ECLI:NL:RBOVE:2019:4636

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
8149068 \ CV EXPL 19-6560
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over dwangsommen en nakoming huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 6 december 2019, staat de vraag centraal of eiseres, de eigenaar van een pand in Hengelo, de veroordeling uit een eerder vonnis van 1 november 2019 heeft nageleefd. Dit vonnis verplichtte eiseres om binnen 24 uur na betekening een indeplaatsstellingsovereenkomst na te komen, op straffe van dwangsommen. Eiseres heeft echter voorwaarden gesteld aan de uitvoering, wat door gedaagde, die het café 'Café Biljart Oald Hengel' exploiteerde, als een schending van het vonnis werd gezien. Gedaagde heeft dwangsommen van € 5.000 per dag geëist, die inmiddels verbeurd zouden zijn verklaard. De kantonrechter oordeelt dat eiseres niet heeft voldaan aan de veroordeling, waardoor de dwangsommen terecht zijn verbeurd. De rechter bevestigt dat de huurprijs € 1.675,00 per maand bedraagt en dat eiseres in de proceskosten moet worden veroordeeld. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 8149068 \ CV EXPL 19-6560
Vonnis in kort geding van 6 december 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.L. Geeraths,
tegen
[gedaagde], handelende onder de naam ‘Café Biljart Oald Hengel’,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F. Kolkman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 november 2019 met producties 1 tot en met 14,
- het faxbericht van [eiseres] van 26 november 2019 met 1 aanvullend stuk,
- aanvullende producties 1 tot en met 19 van 28 november 2019 aan de zijde van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling op 29 november 2019,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaar van het pand staande en gelegen te Hengelo (O) aan de Langestraat 31.
2.2.
[A] exploiteerde in het pand een café, genaamd ‘Café Biljart Oald Hengel’ (hierna te noemen: het café).
2.3.
Vanwege het voornemen van [A] om de exploitatie van het café te beëindigen, heeft [A] op 9 juli 2018 een overnamegesprek gevoerd met onder meer [gedaagde] .
Daarna zijn er diverse andere gesprekken gevoerd, waarbij ook [eiseres] betrokken is geweest.
2.4.
Er hebben diverse rechtszaken plaatsgevonden over het café, zowel in de relatie tussen [A] en [gedaagde] , als in de relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] .
2.5.
Op 19 september 2019 heeft [gedaagde] [eiseres] in kort geding gedagvaard bij
de voorzieningenrechter van deze rechtbank, welke zaak bekend is onder zaaknummer 8052255 CV EXPL 19-5507. [gedaagde] heeft primair gevorderd dat [eiseres] wordt veroordeeld om de overeengekomen indeplaatsstellingsovereenkomst na te komen, binnen 24 uur na betekening van het vonnis, en deze te blijven nakomen, op straffe van een nader omschreven dwangsom.
2.6.
In de bovenstaande procedure is op 1 november 2019 vonnis gewezen. De voorzieningenrechter heeft [eiseres] veroordeeld de overeengekomen indeplaatsstelling na te komen binnen 24 uur na betekening van het vonnis en deze na te blijven komen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [eiseres] in strijd handelt met deze veroordeling, met een maximum van € 100.000,00.
2.7.
Op 1 november 2019 om 17.45 uur is het bovenvermeld vonnis betekend aan
[eiseres] in persoon. Eveneens op 1 november 2019 heeft mr. Kolkman namens [gedaagde] , om 18.17 uur een email gestuurd aan mr. Geeraths, inhoudende dat:
‘(…) Omdat de veroordeling een dwangsom bevat heb ik het vonnis heden ter betekening naar de deurwaarder gezonden. Het kort geding vonnis is vandaag om 17:45 uur aan uw cliënte betekend. Uw cliënte dient uiterlijk morgenmiddag om 17:45 uur de overeengekomen indeplaatsstelling na te komen en daartoe cliënte ongehinderd toegang tot het pand verlenen (…)’.
2.8.
Bij e-mail van 2 november 2019 stuurt mr. Geeraths om 12.08 uur een email aan mr. Kolkman. Voor zover van belang staat hierin het volgende opgenomen:
‘(…) Bijgaand treft u de ondertekende huurovereenkomst, alsook een concept indeplaatsstellingsovereenkomst aan. Ik moge u wel verzoeken om conform de overeenkomst er voor zorg te dragen dat de borgsom ter grootte van € 5.025,00 wordt voldaan (…) te vermeerderen met de huursom voor de maand november 2019.
