ECLI:NL:RBOVE:2019:4283

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
08/952017-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld in het Park de Wezenlanden te Zwolle

Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige jongen, die werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld. De verdachte heeft samen met anderen op 13 oktober 2018 in het Park de Wezenlanden te Zwolle een rugtas gestolen van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt, maar wel betrokken was bij de diefstal. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware beschuldiging van diefstal met geweld, maar hem wel schuldig bevonden aan diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 150 euro betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke situatie, waaronder eerdere contacten met de politie en zijn huidige hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952017-19 (P)
Datum vonnis: 18 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 4 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 oktober 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in het Park de Wezenlanden te Zwolle heeft overvallen, dan wel samen met een ander of anderen een rugtas van [slachtoffer 2] heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in het park de Wezenlanden,
één of meerdere goederen, te weten:
-één of meerdere (rug)tas(sen) en/of
-een (heren)jas en/of
-oordopjes van een telefoon en/of
-handschoenen en/of
-één of meerdere sleutel(s) en/of
-een (fiets)kettingslot en/of
-een mobiele telefoon (merk Huawei P20 Lite) en/of
-één of meerdere portemonnee(s) en/of
-één of meerdere bankpas(sen) en/of
-één of meerdere rijbewij(s)(zen) en/of
-één of meerdere OV-chipkaart(en) en/of
-één of meerdere ID-kaart(en) en/of
-één of meerdere trui(en) en/of
-een softcase met baterijen
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen:
- op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is/zijn afgelopen en heeft/hebben geroepen 'Wat doen jullie hier' althans woorden van gelijke strekking en/of
- die voornoemde [slachtoffer 3] met een (zak)lamp in zijn ogen heeft/hebben geschenen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd ' Jullie moeten niet zo stoer doen ' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd 'Je moet je mond houden, want anders steek ik je neer ' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, heeft/hebben getoond en/of in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] heeft/ hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal, aan die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gevraagd of zij geld en/of een mobiele telefoon bij zich hadden en/of
- die voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt in/op tegen het hoofd en/of de armen en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rugtas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 oktober 2018 hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte gedaan dat zij op 13 oktober 2018 rond 23.00 uur in het Park de Wezenlanden te Zwolle zijn overvallen door een groep jongens. Aangevers zaten op een bankje in het park en het was donker toen meerdere jongens kwamen aanlopen. Eén van de jongens pakte de rugtas van [slachtoffer 3] en rende daarmee weg. Een andere jongen pakte de rugzak van [slachtoffer 2] en rende hiermee weg. [slachtoffer 1] is achter deze jongen, die samen was met andere jongens, aangerend. [slachtoffer 1] heeft hierop een jongen tegen de grond gewerkt en die jongen is zijn bril daarbij verloren. [slachtoffer 1] lag op de grond en heeft toen meerdere klappen en trappen gekregen.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleven bij het bankje staan. Eén van de jongens was achter gebleven bij dit bankje en werd aangesproken door beide aangevers. Hierop werd deze jongen boos en heeft hij zich bedreigend opgesteld naar beide aangevers.
In de rugzak van [slachtoffer 3] zat onder andere een mobiele telefoon van het merk Huawei.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat deze telefoon op 19 oktober 2018 in het bezit was van [naam 1] , die de telefoon van zijn zoon [naam 2] had gekregen. [naam 2] had de telefoon van [medeverdachte 1] gekregen.
Uit het politieonderzoek zijn verschillende verdachten naar voren gekomen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 18 december 2018 door de politie aangehouden en ook medeverdachte [medeverdachte 2] is op 18 december 2018 aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 3] is op 8 januari 2019 door de politie aangehouden.
Verdachte zelf is op 15 januari 2019 aangehouden.
