ECLI:NL:RBOVE:2019:3992

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
08-760056-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelier in Nijverdal met geweld en bedreiging

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man uit Apeldoorn, die betrokken was bij een gewapende overval op een juwelier in Nijverdal op 15 december 2017. De verdachte is veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf en moet een schadevergoeding van 3.500 euro betalen aan de benadeelde partij. Tijdens de overval, die door meerdere personen werd gepleegd, werden medewerkers van de juwelier bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in de voorbereiding en uitvoering van de overval, waarbij hij een wapen had geregeld en instructies gaf aan medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal met geweld, en dat de verdachte zich niet heeft teruggetrokken uit de situatie. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, en de verdachte is ook aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd, gezien de ernst van het feit en het recidiverisico.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-760056-19 (P)
Datum vonnis: 29 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats 1] ,
nu verblijvende in de PI Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-Van Dijk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw J.C.H. Pronk, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht. Tevens is mr. S. Kriekaard namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] gehoord.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen een gewapende overval op [juwelierszaak] te Nijverdal heeft gepleegd en daar sieraden en horloges heeft weggenomen, dan wel medeplichtig is geweest aan die overval.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een hoeveelheid juwelen en/of
- een hoeveelheid horloges
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [juwelierszaak]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- voornoemde Juwelierszaak te betreden, geheel in het zwart gekleed en/of met
een bivakmuts over het gezicht, althans met gezichtsverhullende kleding
en/of met een helm op en/of
- (vervolgens) een pistool, een vuurwapen, althans een

een op een vuurwapen gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp uit zijn -verdachtes- jaszak heeft getrokken en/of

- dat pistool, althans dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
(voor afdreiging geschikt)voorwerp op/tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft
gericht en/of gericht heeft gehouden en/of heeft gezwaaid met voornoemd
pistool, althans dat vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (voor
afdreiging geschikt) voorwerp en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft geroepen tegen die [slachtoffer 1] en/of die

[slachtoffer 2] : "kluis" en/of

- terwijl hij -verdachte- met zijn pistool, althans een vuurwapen, althans een
op een vuurwapen gelijkend (voor afdreiging geschikt) voorwerp, op de in
voornoemde juwelierszaak aanwezige vitrine tikte heeft geroepen; "necklace"
(waarna door [slachtoffer 2] de vitrine werd geopend) en/of vervolgens die [slachtoffer 2]
heeft bewogen, onder dreiging van voornoemd vuurwapen, althans een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend (voor afdreiging geschikt)
voorwerp de sieraden en/of horloges in een zwarte sporttas te doen/deponeren
en/of heeft hij -verdachte- voornoemde sieraden/juwelen en/of de horloges
uit voornoemde vitrine weggepakt/weggegrist;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
[medeverdachte 1] op of omstreeks 15 december 2017 te Nijverdal, gemeente
Hellendoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een hoeveelheid juwelen en/of
- een hoeveelheid horloges
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [juwelierszaak]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere
deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren bij en/of tot het plegen van welk
misdrijf verdachte op of omstreeks 15 december 2017 te Nijverdal, gemeente
Hellendoorn
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door genoemde diefstal met geweld (mede) te
plannen/voor te bereiden en/of die [medeverdachte 1] te vervoeren naar Nijverdal en/of
het vuurwapen en/of de helm en/of de (sport)tas en/of de gebruikte
(motor)scooter en/of een bivakmuts en/of een blok hout ter beschikking te
stellen aan die [medeverdachte 1] , althans die [medeverdachte 1] te faciliteren voor voornoemde
