ECLI:NL:RBOVE:2019:4473

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
ak_18_1926
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurige zorg voor jeugdige met ernstige problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een jeugdige, aangeduid als [eiseres], en de raad van bestuur van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De ouders van [eiseres] hadden een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar deze aanvraag werd door het CIZ afgewezen. Het CIZ stelde dat er op dat moment geen blijvende behoefte aan 24-uurs zorg kon worden vastgesteld, ondanks de ernstige problematiek van [eiseres], die onder andere het syndroom van Apert heeft en afhankelijk is van zorg en begeleiding.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin de ouders van [eiseres] beroep hebben ingesteld tegen de afwijzing van het CIZ. Tijdens de zitting op 12 april 2019 is [eiseres] verschenen, bijgestaan door haar moeder. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om aanvullende medische informatie te ontvangen, maar uiteindelijk besloten dat verder onderzoek niet nodig was. De rechtbank heeft de argumenten van het CIZ en de ouders van [eiseres] zorgvuldig gewogen.

De rechtbank concludeert dat, hoewel [eiseres] momenteel veel zorg en begeleiding nodig heeft, het CIZ terecht heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat er een blijvende behoefte aan 24-uurs zorg is. De ouders van [eiseres] zijn het hier niet mee eens en wijzen op de noodzaak van zorg in de toekomst, maar de rechtbank onderschrijft het standpunt van het CIZ. Het beroep van de ouders is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1926

uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

[eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres,

gemachtigde: [moeder]
en

de raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (het CIZ),

verweerder,
gemachtigde: mr. L.M.R. Kater.