Indien ikbinnen een uur na verzending van dit e-mailberichteen bevestiging heb ontvangen dat vorenstaande betaling is voldaan, alsmede u mij een betalingsbewijs heeft doen toekomen en voorts de ondertekende overeenkomsten in mijn bezit zijn, dan zal cliënte, althans een vertegenwoordiger, om 16.00 uur aan de voorzijde van het litigieuze horecapand aanwezig zijn om de sleutels e.d. te overhandigen. Uw cliënte dient alsdan enkel een verklaring voor ontvangst te ondertekenen.
In elk ander geval kunnen de sleutels e.d. maandagochtend vanaf 09.00 uur na overhandiging van de stukken en de betaling, zoals voornoemd, worden afgehaald ten kantore van GLN Gerechtsdeurwaarders (…)’.
Om 13.22 uur stuurt mr. Geeraths vervolgens een e-mail aan mr. Kolkman:
‘(…) In aansluiting op mijn e-mail van heden 12.08 uur heb ik niet binnen de termijn van een uur vernomen (…) Maandag a.s. vanaf 9.00 uur kan na ondertekening van de overeenkomst en betaling, zoals verzocht in bijgevoegde e-mail, de sleutel ten kantore van GLN Gerechtsdeurwaarder worden opgehaald (…)’.
Daarna stuurt mr. Kolkman om 17.02 een e-mail aan mr. Geeraths:

Dan weet u dat uw cliënt de eerste twee dwangsom termijnen kwijt is. Die zullen direct maandag geïnd worden’.
2.9.
Op 4 november 2019 om 11.44 uur stuurt mr. Kolkman een e-mail aan
mr. Geeraths, waarin staat opgenomen:
‘(…) Uit het kort geding vonnis van 1 november jl. blijkt niet dat er een nieuwe indeplaatsstellingsovereenkomst ondertekend hoeft te worden (…). Aangezien uw cliënte heeft nagelaten binnen 24 uur na betekening van het kort geding vonnis de indeplaatsstelling na te komen, zijn de eerste twee dwangsommen ter hoogte van € 10.000,-- inmiddels verbeurd geraakt. Ik zal de deurwaarder dan ook de opdracht verstrekken om deze dwangsommen te innen.
Cliënte heeft inmiddels de waarborgsom ad € 3.350,-- en de huur van de maand november ad € 1.650,--, dus in totaal € 5.000,-- overgemaakt op de bankrekening van uw cliënte (…)’.
Om 12.06 uur, eveneens op 4 november 2019, beantwoordt mr. Geeraths de e-mail van
mr. Kolkman. Voor zover van belang staat hierin opgenomen:
‘(…) De huur is verhoogd en de waarborgsom is ook hoger.(…) Ik verwijs u naar de stukken welke reeds zijn verzonden en welke destijds (al in 2013) door cliënte en de voormalige huurder zijn ondertekend (…)’.
En bij e-mail van 15.52 uur van mr. Geeraths aan mr. Kolkman en aan [gedaagde] :
‘(…) Uw cliënte kan per omgaande binnen kantoortijden de sleutels ophalen bij GLN op het haar welbekende adres (…)’.
2.10.
Bij exploot van 4 november 2019 is op verzoek van [gedaagde] aan [eiseres] bevel gedaan om – kort gezegd – binnen twee dagen een bedrag van (o.a.) € 10.000,00 voor verbeurde dwangsommen (2 en 3 november 2019) aan de deurwaarder te betalen, met aanzegging dat bij niet (behoorlijke) voldoening [gedaagde] de executoriale titel zal doen ten uitvoer leggen.
2.11.
Op 5 november 2019 om 10.00 uur heeft [gedaagde] de sleutels opgehaald bij GLN.
2.12.
Op 12 november 2019 is er executoriaal beslag gelegd onder GLN, onder meer voor de verbeurde dwangsommen van 2, 3 en 4 november 2019 ad € 15.000,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert -samengevat en na wijziging c.q. vermeerdering van eis- dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- bepaalt dat [gedaagde] gehouden is om binnen vierentwintig uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot ondertekening van de indeplaatsstellingsovereenkomst, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00;
- [gedaagde] veroordeelt tot correcte en stipte nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder in elk geval de betaling van de maandelijkse huurtermijnen;
- [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te voldoen de verschuldigde waarborgsom tot een totaalbedrag van € 5.025,00 en de verschuldigde huur van € 1.675,00 per maand, bij gebreke waarvan de achterstallige betalingen worden vermeerderd met de wettelijke rente;
- bepaalt dat de dwangsommen over de dagen 2-4 november 2019 niet zijn verschuldigd en de executie onmiddellijk dient te worden gestaakt, waarbij ook het executoriale beslag onder het deurwaarderskantoor Groothuis Ligtermoet en Nijhuis d.d. 15 november 2019 wordt opgeheven;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . [gedaagde] legt daar, kort samengevat en zakelijk weergegeven, aan ten grondslag dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de veroordeling van het vonnis van
1 november 2019 van deze rechtbank, omdat [eiseres] voorwaarden heeft gesteld aan de indeplaatsstelling. Deze voorwaarden blijken niet uit het vonnis. De dwangsommen zijn op juiste gronden verbeurd en dienen door [eiseres] te worden voldaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
[eiseres] heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang bij de beoordeling van de door haar ingestelde vordering te hebben. De door [gedaagde] verbeurd verklaarde dwangsommen en het gelegde executoriaal derdenbeslag maken dat [eiseres] er belang bij heeft op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of de dwangsommen al dan niet terecht zijn verbeurd, mede gelet op het gelegde derdenbeslag onder GLN. Dit betekent dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of [eiseres] de veroordeling als vervat in het vonnis van deze rechtbank van 1 november 2019 is nagekomen en of dwangsommen zijn verbeurd. Uit de stukken blijkt dat de vordering tot staking van de executie en het opheffen van het beslag ziet op het schorsen van de incasso van € 15.000,00 aan dwangsommen (vermeerderd met kosten) als aangezegd bij exploot van 12 november 2019.