diefstal met geweld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde omdat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de getuigenverklaring van [medeverdachte 2] van 8 oktober 2019 dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat deze verklaring onbetrouwbaar is gelet op de omstandigheid dat de verklaring in een laat stadium is afgelegd en de verklaring weinig details en inconsistenties bevat. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de aangetroffen IPhone 6 in de periode van de overval niet bij [verdachte] in gebruik was. [verdachte] had de telefoon op een eerder moment aan een kennis gegeven. Hierdoor is het mogelijk dat diverse accounts van [verdachte] (nog steeds) aan de telefoon waren gekoppeld. De selfie op de telefoon kan door [verdachte] (voor de grap) gemaakt zijn toen hij op bezoek was bij een vriend in Apeldoorn. Er zat op dat moment nog geen toegangscode op de telefoon. In de visie van de verdediging moet de eigenaar van de telefoon daarna een wachtwoord op de telefoon hebben gezet. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat [medeverdachte 1] , de pleger van de overval, mogelijk als alias de naam ‘ [alias 1] ’ gebruikt. Tot slot heeft de raadsvrouw ter zitting nog de mogelijkheid genoemd dat de overval door aangevers in scene is gezet.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
Vaststaat dat op 15 december 2017 een gewapende overval bij [juwelierszaak] in Nijverdal heeft plaatsgevonden, waarbij (de reeds veroordeelde medeverdachte) [medeverdachte 1] de uitvoerder was. Bij deze overval zijn de beide medewerkers van de juwelierszaak, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen. Zij werden gedwongen de vitrines te openen, waarna medewerker [slachtoffer 2] , sieraden in de tas heeft moeten doen en de overvaller zelf horloges heeft weggenomen. Wat betreft de opmerking van de raadsvrouw dat de overval door aangevers mogelijk in scene is gezet, merkt de rechtbank op dat het dossier hiervoor geen enkele aanwijzing bevat.
[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft op 8 oktober 2019 bij de politie verklaard dat hij een alarmpistool en een helm aan [verdachte] heeft geleverd, nadat [verdachte] hierom had gevraagd. [medeverdachte 2] dacht dat het wapen nodig was voor een ripdeal of een overval. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij de ochtend van de overval een WhatsApp-gesprek met [verdachte] heeft gevoerd toen hij op weg naar Nijverdal was.
[getuige 1] zag die ochtend van de overval dat een man, waarover [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die persoon is geweest, zich onrustig gedroeg bij een zwarte Volkswagen Scirocco, op een parkeerplaats aan de Oranjelaan in Nijverdal. Daarnaast zag [getuige 1] dat de man ‘doorrijden, doorrijden’ gebaarde naar een scooterrijder en even later twee mannen bij deze man in de auto stapten. [getuige 1] maakte hiervan melding bij de politie en vervolgens zijn [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in de voornoemde personenauto aangetroffen.
Er is nader onderzoek verricht naar de telefoongegevens van de IPhone 6 die in de Volkswagen Scirocco lag, waarin [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] door de politie zijn aangetroffen. Hieruit zijn WhatsApp-gesprekken naar voren gekomen, waarbij op 15 december 2017 tussen 08.37 uur en 09.40 uur, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende WhatsApp-gesprek tussen ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 1] ’ plaatsvindt. [alias 2] vraagt onder meer wat [alias 1] nodig heeft en, meer specifiek, of hij een helm en een beng nodig heeft. Ook vraagt hij aan [alias 1] of deze een tas heeft en geeft hij aan dat er een stang of hout tussen de deur moet worden gelegd. [alias 2] geeft ook aan dat ‘het teveel is’, dat ‘hij het gaat verneuken’ en vraagt zich af ‘hoe die alles gaat meenemen’. [alias 1] stuurt het bericht: ‘half tien staan we er, die weg rechtdoor restaurant daar sta ik, pak ik die beng, geven we aan diending restaurant moet je in’. Later stuurt [alias 1] een bericht over een ‘groot stuk hout’ en zegt hij dat de scooter in het bos staat en dat zij rustig op de parkeerplaats wachten. [alias 1] geeft de locatie door en bevestigt een beng en een helm nodig te hebben. [alias 1] geeft ook aan een mooie sporttas te hebben. Daarnaast bericht [alias 1] : ‘slaat die een raam in’. [alias 2] vraagt welk raam. [alias 1] antwoordt met: ‘vitrine, achter alleen. Die mensen blijven daar in het hok’. [alias 2] bericht ‘ok’ en [alias 1] reageert met ‘komt goed, we zetten die jongen bij het bos’. [alias 2] bericht dat hij de helm en beng meeneemt. [alias 1] stuurt [alias 2] : ‘vertrek alvast’ en [alias 2] antwoordt ‘ik ga nu zo’. [alias 1] geeft verdere instructies ten aanzien van de locatie en stuurt ‘je ziet ons wel’. [alias 2] bericht er in 10 minuten te zijn en [alias 1] stuurt [alias 2] : ‘niet helemaal de straat moet uitrijden, geef je zo locatie, blijf in de buurt van het restaurant’. [alias 2] geeft aan er nog niet te zijn en stuurt ‘een paar minuten’. [alias 1] bericht [alias 2] : ‘hier staan we, rij achter ons aan, we gaan links het bos in. Laden we het ding uit, klaar. Bij het restaurant naar recht de weg op. We staan langs de weg. Hoeveel minuut. Ik stap bij jou in, rijden achter hun aan’.
