ECLI:NL:RBOVE:2020:1146

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
C/08/243911 / FA RK 20-327
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 9 maart 2020, is een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, geboren in 1945, die lijdt aan een bipolaire stemmingsstoornis en een neurocognitieve stoornis. De officier van justitie had op 13 februari 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2020 is betrokkene gehoord, samen met zijn advocaat en enkele zorgprofessionals. Betrokkene was het niet eens met de voorgestelde medicatie en de noodzaak van de machtiging, maar de rechtbank oordeelde dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 9 september 2020, en heeft daarbij verschillende maatregelen goedgekeurd, waaronder opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat cassatie open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Locatie: Zwolle
Zaaknummer: C/08/243911 / FA RK 20-327
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 9 maart 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[A] ,
[geboren] 1945 te Zutphen,
wonende te [adres] [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J. Vlug te Deventer.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 februari 2020. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de bevindingen van de geneesheer-directeur;
 de medische verklaring;
 het zorgplan;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
 de zorgkaart;
 aanvullende bevindingen van de geneesheer-directeur;
 het uittreksel uit de Justitiële Documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 maart 2020, op het huisadres van betrokkene.
1.3
Ter zitting waren aanwezig en zijn gehoord:
 betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
 J. Jonker, GZ-psycholoog en
 M. Schoenmakers, sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
Hierbij is de advocaat ermee akkoord gegaan dat de mondelinge behandeling door één rechter, te weten de voorzitter als rechter-commissaris, plaatsvond en dat later meervoudig zou worden beslist.

