ECLI:NL:RBOVE:2019:4827

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
ak_18 _ 2327
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Geesteren. De heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen had de waarde vastgesteld op € 359.000 per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het belastingjaar 2018. Eiser, de eigenaar van de onroerende zaak, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde op € 318.000 moest worden vastgesteld.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 22 oktober 2019 gesloten, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar ruimschoots de tijd had gehad om aanvullend verweer in te dienen, maar dit niet tijdig had gedaan. Hierdoor werd het aanvullende verweer van de verweerder buiten beschouwing gelaten.

Tijdens de zitting gaf de verweerder aan dat hij zich kon vinden in een waarde van € 339.000, waarop eiser ook instemde. De rechtbank heeft vervolgens de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd en zelf de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 339.000. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532 en het betaalde griffierecht van € 46.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en aangegeven dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 18/2327
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , eiser,
gemachtigde: M. Uijen,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen,verweerder,
gemachtigde: [naam]

1.Ontstaan en loop van het geding

Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder
de waarde van de onroerende zaak [adres] te Geesteren (verder: de onroerende zaak) vastgesteld bij beschikking van 28 februari 2018. Daarbij is de waarde vastgesteld op
€ 359.000 per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het belastingjaar 2018. Tegelijk
met deze beschikking heeft verweerder eiser voor het belastingjaar 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar van 26 oktober 2018 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door
hun voornoemde gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

2.Het geschil

2.1
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017.
2.2
Eiser is eigenaar van de onroerende zaak. Deze betreft een vrijstaande woning van
het bouwjaar 2016, met een inhoud van 576m³ en een kaveloppervlakte van 432m². Bij de onroerende zaak horen een aangebouwde en een vrijstaande overkapping. Van de onroerende zaak is geen op of rond de peildatum gerealiseerde verkoopprijs bekend.
Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 met het bedrag van € 359.000 te hoog heeft vastgesteld. Eiser staat op grond van wat hij daarin stelt een waarde voor van
€ 318.000.
2.3
Verweerder heeft op 28 december 2018 voorlopig verweer gevoerd. Op 10 oktober
2019 is dit verweer aangevuld en voorzien van een waardenmatrix en een grondstaffel-overzicht. Verweerder heeft zich daarin op het standpunt gesteld dat de waarde van de onroerende zaak bij de uitspraak op bezwaar niet te hoog is vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij door een ongelukkige planning niet eerder het aanvullende
verweer heeft ingediend.
De betreffende stukken zijn op 11 oktober 2019 aan eisers gemachtigde toegezonden.
Eisers gemachtigde heeft aangegeven niet adequaat op het verweer te kunnen reageren.
De werkwijze van verweerder acht de rechtbank in strijd acht met de goede procesorde.
In dit geval heeft verweerder ruimschoots de tijd gehad het voorlopige verweer tijdig aan
te vullen, maar deze tijd ongebruikt gelaten. Van belang is tevens, dat er een eerdere zitting was gepland op 20 augustus 2019 en deze zitting op verzoek van verweerder is uitgesteld.
De rechtbank laat het aanvullende verweer derhalve buiten beoordeling.
2.4
Ter zitting heeft verweerder voorts verklaard zich te kunnen vinden in een
waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 van € 339.000.
Eisers gemachtigde heeft ter zitting verklaard zich met die waarde te kunnen verenigen.
De rechtbank ziet geen grond om van een andere waarde uit te gaan.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder de bestreden uitspraak niet langer handhaaft.
De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren. De rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen en zelf in de zaak voorzien door de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 vast te stellen op € 339.000. De aanslag in de onroerendezaakbelasting moet overeenkomstig deze waarde worden verminderd.
4. Verweerder moet daarom het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser vergoeden.
Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.532, berekend als volgt:
  • bezwaar: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een waarde van € 254 per punt en de wegingsfactor 1;
  • beroep: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde per punt van € 512,- en de wegingsfactor 1.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op het bezwaar;
  • stelt de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2018 vast op € 339.000;
  • bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
R.K. Witteveen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Griffier Rechter
Afschrift verzonden op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.