Verdachte heeft bekend dat hij op 13 oktober 2018 met een groep jongens aan het chillen was in het park de Wezenlanden en is meegelopen naar een bankje verderop waar drie jongens zaten. Verdachte heeft een rugtas gepakt die (naar de rechtbank heeft vastgesteld) toebehoorde aan [slachtoffer 3] , en is daarmee weggerend.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde - diefstal met geweld in vereniging -, omdat verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het
subsidiair ten laste gelegde – diefstal in vereniging -.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van het primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen geweld gebruikt en zijn aandeel is te klein geweest om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te kunnen komen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat wel tot een bewezenverklaring voor het subsidiair ten laste gelegde - diefstal in vereniging - kan worden gekomen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde:
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het dossier verklaringen zitten van enerzijds aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en anderzijds de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. De aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn afgelegd op
14 oktober 2018 en derhalve kort na het incident. Alle drie de aangevers hebben geen duidelijk signalement kunnen geven van de overvallers.
De verschillende verdachten in deze zaak zijn op 18 december 2018, 8 januari 2019 en
16 januari 2019 - en derhalve ruim twee à drie maanden na het incident in het park de Wezenlanden - door de politie aangehouden en gehoord. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat tussen de verdachten onderling overleg is geweest voordat zij door de politie zijn gehoord. Daar komt bij dat deze roofoverval op 13 oktober 2018 veel media-aandacht in Zwolle heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene alleen die geweldshandelingen uit de drie aangiftes kunnen worden bewezen verklaard, voor zover deze worden ondersteund door de bekennende verklaringen van de verdachten, nu onafhankelijke getuigenverklaringen ten aanzien van de geweldshandelingen in het dossier ontbreken.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier, is niet naar voren gekomen dat verdachte degene is geweest die bij de diefstal van de rugzak geweld heeft gebruikt jegens aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] , of dat hij daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden als medepleger.
Verdachte wordt van het primair ten laste gelegde dan ook vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat wél wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 13 oktober 2018 in de avond verdachte en diens medeverdachten aan het chillen waren bij de tuintjes (dit is nabij het provinciehuis, zo begrijpt de rechtbank) in het park de Wezenlanden te Zwolle.
Diezelfde avond zaten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verderop in het park de Wezenlanden op een bankje toen een scooter met daarop twee personen langskwam. Op de scooter zaten medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Zij vroegen de drie aangevers om vloei en een tipje. De scooter reed weg en is teruggegaan naar de groep die bij de tuintjes zat. Deze groep is vervolgens naar de drie aangevers gegaan, waarbij door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] is verklaard dat het plan was om ‘een roof’ te doen. Verdachte is meegelopen met deze groep. Aangekomen bij de drie aangevers is met lampjes van de mobiele telefoon in de ogen van aangevers geschenen door meerdere jongens. Verdachte heeft meteen de rugtas van [slachtoffer 3] weggenomen en is weggerend. Later op de avond zijn verdachte en zijn medeverdachten nog samengekomen. Zij hebben toen de rugtas van [slachtoffer 3] doorzocht. Verdachte heeft de telefoon die in die rugtas zat aan medeverdachte [medeverdachte 1] gegeven.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 13 oktober 2018 in Zwolle heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
subsidiair
hij op 13 oktober 2018 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, een rugtas (met inhoud), die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf:
diefstal, door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat zij zich kan vinden in de door de officier van justitie geformuleerde strafeis.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een rugtas van aangever [slachtoffer 3] , die samen met twee vrienden in het park de Wezenlanden te Zwolle zat. Dit gebeurde op de late avond, terwijl het donker was. Verdachte is samen met een groep op de drie aangevers afgelopen en heeft als eerste de rugtas van aangever [slachtoffer 3] weggepakt en is daarmee weggerend. Na afloop heeft verdachte de rugtas doorzocht en een telefoon, die in de rugzak zat, doorgegeven aan een medeverdachte.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, al dan niet daartoe aangezet door het gedrag van zijn medeverdachten, puur voor eigen gewin een forse inbreuk heeft gemaakt op de belangen van het slachtoffer. Daarnaast hebben verdachte en zijn medeverdachten met hun handelen bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en die van de drie aangevers/slachtoffers in het bijzonder. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
  • een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 oktober 2019, opgemaakt door [naam] en
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 19 september 2019.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming is gebleken dat verdachte een inmiddels 18-jarige jongeman is, die eerder met politie in aanraking is gekomen vanwege het plegen van diefstal dat door middel van Halt is afgehandeld. Voorts is gebleken dat verdachte in het verleden bij Accare is onderzocht en dat verdachte is gediagnostiseerd met Attention Defisit Disorder (ADD). Tevens heeft verdachte in het verleden EMDR therapie gevolgd voor traumabehandeling, dat te maken had met ervaringen van verdachte in de thuissituatie met zijn vader. Op dit moment krijgt verdachte sinds enkele jaren ambulante hulp van Humanitas.
