In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, is op 8 maart 2019 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek. De veroordeelde, geboren in 1962 en verblijvende in PI Achterhoek, had op 23 januari 2019 een bezwaarschrift ingediend, vertegenwoordigd door mr. M.A. Prins. De behandeling vond plaats achter gesloten deuren op 6 maart 2019, waarbij de officier van justitie, mr. G.J. Jansen, en de raadsman aanwezig waren. De veroordeelde deed afstand van zijn recht om te worden gehoord.
De raadsman betoogde dat de veroordeelde nog in hoger beroep was en dat er rekening gehouden moest worden met de onschuldpresumptie. Hij stelde dat het delict witwassen niet in aanmerking komt voor DNA-onderzoek, omdat er geen recidivegevaar zou zijn. De officier van justitie daarentegen vond het bezwaarschrift ongegrond en verwees naar de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie.
De raadkamer oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was en dat de afname van DNA-materiaal een inbreuk maakt op het recht op privacy. De raadkamer concludeerde dat in dit geval, gezien de aard van het misdrijf en het ontbreken van recidivegevaar, het bezwaarschrift gegrond verklaard moest worden. De rechtbank beval de officier van justitie om het celmateriaal van de veroordeelde te vernietigen, aangezien de afname van DNA in dit geval niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten.