ECLI:NL:RBOVE:2019:4289

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
08/952981-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf voor 18-jarige jongen na gewelddadige diefstal in Zwolle

Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige jongen, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige diefstal in het Park de Wezenlanden te Zwolle op 13 oktober 2018. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld tot 44 dagen jeugddetentie en een taakstraf van 120 uur, met een proeftijd van twee jaar. De jongen heeft samen met medeverdachten een roofoverval gepleegd op drie andere jongens, waarbij hij een van hen met een mes heeft bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de jongen, hoewel hij zelf geen goederen heeft weggenomen, wel degelijk betrokken was bij de diefstal en de geweldshandelingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de jongen te veroordelen voor diefstal met geweld in vereniging toegewezen, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die in totaal bijna 700 euro bedragen. De uitspraak benadrukt de gevolgen van gewelddadige criminaliteit en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952981-18 (P)
Datum vonnis: 18 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 4 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 oktober 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in het Park de Wezenlanden te Zwolle heeft overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in het park de Wezenlanden,
één of meerdere goederen, te weten:
- één of meerdere (rug)tas(sen) en/of
-een (heren)jas en/of
-oordopjes van een telefoon en/of
-handschoenen en/of
-één of meerdere sleutel(s) en/of
-een (fiets)kettingslot en/of
-een mobiele telefoon (merk Huawei P20 Lite) en/of
-één of meerdere portemonnee(s) (met inhoud) en/of
-één of meerdere bankpas(sen) en/of
-één of meerdere rijbewij(s)(zen) en/of
-één of meerdere OV-chipkaart(en) en/of
-één of meerdere ID-kaart(en) en/of
-één of meerdere trui(en) en/of
-een softcase met batterijen
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen:
-op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is/zijn afgelopen en heeft/hebben geroepen 'Wat doen jullie hier' althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die voornoemde [slachtoffer 3] met een (zak)lamp in zijn ogen heeft/hebben geschenen
en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd ' Jullie moeten niet zo stoer doen ' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd 'Je moet je mond houden, want anders steek ik je neer ' althans woorden woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, toonde(n) en/of in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, aan die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gevraagd of zij geld en/of een mobiele telefoon bij zich hadden en/of
-die voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) schoppen en/of trappen heeft/hebben gegeven tegen en/of in de richting van het hoofd en/of de armen en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 oktober 2018 hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte gedaan dat zij op 13 oktober 2018 rond 23.00 uur in het Park de Wezenlanden te Zwolle zijn overvallen door een groep jongens. Aangevers zaten op een bankje in het park en het was donker toen meerdere jongens kwamen aanlopen. Eén van de jongens pakte de rugtas van [slachtoffer 3] en rende daarmee weg. Een andere jongen pakte de rugzak van [slachtoffer 2] en rende hiermee weg. [slachtoffer 1] is achter deze jongen, die samen was met andere jongens, aangerend. [slachtoffer 1] heeft hierop een jongen tegen de grond gewerkt en die jongen is zijn bril daarbij verloren. [slachtoffer 1] lag op de grond en heeft toen meerdere klappen en trappen gekregen.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleven bij het bankje staan. Eén van de jongens was achter gebleven bij dit bankje en werd aangesproken door beide aangevers. Hierop werd deze jongen boos en heeft hij zich bedreigend opgesteld naar beide aangevers.
In de rugzak van [slachtoffer 3] zat onder andere een mobiele telefoon van het merk Huawei.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat deze telefoon op 19 oktober 2018 in het bezit was van [naam 1] , die de telefoon van zijn zoon [naam 2] had gekregen. [naam 2] had de telefoon van verdachte gekregen.
Uit het politieonderzoek zijn verschillende verdachten naar voren gekomen.
Verdachte is op 18 december 2018 door de politie aangehouden en ook medeverdachte [medeverdachte 1] is op 18 december 2018 aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 2] is op 8 januari 2019 door de politie aangehouden en medeverdachte [medeverdachte 3] is op 15 januari 2019 aangehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 oktober 2018 met een groep jongens aan het chillen was in het park de Wezenlanden en is meegelopen naar een bankje verderop waar drie jongens zaten. Verdachte heeft verklaard dat de jongens werden aangesproken en dat met lampjes in hun ogen werd geschenen. Hij heeft ontkend dat hij een rugtas heeft weggenomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij twee jongens bij het bankje is achtergebleven en dat hij deze jongens heeft bedreigd met zijn fietssleutel. Verdachte heeft ontkend dat hij hen met een mes heeft bedreigd.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bekend dat hij op 13 oktober 2018 met een groep jongens aan het chillen was in het park de Wezenlanden en is meegelopen naar een bankje verderop waar drie jongens zaten. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft een rugtas gepakt, die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , en is daarmee weggerend.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 13 oktober 2018 met een groep jongens aan het chillen was in het park de Wezenlanden en is meegelopen naar een bankje verderop waar drie jongens zaten. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de jongens met de lamp van zijn mobiele telefoon in hun ogen heeft geschenen. Eén van de medeverdachten heeft een rugtas gepakt die toebehoorde aan [slachtoffer 2] en is daarmee weggerend. Medeverdachte [medeverdachte 1] is mee gerend en werd naar de grond gewerkt door aangever [slachtoffer 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] werd vastgehouden en om los te komen heeft hij aangever [slachtoffer 1] geslagen. Daarbij is hij zijn bril verloren.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het
ten laste gelegde - diefstal met geweld in vereniging -. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte betrokken is geweest bij de straatroof op 13 oktober 2018 in het park de Wezenlanden te Zwolle. Verdachte heeft zelf geen goederen weggenomen, maar hij is wel meegegaan met de medeverdachten en hij heeft ook een dreigende houding aangenomen. Daarnaast heeft verdachte na afloop een deel van de buit gekregen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken gelet op zijn rol in het geheel. Verdachte heeft verklaard dat hij achter de groep aanliep en dat jongens uit de groep twee tassen van de drie aangevers hadden gepakt. Verdachte heeft niets weggenomen en bleef staan. Toen twee aangevers tegenover verdachte kwamen te staan voelde hij zich bedreigd. Hierop heeft verdachte gedreigd met een fietssleutel.
De raadsman heeft voorts betoogd dat verdachte achteraf de telefoon afkomstig van deze diefstal in zijn bezit heeft gehad, maar dat is een te ver verwijderd moment van de beroving en past meer bij heling, hetgeen niet is ten laste gelegd.
De raadsman van verdachte heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, verdachte zijn les wel heeft geleerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het dossier verklaringen zitten van enerzijds aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en anderzijds de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. Deze aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn afgelegd op
14 oktober 2018 en derhalve kort na het incident. Alle drie de aangevers hebben geen duidelijk signalement kunnen geven van de overvallers.
