegen mij "Beter niet”. Dat zeiden alle drie de jongens. Mijn reactie was daarop : Wat beter niet? Er werd toen over en weer geduwd. Ik zag handen in de lucht. Er werd toen echt geslagen over en weer. Ik wilde een ruzie, een vechtpartij voorkomen. Toen ging het zo snel, van alle kanten kwamen er mensen bij. Ik heb toen die ukkie geprobeerd een nekklem te zetten, dat lukte niet doordat hij een dikke jas aan had met een capuchon. Hij gleed er steeds tussen weg. Ik wilde hem op de grond hebben om hem rustig te krijgen. Ik heb hem op de grond gegooid. Terwijl hij lag, heb ik zijn been iets omhoog getrokken, op zijn buik gedraaid en zijn been klem gezet. Die ukkie had toen de kans zich iets omhoog te duwen. Ik zat toen links schuin achter hem, gehurkt. Dat moet het moment zijn dat hij zijn pistool pakte. Hij pakte het pistool met zijn rechterhand en richtte onder zijn lichaam naar links, naar waar ik stond. Ik zag toen dat het een vuurwapen was. Ik kan u zeggen dat ik niet weet of het een pistool of revolver was. Meteen hoorde ik schoten . Ik merkte pas iets later dat ik geraakt werd. Ik denk dat ik 3 à 4 schoten hoorde. Het ging achter elkaar door. Ik liet los en die ukkie stond op en rende naar buiten. Ik weet nu dat die ukkie [verdachte] heet. Ik ben zelf door de kogels geraakt in mijn rechter onderbeen. Ik ben hieraan geopereerd. Dit is een inschot- en uitschot wond.
5. een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer 2] (man, geboortedatum [geboortedatum 3] 1968) van Forensische Geneeskunde GGD Twente, opgemaakt door de arts drs. A.A. van der Spaa, forensisch arts (pagina 78a en 78b van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudend:
medische informatie betreffende
parketnummer 08/952072-19
[slachtoffer 2]
Man
Geboortedatum [geboortedatum 3] -1968
Betrokkene is door onderstaande arts gezien in het kader van een letselonderzoek.
Letsel beschrijving
rechter been
Geen foto's gezien, niet zelf onderzoek gedaan aan het slachtoffer, ik heb alleen de beschikking over het medisch dossier, opgesteld door de specialist van de SEH waar het slachtoffer is behandeld. Twee wondjes aan de voorzijde van het onderbeen zichtbaar, ongeveer 5 cm boven elkaar. Het bovenste wondje heeft een afmeting van 3 x 1 cm, het onderste wondje heeft een afmeting van 4 x 1 cm. Op grond van deze gegevens is het niet mogelijk om vast te stellen of er sprake is van schotwonden en zo ja wat eventueel de inschot- en de uitschotwond zou zijn. Het meest waarschijnlijke is dat er toch sprake is van een schotwond. De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
6. het proces-verbaal van aangifte (pagina 67 en 68 van de doorgenummerde bijlagen) als de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , voor zover inhoudend:
Op 2 februari 2019 bevond ik mij in het zalencentrum [uitspanning] gelegen aan de
[adres] te [plaats 1] . Ik was daar in verband met een bruiloft van iemand van mijn familie. Op of omstreeks 23:45 uur bevond ik mij in de grote zaal. Ik zag vanuit de zaal dat er in de gang bij de hoofdingang een opstootje was. Ik zag dat mijn vader daar ook tussen stond dus ik ben er direct naartoe gerend. Ik heb toen meerdere mensen aan de kant geduwd. De groep van het opstootje werd steeds groter. Sommigen wilden iedereen uit elkaar halen en anderen wilden juist iedereen vastpakken. Het was echt een chaos. Plots hoorde ik dat er geschoten werd. Ik stond op dat moment naast de ingang met mijn rug in de richting van de grote zaal. Ik hoorde drie schoten. Ik voelde direct een pijnlijke plek op mijn rug. Ik zag toen dat mijn oom in zijn been was geschoten en gewond was. Ik zag daaropvolgend twee jongens wegrennen via de hoofdingang naar buiten. Ik zag dat de twee jongens naar een Audi gingen. Daar zag ik dat een jongen buiten een paar keer in de lucht schoot. Ik hoorde dat hij in het Turks aan het schreeuwen was. De twee jongens zijn toen in de Audi gestapt en die is weggereden richting de rotonde.
7. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 71 en 72 van de doorgenummerde bijlagen), als het relaas van de verbalisant, voor zover inhoudend:
Op 5 februari 2019 heb ik, verbalisant, telefonisch contact opgenomen met
[slachtoffer 3] . Ik hoorde dat hij zei:
“Ik hoorde dat het geen vuurwerk was, het was een abnormale harde knal. Ik zag dat iedereen begon te rennen en toen kwam ik tot de conclusie dat er geschoten was en dat ik was geraakt op mijn rug. Na de knal voelde ik pijn en voelde ik met mijn hand op mijn rug en ik zag bloed. Ik ben toen naar buiten gegaan om dit te bekijken. Toen ik daarna weer naar binnen ging zag ik mijn oom [slachtoffer 2] liggen met een gat in zijn broekspijp en bloed op zijn been. Toen wist ik zeker dat er geschoten was en ik daarbij geraakt was” (…).
