Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
De door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten zijn in andere dorpskernen gelegen. De markt in andere kernen is niet vergelijkbaar met de markt in [Z] waardoor deze onderbouwingen niet bruikbaar zijn. Eiser heeft voorts gewezen op de verkoopgegevens van de objecten [B] en [C] te [Z] . De verkoopprijzen van deze objecten tonen aan dat de waarde te hoog is vastgesteld. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de verkoopgegevens van deze objecten.
De stelling van eiser dat de objecten [B] en [C] een goede indicatie zijn dat de waarde te hoog is vastgesteld, slaagt evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder voor deze objecten is uitgegaan van een inhoud van 715 m³ ( [B] ) respectievelijk 710 m³ ( [C] ). Eiser is voor deze objecten uitgegaan van een grotere inhoud, te weten 895 m³ ( [B] ) respectievelijk 801 m³ ( [C] ). Nu eiser zijn stellingen hieromtrent niet nader heeft onderbouwd en derhalve onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, kon verweerder naar het oordeel van de rechtbank derhalve volstaan met een nadere toelichting (berekening) van de door hem vastgestelde inhoud van deze vergelijkingsobjecten. De rechtbank gaat derhalve uit van de door verweerder vastgestelde (kleinere) inhoud van deze beide objecten. Gelet op het voorgaande, alsmede gelet op de omstandigheid dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat de kwaliteit van deze beide laatstgenoemde objecten minder is dan die van de woning, is de rechtbank van oordeel dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.
Beslissing
R. van der Vecht, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 9 april 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.