De verschillende verdachten in deze zaak zijn op 18 december 2018, 8 januari 2019 en
16 januari 2019 - en derhalve ruim twee à drie maanden na het incident in het park de Wezenlanden - door de politie aangehouden en gehoord. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat tussen de verdachten onderling overleg is geweest voordat zij door de politie zijn gehoord. Daar komt bij dat deze roofoverval op 13 oktober 2018 veel media-aandacht in Zwolle heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene alleen die geweldshandelingen uit de drie aangiftes kunnen worden bewezen verklaard, voor zover deze worden ondersteund door de bekennende verklaringen van de verdachten, nu onafhankelijke getuigenverklaringen ten aanzien van de geweldshandelingen in het dossier ontbreken.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en de medeverdachten bij het ten laste gelegde het volgende af.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 13 oktober 2018 in de avond verdachte en diens medeverdachten aan het chillen waren bij de tuintjes (dit is nabij het provinciehuis, zo begrijpt de rechtbank) in het park de Wezenlanden te Zwolle.
Diezelfde avond zaten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verderop in het park de Wezenlanden op een bankje toen een scooter met daarop twee personen langskwam. Op de scooter zaten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en zij vroegen de drie aangevers om vloei en een tipje. De scooter reed weg en is teruggegaan naar de groep die bij de tuintjes zat. Deze groep is vervolgens naar de drie aangevers gegaan, waarbij door medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] is verklaard dat het plan was om ‘een roof’ te doen. Verdachte is meegelopen met deze groep. Aangekomen bij de drie aangevers is met lampjes in de ogen van aangevers geschenen door meerdere jongens. Eerst is één rugtas van [slachtoffer 3] weggenomen door medeverdachte [medeverdachte 3] en vervolgens is nog een rugtas van [slachtoffer 2] weggenomen door een andere medeverdachte. Aangever [slachtoffer 1] is achter de jongen aangerend die de rugtas van [slachtoffer 2] had gepakt. Aangever [slachtoffer 1] is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ten val gekomen, waarna aangever [slachtoffer 1] op de grond liggend is geslagen en getrapt door meerdere verdachten.
Op datzelfde moment stonden aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] nog bij het bankje en zijn zij bedreigd door verdachte.
Later op de avond zijn verdachte en zijn medeverdachten nog samengekomen. Zij hebben toen de rugtas van [slachtoffer 3] doorzocht. Verdachte heeft de telefoon van [slachtoffer 3] in zijn bezit gekregen.
Op basis van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat sprake was van een gezamenlijk plan tussen verdachte en medeverdachten om geld en/of goederen van aangevers weg te nemen en van het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen door middel van geweld. Verdachte is immers meegelopen met de groep, terwijl het plan was om een roof te doen op de drie aangevers. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat twee rugtassen werden meegenomen door medeverdachten. Verdachte is bij de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijven staan en heeft bekend dat hij beide aangevers heeft bedreigd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet met een mes heeft bedreigd, maar met een fietssleutel - en zoals hij ter terechtzitting heeft aangevuld met daaraan een baco - niet geloofwaardig, nu aangevers hebben gezien dat verdachte een mes had en medeverdachten hebben verklaard dat zij van verdachte zelf hadden gehoord dat hij met een mes heeft bedreigd. Ten slotte is de groep nog samengekomen, hebben zij de tassen bekeken en heeft verdachte de telefoon van [slachtoffer 3] meegenomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel verdachte niet zélf een rugtas heeft weggenomen is de bijdrage van verdachte van zodanig gewicht aan het ten laste gelegde dat deze naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangemerkt als medeplegen. Hiertoe is van belang dat verdachte bekend was met het vooropgezette plan, aangever [slachtoffer 2] met een mes heeft bedreigd, waardoor [slachtoffer 2] werd belet om achter de jongens aan te rennen die zijn tas hadden gestolen, én heeft gedeeld in de buit na afloop van het delict. Daarmee acht de rechtbank medeplegen bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 13 oktober 2018 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen,
in het park de Wezenlanden,
meerdere goederen, te weten:
- één of meerdere (rug)tas(sen) en
-een (heren)jas en
-oordopjes van een telefoon en
-handschoenen en
-één of meerdere sleutel(s) en
-een (fiets)kettingslot en
-een mobiele telefoon (merk Huawei P20 Lite) en
-meerdere portemonnee(s) (met inhoud) en
-meerdere bankpas(sen) en
-meerdere rijbewij(zen) en
-meerdere OV-chipkaart(en) en
-meerdere ID-kaart(en) en
-meerdere trui(en) en
-een softcase met batterijen
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- éénmaal dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gezegd 'Jullie moeten niet zo stoer doen ' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'Je moet je mond houden, want anders steek ik je neer ' althans woorden woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
-een mes toonde en in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] heeft gericht en gericht gehouden en
- éénmaal, aan die voornoemde [slachtoffer 2] heeft gevraagd of hij geld en/of een mobiele telefoon bij zich had.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden zoals deze staan vermeld in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 oktober 2019 worden opgelegd, zodat verdachte verder wordt begeleid door de jeugdreclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan vinden in de strafeis van de officier van justitie ten aanzien van het opleggen van de bijzondere voorwaarde van jeugdreclasseringstoezicht. De raadsman heeft zich ten aanzien van het aantal uren dat aan verdachte moet worden opgelegd in het kader van een voorwaardelijke werkstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte al lang in voorarrest heeft gezeten en dat deze lange duur kan worden verdisconteerd in het aantal uren werkstraf dat voorwaardelijk kan worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een roofoverval op drie aangevers in het park de Wezenlanden. Dit gebeurde op de late avond, terwijl het donker was. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de drie aangevers overvallen, waarbij de aangevers met lampen in hun ogen zijn geschenen. Verdachte heeft zich dreigend opgesteld naar twee aangevers en heeft daarbij een mes getoond dat hij op één van hen heeft gericht. Na afloop heeft verdachte de telefoon die bij de straatroof was gestolen in zijn bezit gehad en de telefoon doorgegeven aan een vriend van hem. Aangever [slachtoffer 2] was degene die door verdachte met het mes is bedreigd. Hij heeft zich zeer bedreigd gevoeld door de houding van de verdachte en door het getoonde wapen, zoals is gebleken uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring die is voorgelezen ter terechtzitting.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij al dan niet aangespoord door het gedrag van zijn medeverdachten, puur voor eigen gewin een forse inbreuk heeft gemaakt op de belangen en de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten met hun handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en die van de drie aangevers/slachtoffers in het bijzonder. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 oktober 2019, opgemaakt door [naam 3] ;
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 augustus 2019, opgemaakt door [naam 4] ;
  • een plan van aanpak van Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering van
8 maart 2019, opgemaakt door [naam 5] ;
  • een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 16 april 2019, opgemaakt door [naam 4] en
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 19 september 2019.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte op 18 december 2018 in voorlopige hechtenis is genomen en op 1 februari 2019 is geschorst onder voorwaarden. Verdachte heeft tijdens deze schorsing een officiële waarschuwing gekregen - een gele kaart - voor het overtreden van de schorsingsvoorwaarden, omdat hij in april 2019 tot twee keer toe met een medeverdachte contact heeft gehad en hij werd verdacht van diefstal van een motorhelm op 3 juni 2019. Desondanks is de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte niet opgeheven.