2.Beoordeling

2.1
De officier van Justitie heeft op 9 januari 2020 de geneesheer-directeur aangewezen en heeft het onderhavige verzoek op 13 februari 2020 (vijf weken later) ingediend. Naar aangenomen moet worden is toen ook de mededeling aan betrokkene ex artikel 5:16, eerste lid Wvggz gedaan; in elk geval valt uit een toelichting van de officier van justitie in het verzoekschrift af te leiden dat de termijn van vier weken, genoemd in dat artikel, is overschreden. Hieraan doet niet af de stelling van de officier van justitie in het verzoekschrift dat de geneesheer-directeur ten onrechte de betrokkene reeds op
8 januari 2020, dus voordat hij als zodanig was aangewezen, op de hoogte heeft gebracht dat een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid (op welk moment de zojuist genoemde termijn van vier weken gaat lopen). Ook als de geneesheer-directeur betrokkene aanstonds na zijn aanwijzing hiervan op de hoogte had gebracht, zou de genoemde termijn immers zijn overschreden.
Wat hier verder van zij, overschrijding van de termijn artikel 5:16, eerste lid Wvggz, die betrekking heeft op de kennisgeving aan de betrokkene met betrekking tot de uitkomst van het verkennend onderzoek en niet op de indiening van het verzoekschrift, leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn verzoek.
2.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan
een psychische stoornis in de vorm van een bipolaire stemmingsstoornis en een neurocognitieve stoornis (MCI, te beschouwen als een voorloper van Alzheimer), waarbij de bipolaire stemmingsstoornis de belangrijkste diagnose is.
2.3
Deze stoornis leidt volgens de medische verklaring tot ernstig nadeel, gelegen in een manische ontregeling die problemen op diverse leefgebieden met zich brengt, waaronder financiële problemen, conflicten met zijn omgeving waardoor maatschappelijke teloorgang, verlies van zijn woonplek en kans op gevaarlijk gedrag voor betrokkene en zijn omgeving in de vorm van brandstichting. In het afgelopen jaar heeft hij nog stemmingswisselingen gehad, waarvoor de medicatie nog moest worden aangepast. Betrokkene ontkent het verband tussen de brandstichting en de manische ontregeling en is van mening dat blijvend gebruik van de medicatie niet nodig is en wil deze staken als de machtiging niet wordt verlengd. De werkrelatie met de behandelaars is kwetsbaar door verschil van inzicht over de stoornis en de aangewezen behandeling. De medische verklaring noemt de volgende categorieën van ernstig nadeel:
  • levensgevaar voor zichzelf of voor anderen;
  • ernstige materiële schade voor zichzelf of voor anderen;
  • ernstige financiële schade voor zichzelf;
  • maatschappelijke teloorgang van betrokkene;
  • het met hinderlijk gedrag oproepen door betrokkene van agressie van een ander;
  • het in gevaar brengen van de algemene veiligheid van personen en/of goederen.
2.4
Als vormen van verplichte zorg worden in de verklaring genoemd: toediening van (met name) medicatie en het verrichten van medische controles, opname in een accommodatie, beperking van de bewegingsvrijheid, insluiting, uitoefenen van toezicht en het aanbrengen van beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten.
Het - door betrokkene ondertekende – zorgplan vermeldt onder meer dat betrokkene vanaf mei 2017 woonachtig is in een seniorencomplex. De dochter is betrokken bij het MDO en maakte zich zorgen, waarna betrokkene zich erg boos heeft gemaakt en er enige tijd een verwijdering is geweest. De bovengenoemde vormen van verplichte zorg zijn afgesproken, behalve het toezicht, waarbij nog is genoemd dat het met name nodig kan zijn het gebruik van de telefoon en/of de bankpas te beperken.
De geneesheer directeur heeft in zijn bevindingen alle in de medische verklaring genoemde vormen van verplichte zorg overgenomen, behalve het uitoefenen van toezicht. Verder heeft hij in algemene zin telefonisch aan de rechtbank, alsmede in deze zaak via de psychiater bij gelegenheid van de zitting, laten weten dat hij alleen gebruik zal maken van de machtiging tot opname na voorafgaande beoordeling door een onafhankelijk psychiater.
De officier van justitie heeft zich in het verzoekschrift aangesloten bij de bevindingen van de geneesheer-directeur.
2.5
Uit het overgelegde uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat betrokkene in 2014 is
veroordeeld wegens brandstichting tot 9 maanden gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en klinische behandeling in een FPK. In 2017 heeft de rechtbank de voorwaarde wat betreft de klinische behandeling gewijzigd en deze verlengd met een jaar.
Betrokkene heeft aansluitend in juni 2018 een voorwaardelijke machtiging gekregen van een halfjaar en in december 2018 een nieuwe voorwaardelijke machtiging van een jaar. In december 2019 heeft de rechtbank het primaire verzoek voor een nieuwe voorwaardelijke machtiging afgewezen en het subsidiaire verzoek tot verlening van een voorlopige machtiging toegewezen voor de duur van 2 maanden, volgens de advocaat omdat er onzekerheid bestond over de gevolgen van de invoering van de nieuwe wetgeving.
2.6
Bij de mondelinge behandeling van het verzoek heeft betrokkene te kennen gegeven dat hij
het natuurlijk niet eens is met de machtiging omdat hij de Lithium wil staken. Hij heeft deze medicatie de afgelopen periode van zo’n drie jaar alleen genomen, omdat gezegd werd dat hij zou worden opgenomen als hij het niet nam. Betrokkene is van oordeel dat hij thans voldoende structuur in zijn leven heeft om zich zonder medicatie te kunnen handhaven.
De behandelaars hebben naar voren gebracht dat het nooit nodig is geweest om de machtiging te gebruiken, dat betrokkene stabiel is met pieken en dalen maar dat de medicatie helpt de pieken en dalen niet te hoog te laten zijn. Als betrokkene zou stoppen met de Lithium, zal hij op zeer korte termijn decompenseren.
Voorts hebben zij laten weten dat de verpleging van het seniorencomplex de medicatie toedient, maar zij doen dat niet in gedwongen vorm als betrokkene weigert, terwijl ook zijzelf vervolgens geen gedwongen medicatie in de thuissituatie zullen toedienen.
De advocaat heeft ten verwere aangevoerd dat het thans onder de nieuwe wetgeving gaat om een zorgmachtiging, niet meer om een opnamemachtiging. Het gaat al jaren goed. Hij ziet geen ernstig nadeel. Als het fout gaat, kan desnoods een crisismaatregel worden verleend. Subsidiair, kijkend naar de vormen van verplichte zorg, zijn naar zijn mening opname en beperking bewegingsvrijheid niet nodig, beperking om het eigen leven te leiden al helemaal niet en dan blijven alleen de gedwongen medicatie en de controles over. Maar nu hij hoort dat die toch niet uitgevoerd zullen worden, blijft er niets over en moet er dus ook om die reden afwijzing volgen.
2.7
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
2.8
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die
reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan, de medische verklaring en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
 aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de duur van zes maanden;
 beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van zes maanden;
 insluiten, voor de duur van zes maanden;
 opnemen in een accommodatie, voor de duur van zes maanden;
 toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van zes maanden.
2.9
De rechtbank overweegt het volgende. Bij de mondelinge behandeling is gebleken dat in deze zaak een belangrijk onderdeel van de Wvggz - te weten verplichte zorg in de thuissituatie, hier in de vorm van gedwongen medicatie en controles - om welke reden dan ook niet zal worden uitgevoerd. Dit brengt niet, zoals het verweer wil, aanstonds mee dat er volgens het systeem van de wet geen machtiging kan worden verleend tot verplichte zorg in de vorm van opname in een accommodatie en beperking van de bewegingsvrijheid; kortom, de onvrijwillige opname op een gesloten afdeling. Wel moet dit beschouwd worden als ultimum remedium en dient te worden voldaan, naast andere vereisten, aan de proportionaliteit en subsidiariteit, waaronder begrepen de verplichte zorg in ambulante omstandigheden. In het onderhavige geval neemt de rechtbank aan, op basis van de eigen mededeling van betrokkene en hetgeen hierover in het zorgplan, de medische verklaring, de bevindingen van de geneesheer-directeur en door de behandelaars is opgemerkt, dat betrokkene zijn medicatie zal stoppen als er geen drang of dwang mogelijk is via (het dreigen met) een gesloten opname. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat het hierboven bij 2.3 omschreven ernstig nadeel voor betrokkene zal ontstaan, als hij zijn medicatie niet op regelmatige basis neemt en de noodzakelijke (bloedspiegel)controles niet kunnen worden uitgevoerd. Gezien de voor de rechtbank gegeven situatie dat ambulante verplichte zorg niet effectief zal zijn, zijn er dus geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Het verlenen van een machtiging tot opname zal er waarschijnlijk toe leiden dat betrokkene – zoals de afgelopen jaren – zijn leven in het seniorencomplex in het algemeen in relatief goede harmonie met zijn familie en omgeving zal kunnen voortzetten.
2.1
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Hierboven is uiteengezet dat bij het bepalen van de juiste zorg terdege rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene en anderen.
2.11
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 9 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [A] , [geboren] 1945, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
 aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
voor de duur van zes maanden;
 beperken van de bewegingsvrijheid,
voor de duur van zes maanden;
 insluiten,
voor de duur van zes maanden;
 opnemen in een accommodatie,
voor de duur van zes maanden;
 toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening,
voor de duur van zes maanden.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 9 september 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. H.J.H. van Meegen en mr. E.J.M. van Engelen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Beugen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.