Al dan niet verbeurde dwangsommen4.3. De beoordeling of de veroordeling in het vonnis voornoemd door [eiseres] is nagekomen en of er dwangsommen zijn verbeurd, dient volgens vaste jurisprudentie plaats te vinden door hetgeen ter uitvoering van het veroordelend vonnis is verricht, te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld.
Bij deze uitleg dient het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (onder meer HR 15 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9400).
4.4.
In het vonnis van 1 november 2019 is [eiseres] veroordeeld om de overeengekomen indeplaatsstelling binnen 24 uur na betekening van het vonnis na te komen en deze te blijven nakomen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag.
4.5.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] zich niet aan de inhoud van het vonnis gehouden en daarom heeft zij dwangsommen verbeurd. Het vonnis is op 1 november 2019 om 17.45 uur betekend en dus had [eiseres] uiterlijk op 2 november 2019 om 17.45 uur de indeplaatsstellingsovereenkomst moeten na komen en haar de vrije toegang tot het pand moeten verschaffen. Nu [eiseres] voorwaarden heeft gesteld aan de indeplaatsstelling en zij daarmee de inhoud van het vonnis niet heeft opgevolgd, zijn de dwangsommen verbeurd, aldus [gedaagde] .
4.6.
[eiseres] stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij er alles aan heeft gedaan om het vonnis na te komen. Het is [gedaagde] die het nalaat om uitvoering te geven aan de veroordeling. [gedaagde] had de indeplaatsstellingsovereenkomst moeten tekenen en in overleg moeten treden om een afspraak te maken voor de sleuteloverdracht. Het is aan [gedaagde] te wijten dat zij de sleutels niet (tijdig) heeft opgehaald. [eiseres] is het niet eens met de verbeurd verklaarde dwangsommen en is van mening deze niet verschuldigd te zijn.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] door het stellen van nadere voorwaarden aan de sleuteloverdracht, niet heeft voldaan aan hetgeen waartoe zij ingevolge het vonnis van 1 november 2019 gehouden was. In genoemd vonnis is duidelijk vermeld dat sprake is van een contractovername (met de toevoeging dat dit vormvrij kan plaatsvinden), zodat [eiseres] ten onrechte als voorwaarde voor de sleuteloverdracht heeft gesteld dat [gedaagde] de bij e-mailbericht van 2 november 2019 toegezonden indeplaatsstellingsovereenkomst diende te tekenen.
4.8.
Of [eiseres] voorafgaand aan de sleuteloverdracht wel de betaling van een waarborgsom en/of de volledige huurtermijn voor de maand november 2019 mocht verlangen, kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het midden blijven, waarbij overigens wel zij opgemerkt dat [gedaagde] eerst huurtermijnen verschuldigd zal zijn vanaf het moment dat zij de vrije toegang tot het gehuurde heeft.
4.9.
Gelet op de wijze waarop de gemachtigde van [eiseres] het e-mailbericht van 2 november 2019 van 12.08 uur heeft geformuleerd, bestond er voor [gedaagde] geen enkele aanleiding om zich zaterdagmiddag 2 november 2019 om 16.00 uur alsnog te begeven naar het café. Ook de daaropvolgende e-mail van 13.22 uur was duidelijk: de sleutels kunnen eerst maandag vanaf 09.00 uur worden opgehaald.
4.10.
Bovenstaande overwegingen leiden de kantonrechter tot de conclusie dat [eiseres] niet heeft voldaan aan het vonnis van 1 november 2019. Dit betekent dat de dwangsommen door [eiseres] verschuldigd zijn.
4.11.