Uit de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming is gebleken dat verdachte een 17-jarige jongeman is. Verdachte heeft een (deels) ontkennende houding aangenomen en ondanks dat verdachte first offender is, zijn er bij de Raad zorgen over verdachte. Er waren destijds zorgen over de groep waarmee verdachte omging, de heftigheid van het delict waarvan hij verdacht wordt en over het ‘zijn eigen gang gaan’. Daarnaast was de tamelijk vrijblijvende manier waarop verdachte onderwijs volgde ook een zorg. In de maanden nadat verdachte was geschorst uit de voorlopige hechtenis en na zijn verblijf in de JJI heeft verdachte echter wel meegewerkt aan scholing, heeft hij het contact met zijn oude vriendengroep uit de wijk verbroken en staat hij open voor de begeleiding door de jeugdreclassering. In hoeverre verdachte werkelijk in staat is om deze verandering door te zetten, is voor de Raad nog onduidelijk.
Uit het advies van de Raad is tevens gebleken dat verdachte thuis bij zijn ouders woont en dat hij na zijn verblijf in de JJI thuis minder goed luistert naar zijn ouders en dat zijn ouders aangeven minder controle op hem te hebben. Verdachte is weinig thuis, blijft nachten weg en blijft tevens veel bij zijn vriendin. Verdachte vindt zelf dat hij zelfstandiger is geworden. Verdachte gebruikt alcohol en af en toe rookt hij een joint. Verdachte is momenteel op zoek naar een leerwerkplek, zodat hij de opleiding in BBL variant kan gaan volgen. Het vasthouden van een passende werkplek is soms lastig voor verdachte - met name wanneer verdachte op een in zijn beleving respectloze manier wordt aangesproken - omdat hij het lastig vindt om daar rustig op te reageren. Verdachte wil als hij 18 jaar is graag bij [bedrijf 1] werken, naast zijn opleiding.
Uit het rapport is voorts gebleken dat bij zowel de jeugdreclassering, de Raad als bij de ouders van verdachte de nodige zorgen bestaan over verdachtes vriendenkring/netwerk en de invulling van zijn vrije tijd. Verdachte trekt op met jongeren die hem negatief kunnen beïnvloeden, maar wil hier geen volledige openheid over geven. Daarnaast zit de zorg in het uiten van zijn agressie/boosheid en het onvoldoende bewust zijn van de gevolgen van zijn gedrag. Voornoemde factoren verhogen volgens de Raad het risico op recidive bij verdachte.
Door de Raad wordt geadviseerd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest én daarnaast een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden dat verdachte verder gaat worden begeleid door de jeugdreclassering en indien nodig dat verdachte ook meewerkt aan behandeling of hulpverlening die de jeugdreclassering voor verdachte noodzakelijk acht.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen uitgaan van 60 uur taakstraf dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, bij een straatroof. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt en acht bij deze overval de strafverzwarende omstandigheden van bedreiging met een wapen, de plaats van het delict (donker park) en het georganiseerd karakter van de groep aan de orde.
De verdachte verdient straf voor wat hij heeft gedaan, maar heeft naar het oordeel van de rechtbank ook begeleiding van de jeugdreclassering nodig om te leren omgaan met verantwoordelijkheid, vrije tijd, school, zijn vriendengroep en zijn agressieproblematiek, zodat verdachte niet weer in een situatie terechtkomt waarin hij strafbare feiten pleegt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het feit oplegging van onvoorwaardelijke jeugddetentie aan de orde is. De duur van de jeugddetentie zal gelijk zijn aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven. De rechtbank ziet verder in de bovenvermelde adviezen en de ter terechtzitting gedane aanvulling door mevrouw [naam 5] van de Jeugdreclassering Overijssel aanleiding om daarnaast een voorwaardelijke werkstraf op te leggen voor de duur van 120 uren onder de hiervoor door de Raad genoemde voorwaarden in haar rapport van 3 oktober 2019. De rechtbank beoogt hiermee de reeds ingezette begeleiding van verdachte te laten voortduren en een behandeling voor verdachte in de toekomst – zoals bijvoorbeeld een behandeling voor zijn agressieproblematiek – mogelijk te maken en mede hierdoor de kans op herhaling te verminderen. Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het feit dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in eerste instantie meerdere malen zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden, maar dat hij daarna zich wel aan zijn schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, na het plegen van het onderhavige strafbare feit, is veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur wegens diefstal, zodat artikel 63 Sr van toepassing is.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest én een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie geheel voorwaardelijk met daaraan verbonden de hierna te noemen bijzondere voorwaarden met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 381,58 (driehonderdéénentachtig euro en achtenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- trui: € 13,40;
- entree ticket: € 18,18.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 350,-- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 966,51 (negenhonderdzesenzestig euro en éénenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- rugtas: € 33,50;
- trui: € 64,95;
- festival ticket: € 18,18;
- beschermtas camera: € 24,95;
- batterij camera: € 24,93.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 800,-- gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 675,-- (zeshonderdvijfenzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico: € 150,--.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 525,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] wordt toegewezen tot in totaal € 381,58, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] wordt toegewezen tot in totaal € 966,51, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] wordt toegewezen tot in totaal € 675,-- hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Mocht de rechtbank niet tot een vrijspraak komen dan heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de gevorderde immateriële schade door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] één lijn moet worden getrokken voor alle drie de aangevers en dat aan immateriële schade een bedrag van € 450,-- tot € 500,-- kan worden toegekend.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De opgevoerde materiële schade van € 31,58 is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank zal het gevorderde ten aanzien van de materiële kosten daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 31,58.
De vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de bedreiging met geweld door verdachte niet was gericht tegen aangever [slachtoffer 1] .
