Uitspraak
Beschikking op het verzoek van:
[verweerster] ,
Verloop van de procedure
Geschil
Beoordeling
integraal toezichtop het beleid van de RvB en op de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden instellingen en/of rechtspersonen. Ook staat de RvT de RvB met raad terzijde, aldus artikel 15.
adviesaanvraag aanpassing leidinggevende structuur ZGIJVingediend bij de Ondernemingsraad (verder: OR) en de Centrale Cliëntenraad (verder: CCR) van ZGIJV.
veel ballen in de lucht – haalt ook overhoop – onrust, en:
verhoudingsgewijs veel externe deskundigen – roept vragen op bij medewerkers, en:
aandacht voor CB, mede door weggevallen MT-leden (communicatie) en de secretaresse RvB.Eén van de aandachtspunten voor het komende halfjaar was:
projecten – niet te ver vooruit – wie kan (niet) mee?
Losse opmerkingen door de bestuurder binnen de organisatie zijn soms verwarrend en kunnen een eigen leven gaan leiden; onrust en onzekerheid binnen het CB door het grote verloop; is dit het of gaan er nog meer? Gevoel van onveiligheid;
[verweerster] denkt en werkt veel op inhoudsniveau; betrekkingsniveau lijkt stiefkind;
[verweerster] negeert soms de structuur en doet veel zelf. Geen schakels overslaan s.v.p. en vooral medewerkers ‘in hun kracht zetten’. Hen de processen meer toevertrouwen.
, mede door de omstandigheden, (nog) teveel directeur en te weinig bestuurder is. ZGIJV is aanzienlijk groter dan haar vorige organisatie en dat vraagt een andere verhouding in roluitvoering. Daarnaast is het belangrijk ook rustmomenten in te bouwen en actief naar mensen terug te koppelen. Losse opmerkingen ‘tussendoor’ kunnen verwarring geven.
over voortgang, stagnatie, verworvenheden en knelpunten op de verschillende deelterreinen waar ik verantwoordelijk voor ben. Door op al deze gebieden in te zoomen ontstaat een genuanceerd beeld van zaken die goed gaan, helemaal (nog) niet goed gaan en alle gradaties hiertussen. In mijn beleving is dit in het gesprek van 10 juli onvoldoende aan de orde gekomen, aldus [verweerster]
.
onveilige situatiebinnen ZGIJV. In de brief is, aldus de toelichting van ZGIJV, melding gemaakt van een toenemend gevoel van onveiligheid, met name bij de medewerkers van het Centraal Bureau (CB). Meerdere ondertekenaars van de brief hebben lichamelijke klachten gekregen en hebben zich gemeld bij bedrijfsarts, OR of vertrouwenspersoon. In de brief wordt geklaagd over een onduidelijke rolverdeling tussen managers en bestuurder en het ontbreken van MT-vergaderingen. Het vertrouwen in de bestuurder is afgenomen en een aantal personeelsleden op sleutelfuncties is op zoek gegaan naar een andere baan, omdat zij niet met [verweerster] kunnen samenwerken.
in positiete blijven en
de regiete blijven houden. Zij heeft zich tegen de toepassing van de klokkenluidersregeling verzet. In een brief aan de voorzitter en vicevoorzitter van de RvT van 26 oktober 2018 heeft zij onder meer geschreven dat zij door het besluit van de RvT
volledig uit positie en regieis gehaald. In deze brief schrijft zij ook dat zij
niet meer(kan)
handelenen
aangeschoten wildis. Op 29 oktober 2018 heeft tussen de voorzitter en de vicevoorzitter van de RvT en [verweerster] nog een gesprek plaatsgevonden zonder dat overeenstemming is bereikt. De vervolgafspraak voor een gesprek is door [verweerster] afgezegd.
motie van wantrouwentegen de bestuurder is ingediend en:
Een dergelijke motie ondermijnt de ingezette verandering en noodzakelijke ontwikkeling van de samenwerking tussen zorg en behandeling.