“Ik liep naar buiten, ik zag toen een man naar buiten rennen in de richting van een goudkleurige Audi of VW. Ik zag dat de man erachter ging staan. Ik zag dat de man over de auto in de richting van de ingang van [uitspanning] keek. Toen de man achter de auto stond, hoorde ik de man schreeuwen en daarna begon hij te schieten. Ik zag twee handen van de man en die richtten in de lucht. Ik zag twee lichtflitsen en hoorde twee schoten. Ik ben toen achter een auto gedoken en ik hoorde nog meer schoten. In totaal heb ik 6 of 7 schoten gehoord. Er zat een halve seconde tot een seconde tussen de schoten, bam, bam, bam. Toen de schoten stopten, kwam ik overeind en zag ik de genoemde auto wegrijden de parkeerplaats op.
8. het proces-verbaal van verhoor (pagina 145 tot en met 146 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van getuige [getuige 1] , voor zover inhoudend:
Ik stond op de parkeerplaats van [uitspanning] toen ik ineens allemaal knallen
binnen hoorde.
Ik zag een persoon naar buiten rennen. Ik hoorde hem in de Nederlandse taal roepen:
"Ik maak jullie allemaal dood” of woorden van gelijke betekenis.
De persoon sprak met een Turks accent leek het.
Ik zag dat deze persoon een wapen omhoog hield en toen hoorde ik zes of zeven knallen.
Ik ben toen weggerend.
9. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 105 en 106 van de doorgenummerde bijlagen), als het relaas van de verbalisant, voor zover inhoudend:
Op 3 februari 2019 omstreeks 00:07 uur bevond ik mij met meerdere collega’s bij [uitspanning] , [adres] te [plaats 1] . Desgevraagd bleek zich in de lobby een gewonde persoon te bevinden. Dit bleek later slachtoffer [slachtoffer 2] te
betreffen. Ik zag dat de rechterbroekpijp van [slachtoffer 2] omhoog was getrokken en dat er op zijn onderbeen een doek werd gedrukt. Desgevraagd liet [slachtoffer 2] zijn verwonding zien. Gelet op de aard, vorm en schroeiplek van de verwonding leek het op een schotwond. Ik zag verder dat een van de marmeren vloertegels beschadigd was. Deze beschadiging leek op een kogelinslag. De beschadiging oogde recent, er was geen vuil of troep te zien in deze beschadiging. Kort hierna bleek dat er sprake was van een tweede slachtoffer. Dit bleek te gaan om slachtoffer [slachtoffer 1] .
Terwijl ik mij bij de tweede plaats delict bevond, heb ik gesproken met getuige
[getuige 4] . Zij verklaarde gehoord te hebben dat twee van haar ooms ruzie hadden gehad in de lobby. Hierbij had een van haar ooms een jongen naar de grond gewerkt, waarna er geschoten zou zijn. Tevens meldde zich bij de tweede plaats delict een derde slachtoffer, dit bleek [slachtoffer 3] te betreffen. [slachtoffer 3] verklaarde ook geschampt te zijn door een kogel.
Ten aanzien van 08-952072-19, feit 5 ten aanzien van de pleegdatum 2 februari 2019
10. de verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 25 februari 2020, voor zover inhoudend:
Op 2 februari 2019 heb ik in het zalencentrum [uitspanning] gelegen aan de
[adres] in [plaats 1] en buiten op de parkeerplaats meermalen met een vuurwapen schoten gelost. Ik moest de slede van dat wapen naar achter halen om te kunnen schieten.
11. het proces-verbaal van bevindingen, sporenonderzoek Forensische Opsporing (pagina 311 tot en met 318 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
Op 3 februari 2019 om 02:15 uur, werd door mij verbalisant als forensisch
onderzoeker op verzoek van de politie Eenheid Oost-Nederland een forensisch
onderzoek naar sporen verricht.
Het onderzoek is verricht in een horecabedrijf (zalencentrum) aan de [adres]
[plaats 1] , binnen de gemeente Hengelo (O).
Via de meldkamer kreeg ik door dat er een schietincident had plaats gevonden tijdens een Turkse bruiloft bij een zalencentrum in [plaats 1] (O).
Op de parkeerplaats werden door mij op en nabij de afzetting 12 hulzen met een kaliber van 9 mm aangetroffen. Daarna werd met de inzet van de explosievenhonden van hondengeleider [hondenbegeleider] ook nog een tweetal soortgelijke hulzen van 9 mm kaliber aangetroffen in de nabijheid van de afzetting. De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer : PL0600-2019050849-1914493
SIN: AAJR8777NL
objekt: Munitie (Huls)
merk/type: luger
kaliber: 9 mm
Goednummer PL0600-201905084 9-19144 96
SIN AAJR8778NL
objekt Munitie (Huls)
merk/type: Luger
kalliber: 9 mm
12. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 113 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant:
Op 2 april 2019 werd mij verbalisant verzocht duiding te geven aan het gebruik van een mogelijk vuurwapen in zaak BVH 2019050849, onderzoek "Berlijn".