De rechtbank zal het gevorderde van [slachtoffer 1] daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 31,58, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de vordering van [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De opgevoerde materiële schade van € 166,51 is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde ten aanzien van de materiële kosten daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 166,51.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade door benadeelde partij [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen, bijvoorbeeld indien de verdachte iemand heeft gedood met het oogmerk aan de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel, 2) door schade in zijn eer of goede naam of 3) op andere wijze;
c. (…) bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (zie o.a. ECLI:NL:HR:2019:793).
[slachtoffer 2] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij tot een maand na het voorval last had van angstgevoelens en zich ’s nachts op de fiets onveilig voelde. Ook durfde hij gedurende een half jaar niet het park in te gaan. De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet heeft betwist wat [slachtoffer 2] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Zij heeft aangevoerd dat het gevraagde bedrag moet worden aangepast, omdat het niet aansluit bij de vorderingen van de andere benadeelden in deze zaak.
De rechtbank heeft eerst te beoordelen of verdachte het oogmerk heeft gehad om [slachtoffer 2] schade toe te brengen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gedreigd met het mes om [slachtoffer 2] en zijn vriend bang te maken. De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte daadwerkelijk angst teweeg heeft gebracht. Deze angst heeft geleid tot schade in die zin dat [slachtoffer 2] zijn gedrag heeft aangepast door gedurende een half jaar niet naar het park te gaan. Aldus is er op grond van artikel 6:106, lid onder a BW, reden om de vordering toe te wijzen. De rechtbank zal de het schadebedrag naar billijkheid vaststellen op € 350,-- en voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal het gevorderde van [slachtoffer 2] daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 516,51 (€ 166,51 plus € 350,--) hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de vordering van [slachtoffer 2] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De opgevoerde materiële schade van € 150,-- is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde van [slachtoffer 3] daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 150,-- hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en de vordering van [slachtoffer 3] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade door benadeelde partij [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank als volgt.
[slachtoffer 3] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij erg is geschrokken toen met een zaklamp in zijn ogen werd geschenen, de situatie als zeer beangstigend heeft ervaren en de eerste paar nachten geen oog heeft dichtgedaan. Hij voelt zich niet meer veilig op straat en is continu op zijn hoede. De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet heeft betwist wat [slachtoffer 3] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Zij heeft aangevoerd dat het gevraagde bedrag moet worden aangepast, omdat het niet aansluit bij de vorderingen van de andere benadeelden in deze zaak. De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] geestelijk letsel heeft opgelopen. De hiervoor genoemde objectieve maatstaven ontbreken.
De rechtbank overweegt verder dat het voorstelbaar is dat de situatie waarin [slachtoffer 3] en zijn vrienden ’s avonds laat op een donkere plaats in het park in het gezicht zijn geschenen, van hun tassen zijn beroofd en één van hen is bedreigd met een mes, gevolgen heeft gehad voor zijn welzijn. De rechtbank kan die gevolgen niet zonder meer aannemen. Vereist is dat de rechtbank kan vaststellen wat de gevolgen zijn geweest. In dit geval ontbreken concrete gegevens die onderbouwen dat sprake is van aantasting van de persoon. De rechtbank is daarom van oordeel dat gronden voor toewijzing van de vordering ontbreken. De verwijzing naar een uitspraak in een vergelijkbare casus gaat niet op, nu dit een uitspraak betreft van vóór het (hierboven aangehaalde) overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019.
De vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal gelet op het hiervoor overwogene niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte aanleiding om geen vervangende jeugddetentie op te leggen bij de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
44 (vierenveertig) dagen;
-bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- bepaalt dat deze
taakstraf in zijn geheelnietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- dat hij meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
  • waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering (instantiecode [code] ) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is Zwolle;
  • daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] : van een bedrag van € 31,58 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 31,58,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte en/of een medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een medeverdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] : van een bedrag van € 516,51 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 516,51,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte en/of een medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een medeverdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] : van een bedrag van € 150,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte en/of een medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een medeverdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. S.H. Peper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.
Buiten staat
Mr. Vijftigschild is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, Onderzoek Hanendoorn met onderzoeksnummer ON1R018094 van 6 februari 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van. 14 oktober 2018 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Feit: Openlijke geweldpleging tegen personen
Plaats delict: Park de Wezenlanden, 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 22:50 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:10 uur.(..)
Mijn trui is zonder dat ik daar toestemming voor gegeven heb weggenomen. Mijn trui zat in een tas van een vriend, [slachtoffer 2] , van mij welke weggenomen is.(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018 omstreeks 20:30 uur zat ik met nog 2 vrienden op een bankje in het Wezelandenpark in Zwolle.(..) Ik zag dat mijn vrienden, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , op het tweede bankje links van het pad zaten. Ik ben bij de jongens op het bankje gaan zitten.(..)
Omstreeks 22:45 uur kwamen er 2 jongens op een lichtkleurige scooter, crème of wit, merk Mio vanuit het park uit de richting van waar ik ook gekomen was naast ons staan. De jongens op de scooter vroegen (..) om een lange vloei en een tip.(..) [slachtoffer 2] gaf de jongens waar ze om vroegen en ik zag ze richting het provinciehuis bij ons wegrijden. (..)
Omstreeks 22:55 uur hoorde ik vanuit de richting van het provinciehuis op het pad een scooter, deze zag ik niet. Ook zag en hoorde ik een groep jongens aan komen lopen. De groep was ongeveer 5 of 6 mensen groot. Ik zag dat drie of 4 jongens op ons af kwamen lopen en met lampen van hun mobiele telefoon in onze richting schenen. Ik hoorde dat een van de jongens aan ons vroeg wat we hier deden.(..) Hier reageerden de jongens niet echt op en ik zag dat een (1) van deze jongens over de fiets die voor ons stond heen bukte en een tas pakte die achter deze fiets stond. Deze tas was van [slachtoffer 2] .