lopende bedrijfsvoeringstakenzal blijven behartigen.
niet representatief voor de hele organisatie van Zorg en BB omdat niet-melders niet gehoord zijn. Dit geldt ook, aldus [X] , voor de zes geïnterviewde artsen en psychologen. Zij komen uit de groep van (15) ondertekenaars van de hiervoor (1.14) genoemde brief aan de RvT van 30 oktober 2018.
constateringenmet de RvT gedeeld en ook geschreven zich ernstig zorgen te maken
over de ontstane situatie, de continuïteit van de organisatie en de waarborging van de kwaliteit voor de cliënt.
een patstellingwas ontstaan, die hem ertoe noopte [verweerster] op non-actief te stellen.
de onveilige situatie binnen Zonnehuisgroep IJssel–Vecht, aldus hun brief) aan de RvT kenbaar te maken. Ook als de klokkenluidersregeling niet was toegepast, dan had de RvT in actie moeten komen, waarbij de door [verweerster] in haar brief aan de RvT van 31 oktober 2018 voorgestelde route, kort gezegd: geef mij de brief en laat mij het maar oplossen, niet voldoende realistisch is. De 18-oktoberbrief brief stelt immers, zoveel is wel duidelijk uit het onderzoek door [X] , het handelen van [verweerster] als bestuurder aan de orde. In dit licht beschouwd is begrijpelijk dat de RvT [verweerster] in elk geval in eerste aanleg buiten het onderzoek naar aanleiding van de brief heeft willen houden. De kantonrechter laat daarom in het midden of de brief terecht onder de klokkenluidersregeling is gebracht. Ook als die beslissing achteraf beschouwd onjuist zou zijn, dan doet dat niet eraan af dat [verweerster] niet zelf het onderzoek had kunnen instellen. En ook indien de klokkenluidersregeling niet zou zijn gevolgd, zou te billijken zijn geweest dat de anonimiteit van de briefschrijvers, in elk geval voorlopig, gehandhaafd zou zijn. Zij zijn immers onderworpen aan het gezag van [verweerster] en, wat hun arbeidsrechtelijke positie betreft, van haar afhankelijk.
onregelmatigheidin het
Reglement meldingen klokkenluidersregelingzeer ruim geformuleerd is, dat de RvT enkel aan de hand van de 18-oktoberbrief, dus voordat een inhoudelijk onderzoek kon plaatsvinden, moest beoordelen of de klokkenluidersregeling wellicht van toepassing was, en dat hij in verband daarmee eerst juridisch advies heeft ingewonnen. De RvT is niet over één nacht ijs gegaan en had een ruime beoordelingsmarge. Daarbij komt, dat in de brief artikel 1 lid 5 van het Reglement Raad van Bestuur is geciteerd, waarin staat dat onregelmatigheden die het functioneren van de RvB betreffen aan de RvT worden gerapporteerd en dat deze klokkenluidersregeling algemeen bekend wordt gemaakt. Aldus is door de afzenders geappelleerd aan de toepasselijkheid van de klokkenluidersregeling. Dat appèl kon de RvT niet zonder meer naast zich neerleggen en diende voorzichtig te handelen.
systeemtherapeut, is niet onderbouwd. De samenvatting van haar rapport doet in elk geval anders vermoeden. De stelling van ZGIJV dat het onderzoek
forensischvan aard had moeten zijn, is ook niet aannemelijk. Uit niets blijkt dat het vermoedelijk om strafbare feiten ging. Volgens [verweerster] is de RvT zich als bestuurder gaan gedragen en is eigenlijk elk besluit van de RvT in de onderhavige kwestie in strijd met de statuten. Dat verwijt is onjuist. De RvT dient volgens artikel 15 van de statuten van ZGIJV
integraal toezichtte houden op het beleid van de bestuurder. Dat toezicht is alleen mogelijk als de RvT besluiten kan nemen waarmee dat toezicht gestalte krijgt. Anders is artikel 15 een lege huls.