Uit het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , de echtgenote van [medeverdachte 2] , van 18 december 2017 blijkt dat zij [medeverdachte 2] ook wel [alias 2] noemt. De rechtbank stelt derhalve vast dat [medeverdachte 2] [alias 2] is. Nu [medeverdachte 2] bij de politie heeft verklaard dat hij, toen hij op 15 december 2017 naar Nijverdal reed, appcontact met [verdachte] had, stelt de rechtbank tevens vast dat het hierboven aangehaalde berichtenverkeer tussen [alias 2] en [alias 1] in werkelijkheid communicatie tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] betreft.
In het proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2018 wordt over de camerabeelden van [juwelierszaak] gerelateerd en wordt beschreven dat een man, waarover [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die persoon is, op de scooter kwam aanrijden. Toen hij stilstond liet hij de motor lopen. Op het moment dat hij de juwelierswinkel betrad, legde hij een stuk hout tussen de deur en het kozijn. Daarna richtte hij een vuurwapen op zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] en tikte hij met het vuurwapen op de vitrines, waarbij aangevers hoorden dat het om een metalen wapen ging.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat de overvaller een donkere sporttas bij zich had waarin de sieraden en horloges uit de vitrine werden gegooid. Op het moment dat verbalisanten arriveerden was de overvaller er op de scooter vandoor. Een getuige zag dat een man op een scooter een sporttas van zich af gooide. Op aanwijzen van getuigen en omstanders werd binnen tien minuten na de melding van de overval [medeverdachte 1] aangetroffen aan de Duivecatelaan. Eerdergenoemde sporttas werd door [verbalisant] gevonden en bevatte de bij de juwelier weggenomen sieraden en horloges. [medeverdachte 1] heeft bekend de overval te hebben gepleegd.
Er is nader onderzoek verricht naar onder meer de DNA-sporen op de helm en de sporttas. Uit het forensisch onderzoek komt naar voren dat het DNA dat op de hengsels van de sporttas is aantroffen met het DNA profiel van [verdachte] matcht. Daarnaast matcht het DNA dat op de bevestigingsriempjes van de helm is aangetroffen met het DNA-materiaal van [medeverdachte 2] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon eenzelfde match oplevert is in beide gevallen kleiner dan één op een miljard.
Verklaring [medeverdachte 2] d.d. 8 oktober 2019
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 2] van 8 oktober 2019 kan worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank leidt de betrouwbaarheid van de verklaring af uit de omstandigheid dat [medeverdachte 2] ook belastend over zichzelf heeft verklaard en het feit dat de door [medeverdachte 2] geschetste situatie bij de feitelijke gang van zaken past, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2018.