De vraagstelling in deze luidt:
1: "wat voor een soort wapen is gebruikt?"
2: "is het mogelijk het gebruikte wapen 1-handig te laden?"
Ter beoordeling zijn mij diverse sporen overhandigd welke op de plaats delict werden aangetroffen. Door mij werden slechts twee sporen gebruikt, te weten:
-Spoor PLO600-2019050849-1914493, SIN AAJR8777NL , spoor 9 buiten PD , een huls
-Spoor PLO600-2019050849-1914496 , SIN AAJR8778NL , spoor 10 buiten PD , een huls
Ik zag dat het om twee hulzen ging van het merk blazer, type 9 mm Luger.
Ik zag dat de hulzen verschoten waren en dat het slaghoedje was voorzien van een
indruk. Ik zag dat de huls geen projectiel en lading meer bevatte, derhalve
concludeer ik dat de hulzen hebben toebehoord aan een eenheidspatroon welke is
verschoten. Dergelijke hulzen zijn een component van munitie welke middels een
vuurwapen worden verschoten.
Ik zie dat het slaghoedje een indruk heeft en herken hierin de "rechthoekige vorm"
van een specifieke slagpin welke uitsluitend is aangebracht in bepaalde typen
vuurwapens, te weten :
-Een semi-automatisch pistool van het merk Clock, in meerdere uitvoeringen.
-Een semi-automatisch pistool van het merk Smith&Wesson , type Sigma.
Aannemelijk is derhalve dat de munitie verschoten is met een van bovenstaande
semi-automatische pistolen.
Genoemde semi automatische pistolen zijn voorzien van sluitveren en behoeven enige kracht om de slede naar achter te bewegen om een patroon in de kamer te brengen. Als een patroon zich in de kamer bevindt, is het wapen "vuur gereed" en kan door de trekker naar achter te bewegen een schot worden afgevuurd. Als ervaringsdeskundige binnen het vakgebied wapens en munitie is mij bekend dat het nagenoeg onmogelijk is de slede van bovenstaande wapens eenhandig naar achteren te bewegen.
Ten aanzien van 08-952072-19, feit 4
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer 3] , onderzoeksnaam Zevenster. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
13. het proces-verbaal van aangifte (pagina 385 tot en met 390 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van [slachtoffer 4] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
V: Vraag/ opmerking verbalisanten
A: Antwoord/ opmerking aangever
O: Algemene opmerking ten aanzien van het verhoor
V: Op woensdag 6 juni ben je binnengebracht in het ziekenhuis in Almelo. Sinds je opname hebben we een keer met je gesproken maar tot op heden hebben we nog geen uitgebreide verklaring van je opgenomen. Je hebt formeel dus nog geen aangifte gedaan van hetgeen jou is overkomen. Daarom zijn we hier nu, voor het opnemen van die aangifte. We willen graag van jou horen wat er is gebeurd.
Op 6 juni 2018 was ik bij [garagebedrijf] voor de garage. Toen heb ik een discussie gehad en toen ging die schieten. Ik kan alleen vertellen dat hij drie schoten heeft gelost en alle drie waren raak. Toen rende ik bij [garagebedrijf] in de garage. Ze komen uit [plaats 2] die jongens. Een van hun ken ik. Hij kwam en zei tegen mij 'moet ik schieten?' En ik zei 'schiet dan'. Hij haalde toen twee keer de trekker over en toen gebeurde er niets. Daarna nog twee/drie keer achter elkaar haalde hij de trekker over en toen kwam er wel wat uit. Hij schoot twee keer en toen draaide ik om en toen schoot hij nog een keer. Eerste keer schoot hij op mijn been, toen op mijn buik en toen weer op mijn been. De andere jongens stonden er naast te kijken. Het wapen was zwart, klein, 6 mm kan ik zeggen. Het was zo groot als mijn hand.
14. een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer 4] van Forensische Geneeskunde GGD Twente, opgemaakt door de arts drs. S.D. Mensink, forensisch arts (pagina 396 en 397 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Meneer [slachtoffer 4] werd op 6 juni 2018 in de avond gezien op de spoedeisende hulp van het ZGT. Hij gaf aan beschoten te zijn. Bij onderzoek werden twee inschotwonden gezien. Er werd een inschotwond rechts onder de tepel gezien. Ten gevolge van het traject dat de kogel heeft afgelegd, is perforatieletsel van de lever, maag en vena cava (holle lichaamsader) ontstaan. De kogel was niet palpabel en werd achtergelaten in het lichaam. Tevens werd er een inschotwond aan de rugzijde gezien. Deze kogel is 3 maal door de dunne darm gegaan (er werden 6 gaten in de dunne darm geconstateerd door de chirurg). De kogel werd verwijderd door een kleine snede in de huid aan de linkerzijde van de buik. [slachtoffer 4] is eerdere malen geopereerd, te weten op 6 juni, 9 juni, 11 juni, 18 juni, 22 juni 2018. Door een snede in de huid van de buik werd een van de kogels verwijderd. De andere kogel bevond zich in de wervelkolom. Deze kogel kon niet verwijderd worden en is achtergelaten in het lichaam.
