ECLI:NL:RBOVE:2019:995

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
08-996084-16 (FP)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte en witwassen met gevangenisstraf

Op 21 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar verdachte's betrokkenheid bij het opmaken van valse facturen en het gebruik van een niet bestaand BTW-nummer in een authentieke akte. De verdachte had samen met anderen leiding gegeven aan het plegen van valsheid in geschrifte door facturen op te stellen die niet overeenkwamen met de werkelijkheid. Deze facturen werden opgenomen in de bedrijfsadministratie van zijn vennootschappen, wat leidde tot een vals beeld van de financiële situatie. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het witwassen van geldbedragen die voortkwamen uit deze valsheid in geschrifte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die de integriteit van het financieel verkeer ernstig hadden aangetast. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen blijk had gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden en dat hij zich gedurende een lange periode met deze strafbare feiten had beziggehouden. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was gevorderd, rekening houdend met de gevolgen voor de rechtspersoon waarvan de verdachte directeur was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-996084-16 (FP)
Datum vonnis: 21 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 februari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Heidema en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A. van Voorthuizen, advocaat te Ede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 7 februari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat:
(feit 1) verdachte, in de periode van 1 september 2013 tot en met 1 februari 2015, samen met (een) ander(en) feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van valsheid in geschrifte, door facturen in de administratie van zijn bedrijf op te nemen waarop een omschrijving was vermeld die in strijd met de waarheid was, althans dat hij samen met (een) ander(en) valsheid in geschrifte heeft gepleegd;
(feit 2) verdachte, op 13 november 2015, samen met (een) ander(en) een valse opgave heeft doen opnemen in een authentieke akte van koop en levering van een registergoed, te weten door het laten opnemen van een niet bestaand BTW-nummer in die akte;
(feit 3) verdachte, in de periode van 01 november 2013 tot heden, samen met (een) ander(en)
geldbedragen, onroerende goederen en andere goederen heeft witgewassen, door te verhullen / verbergen dat de goederen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrifte,
een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van diezelfde goederen door ze te verwerven of voorhanden te hebben.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf 1 verdachte] B.V. en/of [bedrijf 2 verdachte] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 17 december 2014 in de gemeente(n) Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, een of meermalen, (telkens) opzettelijk de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1 verdachte] B.V. en/of [bedrijf 2 verdachte] B.V. over het jaar 2013 en/of 2014
-(elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in die administratie(s) factu(u)r(en) is/zijn opgenomen waaronder (onder meer):
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf naam 1] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-012], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-024], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 oktober 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-13/27], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 november 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-025], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 februari 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-026], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-028], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-029],
terwijl op die facturen in strijd met de (deel)omschrijving stond vermeld 'begeleiding' en/of 'interim management' en/of 'interim management en begeleiding',
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot bovenomschreven strafbare feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 17 december 2014 in de gemeente(n) Lelystad, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, een of meermalen,
(telkens) opzettelijk de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1 verdachte] B.V. en/of [bedrijf 2 verdachte] B.V. over het jaar 2013 en/of 2014
-(elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde, althans (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te of door anderen te doen gebruiken,
Hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in die administratie(s) factu(u)r(en) is/zijn opgenomen waaronder (onder meer):
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf naam 1] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-012], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-024], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 oktober 2013 en factuurnummer 2013003 [vindplaats document: Doc-13/27], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 november 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-025], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 februari 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-026], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-028], en/of
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-029],
terwijl op die facturen in strijd met de (deel)omschrijving stond vermeld 'begeleiding' en/of 'interim management' en/of 'interim management en begeleiding';
2.