Vervolgens zag ik dat de jongens met de tas weg renden het pad af en aan het einde linksaf sloegen richting de speeltuin. Ik had op dat moment al 3 van de jongens ingehaald en de jongen met de tas ben ik achteraan blijven rennen.(..) Direct na de brug op de kruising dat je rechts naar de kinderboerderij kan gaan had ik de jongen die de tas van [slachtoffer 2] bij zich had achterhaald. Ik heb de jongen in de loop met 2 armen omarmd en neergehaald. Vervolgens lagen we beiden op de grond en ik voelde dat de jongen zich probeerde los te maken.(..) Op het moment dat ik met de jongen op de grond lag kwamen de andere 3 jongens om ons heen staan. Ik voelde en zag dat ze op een gegeven moment op mij in aan het trappen waren. Ik hield op dat moment de jongens op de grond nog vast. Ik zag vervolgens nadat ik de jongen los moest laten door de trappen dat de jongen op ging staan. Ik ben de jongen om zijn been gaan hangen zodat hij niet weg kon lopen met de tas. Ik weet niet of de jongen de tas nog in zijn hand had of dat deze als ergens op de grond lag. Ik zag dat de andere 3 jongens vervolgens allemaal op mij intrapten waardoor ik het been van de jongen wel los moest laten. Ik voelde dat ze mij op mijn hele bovenlichaam raakten en voornamelijk op mijn hoofd. Nadat ik de jongen los liet heb ik mijn armen voor mijn hoofd gedaan om mij te beschermen.(..) Na de laatste trap zag ik dat de jongens weg renden.(..) Op de helft ongeveer kwam ik [slachtoffer 2] tegen en ik hoorde dat hij zei dat hij bedreigd was met een mes door een jongen. Ik weet bijna zeker dat de jongens die [slachtoffer 2] bedreigd hadden bij de jongens hoorden die mij geschopt hadden.(..) Toen we terug kwamen bij het bankje zag ik [slachtoffer 3] ook weer en hoorde ik van hem dat zijn tas ook weggenomen was. Ik weet niet door hoeveel jongens dit gebeurd is en wie dit hebben gedaan. Ik weet wel dat de telefoon van [slachtoffer 3] gestolen is. Deze zat vermoedelijk in zijn tas.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 oktober 2018 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Feit: Overige diefstallen met geweld
Plaats delict: Park de Wezenlanden, 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 23:00 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:15 uur. (..)
Op zaterdag 13 oktober 2018 omstreeks 21.30 uur, zat ik samen met mijn vrienden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in het park de Wezenlanden te Zwolle.(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018, omstreeks 22.45 uur hoorde ik een scooter aan komen rijden. Ik zag dat het om een witte scooter met een blauwe plaat. Ik zag dat het om een MIO ging. Ik zag dat er twee gasten op de scooter zaten. Ik zag dat het jongens waren met een donkere huidskleur. Ik schat ze op ongeveer 18 jaar oud. Zij hadden donkere kleding en een zwarte jas aan. Ik hoorde dat een van de jongens aan ons vroeg of wij vloei en een tipje hadden(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018, omstreeks 23.00/23.05 uur zag ik twee personen aan komen lopen. Ik zag dit omdat er met licht naar ons geschenen werd. Ik werd hierdoor verblind. Ik weet dat zij uit de richting van het Provinciehuis kwamen. Ik hoorde dat zij tegen ons zeiden: “wat doen jullie hier”. Ik reageerde door te zeggen: “wij chillen, wat doen jullie hier”. Ineens uit het niets kwamen 2 jongens aanrennen uit de richting van het Provinciehuis. Ik zag dat deze twee jongens de rugzak van mijn vriend [slachtoffer 3] pakten en die renden ook direct weg in de richting van de kinderboerderij. (..) Kort hierop kwamen er nog twee personen aanrennen. Ik zag dat deze twee jongens mijn rugzak wegnamen. (..) Ik zag dat [slachtoffer 1] op stond en achter de laatste twee personen aan rende. Ik zag dat een van de jongens die ons in eerste instantie aansprak, wegrende in de richting van het Provinciehuis. Die andere jongen bleef staan. Ik was eigenlijk nog bezig met opstaan om achter de jongens aan te rennen die mijn tas gestolen hadden. Op dat moment kwam die jongen die bleef staan, tegen over mij te staan. Ik zei tegen hem: “waar zijn jullie me bezig”. Ik hoorde dat hij zei dat hij er niets mee te maken had en niet bij de groep hoorde. Ik zei: “ik geloof je helemaal niet”. Op dat moment stonden wij neus aan neus. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Je moet je mond dicht houden, want anders steek ik je neer.” of woorden van deze strekking. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een zakmes had. Het was geen groot mes. Ik schat dat het lemmet van het mes ongeveer 5 a 6 centimeter was. Ik schrok hier van. Ik deinsde achteruit en zei dat hij zich rustig moest houden en dat ik verder geen problemen wilde. Ik voelde mij onmiddellijk bedreigd en dacht echt dat die jongen zou gaan steken. Direct hierop was hij ook in een keer weg. Ik zag nog net dat hij wegrende in de richting van het Provinciehuis.(..) Net toen ik achter [slachtoffer 1] aan wilde gaan, zag ik dat hij mij tegemoet kwam. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] een (1) jongen had neergehaald. Ik hoorde dat hij zei dat hij door drie jongens geschopt was. Ik kon niet zien dat hij letsel had.(..)
De weggenomen rugzak kan ik als volgt omschrijven:
Grijze eastpack rugzak met zwarte banden.
In de rugzak zaten de volgende goederen:
zwart lederen portemonnee
blauwe trui van het merk Volcan
witte trui
kleine leger groene softcase van het merk Dakine. Hierin zat een batterij voor een camera
flesje water en andere kleine goederen zonder waarde
In de portemonnee zaten de volgende goederen:
Bankpas ING rekening nummer [rekeningnummer 1]
Rijbewijs
pas voor de Zorgverzekeraar
medewerkerspas van [bedrijf 2]
pas voor EHBO
0,50 cent
OV chipkaart op mijn naam.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 oktober 2018 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
Feit: Overige gekwal. diefstal
Plaats delict: Park de Wezenlanden 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 22:55 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:00 uur(..)
Ik ken het park niet zo goed omdat ik van buiten Zwolle kom, maar we zaten bij twee bankjes. Ik was met de volgende vrienden: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Wij hoorden een scootergeluid (lopende motor) en kort hierop zagen wij dat er een paar jongens naar ons toe kwamen lopen, ik dacht twee of drie. Ik zag dat zij met een lamp van een mobiele telefoon in onze ogen schenen. Hierdoor kon ik hen niet goed zien. Zij vroegen ons wat wij daar deden. Op dat moment kwamen er nog meer jongens bij ons staan. Ik weet niet vanwaar deze jongens plotseling kwamen. Ik schat dat er toen zo’n zes â zeven jongens waren.(..)
Ik moet u nog even het volgende vertellen: ongeveer 10 a 15 minuten hiervoor waren wij benaderd door twee jongens die op één scooter reden. Het waren qua huidskleur zeer donkere jongens(..). Ze reden op een lichte scooter, wit of beige, van het merk Mio. (..) Zij vroegen ons of wij tip of vloei bij ons hadden.(..) Hierna zijn ze weer vertrokken op de scooter. (..) Ik zal u verder verklaren toen die groep jongens om ons heen stond.