15. een geschrift, te weten een letselinterpretatie, slachtoffer [slachtoffer 4] van GGD Twente, opgemaakt door de arts drs. S.D. Mensink, forensisch arts (pagina 406 en 407 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudend – kort en zakelijk weergegeven -:
Uit de gegevens blijkt dat er één inschotwond aan de voorzijde van het lichaam en één
inschotwond aan de rugzijde van het slachtoffer is gezien. Het bestaan van een inschotwond aan de voorzijde van het lichaam en een inschotwond aan de rugzijde is passend bij de verklaring van het slachtoffer dat hij zich gedraaid heeft op het moment dat hij werd beschoten. Geconcludeerd kan worden dat de letsels met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn ontstaan door schottrauma. Het letsel dat het slachtoffer opliep, had met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot zijn overlijden kunnen lijden. Het medisch ingrijpen was noodzakelijk om zijn overlijden te voorkomen.
16. het proces-verbaal van verhoor (pagina 412, 413 en 414 van de doorgenummerde bijlagen, pagina 421 fotobijlage 1 en 422 fotobijlage 2) als verklaring van
[slachtoffer 4] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
O = Opmerking verbalisanten
V= Vraag verbalisanten
A = Antwoord verdachte
O: Wij willen wij jou een aantal foto’s laten zien. Daar hebben we ook een paar vragen over. Allereerst wil ik jou deze foto laten zien. Deze foto wordt als bijlage 1 bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wat kun jij over deze persoon verklaren?
A: Dat is de jongen zelf, die op mij geschoten heeft. Dat is een mollige jongen zoals ik zei. Dik, mollig. Ik heb een avondje met hem doorgebracht onder elkaar, hebben we drugs gebruikt samen. Ik was verslaafd aan de drugs. In die tijd toen ik hem heb leren kennen, hebben we een avondje echt veel drugs gebruikt.
V: Wanneer was dat, dat avondje samen drugs gebruiken?
A: Drie jaar geleden ongeveer.
O: Dus je verklaart dat dit de persoon is die jou op woensdag 6 juni 2018 heeft neergeschoten bij garagebedrijf [garagebedrijf] aan de [straat 1] te [plaats 2] .
A: Klopt.
V: Wat is de naam van de schutter?
A: Ik ben hem even kwijt. Hoe heet hij nou?.... Met een. ‘ [lettercombinatie] ...’ ofzo,.
O: Wij willen jou nog een foto laten zien. Deze wordt als bijlage 2 bij dit proces-verbaal gevoegd.
V: Wat kun jij over deze persoon verklaren?
A: Dat is hij zelf volgens mij. Ja. Het lijkt op de schutter, maar... De jongen van de vorige foto. Kan dat kloppen? Ik denk dat hij dezelfde persoon is. Dat is hij zelf. Als ik mij niet vergis. Nee, dat is hij wel.
V: Waar herken je hem aan?
A: Gewoon aan zijn gezicht, dat is hij. Ik weet niet hoe ik dat moet verwoorden, maar dat is hij gewoon. Alleen de ene keer kan hij er wat dikker eruit zien dan de andere keer. Als hij drugs gebruikt, dan verandert je gezicht als je wat afvalt.
17. het proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 494 en 450 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van [getuige 2] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Op 6 juni 2018, omstreeks 20.00 uur, fietste ik samen met mijn vriend [getuige 3] vanaf de woonboulevard richting de [straat 4] te [plaats 2] . Bij de kruising [straat 5] met de [straat 6] stonden wij te wachten voor het verkeerslicht richting de [straat 1] . Ter hoogte van de flats daar zag ik de autohandel [garagebedrijf] . Dit bedrijf is gevestigd aan de [straat 1] . Voor het bedrijf zag ik een groep van vier personen staan. Ik had op dat moment net groen licht en fietste door richting de [straat 1] . Ik hoorde daar toen plotseling een aantal knallen. Het waren sowieso drie knallen. Ik zag dat de vier mannen na de knallen
hard wegrenden. Ik zag toen dat er twee mannen uit het autobedrijf kwamen. Ik zag dat één van deze mannen achter de groep aanrende. Ik zag dat de andere man naar een man toeliep die op de grond lag. Deze man lag op het bedrijfsterrein. Ik zag dat de ene man hem overeind hielp. Ik zag dat de gewonde man zijn hand tegen zijn linkerzij aan
hield en ik hoorde dat hij zei: "au, au". Ik hoorde dat die man die bij deze gewonde
man stond, zei: "Je moet snel naar het ziekenhuis?". Ik zag dat beiden in een auto stapten. Ik zag dat dit een klein busje was. Ik ben toen verder gefietst richting de rotonde. Ik zag toen bij het café [cafe] aan de [straat 4] twee van die vier mannen lopen. Ik zag dat ze snel liepen. Ik zag dat één van de twee een zwart doek bij zich had. Ik zag dat deze mannen bij het café de straat overstaken en verder renden richting de [straat 3] . Ik heb de eerste man daar toen tegen de tweede man in het Turks horen zeggen: "Waar gaan we naartoe?"