Nu is geoordeeld dat er dwangsommen verschuldigd zijn, is de vervolgvraag wat de hoogte is van de verbeurde dwangsommen.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat er voor drie dagen (2, 3 en 4 november) dwangsommen zijn verbeurd, derhalve tot een bedrag van € 15.000,00. Voor dat bedrag is onder GLN derdenbeslag gelegd. [eiseres] stelt zich daarentegen op het standpunt dat, als er al dwangsommen verbeurd zijn, dit gaat om twee dagen (2 en 3 november), tot een bedrag van € 10.000,00.
4.12.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [eiseres] ten onrechte nadere voorwaarden heeft gesteld aan de sleuteloverdracht. Eerst bij e-mailbericht van 4 november 2019 om 15.52 uur heeft de gemachtigde van [eiseres] aan de gemachtigde van [gedaagde] meegedeeld dat afgezien wordt van het stellen van nadere voorwaarden en dat de sleutels opgehaald kunnen worden bij GLN. Dit betekent dat, gelet op de sluitingstijd van GLN van 17.00 uur, [gedaagde] maximaal één uur en acht minuten de tijd heeft gehad om de sleutels op te halen. Nog afgezien van de omstandigheid dat een mededeling de geadresseerde dient te hebben bereikt om haar werking te hebben en gesteld noch gebleken is wanneer laatstgenoemd e-mailbericht [gedaagde] heeft bereikt, acht de kantonrechter de resterende tijd tot 17.00 uur te kort om van [gedaagde] in redelijkheid te mogen verwachten dat zij de sleutels nog op 4 november 2019 voor 17.00 uur zou ophalen bij GLN. Dit klemt te meer nu zij op 4 november 2019 om 15.00 uur nog tevergeefs bij GLN heeft getracht de sleutels overhandigd te krijgen. Het voorgaande betekent dat, nu [gedaagde] eerst op
5 november 2019 in de ochtend de sleutels overhandigd heeft gekregen, [eiseres] dwangsommen heeft verbeurd voor een totaalbedrag van € 15.000,00. De vordering van [eiseres] dat de dwangsommen niet verschuldigd zijn, dat de executie dient te worden gestaakt en het beslag te worden opgeheven, zal dan ook worden afgewezen.
Huurprijs en waarborgsom4.13. Tussen partijen is voorts nog discussie over de hoogte van de huurprijs en de hoogte van de waarborgsom. Ten aanzien van de maandelijkse huur is [eiseres] van mening dat [gedaagde] € 1.675,00 verschuldigd is en dat de waarborgsom € 5.025,00 bedraagt. [gedaagde] stelt daarentegen dat zij € 1.650,00 verschuldigd is aan maandelijkse huurpenningen en dat de waarborgsom € 3.350,00 bedraagt.
4.14.
Voor toewijzing van deze vorderingen in kort geding van [eiseres] , is in de regel slechts plaats indien met grote mate van waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in een bodemprocedure toewijzing van de vordering te verwachten is.
De kantonrechter acht het voorshands voldoende aannemelijk dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat de huurprijs € 1.675,00 per maand bedraagt. Dit volgt uit de bij dagvaarding overgelegde betaalbewijzen van de vorige huurder en waaruit blijkt dat de laatste maanden € 1.675,00 is voldaan. Gelet op het niet-betwiste deel van de waarborgsom dat door [gedaagde] is voldaan, namelijk € 3.350,00, welk bedrag gelijkstaat aan twee maanden huur, is het ook vanuit die kant bezien aannemelijk dat de huurprijs € 1.675,00 per maand bedraagt. Waar het betreft de hoogte van de waarborgsom is de kantonrechter van oordeel dat ter zake geen duidelijkheid is verkregen. Het komt aan op de vraag welke bijzondere bepalingen nu van toepassing zijn tussen partijen -die met of zonder de toevoeging ‘vermelden’-, en wat aan [gedaagde] is overhandigd door [eiseres] . Deze vraag leent zich niet voor beoordeling in kort geding en is ook niet spoedeisend.
Nakoming huurovereenkomst4.15. [eiseres] heeft ten slotte nog gevorderd dat [gedaagde] de huurovereenkomst moet nakomen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] geen belang bij een dergelijke veroordeling, omdat iedere huurder simpelweg de huurovereenkomst moet nakomen. Dat geldt ook voor [gedaagde] .
Proceskosten4.16. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat [eiseres] de veroordeling in het vonnis van 1 november 2019 niet is nagekomen en dus de dwangsommen verschuldigd is. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op
€ 720,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
5.1.
bepaalt voorshands dat de huurprijs € 1.675,00 per maand bedraagt en dat deze vanaf 5 november 2019 door [gedaagde] betaald dient te worden,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 720,00 wegens het salaris van de gemachtigde,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2019.