4.4.3Het oordeel van de rechtbank
Onder 3 zijn twee vormen van (medeplegen van) witwassen ten laste gelegd:
- onder sub a) het in de periode van 1 november 2013 tot heden, witwassen van meerdere geldbedragen, in totaal € 296.078,00, welke geldbedragen voort zijn gekomen uit de verkoop van meerdere onroerende goederen, het witwassen van die onroerende goederen, alsmede het witwassen van een keuken, een gietvloer en vloerverwarming, door de werkelijke aard en/of de herkomst van die goederen te verbergen / te verhullen, terwijl verdachte wist dat de voorwerpen uit het plegen van valsheid in geschrifte afkomstig waren en
- onder sub b) een gewoonte maken van het witwassen van diezelfde goederen door deze te verwerven / voorhanden te hebben terwijl verdachte wist dat de voorwerpen afkomstig waren uit het plegen van valsheid in geschrifte.
In de zomermaanden van 2013 heeft een verbouwing plaatsgevonden in de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is een nieuwe keuken geplaatst en een nieuwe gietvloer met vloerverwarming gelegd.
In het dossier bevinden zich verschillende bescheiden die erop wijzen dat verdachte de kosten voor die verbouwing niet zelf heeft betaald, maar dat die kosten zijn betaald door medeverdachte [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kon die kosten echter betalen, doordat verdachte hem geld heeft geleend. Uit de bankafschriften van de privé rekening van [verdachte] e/o [medeverdachte 1] ( [rekeningnummer 1] ) blijkt namelijk het volgende:
Op 28 juni 2013 is een bedrag van € 4.000,-- overgemaakt naar rekening
[rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken";
Op 18 juli 2013 is een bedrag van € 6.000,-- overgemaakt naar rekening
[rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken”;
Op 26 augustus 2013 is een bedrag van € 10.000,-- overgemaakt naar
rekening [rekeningnummer 2] op naam van [bedrijf medeverdachte 2] onder vermelding van:
"
Lening zoals telefonisch besproken".
Opvallend is dat medeverdachte [medeverdachte 2] de facturen voor de verbouwing heeft voldaan, maar de geleende bedragen ook weer heeft terug betaald:
Op 24 september 2013 is een bedrag van € 20.000,-- door [bedrijf medeverdachte 2]
overgemaakt naar de privé rekening van [verdachte] e/o [medeverdachte 1] ( [rekeningnummer 1] ) onder vermelding van: "
Terugbetaling".
Er is aanleiding te vermoeden dat medeverdachte [medeverdachte 2] de lening heeft kunnen terugbetalen met geld dat hij had ontvangen onder een andere titel en dat hem verstrekt is met een ander doel. Geld, waarmee hij ook de, zoals onder feit 1 is bewezenverklaard, door verdachte valselijk opgemaakte facturen met de vermelding ‘interim Management’ heeft kunnen voldoen.
Desalniettemin zal verdachte worden vrijgesproken van het (medeplegen van) witwassen van het bedrag van € 18.703,00, een keuken, een gietvloer en een vloerverwarming, omdat de ten laste gelegde periode pas begint op 1 november 2013. Zoals gezegd heeft de verbouwing in de zomermaanden van 2013 plaatsgevonden. De geleende bedragen zijn betaald in juni, juli en augustus 2013 en de terugbetaling heeft plaatsgevonden in september 2013.
De eerste valselijk opgemaakt factuur is verstuurd op 1 september 2013. Vanaf dat moment begint kennelijk medeverdachte [medeverdachte 2] geld dat hij onder een andere titel heeft ontvangen door te betalen aan verdachte. Wat daar ook van zij, vast staat dat die handelingen voorafgaand aan de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht om die reden dat deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen.
Het witwassen zoals voor het overige is ten laste gelegd onder sub a) en b) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op de Rabobank bankrekening [rekeningnummer 9] van [bedrijf 2 verdachte] zijn in de periode van oktober 2013 tot en met maart 2014 vier bijschrijvingen ter hoogte van totaal
€ 196.737,00 ontvangen vanaf twee verschillende ABN AMRO bankrekeningen op naam van [bedrijf medeverdachte 2] . De omschrijving van deze betalingen verwijzen naar de valselijk door verdachte opgemaakte facturen, zoals bewezenverklaard onder feit 1.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de facturen heeft opgesteld en vanuit zijn bedrijf heeft verstuurd. Verdachte had daarover afspraken gemaakt met medeverdachte [medeverdachte 2] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte facturen stuurde, omdat verdachte een vergoeding wilde voor bewezen diensten.[medeverdachte 2] is daar mee akkoord gegaan en heeft vanaf september 2013 de facturen betaald. De uren voor interim management die middels die facturen in rekening zijn gebracht, zijn door verdachte echter nooit bij [medeverdachte 2] gewerkt.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat verdachte geld heeft ontvangen van [medeverdachte 2] , welk geld afkomstig is uit het plegen van valsheid in geschrifte. Zoals hierna wordt overwogen heeft verdachte, via zijn bedrijf en samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , dat geld gebruikt voor de aankoop en vervolgens verkoop van onroerend goed.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben op hun gezamenlijke Rabobank bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] een bedrag van, in totaal, € 97.500,00 ontvangen van [bedrijf 2 verdachte] B.V.