hij op of omstreeks 13 november 2015, in de gemeente Lelystad althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in een authentieke akte, te weten een akte van koop en levering van een registergoed, opgemaakt op 13 november 2015 [document D-096], een valse opgave heeft/hebben doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken,
te weten dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in die (notariële) akte heeft op laten nemen dat het BTW nummer van de koper, zijnde [medeverdachte 1] , luidt [nummer 1] , terwijl in werkelijkheid dat BTW nummer niet bestond en/of aan koper geen BTW nummer was toegewezen, althans in die akte een onjuist BTW nummer heeft laten opnemen,
althans in die akte een onjuist en/of een niet in gebruik zijnde BTW nummer heeft op laten nemen,
met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met heden in de gemeente Lelystad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. a) van voorwerp(en), te weten:
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal ongeveer Euro 296.078,=
althans van Euro 53.500,- (koopprijs [straat 1] ) en/of
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [straat 2] ) en/of
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [straat 2] ) en/of
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [straat 3] ) en/of
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [straat 3] ) en/of
Euro 93.000,- (koopprijs [straat 4] ) en/of
Euro 18.703,- (1/2 verbouwkosten woning [straat 5] )
althans van een of meer geldbedrag(en), en/of
- onroerend(e) goed(eren) gelegen aan de [straat 1] te Lelystad en/of de [straat 2] te Lelystad en/of de [straat 3] te Lelystad en/of de [straat 4] te Lelystad, althans van een of meer onroerend(e) goed(eren), en/of
- een keuken en/of een gietvloer en/of een vloerverwarming, althans enig goed,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het plegen van valsheid in geschrift, althans uit enig misdrijf, en/of
b) - een of meer geldbedrag(en) van in totaal ongeveer Euro 296.078,= althans van
Euro 53.500,- (koopprijs [straat 1] )
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [straat 2] ) en/of
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [straat 2] ) en/of
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [straat 3] ) en/of
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [straat 3] ) en/of
Euro 93.000,- (koopprijs [straat 4] ) en/of
Euro 18.703,- (1/2 verbouwkosten woning [straat 5] )
althans van een of meer geldbedrag(en), en/of
-onroerend(e) goed(eren) gelegen aan de [straat 1] te Lelystad en/of de [straat 2] te Lelystad en/of de [straat 3] te Lelystad en/of de [straat 4] te Lelystad, althans van een of meer onroerend(e) goed(eren), en/of
- een keuken en/of een gietvloer en/of een vloerverwarming, althans enig goed,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten geld en/of (een) goeder(en) en/of onroerend(e ) goed(eren), gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het plegen van valsheid in geschrift, althans uit enig misdrijf,
terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Bij de Rabobank zijn in de periode van september 2013 tot april 2014 twijfels gerezen over een aantal transacties waar verdachte bij betrokken was. [1] Verdachte was via [bedrijf 3 verdachte] B.V. bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 4 verdachte] B.V. [bedrijf 4 verdachte] B.V. is bestuurder geweest van [bedrijf 5 verdachte] . Verdachte heeft namens die laatste [bedrijf 5 verdachte] ‘het groot onderhoud’ gegund aan medeverdachte [bedrijf medeverdachte 2] .
Bij de Rabobank , waar verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte 1] , bankrekeningen hadden, viel op dat in genoemde periode [bedrijf 5 verdachte] in totaal € 393.333,00 aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V. heeft betaald ter zake van groot onderhoud. In diezelfde periode werd van de rekeningen van [bedrijf medeverdachte 2] B.V. en [bedrijf medeverdachte 2] B.V., beide vallend onder [bedrijf medeverdachte 2] B.V., in totaal € 196.737,35 overgeboekt naar de rekeningen van [bedrijf 2 verdachte] B.V. (later genaamd [bedrijf 1 verdachte] B.V. [2] ). Directeur enig aandeelhouder van die laatste vennootschap is verdachte.
Naar aanleiding van een gesprek tussen de Rabobank en verdachte ontstond bij de Rabobank het vermoeden dat sprake was van zogenaamde ‘kick-back betalingen’ of retourcommissie betalingen voor het gunnen van de groot onderhoud klus. De betalingen zouden zijn verricht door medeverdachte [medeverdachte 2] naar aanleiding van facturen die door verdachte namens [bedrijf 1 verdachte] B.V. zijn verzonden. Op die facturen werd als omschrijving ‘interim management’ vermeld en werd een uurtarief van € 230,77 exclusief BTW in rekening gebracht.
Het vermoeden bestond dat medeverdachte [medeverdachte 2] de facturen heeft betaald met geld dat verstrekt is door Ribank N.V .
Ribank N.V . heeft een krediet verstrekt dat door verdachte uit naam van [bedrijf 5 verdachte] is afgesloten via het [bedrijf 6 verdachte] bij Ribank N.V .
De Rabobank heeft de transacties gemeld bij de Financial Intelligence Unit (FIU). De FIU heeft de als verdacht aan te merken transacties doorgezonden naar de FIOD, waarna een onderzoek is gestart.