Ik kan deze twee mannen als volgt omschrijven:
1)
- Turkse man
- +/- 30 jaar
- smal postuur
- zwart kort haar
- grote zwarte baard
- behaarde armen
- blauwe spijkerbroek
- zwart hemd
2)
- Marokkaans/ Turkse man
- +/- 19 jaar oud
- fors postuur
- iets langer dan andere man, +/- 1.85 meter
- golvend krullend middellang haar (bruin)
- zwarte broek
- zwart fleece jas (leek op North Face)
- zwart doek in rechterhand
18. het proces-verbaal van verhoor getuige (pagina 466 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van [getuige 3] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Op 6 juni 2018 fietste ik samen met [getuige 2] . Wij kwamen vanaf de woonboulevard. Als je dan oversteekt, kom je op de [straat 1] . Nadat we groen licht hadden, zijn we doorgefietst de [straat 1] in. Vlak over de kruising, waar je een beetje naar beneden gaat, hoorde ik meerdere knallen. Het ging van bam bam, een paar seconden er tussen. Ik ging meteen kijken richting het autobedrijf, naast [bedrijf 1] en de kringloopwinkel, want daar kwamen de knallen vandaan. Ondertussen fietsten we gewoon door. Ik zag toen drie of vier personen wegrennen. Ik zag dat ze het gangetje tussen de kringloop en het autobedrijf inliepen. Ze renden. Wij fietsten verder. Voor het autobedrijf zag ik een man. Deze man hield zijn hand op zijn bovenlijf, ergens bij zijn buik of rib, dat weet ik niet precies. Volgens mij was hij gewond. Ik zag nog twee mannen. Ik zag dat die mannen het gangetje inkeken waar die 3 of 4 mannen in waren gerend. Volgens mij waren die mannen voor het autobedrijf Turkse mannen. Ik zag nog wel dat de man die volgens mij gewond was, richting een auto liep. Wij zijn doorgefietst. Bij de rotonde zijn wij links af geslagen. Toen wij daar fietsten keken we rechts een straatje in. Wij zagen dat in dit straatje twee mannen liepen. Ik weet nog dat een van de twee een doek in zijn handen had. De twee mannen liepen die straat in, dus liepen van ons weg. Wij zijn doorgefietst, langs die straat heen. De mannen die voor de garage stonden, waren Turkse mannen. Ik ben zelf Turks en dat kon ik wel zien en we hebben ook in het Turks tegen hen gepraat. De vier mannen die wegliepen heb ik alleen op de rug gezien. Ik kan hiervan alleen zeggen dat het geen bruine getinte mensen waren.
19. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 503 tot en met 510 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudend als het relaas van de verbalisant – kort en zakelijk weergegeven -:
Op 20 juni 2018 stelde ik een onderzoek in aan de inbeslaggenomen data van de CCTV-installatie aan de [straat 3] 24 te [plaats 2] en van de CCTV-installatie aan de [straat 2] 1 te [plaats 2] . De inventarisatie van aanwezigheid van deze installaties werd gedaan tijdens een buurtonderzoek door de collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 7 juni 2018. Dit buurtonderzoek leverde uitsluitend beeldmateriaal op van de [straat 3] 24 en de [straat 2] 1 te [plaats 2] .
Naar aanleiding van de veiliggestelde, bewegende beelden en getuigenverklaringen heb ik ter verduidelijking een plattegrond gemaakt zoals te zien in Bijlage 1. Dit proces-verbaal heb ik opgemaakt in chronologische volgorde van mijn onderzoekshandelingen.
[straat 3] 24 [plaats 2]
Op 12 juni 2018 voerde ik een onderzoek uit naar de geëxporteerde beelden van
de CCTV-installatie van het adres [straat 3] 14 te [plaats 2] .
Datum/Tijd controle
Van het betreffende systeem is een datum/tijd controle uitgevoerd door mij, verbalisant. Ik constateerde op 12 juni 2018 te 13:47:42 uur atoomtijd dat de systeemtijd van de CCTV-installatie ingesteld was op 12 juni 2018 te 13:49:00 uur. Het verschil in tijd is hierdoor dus 1 minuut en 18 seconden, waarbij de CCTV installatie in tijd voorloopt. Daar waar hierna een tijdstip wordt genoemd, gerelateerd aan het onderzoek van de beelden van de [straat 3] 24 [plaats 2] , bedoel ik de systeemtijd die zichtbaar is op de geëxporteerde beelden.
Bevindingen
Om 20:23:41 uur zie ik in beeld een tweetal personen verschijnen. Ze lopen van rechtsboven naar linksonder door het beeld. Ik kan deze personen als volgt omschrijven:
Omschrijving persoon 2
Draagt slippers voorzien van drie lichtgekleurde strepen boven op elke slipper
Draagt donker kleurige sokken
Draagt een donkerkleurige, korte broek voorzien van een embleem op
de linker broekspijp in de vorm van een cirkel, mogelijk met de kleuren
wit en rood. Het rode lijkt op de vorm van een blad van een boom.