Ik had mijn zwarte rugtas hij mij op de grond staan. Ik zag in een kort moment dat één van die jongens mijn tas weggriste en daar mee wegrende. Ik wilde er meteen achteraan, maar één van de jongens scheen nog steeds met het lampje in mijn ogen waardoor ik niet goed kon zien. Ik zag achter deze jongen wel meerdere personen, dus het leek mij niet veilig om achter de dader aan te gaan. Daarom besloot ik te blijven staan. Ik heb ook verder niets gezegd. Meteen hierop zag ik dat een andere jongen de zwarte rugtas van mijn vriend [slachtoffer 2] wegpakte en er mee wegrende. Een andere kant op dan degene die mijn rugtas had gepakt. Ik zag dat [slachtoffer 1] achter de jongen aanrende die de tas van [slachtoffer 2] had gepakt. Ik had vervolgens geen zicht meer op [slachtoffer 1] . Later hoorde ik van [slachtoffer 1] dat hij die jongens tegen de grond had gewerkt en dat hij de tas van [slachtoffer 2] vast had. Maar er kwamen nog drie jongens bij hen die [slachtoffer 1] vervolgens sloegen en schopten. Hierdoor moest [slachtoffer 1] de rugtas loslaten en gingen zij er met de tas vandoor.(..)
Toen [slachtoffer 1] weggerend was zag ik dat er uiteindelijk nog maar één jongen van die groep achtergebleven was bij [slachtoffer 2] en mij. Wij werden een beetje boos op deze jongen en zeiden dat het toch niet normaal was wat hier gebeurde. Deze jongen werd hierop boos op ons en zei dat wij niet zo stoer moesten doen. Hij had ineens een zakmesje in zijn handen. Het lemmet was ongeveer een centimeter of 10. Hij hield het vast ter hoogte ven zijn borst met de punt gekeerd richting [slachtoffer 2] . Hij hield het mesje bijna tegen [slachtoffer 2] aan, zo’n 20 â 30 cm. voor [slachtoffer 2] zijn borst. Het was mij onduidelijk waarom deze jongen was blijven staan. Hij wilde kennelijk niets van ons, behalve dan dat wij niet zo stoer moesten doen. Maar op een gegeven moment vroeg hij op een best wel rustige toon aan [slachtoffer 2] of hij ook een telefoon en geld bij zich had. [slachtoffer 2] zei dat hij dit niet had. Hij geloofde [slachtoffer 2] eerst niet, maar [slachtoffer 2] riep nogmaals dat hij dit niet had. Hierop liep de jongen weg in de richting van de jongen
die mijn tas had weggepakt. (..)
Mijn gestolen tas betreft een zwarte rugtas, merk onbekend.(..)
Inhoud van de tas:
- Mijn rode herenjas, merk onbekend (gekocht bij de Decathlon), heupmodel, met capuchon, maat M.
- Een halve zak Doritos, kaas.
- Oordopjes ven de telefoon, meerdere kleuren, draden zijn van stof
- Zwarte dunne handschoentjes.
- Sleutelbos, meerdere fietssleutels, meerdere werksleutels.
- Fietsslot, kettingslot, kleur roze.
- Mobiele telefoon, merk Huawei P20 Lire, tel. [telefoonnummer] . (..)
- In het telefoonhoesje zat mijn rijbewijs, mijn bankpas rekeningnummer [rekeningnummer 2] , mijn OV-pas en rijn sportschoolpasje [sportschool] .
- Zwarte herenportemonnee met mijn ID-bewijs, een briefje van 20 euro en wat losgeld.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] van 5 december 2018 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 5] :
(V: Wat kun je verklaren over de rol van [verdachte] bij de diefstal met geweld in het Wezenlandenpark te Zwolle, gepleegd op zaterdag 13 oktober 2018?)
Ja, dat hij eh.. hij zei tegen mij dat hij eh.. dat hij bijvoorbeeld niet die tas had gepakt, maar dat die mannen wel naar hem toe kwamen. Hij heeft bedreigd met een mes. Ik weet dat zij daar waren, maar ik weet niet alle details.
(V: Waarom heeft hij ze bedreigd met een mes?)
Omdat hij zei dat ze hem gingen aanvallen.
(V: Weet je ook wat voor mes?)
Geen idee wat voor mes.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] van 19 december 2018 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :
(..) We waren aan het chillen. Het was een rare avond, ik kan me [verdachte] niet herinneren op die avond. Toen zijn er boys gewoon door het park gaan lopen, naar jongens toe. Ja, iedereen liep gewoon door het park heen, een paar zijn naar die jongens gelopen, waaronder [naam 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] of hoe die ook heet en [medeverdachte 1] . En toen ehh hebben ze hun spullen geroofd en zijn ze weg gaan rennen. Eentje was gevallen, ze hadden gevochten, ik was er zelf niet bij.
(V: Hoe weet je dit dan?)
Omdat die jongens dat zelf hebben verteld.
(V: Wanneer?)
Die dag.
(V: Die avond?)
Ja.
(V: Want iedereen liep een kant op?)
Ja, ik ben zelf niet meegegaan, ik ben op afstand gebleven met een paar andere jongens. Toen was het gebeurd. We zijn later terug gegaan en weer gaan chillen. Toen ging iedereen naar huis. [medeverdachte 1] vroeg of ik hem naar huis kon brengen en of ik kon helpen zoeken naar zijn bril. We hebben de bril niet gevonden. We werden achtervolgd door een van de jongens. De jongens kwamen naar ons toe. Ze zijn daarna weggegaan. We hebben verder gezocht. Daarna zijn we allebei naar huis gegaan.(..)
(V: Wiens idee was de beroving?)
Ik weet het niet meer om eerlijk te zijn, iemand begon er mee van ehh ik heb zin om iemand te gaan slopen en zo en toen begon iedereen een beetje.. opgefokt te raken. En toen gingen ze.
(V: Wat deed jij toen?)
Ik ben me er niet mee gaan bemoeien.
(V: Waar was je dan?)
Ik was wel zelf in het park.
(V: Waar in het park was je dan?)
Bij het provinciehuis.(..)
Op het moment dat het gebeurde ben ik terug gegaan naar het provinciehuis. Dat was op het moment dat ze wilde toeslaan.(..)
(V: Waarom wist je dat ze gingen toeslaan?)
Omdat ze dat zelf vertelden, ze zeiden: die jongens gaan we beroven.
(V: Wat gebeurde er na de beroving?)
Het duurde wel een tijdje voor de jongens terug kwamen, we zijn gewoon verder gaan chillen, bij het provinciehuis. Op een gegeven moment ging iedereen naar huis. Toen ging ik dus met [medeverdachte 1] zoeken.
(V: Zeiden ze wat over de beroving?)
Dat ze spullen hadden, maar ik weet niet wat de buit was, ik wist ook niet dat ze een telefoon hadden. Ze hebben gewoon verteld dat ze iets hadden.(..)