4.2
Feit 1
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De gebruikte omschrijvingen op de facturen van [bedrijf 1 verdachte] doen geen recht aan de werkelijkheid, omdat de gefactureerde interim management en begeleiding nooit hebben plaatsgevonden. De valse facturen zijn in de administratie van [bedrijf 1 verdachte] opgenomen. Daarmee staat vast dat de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1 verdachte] valselijk is opgemaakt. Verdachte heeft aan deze strafbare gedraging feitelijk leiding gegeven.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet kan worden bewezen, nu bij verdachte geen sprake is geweest van het oogmerk om een valse administratie op te zetten. Verdachte wilde met de facturen de boekhouding juist kloppend maken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het ten laste gelegde niet gekwalificeerd kan worden als een strafbaar feit, aangezien geen sprake is van een valse administratie. De raadsman heeft aangeboden nader bewijs over te leggen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal niet ingaan op het bewijsaanbod van de raadsman. De voorafgaand aan de aanbesteding van het groot onderhoud van [bedrijf 5 verdachte] uitgebrachte offertes zijn niet relevant voor de beoordeling van het ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De zeven in de tenlastelegging genoemde facturen zijn in de ten laste gelegde periode door verdachte opgemaakt en door hem namens [bedrijf 1 verdachte] verstuurd. [3] Zes facturen zijn verstuurd aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V. [4] en één factuur is verstuurd aan [bedrijf naam 1] B.V. [5] Op de facturen aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V. staat als omschrijving ‘Interim management’, op de factuur aan [bedrijf naam 1] B.V. staat ‘Begeleiding’.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij geen interim management taken heeft verricht bij het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte 2] en evenmin begeleiding heeft verricht bij [bedrijf naam 1] B.V. Hij heeft de facturen opgesteld, het aantal uren en het uurtarief erop vermeld en vanuit zijn bedrijf verstuurd. Verdachte had daarover afspraken gemaakt met medeverdachte [medeverdachte 2] en met [naam 1] . [6]
Zowel medeverdachte [medeverdachte 2] als [naam 1] hebben bevestigd dat de gefactureerde uren voor interim management en begeleiding nooit bij hen zijn gewerkt door verdachte. [7] [8]
De facturen zijn door de boekhouder, [naam 2] , verwerkt in de administratie van [bedrijf 1 verdachte] . [9]
Een bedrijfsadministratie kan worden aangemerkt als een samenstel van geschriften met bewijsbestemming, ter zake van de daarin opgenomen gegevens. [10] Door het opnemen van de facturen in de administratie, is de administratie in haar geheel als geschrift in de zin van artikel 225 lid 1 Sr vervalst. [11] Verdachte wilde met de facturen de boekhouding kloppend maken en heeft daarmee het oogmerk tot misleiding van derden gehad. Dit bewezenverklaarde kan, zoals hierna zal worden uitgewerkt, als strafbaar feit worden gekwalificeerd.
Nu het verdachte, als directeur enig aandeelhouder [12] , zelf is geweest die de facturen valselijk heeft opgemaakt en in de administratie van [bedrijf 1 verdachte] heeft laten opnemen, heeft verdachte de verboden gedraging van de rechtspersoon als feitelijk leidinggever daadwerkelijk met opzet bevorderd.
4.3
Feit 2
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een vals BTW-nummer in de akte laten opnemen, met het oogmerk om die akte te gebruiken om [bedrijf 1 verdachte] te ontslaan van de verplichting tot afdracht van de BTW.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. In de akte wordt de transactie van een registergoed vastgelegd. Uit de akte hoeft niet te blijken wie BTW-plichtig is. Subsidiair heeft de raadsman gepleit tot ontslag van alle rechtsvervolging. Er is geen sprake van vervalsing van een akte zoals bedoeld in artikel 227 Sr, waardoor het geen strafbaar feit oplevert.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 13 november 2015 heeft er middels een notariële akte een verkoop plaatsgevonden van een registergoed door [bedrijf 1 verdachte] B.V., vertegenwoordigd door verdachte, aan [medeverdachte 1] . [13] [14] Het registergoed betreft het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de bedrijfsruimte op de begane grond en een parkeerplaats op het daarbij behorende terrein, gelegen aan de [straat 1] te Lelystad.
In de akte is de 'verleggingsregel' toegepast voor de omzetbelasting. Dit houdt in dat de verkoper ( [bedrijf 1 verdachte] B.V.) over het bedrag van € 53.500, 21% aan omzetbelasting in rekening brengt en dat de koper ( [medeverdachte 1] ) dit bedrag kan verrekenen of moet afdragen aan de Belastingdienst. De verleggingsregel kan alleen worden toegepast als het registergoed wordt geleverd aan een ondernemer.
In de akte wordt melding gemaakt van het omzetbelastingnummers, als bedoeld in artikel 35a lid 1 onderdelen c en d Wet op de Omzetbelasting, van de verkoper [nummer 2] en van de koper [nummer 1] .
Het BTW-nummer van koper bestond in de periode tot 29 maart 2017 echter niet.
