6.5De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat eisers feitelijke situatie niet beantwoordt aan het bepaalde in artikel 3.1.4, tweede lid, van het Blz. Verweerders standpunt dat eisers woonsituatie geen kleinschalig wooninitiatief is blijft dus niet overeind.
7. In hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit II te vernietigen. De rechtbank zal het primaire besluit herroepen. Verweerder heeft geen inzicht kunnen verschaffen in de voorgeschiedenis rondom de toekenning van eisers pgb, de toeslag wooninitiatief en de budgetgarantie en de beëindiging ervan, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze informatie niet beschikbaar is. Gelet hierop, gelet op de uitkomst van het beroep en gelet op het belang van eiser bij duidelijkheid over de hoogte van zijn pgb zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien, in die zin dat eiser de toegekende toeslag wooninitiatief en budgetgarantie behoudt.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 512,- en een wegingsfactor 1). Niet is gebleken van in bezwaar gemaakt kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
10. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte reiskosten voor het traject Almelo-Zwolle v.v. Voor vergoeding van reiskosten wordt een tarief gehanteerd waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. De vergoeding voor de door eiser in verband met de zitting gemaakte reiskosten wordt, op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 1, aanhef en onder c, van dat besluit en artikel 11, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit tarieven in strafzaken, vastgesteld op € 23,96.