Voorts is uit het rapport gebleken dat verdachte bij zijn moeder woont, samen met zijn half broertje, en dat het thuis goed gaat. Verdachte is op dit moment werkzaam in loondienst bij DHL en heeft de intentie om zijn schoolgang weer op te pakken. Vanwege een schouderblessure kan verdachte op dit moment tijdelijk niet werken, zodat de invulling van zijn dagbesteding door de Raad als aandachtspunt wordt gezien. Verder is uit het rapport gebleken dat verdachte mogelijk beïnvloedbaar is in negatieve zin door vrienden die een negatieve uitwerking op hem hebben, zoals ten tijde van het strafbare feit. Daarnaast drinkt verdachte zelden alcohol, maar blowt hij wel af en toe. Er bestaan bij de Raad ten aanzien van verdachte voornamelijk zorgen over de domeinen vrije tijd, middelengebruik, geestelijke gezondheid en attitude. Voornoemde factoren verhogen het risico op recidive bij verdachte, maar kunnen volgens de Raad worden ondervangen door de hulpverlening van Humanitas. Daarnaast zijn ook beschermende factoren aanwezig, nu verdachte beter in zijn vel zit, onder andere vanwege betaald werk, en hij sinds mei 2019 een verbetering heeft laten zien in de verschillende domeinen.
Door de Raad wordt geadviseerd aan verdachte op te leggen een werkstraf zonder oplegging van bijzondere voorwaarden. Verdachte wordt al langere tijd begeleid door Humanitas, hetgeen op dit moment volgens de Raad voldoende is.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen uitgaan van 50 uur taakstraf, dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, bij zakkenrollerij in vereniging. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij dit oriëntatiepunt.
Verdachte verdient straf voor wat hij heeft gedaan. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte nadat hij was aangehouden door de politie van aanvang af eenduidig heeft verklaard over zijn handelen en niet is weg gelopen van zijn verantwoordelijkheid. De rechtbank acht oplegging van een werkstraf voor de duur van 40 uur - zoals door de officier van justitie is geëist - echter onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit, mede gelet op de strafeisen in de zaken van de medeverdachten. Alhoewel verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt jegens de aangevers heeft de diefstal in vereniging wel plaatsgevonden in het donker in het park en heeft verdachte als eerste de rugtas weggepakt en daarna de gestolen mobiele telefoon weggegeven.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande een werkstraf voor de duur van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 381,58 (driehonderdéénentachtig euro en achtenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- trui: € 13,40;
- entree ticket: € 18,18.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 350,-- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 966,51 (negenhonderdzesenzestig euro en éénenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- rugtas: € 33,50;
- trui: € 64,95;
- festival ticket: € 18,18;
- beschermtas camera: € 24,95;
- batterij camera: € 24,93.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 800,-- gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 675,-- (zeshonderdvijfenzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico: € 150,--.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 525,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, zodat verdachte alleen medeverantwoordelijk gehouden kan worden voor de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] . De officier van justitie heeft gevorderd dat, indien en voor zover de rechtbank toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] aan verdachte noodzakelijk vindt, de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid. De officier van justitie heeft gevorderd oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële kosten kunnen worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ten aanzien van de immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 350,--.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1] heeft betrekking op het primair ten laste gelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De vordering van [slachtoffer 2] heeft betrekking op het primair ten laste gelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
De opgevoerde materiële schade van € 150,-- is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde ten aanzien van de materiële kosten daarom toewijzen tot een bedrag van in totaal € 150,-- hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade door benadeelde partij [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank als volgt.
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van:
a. oogmerk om zodanige schade toe te brengen, bijvoorbeeld indien de verdachte iemand heeft gedood met het oogmerk aan de benadeelde partij immateriële schade toe te brengen;
b. aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel, 2) door schade in zijn eer of goede naam of 3) op andere wijze;
c. (…) bepaalde gevallen van aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (zie o.a. ECLI:NL:HR:2019:793).