Op 15 maart 2017 is medeverdachte [medeverdachte 1] tijdens het verhoor door de Fiod gevraagd of zij ondernemer was in de zin van de Wet op de Omzetbelasting, waarop zij heeft geantwoord met “nee”. [15]
Vervolgens is op 03 april 2017 door de Fiod geconstateerd dat in het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst, genaamd 'Beheer van Relaties', het Burger Servicenummer [nummer 1] van [medeverdachte 1] op 29 maart 2017 met terugwerkende kracht per 13 november 2015 is geactiveerd voor de omzetbelasting. Een medewerkster van de Belastingdienst Rotterdam, team ‘Klantbeheer, opvoeren startende ondernemers voor de omzetbelasting’, heeft telefonisch hierbij toegelicht dat er een formulier "Opgaaf Startende onderneming" bij de Belastingdienst was binnengekomen op 27 maart 2017 op naam en ondertekend door [medeverdachte 1] . [16] In dat formulier is vermeld dat:
  • de startdatum van de onderneming 13 november 2015 is;
  • de handelsnaam van de onderneming " [medeverdachte 1] " betreft;
  • Administratiekantoor [naam 2] uit Lelystad de boekhouder is van de onderneming " [medeverdachte 1] ";
  • de activiteiten van " [medeverdachte 1] " bestaan uit 'de verhuur van een loods aan de BV van mijn echtgenoot. Ik heb zelf een baan van 32 uur per week bij een werkgever";
  • de geschatte omzet in het startjaar € 6.000,-- betreft.
Op 5 april 2017 is genoemde boekhouder [naam 2] gehoord door de Fiod. [17] Hij heeft het volgende verklaard: “
lk kan u vertellen dat [verdachte] mij telefonisch benaderd heeft, ongeveer 2 weken geleden, met de mededeling dat hij een BTW nummer wil aanvragen op naam van zijn vrouw [medeverdachte 1] . lk heb hem aangeven dat het als het een eenmanszaak wordt, in dat geval het BS nummer van zijn partner aangevuld gaat worden met 'B01'. (…) [verdachte] vertelde me dat hij een BTW nummer nodig had voor zijn vrouw omdat hij in het verleden een pand had verkocht aan de [straat 4] in Lelystad aan zijn vrouw. Zij had een pand aan de [straat 4] gekocht en zij had daarvoor een BTW nummer nodig. Daarom moest [verdachte] nu een BTW nummer hebben voor zijn vrouw [medeverdachte 1] . Mij is niet bekend dat [medeverdachte 1] een onderneming heeft. lk heb hem gezegd dat hij, [verdachte] , in dat geval een BTW nummer maar voor haar moest aanvragen. Dat zal hij dan wel gedaan hebben. lk heb dit formulier niet eerder gezien. De naam van mijn kantoor staat wel op dit formulier, maar daar wist ik niets van.
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat het BTW-nummer niet bij het opmaken van de akte is aangevraagd. [18] Verdachte had een brief ontvangen van een schuldeiser en wilde zijn vermogen, waaronder dit onroerend goed, veilig stellen. Hij zou op advies van de notaris de loods aan de [straat 1] hebben overgedragen aan zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte 1] . Voor de verlegging van de BTW was een BTW-nummer nodig. Dat nummer had zijn echtgenote nog niet. Naar verklaring van verdachte is hij vergeten dat nummer alsnog aan te vragen.
Het bij artikel 227 Sr gestelde vereiste, dat de in dat artikel bedoelde opgave in een authentieke akte moet betreffen een feit 'van welks waarheid de akte moet doen blijken' dient te worden getoetst aan de regels voor de bewijskracht van authentieke akten in de wet gesteld. Aan dat vereiste is voldaan wanneer de akte is bestemd om van de waarheid van dat feit te doen blijken. [19]
Conform artikel 157 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert een authentieke akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring, tenzij dit zou kunnen leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat.
Met andere woorden; een authentieke akte wordt juist opgemaakt om als (dwingend) bewijs te kunnen dienen van de waarheid van hetgeen erin is opgenomen, waarbij van belang is met welke bedoeling de akte is opgesteld.
Verdachte wist dat zijn echtgenote geen ondernemer was in de zin van de Wet op de Omzetbelasting. Desondanks heeft hij, namens [bedrijf 1 verdachte] , ‘haar’ BTW-nummer laten opnemen in de akte, zodat met die akte de BTW verlegd zou kunnen worden. Zijn verplichting om het nummer alsnog aan te vragen bij de Belastingdienst is hij niet nagekomen.
Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte doelbewust heeft willen misleiden en derhalve wel degelijk het oogmerk heeft gehad om de akte te gebruiken als ware de opgave in die akte in overeenstemming met de waarheid. Het onder 2 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen en kan, zoals hierna wordt uitgewerkt, worden gekwalificeerd als strafbaar feit.