Boven dit embleem zit nog een lichtkleurig element.
Draagt een blauwe shirt met korte mouwen
Heeft zijn linkerhand voor zijn buik. Terwijl persoon 2 door het beeld
Loopt, heeft hij zijn hand voor zijn buik, op dezelfde plek in dezelfde
houding. Het lijkt erop dat deze persoon 2 in die hand wat vast heeft.
Heeft een licht getint uiterlijk
Getuige [getuige 3]
Op maandag 25 juni 2018 werd er een getuigenverklaring opgenomen van getuige [getuige 3] . Hij keek in de richting van het autobedrijf naast [bedrijf 1] en de kringloopwinkel waar de knallen vandaan kwamen. Hij zag drie of vier personen rennen, die het gangetje naast de Kringloop winkel inliepen.
[straat 2] 1 [plaats 2]
Op 13 juni 2018 voerde ik een onderzoek uit naar de geëxporteerde beelden van de CCTV-installatie van [bedrijf 2] V.O.F. aan de [straat 2] 1 te [plaats 2] .
Datum/Tijd controle
Van het betreffende systeem is een datum/tijd controle uitgevoerd door collega
[verbalisant 1] . Hij constateerde op 7 juni 2018 te 15:57:54 uur atoomtijd dat de
systeemtijd van de CCTV-installatie ingesteld was op 7 juni 2018 te 15:23:26
uur. Het verschil in tijd is hierdoor dus 34 minuten en 28 seconden, waarbij de
CCTV installatie in tijd achterloopt. Daar waar hierna een tijdstip wordt genoemd,
gerelateerd aan het onderzoek van de beelden van de [straat 2] 1 [plaats 2] , bedoel ik de systeemtijd die zichtbaar is op de geëxporteerde beelden.
Bevindingen
Op 7 juni 2018 te 19:46:04 uur zag ik vanuit rechtsboven van het beeld twee
keer twee personen in beeld verschijnen. Ik zag dat deze personen renden en uit
beeld verdwenen om 19:46:12 uur.
Omschrijving persoon 3
Draagt slippers met wit aan de bovenkant
Draagt een korte broek met twee lichtgekleurde elementen op de linker
broekspijp
Donker T-shirt met korte mouwen
Over lengte en postuur kan ik niets verklaren gezien de afstand van de
camera en de hoek waaronder gefilmd is
Het lijkt erop dat deze persoon een lichte huidskleur heeft.
Heeft een donkere haarkleur
Persoon 3 en persoon 4 renden bij elkaar. Naast persoon 3 en 4 zag ik om
19:46:12 uur dat er ook een auto in beeld verscheen.
Ik, verbalisant herkende op 13 juni 2018 de personen 3 en 4 op de beelden van de [straat 2] . Ik zag namelijk dat deze personen gelijkenissen hadden met de personen 1 en 2 van de beelden van de [straat 3] . Voor deze vergelijkingen verwijs ik u naar Bijlage 2a en 2b evenals de veiliggestelde bewegende beelden van de beide locaties.
Opvallend was wel dat persoon 1 [straat 3] een hemd aan had terwijl persoon 4 [straat 2] een donkerkleurig T-shirt droeg met korte mouwen.
Verklaring getuige [getuige 2]
Op 6 juni om 21:30 uur verklaarde getuige [getuige 2] dat hij bij het café [cafe] aan
de [straat 4] twee van die vier mannen zag lopen, hij zag dat ze snel
liepen. Hij zag dat één van de twee een zwarte doek bij zich had.
Getuige [getuige 3]
Op maandag 25 juni 2018 werd er een getuigenverklaring opgenomen van
getuige [getuige 3] . Op een gegeven moment fietste getuige [getuige 3] verder en sloeg
hij bij de rotonde linksaf en keek hij een straatje in. Hij zag daar volgens hem 2 van de eerder genoemde 4 mannen lopen, waarvan er één een doek in zijn handen had.
Onderzoek tijdlijn.
Ik, verbalisant heb tot slot een onderzoek uitgevoerd naar de tijdlijn waarover
enkele getuigen verklaard hebben en de tijdstippen waarop de camera’s de
eerder genoemde beelden geregistreerd hebben. Deze tijdlijn heb ik hieronder in
een afbeelding weergegeven.
±20:20 uur 3 knallen gehoord
20:20:32 uur 4 personen zijn rennend te zien op de beelden van de [straat 2] 1
[plaats 2]
Onbekend tijdstip
2 van de 4 personen worden gezien door getuige [getuige 2] bij café [cafe]
20:22:23 uur
2 van de 4 personen zijn lopend te zien op de beelden van de [straat 3] 24
[plaats 2]
Bijlage 2a:
In dit tweeluik is links persoon 2 te zien van de [straat 3] en rechts persoon 3 van de [straat 2] . Op beide beelden vallen mij, verbalisant de slippers op, de korte donkerkleurige broek met daarop de twee witte elementen en het donkerkleurige T-shirt met korte mouwen. De haardracht lijkt ook overeen te komen.
20. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 511 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 3] - zakelijk weergegeven -:
Op 25 juni 2018, omstreeks 12.45 uur bekeek ik camerabeelden die gemaakt zijn door een camera aan de [straat 3] te [plaats 2] . Een onderzoeksteam van de Recherche Oost- Nederland, was op zoek naar de identiteit van de twee mannen die op deze beelden getoond werden. Ik herkende de achterste man op de beelden, gekleed in een blauwe polo, korte broek en slippers, als de mij ambtshalve bekende:
NAAM : [verdachte]
VOORNAMEN: [verdachte]
GEBOREN : [geboortedatum 1] -1996 TE [geboorteplaats]
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur en gelaat en haardracht. Ik kom [verdachte] regelmatig
tegen tijdens mijn werkzaamheden. De laatste keer dat ik [verdachte] heb gezien, is rond de periode dat de camerabeelden gemaakt zijn in begin juni 2018
21. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 512 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 4] – zakelijk weergegeven - :
Op 13 juni 2018 heb ik camerabeelden gezien van een camera gevestigd aan de
[straat 3] in [plaats 2] . Een onderzoeksteam van de recherche Oost-Nederland, was
op zoek naar de identiteit van de twee mannen die op deze beelden getoond worden.
Op deze beelden zag ik een man met spijkerbroek, zwart hemd en zwart haar lopen.
Direct daarna verscheen een wat gezette man, met zwart haar in beeld. Deze man droeg
een blauwe korte broek, donker t-shirt en liep op slippers. De man in de korte broek
herkende ik als de mij ambtshalve bekende: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats] . In mijn werk als politie agent op straat kom ik [verdachte] regelmatig tegen. Ook heb ik [verdachte] meerdere keren op straat gesproken. Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, vorm van zijn gezicht en kapsel.
22 . het proces-verbaal van bevindingen (pagina 513 van de doorgenummerde bijlagen),
voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant, [verbalisant 5] –zakelijk weergegeven:
Op woensdag 13 juni 2018 zag ik camerabeelden van een camera gevestigd aan de
[straat 3] in [plaats 2] . Een onderzoeksteam van de Recherche Oost- Nederland, was
op zoek naar de identiteit van de twee mannen die op deze beelden getoond werden.
Op deze beelden zag ik een tweetal mannen achter elkaar over de stoep lopen. De
achterste man herkende ik als de mij amtshalve bekende:
- [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats] -
Ik herkende [verdachte] aan zijn postuur, zijn gelaat en zijn haar. Ik ben [verdachte]
regelmatig tijdens mijn werk tegen gekomen.
23. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 448 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant 6] - zakelijk weergegeven -:
Op 10 juli 2018 werd ik in mijn functie als wijkagent aangesproken door een persoon.
Deze persoon deelde mij mede dat de dader van de schietpartij aan de [straat 1] te [plaats 2] , met 90% zekerheid de zoon van [naam 1] is. De zoon van
[naam 1] zou nu in [land] zijn. Deze persoon kon mij niet vertellen van wie hij dit wist en waar hij dit gehoord had. Het is mij, verbalisant, bekend dat de zoon van [naam 1] , [verdachte] heet.
Ten aanzien van 08-952072-19, feit 5 ten aanzien van de pleegdatum 6 juni 2018
24. het proces-verbaal van bevindingen (pagina 515 en 516 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant;
Op woensdag 6 juni 2018 ontvingen wij het verzoek om een onderzoek in te stellen naar aanleiding van een schietpartij die plaats had gevonden in [plaats 2] . Een slachtoffer was naar het ZGT ziekenhuis te Almelo gebracht. Door de arts is uit de linker flank van het slachtoffer een kogelpunt verwijderd, deze is vervolgens veiliggesteld in een plastic container en overgedragen. De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld: SIN AAGV7437NL, Munitie, kogelpunt uit linkerflank slachtoffer.
25. het proces-verbaal van aangifte (pagina 388 van de doorgenummerde bijlagen) als verklaring van [slachtoffer 4] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Hij schoot twee keer en toen draaide ik om en toen schoot hij nog een keer (…). Het wapen was zwart, klein, 6 mm kan ik zeggen. Het was zo groot als mijn hand.
26. een geschrift, te weten een letselinterpretatie, slachtoffer [slachtoffer 4] van GGD Twente, opgemaakt door de arts drs. S.D. Mensink, forensisch arts (pagina 406 en 407 van de doorgenummerde bijlagen), voor zover inhoudend – kort en zakelijk weergegeven -:
Uit de gegevens blijkt dat er één inschotwond aan de voorzijde van het lichaam en één inschotwond aan de rugzijde van het slachtoffer is gezien. Het bestaan van een inschotwond aan de voorzijde van het lichaam en een inschotwond aan de rugzijde is passend bij de verklaring van het slachtoffer dat hij zich gedraaid heeft op het moment dat hij werd beschoten. Geconcludeerd kan worden dat de letsels met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn ontstaan door schottrauma.