[slachtoffer 3] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij erg is geschrokken toen met een zaklamp in zijn ogen werd geschenen, de situatie als zeer beangstigend heeft ervaren en de eerste paar nachten geen oog heeft dichtgedaan. Hij voelt zich niet meer veilig op straat en is continu op zijn hoede. De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet heeft betwist wat [slachtoffer 3] aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Zij heeft aangevoerd dat het gevraagde bedrag moet worden aangepast, omdat het niet aansluit bij de vorderingen van de andere benadeelden in deze zaak. De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 3] geestelijk letsel heeft opgelopen. De hiervoor genoemde objectieve maatstaven ontbreken.
De rechtbank overweegt verder dat het voorstelbaar is dat de situatie waarin [slachtoffer 3] en zijn vrienden ’s avonds laat op een donkere plaats in het park in het gezicht zijn geschenen, van hun tassen zijn beroofd en één van hen is bedreigd met een mes, gevolgen heeft gehad voor zijn welzijn. De rechtbank kan die gevolgen niet zonder meer aannemen. Vereist is dat de rechtbank kan vaststellen wat de gevolgen zijn geweest. In dit geval ontbreken concrete gegevens die onderbouwen dat sprake is van aantasting van de persoon. De rechtbank is daarom van oordeel dat gronden voor toewijzing van de vordering ontbreken. De verwijzing naar een uitspraak in een vergelijkbare casus gaat niet op, nu dit een uitspraak betreft van vóór het (hierboven aangehaalde) overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019.
De vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal gelet op het hiervoor overwogene niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte aanleiding om geen vervangende jeugddetentie op te leggen bij de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:
diefstal, door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
- bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte van
40 (veertig) urennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (subsidiaire feit): van een bedrag van € 150,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 150,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte en/of een medeverdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte en/of een medeverdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. S.H. Peper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.
Buiten staat
Mr. Vijftigschild is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, Onderzoek Hanendoorn met onderzoeksnummer ON1R018094 van 6 februari 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 oktober 2018 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Feit: Openlijke geweldpleging tegen personen
Plaats delict: Park de Wezenlanden, 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 22:50 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:10 uur.(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018 omstreeks 20:30 uur zat ik met nog 2 vrienden op een bankje in het Wezelandenpark in Zwolle.(..) Ik zag dat mijn vrienden, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , op het tweede bankje links van het pad zaten. Ik ben bij de jongens op het bankje gaan zitten.(..)
Omstreeks 22:45 uur kwamen er 2 jongens op een lichtkleurige scooter, crème of wit, merk Mio vanuit het park uit de richting van waar ik ook gekomen was naast ons staan. De jongens op de scooter vroegen (..) om een lange vloei en een tip.(..) [slachtoffer 2] gaf de jongens waar ze om vroegen en ik zag ze richting het provinciehuis bij ons wegrijden. (..)
Omstreeks 22:55 uur hoorde ik vanuit de richting van het provinciehuis op het pad een scooter, deze zag ik niet. Ook zag en hoorde ik een groep jongens aan komen lopen. De groep was ongeveer 5 of 6 mensen groot. Ik zag dat drie of 4 jongens op ons af kwamen lopen en met lampen van hun mobiele telefoon in onze richting schenen. Ik hoorde dat een van de jongens aan ons vroeg wat we hier deden.(..) Hier reageerden de jongens niet echt op en ik zag dat een (1) van deze jongens over de fiets die voor ons stond heen bukte en een tas pakte die achter deze fiets stond.(..) Toen we terug kwamen bij het bankje zag ik [slachtoffer 3] ook weer en hoorde ik van hem dat zijn tas ook weggenomen was. Ik weet niet door hoeveel jongens dit gebeurd is en wie dit hebben gedaan. Ik weet wel dat de telefoon van [slachtoffer 3] gestolen is. Deze zat vermoedelijk in zijn tas.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 oktober 2018 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
Feit: Overige diefstallen met geweld
Plaats delict: Park de Wezenlanden, 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 23:00 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:15 uur. (..)
Op zaterdag 13 oktober 2018 omstreeks 21.30 uur, zat ik samen met mijn vrienden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in het park de Wezenlanden te Zwolle.(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018, omstreeks 22.45 uur hoorde ik een scooter aan komen rijden. Ik zag dat het om een witte scooter met een blauwe plaat. Ik zag dat het om een MIO ging. Ik zag dat er twee gasten op de scooter zaten. Ik zag dat het jongens waren met een donkere huidskleur. Ik schat ze op ongeveer 18 jaar oud. Zij hadden donkere kleding en een zwarte jas aan. Ik hoorde dat een van de jongens aan ons vroeg of wij vloei en een tipje hadden(..)
Op zaterdag 13 oktober 2018, omstreeks 23.00/23.05 uur zag ik twee personen aan komen lopen. Ik zag dit omdat er met licht naar ons geschenen werd. Ik werd hierdoor verblind. Ik weet dat zij uit de richting van het Provinciehuis kwamen. Ik hoorde dat zij tegen ons zeiden: “wat doen jullie hier”. Ik reageerde door te zeggen: “wij chillen, wat doen jullie hier”. Ineens uit het niets kwamen 2 jongens aanrennen uit de richting van het Provinciehuis. Ik zag dat deze twee jongens de rugzak van mijn vriend [slachtoffer 3] pakten en die renden ook direct weg in de richting van de kinderboerderij. (..) Kort hierop kwamen er nog twee personen aanrennen. Ik zag dat deze twee jongens mijn rugzak wegnamen. (..)
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 14 oktober 2018 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
Feit: Overige gekwal. diefstal
Plaats delict: Park de Wezenlanden 8012 BX Zwolle
Pleegdatum/tijd Tussen zaterdag 13 oktober 2018 om 22:55 uur en zaterdag 13 oktober 2018 om 23:00 uur(..)
Ik ken het park niet zo goed omdat ik van buiten Zwolle kom, maar we zaten bij twee bankjes. Ik was met de volgende vrienden: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Wij hoorden een scootergeluid (lopende motor) en kort hierop zagen wij dat er een paar jongens naar ons toe kwamen lopen, ik dacht twee of drie. Ik zag dat zij met een lamp van een mobiele telefoon in onze ogen schenen. Hierdoor kon ik hen niet goed zien. Zij vroegen ons wat wij daar deden. Op dat moment kwamen er nog meer jongens bij ons staan. Ik weet niet vanwaar deze jongens plotseling kwamen. Ik schat dat er toen zo’n zes â zeven jongens waren.(..)
Ik moet u nog even het volgende vertellen: ongeveer 10 a 15 minuten hiervoor waren wij benaderd door twee jongens die op één scooter reden. Het waren qua huidskleur zeer donkere jongens(..). Ze reden op een lichte scooter, wit of beige, van het merk Mio. (..) Zij vroegen ons of wij tip of vloei bij ons hadden.(..) Hierna zijn ze weer vertrokken op de scooter. (..) Ik zal u verder verklaren toen die groep jongens om ons heen stond.
Ik had mijn zwarte rugtas hij mij op de grond staan. Ik zag in een kort moment dat één van die jongens mijn tas weggriste en daar mee wegrende. Ik wilde er meteen achteraan, maar één van de jongens scheen nog steeds met het lampje in mijn ogen waardoor ik niet goed kon zien. Ik zag achter deze jongen wel meerdere personen, dus het leek mij niet veilig om achter de dader aan te gaan. Daarom besloot ik te blijven staan. Ik heb ook verder niets gezegd.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 december 2018 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
(..) (V: Ik wil jou nogmaals de vraag stellen: Wat kan jij verklaren over de diefstal met geweld in het Wezenlandenpark gepleegd op 13 oktober 2018?)
Ik was er wel in de buurt, ik heb het ook gezien, maar ik heb er zelf niet aan meegedaan.
(V: Wat heb jij gezien?)
Ik zag dat er drie jongens op een bank zaten. Er kwam een groepje van 5 of 6 op deze jongens aflopen. Ik zag toen dat drie jongens een tas pakten en wegrenden.