Op 31 oktober 2014 is vanaf de Rabobank bankrekening op naam van [bedrijf 2 verdachte]
B.V. € 57.320,00 betaald aan notaris [naam 3] op Rabobank rekening [rekeningnummer 3] . Volgens de betalingsomschrijving heeft deze betaling betrekking
op "zaaknummer [nummer 3] ". Met deze betaling is door [bedrijf 2 verdachte] B.V. het pand op het adres [straat 1] in Lelystad gekocht. Vervolgens is volgens de
notariële akte het pand op het adres [straat 1] in Lelystad op 13 november 2015
verkocht door [bedrijf 2 verdachte] B.V. aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In
de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [bedrijf 2 verdachte] B.V.
Het voornoemde bedrag van € 97.500 is besteed aan de financiering van 50% van de aankoop van 2 panden, te weten de [straat 2] 1465 ter hoogte van 50% van € 99.000,00, zijnde € 49.500,00, en de [straat 3] ter hoogte van 50% van € 98.000,00, zijnde
€ 49.000,00. Voor de aanschaf van deze panden is € 101.009,00 betaald aan [naam 4] Notaris.
Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat hij de woningen aan de [straat 2] en de [straat 3] samen met de [naam 5] heeft gekocht.Beide hebben de helft van de aankoopprijzen ingebracht. De woningen zijn opgeknapt en weer verkocht. De opbrengst heeft verdachte overgedragen aan [bedrijf 2 verdachte] en via [bedrijf 2 verdachte] heeft verdachte de woning aan de [straat 4] gekocht. Die woning is vervolgens overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 1] .
Deze gang van zaken blijkt als volgt uit het dossier;
Op 19 januari 2015 is door Notariaat [naam 6] € 82.286 bijgeschreven op SNS bankrekening
[rekeningnummer 8] op naam van verdachte met de betalingsomschrijving "
saldo verkoop
[straat 2] 14 65". Daarnaast is op 2 juni 2015 € 63.386 bijgeschreven door [naam 4] Notaris met de betalingsomschrijving "
2015.0457.01 [straat 3] 3 4-13 50?".
Deze verkoopopbrengst is vervolgens als volgt besteed;
- € 95.000 is per juni 2015 overgemaakt naar de ABN AMRO bankrekening
4962.47.123 op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V;
- € 39.390 is over de periode januari tot en met juni 2016 overgemaakt naar ING bankrekening [rekeningnummer 7] op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] . Op basis van de betalingsomschrijving heeft € 20.000 van deze betalingen betrekking op een
lening verstrekt aan [medeverdachte 1] . Een bedrag van € 13.000 en € 4.500 is overgemaakt zonder betalingsomschrijving;
- € 10.159 is over de periode januari tot en met juni 2015 overgemaakt naar
een ING bankrekening met het nummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam 5] . Verdachte heeft gezamenlijk met [naam 5] de aankoop van de panden op de adressen [straat 2] en [straat 3] in Lelystad aangekocht, waarbij zij elk 50% van de aankoopprijs hebben gefinancierd. Het bedrag van € 10.159,00 moest tussen
[naam 5] en Verdachte naar aanleiding van de verkoop van deze panden worden verrekend.
De verkoopopbrengst van de twee panden is in juli 2015 overgemaakt vanaf de ABN AMRO bankrekening 4962.47.123 op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. naar een andere ABN AMRO bankrekening op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. met het bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] met de betalingsomschrijving "sparen". In de periode september tot en met november 2015 is dit bedrag gespreid over 4 betalingen terug-geboekt naar ABN AMRO bankrekening [rekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 2 verdachte] B.V. Betalingen van € 10.000,00 en € 60.000,00 op respectievelijk 28 september 2015 en 5 november 2015 hebben de omschrijving "Aankoop [straat 4] '.
In de periode 28 september 2015 tot en met 5 november 2015 is € 100.038,00 betaald aan
Notaris [naam 7] . Deze betalingen hebben in de betalingsomschrijving het nummer
" [nummer 4] "en " [nummer 5] . Met deze betalingen is door [bedrijf 2 verdachte] B.V. het pand op het adres [straat 4] in Lelystad gekocht. Volgens de notariële aktes is op 25 september 2015 per executoriale veiling het pand op het adres [straat 4] te Lelystad gegund aan [bedrijf 1 verdachte] B.V. Volgens de akte van 6 november 2015 heeft [bedrijf 1 verdachte] B.V. het aankoopbedrag van € 93.000 voldaan. Volgens de notariële akte is het pand op het adres [straat 4] in Lelystad op 13 november 2015 verkocht door [bedrijf 1 verdachte] B.V. aan medeverdachte [medeverdachte 1] . In de notariële akte inzake de verkoop van dit pand is opgenomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] de aankoopsom van dit pand schuldig blijft aan [bedrijf 1 verdachte] B.V.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren uit valsheid in geschrift. Verdachte heeft de herkomst van de geldbedragen verhuld door aan de betalingen van de geldbedragen facturen ten grondslag te leggen die suggereerden dat de geldbedragen een legale herkomst hadden.Die facturen hielden immers in dat verdachte werkzaamheden had verricht voor anderen, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. Verdachte was zich hiervan terdege bewust, hij heeft daar zelf afspraken over gemaakt, de facturen zelf opgemaakt en via zijn bedrijf verstuurd. De bedoeling van de omschrijving op de facturen was juist de herkomst van de betaalde geldbedragen verhullen. De geldbedragen heeft verdachte vervolgens omgezet in onroerend goed.
Aangezien verdachte gedurende een langere periode frequent de geldbedragen gebruikt voor de aankoop van onroerend goed, acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.