IPhone 6
De rechtbank acht de door de raadsvrouw geschetste gang van zaken omtrent de IPhone 6 – waarbij verdachte deze op een eerder moment aan een kennis zou hebben gegeven en ten tijde van het tenlastegelegde niet in gebruik zou hebben gehad – volstrekt onaannemelijk. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2018 blijkt immers dat diverse accounts (WhatsApp, facebook en sms) van [verdachte] aan de IPhone 6 zijn gekoppeld. Daarnaast is kort voor de overval een selfie van [verdachte] gemaakt met de telefoon en was de Iphone voorzien van een wachtwoord ten tijde van de inbeslagname. Zowel voor de selfie als voor het wachtwoord heeft de raadsvrouw – niet verdachte – een volstrekt onaannemelijke verklaring gegeven. Nu de door de raadsvrouw geschetste mogelijke gang van zaken bovendien slecht past bij het geheel van feiten, omstandigheden en gedragingen rond het tijdstip van het tenlastegelegde – zoals dit uit het dossier naar voren komt –, is de rechtbank van oordeel dat niet alleen de gebruikersnaam [alias 1] maar ook de IPhone 6 op 15 december 2017 bij [verdachte] in gebruik was.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte] bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen [alias 2] en [alias 1] leidt de rechtbank af dat zij de een organiserende en initiërende rol hebben gehad bij de gewapende overval op de juwelier. Zo heeft [verdachte] aan [medeverdachte 2] gevraagd om een wapen te leveren, welk wapen vervolgens daadwerkelijk is gebruikt bij het plegen van de overval. Daarnaast blijkt uit de WhatsApp-gesprekken dat [verdachte] op de dag van de uitvoering van de overval een belangrijke coördinerende rol heeft gespeeld; hij heeft [medeverdachte 2] instructies gegeven over welke voorwerpen meegenomen moesten worden, hij heeft een locatie doorgegeven en bepaalde in grote mate wat de precieze handelswijze zou worden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel in strikte zin geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van [verdachte] aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de weggenomen sieraden overweegt de rechtbank het volgende.
De vraag of bepaalde gedragingen "wegnemen" opleveren in het verband van art. 312 Sr of "afgifte" in de zin van art. 317 Sr, valt niet steeds ondubbelzinnig te beantwoorden. Er bestaat tussen de inhoud die aan beide begrippen toekomt geen scherpe grens. Dat brengt mee dat in voorkomende gevallen aan de feitenrechter enige vrijheid toekomt omp bepaalde gedragingen ofwel als "wegnemen", ofwel als "afgifte" in vorenbedoelde zin te kwalificeren.
Nu de medewerker onder bedreiging van een vuurwapen werd gedwongen de sieraden te verplaatsen vanuit de vitrine in de tas van de overvaller, waarna de overvaller zowel de zich in de tas bevindende sieraden, als een aantal horloges uit de vitrines heeft meegenomen, is de rechtbank van oordeel dat ook de gedraging van de overvaller ten aanzien van de sieraden als een wegnemingshandeling kan worden aangemerkt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 15 december 2017 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn, tezamen en in vereniging met anderen,
een hoeveelheid juwelen en
een hoeveelheid horloges, die toebehoorden aan [juwelierszaak] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- voornoemde Juwelierszaak te betreden, geheel in het zwart gekleed en met een bivakmuts over het gezicht en met een helm op en
- vervolgens een pistool te trekken en
- dat pistool op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te richten en gericht te houden en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] : "kluis" en
- met dat pistool op de in voornoemde juwelierszaak aanwezige vitrine te tikken en te roepen: "necklace" (waarna door [slachtoffer 2] de vitrine werd geopend) en vervolgens die [slachtoffer 2] te bewegen, onder dreiging van voornoemd vuurwapen, de sieraden in een zwarte sporttas te doen en voornoemde horloges uit voornoemde vitrine weg te pakken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor
de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een (geheel of deels) voorwaardelijke straf dient te worden opgelegd, zodat hij zijn stabiele leven kan voortzetten. Daarnaast heeft de raadsvrouw primair verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen en subsidiair om de voorlopige hechtenis te schorsen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