(V: Wat zag je nog meer?)
Ik hoorde de jongens roepen: “geef terug, geef terug”.(..)
(V: Wie is hun?)
[medeverdachte 5] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [naam 3] .(..)
De telefoon die [naam 2] had heeft hij van mij gekregen. Hij wist precies dat het een foute telefoon was. Hij heeft hem van mij gekregen. Ik heb er niet eens geld voor ontvangen.
(V: Hoe is die telefoon bij jou gekomen?)
Die jongen had de telefoon uit de tas gehaald van het slachtoffer. Die gaf hij toen aan mij. Ik wilde hem toen meteen kwijt. Toen gaf ik hem aan [naam 2] . Dit was volgens mij twee dagen na de overval.
(V: Van wie heb jij deze telefoon gekregen?)
Van [verdachte] . Hij woont in [wijk] . Hij is blank. Hij is ongeveer net zo lang als ik. Net als mijn postuur. Slank.
(V: Wanneer was dit?)
Dit was de zelfde avond.
(V: Jullie zagen een clubje van 3 jongens op het bankje zitten. Wie zijn nu precies de jongens die naar de slachtoffers renden en de tassen weg namen?)
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [naam 3] en [verdachte] .(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 19 december 2018 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :
(..) We waren aan het chillen. Het was een rare avond, ik kan me [medeverdachte 1] niet herinneren op die avond. Toen zijn er boys gewoon door het park gaan lopen, naar jongens toe. Ja, iedereen liep gewoon door het park heen, een paar zijn naar die jongens gelopen, waaronder [naam 3] , [medeverdachte 3] , [verdachte] of hoe die ook heet en [medeverdachte 2] . En toen ehh hebben ze hun spullen geroofd en zijn ze weg gaan rennen. Eentje was gevallen, ze hadden gevochten, ik was er zelf niet bij.
(V: Hoe weet je dit dan?)
Omdat die jongens dat zelf hebben verteld.
(V: Wanneer?)
Die dag.
(V: Die avond?)
Ja.
(V: Want iedereen liep een kant op?)
Ja, ik ben zelf niet meegegaan, ik ben op afstand gebleven met een paar andere jongens. Toen was het gebeurd. We zijn later terug gegaan en weer gaan chillen. Toen ging iedereen naar huis. (..)
(V: Wiens idee was de beroving?)
Ik weet het niet meer om eerlijk te zijn, iemand begon er mee van ehh ik heb zin om iemand te gaan slopen en zo en toen begon iedereen een beetje.. opgefokt te raken. En toen gingen ze.
(V: Wat deed jij toen?)
Ik ben me er niet mee gaan bemoeien.
(V: Waar was je dan?)
Ik was wel zelf in het park.
(V: Waar in het park was je dan?)
Bij het provinciehuis.(..)
Op het moment dat het gebeurde ben ik terug gegaan naar het provinciehuis. Dat was op het moment dat ze wilde toeslaan.(..)
(V: Waarom wist je dat ze gingen toeslaan?)
Omdat ze dat zelf vertelden, ze zeiden: die jongens gaan we beroven.
(V: Wat gebeurde er na de beroving?)
Het duurde wel een tijdje voor de jongens terug kwamen, we zijn gewoon verder gaan chillen, bij het provinciehuis. Op een gegeven moment ging iedereen naar huis. Toen ging ik dus met [medeverdachte 2] zoeken.
(V: Zeiden ze wat over de beroving?)
Dat ze spullen hadden, maar ik weet niet wat de buit was, ik wist ook niet dat ze een telefoon hadden. Ze hebben gewoon verteld dat ze iets hadden.(..)
(V: Een kwartier voor de beroving, ben je toen ook langs de jongens gereden?)
Nee, oh jawel, [medeverdachte 2] vroeg aan één van de jongens of ze tabak hadden. Ik reed en [medeverdachte 2] zat achterop.
(V: Waarom heb je dat gedaan? Langs die jongens gereden?)
[medeverdachte 2] had tabak nodig, dus we zijn door het park gaan rijden, toen kwamen we hun tegen.
(V: Bestond het plan toen al voor die beroving?)