Procesverloop

In het besluit van 5 januari 2018 (het primaire besluit) heeft het CIZ de aanvraag om [eiseres] in aanmerking te laten komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
In het besluit van 30 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft het CIZ het bezwaar ongegrond verklaard.
De ouders van [eiseres] hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 april 2019. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar moeder, [moeder] , als gemachtigde. Ook was de heer [naam] aanwezig. Hij is de begeleider van [eiseres] en haar ouders. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. L.M.R. Kater.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst. Mevrouw [moeder] is in de gelegenheid gesteld om medische informatie over [eiseres] naar de rechtbank te sturen om zo haar standpunten verder te onderbouwen.
Op 3 mei 2019 en 29 mei 2019 heeft [moeder] deze gelegenheid gebruikt gemaakt. Het CIZ heeft daar op 8 juli 2019 op gereageerd.
[moeder] en het CIZ zijn daarna gewezen op hun recht om op de zitting te worden gehoord. Zij hebben niet aangegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat verder onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat is er aan deze procedure vooraf gegaan?
1. [eiseres] is geboren op 10 maart 2008. Haar ouders hebben op 14 november 2017 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz. Zo willen zij ervoor zorgen dat [eiseres] hulp krijgt bij persoonlijke verzorging en begeleiding in de thuissituatie om achteruitgang en isolement te voorkomen. [eiseres] heeft het syndroom van Apert. Zij heeft vergroeiingen aan vingers, gelaat, voeten en schedel. Ook heeft zij moeite met praten en gehoorproblemen en is haar fijne motoriek afwezig. Zij heeft vaak luchtweginfecties. Daarnaast heeft [eiseres] een verstandelijke beperking. Zij volgt ZML-onderwijs bij het Onderwijscentrum Het Roessingh en woont thuis bij haar familie, die voor haar zorgen.
Het standpunt van het CIZ
2. Het CIZ heeft de situatie van [eiseres] onderzocht. Volgens het CIZ heeft [eiseres] op dit moment 24-uurs zorg nodig. Ook zal zij haar hele leven een vorm van begeleiding nodig hebben. Het CIZ vindt dat nu nog niet kan worden gezegd dat [eiseres] altijd, haar leven lang, 24 uur per dag zorg nodig zal hebben om te voorkomen dat haar situatie zo erg verslechtert dat die heel ernstig wordt. Volgens het CIZ is het nog afwachten hoe de medische situatie van [eiseres] er in de toekomst uit zal zien en daarom kan nu ook nog niet worden gezegd welke vorm en mate van begeleiding zij nodig zal hebben.
Het standpunt van de ouders van [eiseres]
3. De ouders van [eiseres] zijn het daar niet mee eens. Zij vinden dat [eiseres] wel zorg en begeleiding op grond van de Wlz nodig heeft. [eiseres] staan forse medische behandelingen te wachten en dan nog zal zij daarna grote beperkingen hebben. [eiseres] zal altijd afhankelijk blijven van hulp en begeleiding in de nabijheid. [eiseres] worstelt dagelijks met haar beperkingen en haar sociaal functioneren. Ook zal zij regelmatig zware operaties moeten ondergaan met een langdurige nabehandeling. Dat vereist zowel continuïteit in de begeleiding en verzorging als continuïteit in verzorgers en begeleiders. Door de operaties en de langdurige nabehandeling zal haar ontwikkeling stagneren en wordt zij verder op achterstand gezet. Volgens de ouders van [eiseres] heeft het CIZ de besluitvorming alleen gebaseerd op juridische argumenten, zonder te kijken naar de menselijke maat en naar wat echt nodig is voor [eiseres] .
Ter onderbouwing van hun betoog verwijzen de ouders van [eiseres] naar brieven van
29 oktober 2018 van een verpleegkundig specialist en revalidatiearts van revalidatiecentrum Het Roessingh en naar brieven van 21 september 2017, 12 december 2017 en 3 januari 2019 van de behandelaars van [eiseres] van de afdeling plastische en reconstructieve chirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. In de Wlz worden grondslagen genoemd die toegang kunnen geven tot Wlz-zorg. Die staan in artikel 2.3.1 van de Wlz. Twee van die grondslagen zijn de grondslag lichamelijke handicap en de grondslag verstandelijke handicap. Het CIZ en de ouders van [eiseres] zijn het er over eens dat deze grondslagen bij [eiseres] aan de orde zijn. Ook zijn zij het erover eens dat [eiseres] op dit moment 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft en dat zij haar hele leven een vorm van begeleiding nodig zal hebben.
Om uiteindelijk Wlz-zorg te krijgen moet volgens de Wlz, kort gezegd, daarnaast een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid noodzakelijk zijn. Het CIZ vindt dat nu nog niet kan worden gezegd dat [eiseres] blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Haar ouders vinden dat dit wel zo is.
De vraag is dus of de behoefte van [eiseres] aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, blijvend is.
5. De medisch adviseur van het CIZ heeft de situatie van [eiseres] onderzocht. Zij heeft gekeken of [eiseres] blijvend behoefte heeft aan 24 uur zorg in de nabijheid. Zij heeft bij haar onderzoek rekening gehouden met de informatie over [eiseres] van het onderwijs- en het revalidatiecentrum van Het Roessingh en met informatie van haar schooljuf. In die stukken staat dat [eiseres] een geringe groei op cognitief niveau laat zien. [eiseres] bereikt meer zelfstandigheid in haar dagelijks functioneren en haar schoolwerkzaamheden. Het doel voor [eiseres] is om zich verder te ontwikkelen en zelfstandiger te worden. Verder blijkt uit de stukken dat er ingrepen aan de handen van [eiseres] staan gepland, zodat er in de handfunctie nog ontwikkelingen zijn te verwachten. De medisch adviseur vindt dat er op lichamelijk gebied nog geen eindsituatie is. [eiseres] wordt namelijk nog geopereerd aan haar handen en haar gezicht. Ook op het gebied van [eiseres] ontwikkeling is er nog geen eindsituatie, volgens de medisch adviseur. [eiseres] is nog jong. Ook krijgt zij op school aangepaste begeleiding en kan niet worden gezegd dat [eiseres] zich niet meer verder zal ontwikkelen.
De medisch adviseur heeft ook gereageerd op de brieven van 29 oktober 2018 van een verpleegkundig specialist en revalidatiearts van revalidatiecentrum Het Roessingh en op brieven van 21 september 2017, 12 december 2017 en 3 januari 2019 van de behandelaars van [eiseres] van de afdeling plastische en reconstructieve chirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Zij vindt nog steeds dat nog niet vast staat dat de zorgbehoefte van [eiseres] blijvend is. Daar is de rechtbank het mee eens. In de stukken wordt namelijk niet gezegd dat er voor [eiseres] geen ontwikkeling meer mogelijk is.
6. Hoewel ook voor de rechtbank duidelijk is dat [eiseres] nu veel zorg en begeleiding nodig heeft, heeft het CIZ terecht het standpunt ingenomen dat nu niet is komen vast te staan dat [eiseres] een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het is dan ook juist dat het CIZ heeft besloten dat [eiseres] geen Wlz-zorg krijgt. De rechtbank onderschrijft hierbij het standpunt van het CIZ dat de gezondheidsproblemen van [eiseres] absoluut niet gebagatelliseerd moeten worden, maar dat [eiseres] een beroep kan (blijven) doen op behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet en wellicht aanspraak kan maken op hulp en ondersteuning vanuit de Jeugdwet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt geen gelijk. Voor een vergoeding van het griffierecht of proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en
mr. M. van Loenen, leden, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.