[verdachte] is als medepleger betrokken geweest bij een gewelddadige en brutale overval op een juwelierszaak in Nijverdal, waarbij hij en [medeverdachte 2] op afstand zijn gebleven en [medeverdachte 1] vermomd en gewapend de juwelierszaak is binnengegaan. Bij de overval is een aantal horloges weggenomen. Tevens hebben de in de winkel aanwezige medewerkers onder dreiging met een vuurwapen sieraden afgegeven. Uit hun verklaringen leidt de rechtbank af dat deze medewerkers de situatie als zeer beangstigend hebben ervaren en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij nog steeds de gevolgen hiervan ondervindt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk ernstig geweldsmisdrijf vaak nog langere tijd geconfronteerd worden met psychische problemen als gevolg van wat hen overkomen is. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om onder meer het pistool te regelen, waarmee [medeverdachte 1] met gezichtsbedekking de juwelierszaak binnen is gegaan en waarmee hij vervolgens de medewerkers heeft bedreigd. Naast de medewerkers zijn ook anderen met de overval geconfronteerd, zoals de klant die de winkel verliet en enkele in de straat aanwezige werklieden. Ook op hen zal het handelen impact hebben gehad, terwijl dergelijke feiten ook in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij anderen heeft laten ervaren.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 30 augustus 2019. Gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte kan de reclassering het recidiverisico niet inschatten. Wel blijk dat [verdachte] een WAJONG-uitkering ontvangt, hetgeen verband zou houden met zijn geestelijke toestand (lage intelligentie).
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 16 september 2019. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. De rechtbank sluit aan bij de omschrijving van een overval in een winkel waarbij licht geweld/bedreiging wordt gebruikt en voor dit feit geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. De rechtbank komt uit op een langere gevangenisstraf dan deze twee jaar, omdat de rechtbank in strafverzwarende zin rekening houdt met het feit dat verdachte relevante documentatie heeft, het feit in vereniging is gepleegd en er is gedreigd met een pistool.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de strafeis van de officier van justitie en zal zij aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn en het maatschappelijke belang bij het laten voortduren van de voorlopige hechtenis ook nog altijd zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van verdachte in dit verband, zodat het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden afgewezen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om immateriële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij bij monde van mr. Kriekaard zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de toewijzing van minimaal een bedrag van € 2.500,00 redelijk is. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de benadeelde partij nu pas een vordering heeft ingediend omdat zij eerder niet op de hoogte was van de mogelijkheid om immateriële schadevergoeding te vorderen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het een ingewikkelde vordering betreft. Daarnaast is de schade niet met medische stukken onderbouwd en is er geen sprake van causaal verband tussen het handelen van verdachte en de schade.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet dermate ingewikkeld is dat het een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost is onderbouwd door de schriftelijke verklaring van [slachtoffer 1] en het vonnis van de rechtbank Limburg van 28 november 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:11141). De verdediging heeft de vordering betwist. Naar het oordeel van de rechtbank staat op basis van de inhoud van het dossier en de onderbouwing van de vordering voldoende vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Enkel de (exacte) omvang staat niet zonder meer vast, waardoor de rechtbank aanleiding ziet gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 3.500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering voor het meerdere van het toe te wijzen bedrag slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijfdiefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] : van een bedrag van € 3.500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.500,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] , voor een deel van € 1.500,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