Parketnummer 08-910031-19
27. het proces-verbaal van aangifte (genummerd PL0600-2019193056-1, opgemaakt op 3 mei 2019, door [verbalisant 7] ) als verklaring van [naam 2] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Ik doe aangifte namens [slachtoffer 5] . Ik ben plaatsvervangend directeur van PI "De Karelskamp" in Almelo en ik doe namens mijn personeel aangifte van bedreiging. Op 19 april 2019 is er een akkefietje geweest tussen [verdachte] en [slachtoffer 5] . Dit akkefietje is gerapporteerd. Zowel [slachtoffer 5] als [verdachte] en [naam 3] wonen alle drie in [plaats 2] , ze komen elkaar dus redelijk vaak tegen. Op 26 april 2019 omstreeks 8.30 uur was [slachtoffer 5] samen met een collega in dienst. [verdachte] heeft toen wederom gezegd: "geef mij maar een rapport, over 4/5 jaar kom ik vrij en zie ik jou wel op straat in [plaats 2] en
dan zijn de gevolgen voor jou". Deze zin heeft [verdachte] meerdere malen herhaald tegen [slachtoffer 5] . Ik ben toen met [slachtoffer 5] en collega's in gesprek gegaan naar aanleiding van dit rapport. Ik zag aan [slachtoffer 5] dat hij erg ontdaan was, ik zag dat hij trilde en oprecht bang was. [slachtoffer 5] staat bekend als zeer rustig en niet bang.
28. het proces-verbaal van verhoor getuige (genummerd PL0600-2019193056-5, opgemaakt op 13 mei 2019 door [verbalisant 8] ) als verklaring van [naam 4] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Ik ben werkzaam als Penitentiair Inrichtings Werker bij PI Karelskamp te Almelo. In april 2019 had ik een nachtdienst met collega [slachtoffer 5] . [slachtoffer 5] vertelde mij toen dat hij wat spanningen had met gedetineerde [verdachte] . Ik heb toen aan [slachtoffer 5] het voorstel gedaan om met [verdachte] om tafel te gaan. Dit is ook gebeurd, op 26 april 2019.
Op 26 april 2019 had ik een dagdienst met onder andere collega [slachtoffer 5] .
[verdachte] , collega's [slachtoffer 5] , [collega 1] , [collega 2] en ik waren bij het gesprek aanwezig.
Ik hoorde dat [slachtoffer 5] vroeg aan [verdachte] wat er aan de hand was tussen hen. Ik hoorde [verdachte] twee of drie keer zeggen tegen [slachtoffer 5] : 'over 4 of 5 jaar kom ik toch weer vrij. Jij woont in [plaats 2] en dan zijn de gevolgen voor jou'. Toen [verdachte] dit zei, kwam dit serieus op mij over.
29. het proces-verbaal van verhoor (genummerd PL0600-2019193056-2, opgemaakt op 3 mei 2019 door [verbalisant 9] ) als verklaring van [slachtoffer 5] , voor zover inhoudend - kort en zakelijk weergegeven - :
Op 19 april 2019 was ik aan het werk bij de Karelskamp. Ik kwam op een gegeven moment bij de cel van gedetineerde [verdachte] .
Toen hoorde ik hem zeggen: "ik kom je op straat wel tegen, ik pak je dan wel, ik weet wie je bent" en meer woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij hierbij heftige armbewegingen maakte in mijn richting. Ik heb die nacht dit voorval gemeld bij mijn collega's.
Tijdens mijn dagdienst op 26 april 2019 om 8.45 uur hebben mijn collega's en ik
[verdachte] gewekt in zijn cel om een gesprek te voeren naar aanleiding van het
bovengenoemde incident. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "ik heb je niet
bedreigd, ik heb je alleen gewaarschuwd".
Ik hoorde hem toen zeggen: "Het maakt mij niet uit of je een rapport schrijft of niet, ik moet toch nog jaren zitten. Over vier, vijf jaar kom ik een keer vrij en dan zie ik je wel op straat en dan zijn de gevolgen voor jou. Ik pak je dan wel". Dit herhaalde hij meerdere malen. Bij deze woorden zag ik een boze agressieve blik in zijn ogen en ik zag dat hij hierbij heftig met zijn hoofd knikte ter bevestiging en dat hij zijn vinger daarbij in mijn richting wees. Ik weet dat hij vuurwapengevaarlijk is. Daarom neem ik zijn bedreigingen serieus en ben ik echt bang voor wat hij mij of mijn gezin aan zou kunnen doen. Het komt dichtbij mijn privéleven omdat hij net als ik van [land] komaf is en ook in [plaats 2] woont en ook boodschappen doet bij de [land] supermarkt. De kans dat ik hem tegen zal komen is dus erg groot. Ik ben ook bang dat hij [medeverdachte 1] eventueel tegen mij opzet. Deze is vrij op dit moment. Deze was medeverdachte van hetzelfde incident en bevriend met [verdachte] . Ik voel mij bedreigd terwijl ik echt wel wat gewend ben tijdens mijn werk.