(V: Een kwartier voor de beroving, ben je toen ook langs de jongens gereden?)
Nee, oh jawel, [medeverdachte 1] vroeg aan één van de jongens of ze tabak hadden. Ik reed en [medeverdachte 1] zat achterop.
(V: Waarom heb je dat gedaan? Langs die jongens gereden?)
[medeverdachte 1] had tabak nodig, dus we zijn door het park gaan rijden, toen kwamen we hun tegen.
(V: Bestond het plan toen al voor die beroving?)
Nee, want toen we terug gingen, hoorde ik de jongens praten over het roven van mensen.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 8 januari 2019 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
(..) (V: Wat kun je verklaren over de rol van [verdachte] bij de diefstal met geweld in het Wezenlandenpark te Zwolle, gepleegd op zaterdag 13 oktober 2018?)
Ik weet niet wat hij daar heeft gedaan. Ik zag gewoon een groep jongens weglopen, ik bleef over met de rest van de vrienden, Ik zag dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 4] weg liepen en dat was het volgens mij.(..)
(V: Hoe kwam het idee voor de beroving (diefstal met geweld) tot stand?)
Ze discussieerden met elkaar, ik bedoel praten enzo, ze hadden het over een roof doen ofzo. Vanaf dat moment dacht ik: doe wat jullie willen doen. (..)
(V: Er wordt door de aangevers gesproken over vijf tot zes daders. Wie waren er volgens jou nog meer betrokkenen bij deze beroving?)
Ik denk de mensen die wegliepen toch, dus ja. [naam 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] was op zijn scooter en ontbreekt er nog iemand? Ik weet niet of ik alle namen nu heb genoemd. [verdachte] , en dat was het dan als het goed is.
(V: Wat kun jij verklaren over wat er is gebeurd na het gepleegde feit?)
Ik zag ze gewoon terug komen, ze waren een tijdje weg.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] van16 januari 2019 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 3] :
(..) (V: We hebben begrepen dat je nog iets wil toevoegen aan je verklaring?)
Ja, ik wil zeggen dat ik de persoon was die de tas heeft gepakt. Ik weet van al het geweld niks, ik weet alleen dat ik een tas heb gepakt (..)
(V: Kun je vertellen hoe dat is gegaan?)
Ik kwam daar aan met iedereen, ik heb de tas gepakt, ik had de tas na twee seconden. Ik hoorde iemand roepen: Hey”. Ik ben toen maar door gaan rennen.
(V: Waar stond de tas?)
De tas stond op het bankje, waar zij op zaten, ik denk dat het er drie waren.
(V: Kun je die tas nog omschrijven?)
En zwarte tas, wel een grote tas, een rugtas zeg maar.
(V: Je kwam daar aan met iedereen?)
Ja, de mensen die mee waren.
(V: Waar ben je heen gaan rennen?)
Het park uit, hoe heet die wijk ook al weer? Ik ben richting de Wipstrikkerallee gerend.
(V: Wat heb je met die tas gedaan?)
Ik heb die tas leeggehaald en weggegooid.
(V: Heb je die tas dezelfde avond nog leeggehaald?)
Ja.
(V: Wat heb je eruit gehaald?)
Een portemonnee en er zaten wat kleren in. De portemonnee heb ik leeggehaald en de kleren heb ik weggegooid.(..)
(V: Zou je wat willen vertellen of de rol van de andere jongens?)
Twee jongens gingen op de scooter rond kijken ofzo, of er mensen waren in het park. Ze kwamen later terug en ze zeiden ja er zitten daar en daar drie mensen.
(V: Gingen ze bewust rondkijken of er mensen waren om te beroven?)
Het was meer gewoon rond kijken, niet echt met voorbedachten rade ofzo.
(V: Wie waren de jongens op de scooter?)
Durf ik niet meer te zeggen.
(V: Wie kwam toen met het idee van, hey kom we gaan naar die drie jongens?)
[medeverdachte 4] .
(V: Hoezo zeg je dat zo zeker?)
Omdat ik het zeker weet. Het is heel raar gegaan, twee jongens ging rondkijken, we hoorden dat er drie jongens waren, we zijn er toen met vijf of zes man heen gegaan. En toen gebeurde dat.
(V: Wie zijn die vijf of zes man?)
[verdachte] dus, [medeverdachte 2] was daar, [medeverdachte 4] was er ook, verder kan ik even niet zo ehh..
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 19 december 2018 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] :
(..) (V: Ik wil jou nogmaals de vraag stellen: Wat kan jij verklaren over de diefstal met geweld in het Wezenlandenpark gepleegd op 13 oktober 2018?)
Ik was er wel in de buurt, ik heb het ook gezien, maar ik heb er zelf niet aan meegedaan.
(V: Wat heb jij gezien?)
Ik zag dat er drie jongens op een bank zaten. Er kwam een groepje van 5 of 6 op deze jongens aflopen. Ik zag toen dat drie jongens een tas pakten en wegrenden.
(V: Wat zag je nog meer?)
Ik hoorde de jongens roepen: “geef terug, geef terug”.(..)
(V: Heb je iemand herkend van de drie jongens van wie de tassen werden weggenomen?)
Nee, dat kon ik ook niet goed zien, ik stond op een afstandje.
(V: Heb jij iemand van de jongens herkend die de tassen hebben weggenomen?)
Eéntje, dat was [medeverdachte 1] . Daar bedoel ik dus [medeverdachte 1] mee die ik van de foto herkende.
(V: Wat heb je gezien dat [medeverdachte 1] deed?)
Ik zag dat [medeverdachte 1] een tas pakte en wegrende. Ik zag dat een jongen achter [medeverdachte 1] aanliep richting het pad waar ik liep. De jongen was sneller dan [medeverdachte 1] en pakte [medeverdachte 1] vast vanaf zijn rug. Ik zag vervolgens dat ze vielen. Ik zag dat de bril van [medeverdachte 1] afviel.(..)
Ik was er wel bij. We liepen met een groepje daarheen. En ik zag dat hun al daar heen renden en een tas pakken. Ik ben blijven staan. Het is allemaal raar gegaan en niet de bedoeling. We waren met een groepje om te chillen. Toen kwam [medeverdachte 1] die zei zullen we rond gaan kijken. We zagen toen die jongens zitten. Hun zijn daar toen naar toe gerend. Ik was er wel bij maar ik heb niets gedaan en ik stond op afstand.
(V: Wie is hun?)
[medeverdachte 4] [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] en [naam 6] .(..)
De telefoon die [naam 2] had heeft hij van mij gekregen. Hij wist precies dat het een foute telefoon was. Hij heeft hem van mij gekregen. Ik heb er niet eens geld voor ontvangen.