4.4
Feit 3
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van het onder 3 ten laste gelegde gedeeltelijk vrij te spreken. De kosten van de verbouwing van de woning van verdachte zijn namelijk (grotendeels) bekostigd met een lening van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Het aangaan van een lening is in zichzelf geen strafbaar feit. Dat later deze kosten zijn verrekend met het geld dat wél afkomstig is van enig misdrijf, maakt, naar het standpunt van de officier van justitie, niet dat de verbouwing zelf is gerealiseerd met geld dat afkomstig is uit misdrijf. Hierdoor kan het witwassen van het bedrag van € 18.703,00, een keuken, een gietvloer en een vloerverwarming niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Voor het overige onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd. Verdachte is zeer actief betrokken geweest bij de retourcommissies en bij de aanschaf van het onroerend goed. Het onroerend goed en de opbrengsten van de verkoop / het vervolgprofijt, zijn geheel of gedeeltelijk, middellijk of onmiddellijk, afkomstig van misdrijf.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. Er is geen sprake is van verbergen of verhullen, zoals onder 3 ten laste is gelegd onder sub a. Daarnaast is de vraag of het geld dat verdachte had ontvangen naar aanleiding van de facturen afkomstig was uit misdrijf en als dat al het geval was, of verdachte zich daarvan bewust is geweest.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Onder 3 zijn twee vormen van (medeplegen van) witwassen ten laste gelegd:
- onder sub a) het in de periode van 1 november 2013 tot heden, witwassen van meerdere geldbedragen, in totaal € 296.078,00, welke geldbedragen voort zijn gekomen uit de verkoop van meerdere onroerende goederen, het witwassen van die onroerende goederen, alsmede het witwassen van een keuken, een gietvloer en vloerverwarming, door de werkelijke aard en/of de herkomst van die goederen te verbergen / te verhullen, terwijl verdachte wist dat de voorwerpen uit het plegen van valsheid in geschrifte afkomstig waren en
- onder sub b) een gewoonte maken van het witwassen van diezelfde goederen door deze te verwerven / voorhanden te hebben terwijl verdachte wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrifte.
In de zomermaanden van 2013 heeft een verbouwing plaatsgevonden in de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is een nieuwe keuken geplaatst en een nieuwe gietvloer met vloerverwarming gelegd. [20]
In het dossier bevinden zich verschillende bescheiden die erop wijzen dat verdachte de kosten voor die verbouwing niet zelf heeft betaald, maar dat die kosten zijn betaald door medeverdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kon die kosten echter betalen, doordat verdachte hem geld heeft geleend. Uit de bankafschriften van de privé rekening van [verdachte] e/o [medeverdachte 1] ( [rekeningnummer 1] ) blijkt namelijk het volgende:
 Op 28 juni 2013 is een bedrag van € 4.000,-- overgemaakt naar rekening
[rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken";
 Op 18 juli 2013 is een bedrag van € 6.000,-- overgemaakt naar rekening
[rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken”;
 Op 26 augustus 2013 is een bedrag van € 10.000,-- overgemaakt naar
rekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken".
Opvallend is dat medeverdachte [medeverdachte 2] de facturen voor de verbouwing heeft voldaan, maar de geleende bedragen ook weer heeft terug betaald:
 Op 24 september 2013 is een bedrag van € 20.000,-- door [bedrijf medeverdachte 2]
overgemaakt naar de privé rekening van [verdachte] e/o [medeverdachte 1] ( [rekeningnummer 1] ) onder vermelding van: "
Terugbetaling".
Er is aanleiding te vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte 2] de lening heeft kunnen terugbetalen met geld dat hij had ontvangen onder een andere titel en dat hem verstrekt is met een ander doel. Geld, waarmee hij ook de, zoals onder feit 1 is bewezenverklaard, door verdachte valselijk opgemaakte facturen met de vermelding ‘interim Management’ heeft kunnen voldoen.
Desalniettemin zal verdachte worden vrijgesproken van het (medeplegen van) witwassen van het bedrag van € 18.703,00, een keuken, een gietvloer en een vloerverwarming, omdat de ten laste gelegde periode pas begint op 1 november 2013. Zoals gezegd heeft de verbouwing in de zomermaanden van 2013 plaatsgevonden. De geleende bedragen zijn betaald in juni, juli en augustus 2013 en de terugbetaling heeft plaatsgevonden in september 2013.
De eerste valselijk opgemaakt factuur is verstuurd op 1 september 2013. Vanaf dat moment begint kennelijk medeverdachte [medeverdachte 2] geld dat hij onder een andere titel heeft ontvangen door te betalen aan verdachte. Wat daar ook van zij, vast staat dat die handelingen voorafgaand aan de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht om die reden dat deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen.