bevel voorlopige hechtenis

- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af;
- wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. H.W. Teekman, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. J. Corthals, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche Twente, onderzoek ON2R017121 Steenslag. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 15 december 2017, pagina’s 1 en 2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vandaag, vrijdag 15 december 2017, was ik samen met mijn zus in de winkel. Omstreeks
09:50 uur was ik niet in de winkel maar achter in het kantoor. Ik hoorde mijn zus, [slachtoffer 1] , roepen: “Wat doe je!”. Ik keek op het scherm van de camerabewaking en zag een man in de winkel staan. Ik ben toen direct ook de winkel in gelopen en zag een man in de winkel. Ik zag dat hij in zijn rechter hand een vuurwapen op mijn zus richtte. Vervolgens zag ik dat de man zich op mij richtte en ook het vuurwapen op mij richtte. Ik hoorde hem roepen: “Kluis”. Ik zei dat wij geen kluis hebben in de winkel. Daarop zag ik dat de man naar de linkerkant van de toonbank liep. Links naast de toonbank is een houten deur. Deze geeft toegang tot de achterkant van de vitrinekasten. Hij wilde daar naartoe. Hij dwong mij om met hem mee te gaan en hield telkens het vuurwapen op mij gericht. Ik hoorde hem zeggen: “Necklace!” daarbij wees hij naar een vitrine. Ik zag dat hij wees met de hand waarin hij het wapen had, zijn rechter hand. Ik hoorde dat daarbij het wapen tegen het glas kwam. Ik hoorde dat het echt metaal was. Al onze vitrines zijn slotvast afgesloten. Ik zei tegen mijn zus dat ze een sleutel op moest halen. Zij kwam even later terug met de sleutel en gaf die aan mij. Ik heb toen de vitrine welke de man aangewezen had opengemaakt. Ik zag dat de man aan zwarte schoudertas bij zich had, een soort sporttas. Ik moest van de man sieraden in die tas doen. Dat heb ik gedaan. Ook heeft de man nog wat horloges gepakt uit een andere vitrinekast. Daarna is de man weer de winkel uit gegaan en is hij op zijn scooter weggereden. Hij droeg een bivakmuts, die zat wat schaaf waardoor hij maar door 1 gat wat kon zien. Hij had ook nog een helm op. Ik kan het vuurwapen als volgt omschrijven: Het was een zwart handvuurwapen. Het had het in zijn rechter hand. Het was ongeveer even groot of iets kleiner dan uw dienstvuurwapen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 december 2017, pagina’s 4 en 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben winkelmedewerkster bij [juwelierszaak] aan [adres 1] te Nijverdal.
Vanmorgen, vrijdag 15 december 2017, heb ik de winkel omstreeks 9:00 uur geopend
Ik stond midden in de winkel, voor de deur. Ik zag dat een man zijn scooter pal voor de winkel neer zette. Ik zag dat de man geheel in het zwart gekleed was en een zwarte sporttas om had een beetje een vierkant model. Ik zag dat hij met zijn voet de deur open hield en dat hij tegelijkertijd een blok hout uit zijn tas haalde en tussen de deur en het kozijn legde zodat deze niet dicht kon vallen. Ik zag dat hij een pistool uit zijn jas haalde en op mij richtte. Ik hoorde hem tegen mij zeggen: “kluis!” Ik zag dat de man toen zijn pistool op mijn broer richtte toen hij binnenkwam. Ik hoorde de man nogmaals zeggen: “Kluis!”. Toen de man met het pistool tegen een vitrine tikte, hoorde ik aan de tik dat het pistool van metaal was. Ik hoorde dat de man tegen mijn broer zei dat hij de vitrine open
moest doen. Ik hoorde hem zeggen: “Necklace!”. Mijn broer zei tegen mij dat ik een sleutel moest gaan halen. Vervolgens zag ik dat mijn broer sieraden in de tas die de man hij zich had moest doen. Vervolgens is de man weer weg gegaan. Ik zag dat hij op zijn scooter weg reed. Ik zag dat hij over de [straat] weg reed in de richting van het politiebureau.
Ik kan de man als volgt omschrijven:
Ik zag dat hij helemaal zwarte kleding droeg. Ik zag dat hij ook nog een helm op had. Ik zag dat hij het wapen in zijn rechter hand had.
Het wapen kan ik als volgt omschrijven:
Ik zag dat het een zwart wapen was. Ik hoorde door de tik op het glas dat het echt metaal
was. Ik zag dat het wapen iets kleiner was dan tiw dienstwapen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 16 december 2017, pagina 134, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Ik wil verklaren dat ik het gewoon beken en dat ik het niet had moeten doen, sorry.