(V: Hoe is die telefoon bij jou gekomen?)
Die jongen had de telefoon uit de tas gehaald van het slachtoffer. Die gaf hij toen aan mij. Ik wilde hem toen meteen kwijt. Toen gaf ik hem aan [naam 2] . Dit was volgens mij twee dagen na de overval.
(V: Van wie heb jij deze telefoon gekregen?)
Van [medeverdachte 3] . Hij woont in [wijk] . Hij is blank. Hij is ongeveer net zo lang als ik. Net als mijn postuur. Slank.
(V: Wanneer was dit?)
Dit was de zelfde avond.
(V: Jullie zagen een clubje van 3 jongens op het bankje zitten. Wie zijn nu precies de jongens die naar de slachtoffers renden en de tassen weg namen?)
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [naam 6] en [medeverdachte 3] .(..)
(Wat kun je hierover verklaren?)
(..) Ik heb niet bedreigd met een mes. Het was een fietssleutel. Die twee jongens kwamen op mij af en ik werd bang. Ik heb toen mijn sleutels gepakt en in mijn linkerhand gestopt en een afwerende houding gemaakt. Het was dus geen mes. Ik was bang.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 20 december 2018 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(..) (Verbalisanten laten een filmpje zien van de telefoon van [medeverdachte 1] , waar hij op 13 oktober 2018 omstreeks 16.45 uur in het Park de Weezenlanden te Zwolle is. Dit filmpje is beschreven in proces-verbaalnummer 92. Weet je nu iets meer terug te halen van die dag?(..)
(V: Weet je de rest van de dag?)
Het gedoe met die tas is wel gewoon gegaan zo ja.
(V: Dan hebben we het over de beroving?)
Ja. [verdachte] zegt dat het mijn schuld was. Maar ik weet wel beter. [verdachte] had een mes op zak en zei dat hij wilde gaan kloten. (..)(OV: ik ben blij dat je dit verteld. We gaan rustig terug naar wat je vertelde.)
Ik weet niet hoe laat het was. Het was ‘s avonds rond 21.00 of 20.00 uur. We verveelden ons. Toen kwamen een paar boys erbij met een fles drank.(V: Met wie was je daar?)
[verdachte] , [medeverdachte 4] , [naam 2] . [naam 7] niet. [naam 8] en [naam 9] enzo. [naam 2] denk ik, weet ik niet zeker. ‘s Avonds zeiden ze, kom we gaan kloten. [naam 8] en [naam 9] bleven achter bij het bankje. Ik ging wel gewoon mee. [verdachte] vroeg, schijn een zaklamp van je telefoon. Dat deed ik. Hij trok een mes. Ik had de zaklamp aan en scheen richting de jongens. Zij waren dacht ik dronken. [verdachte] dreigde met een mes (..). Daarna rende hij weg. (..) Toen gingen we weg van het Weezenlanden park en zijn we naar [voetbalclub] gegaan. Het ging in groepjes. (..)
(V: We gaan het over alle personen apart hebben. Laten we beginnen met [verdachte] .)
[verdachte] wilde gaan kloten. Hij had een mes bij zich. Hij trok het mes. Hij zei tegen mij: ik had dat ding getrokken. Ik zei: ik zag het enzo.
(V: Hoe weet je dit?)
Ik zag de personen schrikken. Ik scheen op de personen met de zaklamp zodat zij ons niet zouden zien. Ik zag dat de personen schrokken. Daarom denk ik dat hij een mes had, want ik had het mes zelf niet gezien. Achteraf vertelde [verdachte] aan mij dat hij een mes had getrokken. Ik vroeg hem of hij ook gestoken had. Hij vertelde mij dat het niet zo was.(..)
(V: Dan nu [naam 2] .)
Ik weet niet zeker of hij erbij was. Ik weet alleen dat [verdachte] die telefoon aan [naam 2] verkocht had. Ik was samen met [verdachte] toen zei hij tegen mij dat er politie bij [naam 2] thuis was en dat zijn vader werd meegenomen. [naam 2] zei dat hij het wel regelde.
(V: Was dat het moment waarop [verdachte] vertelde dat hij die telefoon had verkocht?)
Ja. Dat was dat moment. Ik zei tegen [verdachte] : waarom dan? Waarom doe je zo dom? Wat we gedaan hebben was dom. (..)
(V: Jij bent dan de vierde. Wat kan je vertellen over jouw rol?)
[verdachte] vertelde mij dat ik moest schijnen naar die jongens. Ik rende weg toen [verdachte] wegrende, met mijn zaklamp aan. Ik voelde een hand bij mijn nek. Ik dacht dat het een vriend van mij was. Toen ik viel dacht ik: dit is geen vriend. Alles viel toen van mij. Mijn cap, mijn telefoon, mijn bril. Iemand hielp mij snel. Die pakte een tas en is weggegaan. Mijn telefoon stond nog aan en ik vond mijn cap. Ik vond mijn telefoon omdat het licht aanstond. Ik ben toen gaan schijnen, maar kon mijn bril niet vinden en ben toen weggegaan. Degene die mij hielp had dus een tas van de beroving. Ik weet niet wie me hielp omdat het donker was.(..)
(OV: je zegt dat jullie met zijn drieën of vieren waren en je weet niet meer met wie je bij [voetbalclub] was.)
Het was ook zo snel gegaan. We keken in de tas, in de spullen. De tas werd in de bosjes gegooid. De jongens waren blij met de telefoon en de rest werd zo weggegooid. (..)
Ja daar ben ik nog geweest. Ik ben nog teruggekomen met [medeverdachte 4] om de bril te zoeken.(..)
(V: Hoe laat was dat?)
Half 3. Dat weet ik nog. We werden nog gevolgd door een fietser. We, ik en [medeverdachte 4] , reden gewoon zo door. Een jongen sprong zo voor de scooter. Hij zei dat er een beroving was geweest. Wij hielden ons van de domme (..) Toen zij wegwaren voelde ik de ruimte om de bril te gaan zoeken met de zaklamp. Toen heeft [medeverdachte 4] mij naar huis gebracht. Ik heb de bril niet gevonden.(..)

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 14 oktober 2018, pagina 2 tot en met 4.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 14 oktober 2018, pagina 14 tot en met16.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 oktober 2018, pagina 25 tot en met 27.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] van 5 december 2018, pagina 139 tot en met 146.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] van 19 december 2018, pagina 309 tot en met 316.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 8 januari 2019, pagina 466 tot en met 477.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] van16 januari 2019, pagina 531 tot en met 539.
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 19 december 2018, pagina 210 tot en met 218.
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 20 december 2018, pagina. 359 tot en met 366.