Het witwassen zoals voor het overige is ten laste gelegd onder sub a) en b) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op de Rabobank bankrekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 2 verdachte] zijn in de periode van oktober 2013 tot en met maart 2014 vier bijschrijvingen ter hoogte van totaal
€ 196.737,00 ontvangen vanaf twee verschillende ABN AMRO bankrekeningen op naam van [bedrijf medeverdachte 2] . De omschrijving van deze betalingen verwijzen naar de valselijk door verdachte opgemaakte facturen, zoals bewezenverklaard onder feit 1. [21] [22]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de facturen heeft opgesteld en vanuit zijn bedrijf heeft verstuurd. Verdachte had daarover afspraken gemaakt met medeverdachte [medeverdachte 2] . [23]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte facturen stuurde, omdat verdachte een vergoeding wilde voor bewezen diensten. [24] [medeverdachte 2] is daar mee akkoord gegaan en heeft vanaf september 2013 de facturen betaald. De uren voor interim management die middels die facturen in rekening zijn gebracht, zijn door verdachte echter nooit bij [medeverdachte 2] gewerkt.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat verdachte geld heeft ontvangen van [medeverdachte 2] , welk geld afkomstig is uit het plegen van valsheid in geschrifte. Zoals hierna wordt overwogen heeft verdachte, via zijn bedrijf en samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , dat geld gebruikt voor de aankoop en vervolgens verkoop van onroerend goed.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben op hun gezamenlijke Rabobank bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] een bedrag van, in totaal, € 97.500,00 ontvangen van [bedrijf 2 verdachte] B.V. [25]
Op 31 oktober 2014 is vanaf de Rabobank bankrekening op naam van [bedrijf 2 verdachte]
B.V. € 57.320,00 betaald aan notaris [naam 3] op Rabobank rekening [rekeningnummer 3] . Volgens de betalingsomschrijving heeft deze betaling betrekking
op "zaaknummer [nummer 3] ". Met deze betaling is door [bedrijf 2 verdachte] B.V. het pand op het adres [straat 1] in Lelystad gekocht. Vervolgens is volgens de
notariële akte het pand op het adres [straat 1] in Lelystad op 13 november 2015
verkocht door [bedrijf 2 verdachte] B.V. aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In
de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [bedrijf 2 verdachte] B.V. [26]
Het voornoemde bedrag van € 97.500 is besteed aan de financiering van 50% van de aankoop van 2 panden, te weten de [straat 2] 1465 ter hoogte van 50% van € 99.000,00, zijnde € 49.500,00, en de [straat 3] ter hoogte van 50% van € 98.000,00, zijnde
€ 49.000,00. Voor de aanschaf van deze panden is € 101.009,00 betaald aan [naam 4] Notaris. [27]
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij de woningen aan de [straat 2] en de [straat 3] samen met de [naam 5] heeft gekocht. [28] Beide hebben de helft van de aankoopprijzen ingebracht. De woningen zijn opgeknapt en weer verkocht. De opbrengst heeft verdachte overgedragen aan [bedrijf 2 verdachte] en via [bedrijf 2 verdachte] heeft verdachte de woning aan de [straat 4] gekocht. Die woning is vervolgens overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] .
Deze gang van zaken blijkt als volgt uit het dossier;
Op 19 januari 2015 is door Notariaat [naam 6] € 82.286 bijgeschreven op SNS bankrekening
[rekeningnummer 8] op naam van verdachte met de betalingsomschrijving "
saldo verkoop
[straat 2] 14 65". Daarnaast is op 2 juni 2015 € 63.386 bijgeschreven door [naam 4] Notaris met de betalingsomschrijving "
2015.0457.01 [straat 3] 3 4-13 50?". [29]
Deze verkoopopbrengst is vervolgens als volgt besteed;
- € 95.000 is per juni 2015 overgemaakt naar de ABN AMRO bankrekening
4962.47.123 op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V;
- € 39.390 is over de periode januari tot en met juni 2016 overgemaakt naar ING bankrekening [rekeningnummer 7] op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] . Op basis van de betalingsomschrijving heeft € 20.000 van deze betalingen betrekking op een
lening verstrekt aan [medeverdachte 1] . Een bedrag van € 13.000 en € 4.500 is overgemaakt zonder betalingsomschrijving;
- € 10.159 is over de periode januari tot en met juni 2015 overgemaakt naar
een ING bankrekening met het nummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam 5] . Verdachte heeft gezamenlijk met [naam 5] de aankoop van de panden op de adressen [straat 2] en [straat 3] in Lelystad aangekocht, waarbij zij elk 50% van de aankoopprijs hebben gefinancierd. Het bedrag van € 10.159,00 moest tussen
[naam 5] en Verdachte naar aanleiding van de verkoop van deze panden worden verrekend. [30]
De verkoopopbrengst van de twee panden is in juli 2015 overgemaakt vanaf de ABN AMRO bankrekening 4962.47.123 op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. naar een andere ABN AMRO bankrekening op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. met het bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] met de betalingsomschrijving "sparen". In de periode september tot en met november 2015 is dit bedrag gespreid over 4 betalingen terug-geboekt naar ABN AMRO bankrekening [rekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. Betalingen van € 10.000,00 en € 60.000,00 op respectievelijk 28 september 2015 en 5 november 2015 hebben de omschrijving "Aankoop [straat 4] '. [31]
In de periode 28 september 2015 tot en met 5 november 2015 is € 100.038,00 betaald aan
Notaris [naam 7] . Deze betalingen hebben in de betalingsomschrijving het nummer
" [nummer 4] "en " [nummer 5] . Met deze betalingen is door [bedrijf 2 verdachte] B.V. het pand op het adres [straat 4] in Lelystad gekocht. Volgens de notariële aktes is op 25 september 2015 per executoriale veiling het pand op het adres [straat 4] te Lelystad gegund aan [bedrijf 1 verdachte] B.V. Volgens de akte van 6 november 2015 heeft [bedrijf 1 verdachte] B.V. het aankoopbedrag van € 93.000 voldaan. Volgens de notariële akte is het pand op het adres [straat 4] in Lelystad op 13 november 2015 verkocht door [bedrijf 1 verdachte] B.V. aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [bedrijf 1 verdachte] B.V. [32]
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit valsheid in geschrift. Verdachte heeft de herkomst van de geldbedragen verhuld door aan de betalingen van de geldbedragen facturen ten grondslag te leggen die suggereerden dat de geldbedragen een legale herkomst hadden. [33] Die facturen hielden immers in dat verdachte werkzaamheden had verricht voor anderen, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. Verdachte was zich hiervan terdege bewust, hij heeft daar zelf afspraken over gemaakt, de facturen zelf opgemaakt en via zijn bedrijf verstuurd. De bedoeling van de omschrijving op de facturen was juist de herkomst van de betaalde geldbedragen verhullen. De geldbedragen heeft verdachte vervolgens omgezet in onroerend goed.