Nee, want toen we terug gingen, hoorde ik de jongens praten over het roven van mensen.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 8 januari 2019 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [medeverdachte 3] :
(..) (V: Wat kun je verklaren over de rol van [medeverdachte 1] bij de diefstal met geweld in het Wezenlandenpark te Zwolle, gepleegd op zaterdag 13 oktober 2018?)
Ik weet niet wat hij daar heeft gedaan. Ik zag gewoon een groep jongens weglopen, ik bleef over met de rest van de vrienden, Ik zag dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] weg liepen en dat was het volgens mij.(..)
(V: Hoe kwam het idee voor de beroving (diefstal met geweld) tot stand?)
Ze discussieerden met elkaar, ik bedoel praten enzo, ze hadden het over een roof doen ofzo. Vanaf dat moment dacht ik: doe wat jullie willen doen. (..)
(V: Er wordt door de aangevers gesproken over vijf tot zes daders. Wie waren er volgens jou nog meer betrokkenen bij deze beroving?)
Ik denk de mensen die wegliepen toch, dus ja. [naam 3] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] was op zijn scooter en ontbreekt er nog iemand? Ik weet niet of ik alle namen nu heb genoemd. [medeverdachte 1] , en dat was het dan als het goed is.
(V: Wat kun jij verklaren over wat er is gebeurd na het gepleegde feit?)
Ik zag ze gewoon terug komen, ze waren een tijdje weg.(..)
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 16 januari 2019 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] :
(..) (V: We hebben begrepen dat je nog iets wil toevoegen aan je verklaring?)
Ja, ik wil zeggen dat ik de persoon was die de tas heeft gepakt. Ik weet van al het geweld niks, ik weet alleen dat ik een tas heb gepakt.(..)
(V: Kun je vertellen hoe dat is gegaan?)
Ik kwam daar aan met iedereen, ik heb de tas gepakt, ik had de tas na twee seconden. Ik hoorde iemand roepen: Hey”. Ik ben toen maar door gaan rennen.
(V: Waar stond de tas?)
De tas stond op het bankje, waar zij op zaten, ik denk dat het er drie waren.
(V: Kun je die tas nog omschrijven?)
En zwarte tas, wel een grote tas, een rugtas zeg maar.
(V: Je kwam daar aan met iedereen?)
Ja, de mensen die mee waren.
(V: Waar ben je heen gaan rennen?)
Het park uit, hoe heet die wijk ook al weer? Ik ben richting de Wipstrikkerallee gerend.
(V: Wat heb je met die tas gedaan?)
Ik heb die tas leeggehaald en weggegooid.
(V: Heb je die tas dezelfde avond nog leeggehaald?)
Ja.
(V: Wat heb je eruit gehaald?)
Een portemonnee en er zaten wat kleren in. De portemonnee heb ik leeggehaald en de kleren heb ik weggegooid.(..)
(V: Zou je wat willen vertellen of de rol van de andere jongens?)
Twee jongens gingen op de scooter rond kijken ofzo, of er mensen waren in het park. Ze kwamen later terug en ze zeiden ja er zitten daar en daar drie mensen.
(V: Gingen ze bewust rondkijken of er mensen waren om te beroven?)
Het was meer gewoon rond kijken, niet echt met voorbedachten rade ofzo.
(V: Wie waren de jongens op de scooter?)
Durf ik niet meer te zeggen.
(V: Wie kwam toen met het idee van, hey kom we gaan naar die drie jongens?)
[medeverdachte 5] .
(V: Hoezo zeg je dat zo zeker?)
Omdat ik het zeker weet. Het is heel raar gegaan, twee jongens ging rondkijken, we hoorden dat er drie jongens waren, we zijn er toen met vijf of zes man heen gegaan. En toen gebeurde dat.(..)

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 14 oktober 2018, pag. 2 t/m 4.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 14 oktober 2018, pag. 14 t/m 16.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 14 oktober 2018, pag. 25 t/m 27.
4.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 december 2018, pag. 210 t/m 218.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] d.d. 19 december 2018, pag. 309 t/m 316.
6.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 8 januari 2019, pag. 466 t/m 477.
7.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 16 januari 2019, pag. 531 t/m 539.