Aangezien verdachte gedurende een langere periode frequent de geldbedragen gebruikt voor de aankoop van onroerend goed, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1
[bedrijf 1 verdachte] B.V. en/of [bedrijf 2 verdachte] B.V. op meer tijdstippen in de periode van 01 september 2013 tot en met 17 december 2014 in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met rechtspersonen en een natuurlijke persoon, meermalen, (telkens) opzettelijk de bedrijfsadministratie van [bedrijf 1 verdachte] B.V. en/of [bedrijf 2 verdachte] B.V. over het jaar 2013 en/of 2014
-(elk) zijnde een samenstel van geschriften welke in onderlinge samenhang bestemd zijn om te dienen tot bewijs van het daarin gestelde - valselijk heeft opgemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in die administratie(s) facturen is/zijn opgenomen waaronder (onder meer):
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf naam 1] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-012], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 september 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-024], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 oktober 2013 en factuurnummer 2013003 [vindplaats document: Doc-13/27], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 november 2013 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-025], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 1 februari 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-026], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-028], en
-een factuur op naam van [bedrijf 1 verdachte] en/of [bedrijf 2 verdachte] , gericht aan [bedrijf medeverdachte 2] B.V., met factuurdatum 16 december 2014 en factuurnummer [factuurnummer] [vindplaats document: Doc-029],
terwijl op die facturen in strijd met de (deel)omschrijving stond vermeld 'begeleiding' en/of 'interim management',
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen.
feit 2
hij op 13 november 2015, in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander, in een authentieke akte, te weten een akte van koop en levering van een registergoed, opgemaakt op 13 november 2015 [document D-096], een valse opgave heeft/hebben doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken,
te weten dat hij, verdachte en/of zijn mededader in die (notariële) akte heeft op laten nemen dat het BTW nummer van de koper, zijnde [medeverdachte 1] , luidt [nummer 1] , terwijl in werkelijkheid dat BTW nummer niet bestond en/of aan koper geen BTW nummer was toegewezen, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
feit 3
hij op tijdstippen in de periode van 01 november 2013 tot en met heden in de gemeente Lelystad, tezamen en in vereniging met een ander,
a. a) van voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van
Euro 53.500,- (koopprijs [straat 1] ) en/of
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [straat 2] ) en/of
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [straat 2] ) en/of
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [straat 3] ) en/of
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [straat 3] ) en/of
Euro 93.000,- (koopprijs [straat 4] ) en/of
- onroerende goederen gelegen aan de [straat 1] te Lelystad en/of de [straat 2] te Lelystad en/of de [straat 3] te Lelystad en/of de [straat 4] te Lelystad,
de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrift, en
b) - een of meer geldbedragen van
Euro 53.500,- (koopprijs [straat 1] ) en/of
Euro 49.500,- (1/2 van de koopprijs [straat 2] ) en/of
Euro 17.500,- (vervolgprofijt [straat 2] ) en/of
Euro 49.000,- (1/2 van de koopprijs [straat 3] ) en/of
Euro 14.875,- (vervolgprofijt [straat 3] ) en/of
Euro 93.000,- (koopprijs [straat 4] ) en/of
-onroerende goederen gelegen aan de [straat 1] te Lelystad en/of de [straat 2] te Lelystad en/of de [straat 3] te Lelystad en/of de [straat 4] te Lelystad,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrift,
terwijl hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 51, 225, 227, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
(primair) het misdrijf: feitelijk leiding geven aan medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid.
feit 3
het misdrijf: medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd, het medeplegen van een gewoonte maken van het witwassen van uit die valsheid in geschrifte voortvloeiende geldbedragen, alsmede het doen opnemen van een valse opgave in een authentieke akte.
Verdachte heeft facturen opgemaakt en laten betalen, waarin hij in strijd met de waarheid een omschrijving heeft opgenomen waardoor het lijkt alsof hij begeleiding / interim werkzaamheden heeft verricht bij anderen, terwijl die werkzaamheden in werkelijkheid nooit zijn verricht. Verdachte heeft de facturen in de administratie van zijn bedrijf laten verwerken en met de opbrengst heeft hij vervolgens onroerende goederen gekocht en weer verkocht.
Daarnaast heeft verdachte een niet bestaand BTW-nummer verstrekt aan de notaris, waardoor dit nummer is opgenomen in een authentieke akte.
Door zo te handelen heeft verdachte de integriteit van het financieel en economisch verkeer ernstig aangetast. Een ieder moet erop kunnen vertrouwen dat facturen naar waarheid worden opgemaakt, dat gegevens die in een authentieke akte worden opgenomen naar waarheid worden verstrekt en dat het geld dat gebruikt wordt in transacties op eerlijke wijze is verkregen.
Verdachte heeft door het plegen van deze strafbare feiten zichzelf verrijkt, daar waar anderen, door op eerlijke wijze handel te drijven, deze verrijking mislopen. Om zich te kunnen verrijken heeft verdachte bovendien leidinggevenden van andere bedrijven benaderd en hen voor een keuze gesteld waar zij, in het belang van hun bedrijf, niets tegen in konden brengen.
De rechtbank zoekt voor de strafoplegging aansluiting bij het oriëntatiepunt fraude van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). In dit oriëntatiepunt zijn verschillende straf vermeerderende factoren genoemd die van toepassing zijn, zoals:
  • de duur van de gedraging,
  • de mate waarin verdachte door de overtreding voordeel heeft verkregen,
  • de rol van verdachte ten opzichte van medeverdachten,
  • de mate waarin de gedraging heeft geleid tot marktverstoring,
  • de mate waarin door de gedraging het vertrouwen in de markt is geschaad,
en het recidive(gevaar). Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt weliswaar dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, verdachte heeft zich wel gedurende een lange periode, meermalen, met deze strafbare feiten bezig gehouden.
Ter zitting heeft verdachte er bovendien geen blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Integendeel, hij heeft volhard in zijn zienswijze niemand te hebben benadeeld. De rechtbank rekent verdachte dit gebrek aan moreel besef en verantwoordelijkheidsgevoel zwaar aan.
Ondanks al deze omstandigheden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank rekening houdt met de strafoplegging aan de rechtspersoon [bedrijf 1 verdachte] B.V. Verdachte is directeur enig aandeelhouder van dit bedrijf, waardoor die straf hem ook persoonlijk zal raken.
In het licht van het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
(primair) het misdrijf: feitelijk leiding geven aan medeplegen van valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van in een authentieke akte een valse opgave doen opnemen aangaande een feit van welks waarheid de akte moet doen blijken, met het oogmerk om die akte te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware zijn opgave in overeenstemming met de waarheid;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 ([twaalf]) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 ([vier]) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2019.
Buiten staat
Mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD Belastingdienst met proces-verbaalnummer 58043. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Bijlage DOC-023, pagina 713.
3.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 7 februari 2019.
4.Bijlage DOC-024, DOC-025, DOC-026, DOC-027, DOC-028 en DOC-029, pagina 717 tot en met 722.
5.Bijlage DOC-012, pagina 595.
6.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 7 februari 2019.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 maart 2017, pagina 447 e.v.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2017, pagina 493 e.v.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 april 2017, pagina 532 en 533.
10.HR 29 mei 1984, NJ 1985, 6.
11.HR 2 november 1993, NJ 1994, 180.
12.Zie noot 2.
13.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 4 april 2017, pagina 268 en 269.
14.Bijlage DOC-096, pagina 857 e.v.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 maart 2017, pagina 479.
16.Bijlage DOC-104, pagina 954 e.v.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 april 2017, pagina 530 e.v.
18.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 7 februari 2019.
19.HR 23-12-1980, NJ 1981, 484.
20.Proces-verbaal van ambtshandeling d.d. 3 januari 2017, pagina 229 e.v.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 169
22.Zie noot 4, bijlage DOC-024, DOC-025, DOC-026 en DOC-027.
23.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 7 februari 2019.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 maart 2017, pagina 447 e.v.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 170.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 170.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 174.
28.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 7 februari 2019.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 177 en bijlage DOC-127, pagina 1088.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 180.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 179.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2017, pagina 179 en bijlage DOC-128, pagina 1090.
33.HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:222.