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] d.d. 8 oktober 2019, voor zover zakelijk weergegeven (pag. 2 en 3):
Ik wist dat er iets ging gebeuren op de dag van de overval, maar ik wist niet wat. [verdachte] had een wapen en een helm nodig. Ik dacht dat hij de helm en het alarmpistool voor een ribdeal of een overval nodig had. In een app gesprek heb ik [verdachte] bevestigd dat ik een beng (wapen) en helm kwam brengen. [verdachte] heeft mij de locatie gestuurd waar ik naartoe moest komen en daar stonden twee auto’s. Ik heb [verdachte] het wapen en de helm gegeven, waarna hij deze spullen naar de andere auto bracht. [verdachte] vroeg of ik hem en zijn kameraad naar Zwolle wilde brengen. Even later heb ik [verdachte] en zijn vriend naar Zwolle gebracht. Ik zag politie rijden en was al bang dat er iets gebeurd zou zijn. Ik heb [verdachte] het pistool gegeven omdat het een kameraad van mij is.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 december 2017, pagina’s 40 en 41, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 december 2017 omstreeks 10.05 uur stond ik aan de Oranjelaan in Nijverdal. Mijn aandacht werd getrokken door een man met een opvallende joggingsbroek (zwart met over de lengte van zijn been een fel oranje streep) die zich onrustig gedroeg. Toen de man bij de auto stond, zag ik een scooter de parkeerplaats oprijden. Op dat moment gebaart de man naar de scooterrijder: doorrijden, doorrijden, waarbij hij in de richting van de Duivecatelaan wees. De scooter was donker van kleur en de bestuurder van de scooter heb ik niet kunnen zien. Alles was donker van kleur: diegene had een donkere helm en was donker gekleed. De scooterrijder reed rustig de parkeerplaats op en op het moment van gebaren reed de scooter harder weg in de richting van de Duivecatelaan en hij reed het bos in. De scooterrijder deed dus wat met de aanwijzing door de man. Daarna zag ik nog twee personen vanuit de Koersendijk komen aanlopen. Het was een kleine en een bedekte man. Mijn zicht werd beperkt door de glasbakken, maar het kan niet anders dan de kleine en de bedekte man in de auto stappen. De auto was een zwarte Volkswagen Scirocco met het kenteken [kenteken] .
- Het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2018, pagina’s 12 en 13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de personenauto, een zwarte Volkswagen Scirocco, voorzien van het kenteken[kenteken] werd na onderzoek, in het dashboard een mobiele telefoon aangetroffen. Dit
betreft een witte IPhone 6, voorzien van het Imei-nummer [nummer] . In deze auto zaten de verdachten [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . De tenaamgestelde van de hierboven genoemde zwarte Scirocco is [getuige 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1989 te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] . Zij is de vrouw van [medeverdachte 2] .
Voor het ontgrendelen en veiligstellen van de data van deze telefoon, werd deze verstuurd naar het NFI. De veiliggestelde data werd door mij, verbalisant, onderzocht in relatie tot het gepleegde strafbare feit en ter vaststelling van de mogelijke eigenaar/gebruiker van deze telefoon.
In de database “user accounts” zijn vier e-mailaccounts , twee facebook accounts en één whatsapp account aangemaakt.
USER ACCOUNTS
Bij de Facebook accounts zijn twee User ID-Facebook ID’s te zien waarvan 1 met de
Accountname “ [naam 1] ”. Beide Facebook ID-nummers zijn door mij, verbalisant, ingevoerd in de adresbalk van de website Facebook. Hierbij verschenen de Facebookpagina’s van “ [naam 2] ” en de genoemde “ [naam 1] ”. Op beide pagina’s zijn afbeeldingen te zien van dezelfde persoon. In het politiesysteem BVI-IB heb ik de politiefoto van verdachte [verdachte] opgezocht en vergeleken met de foto’s op de Facebookpagina’s. Hieruit blijkt dat de foto’s op de Facebookpagina’s vermoedelijk [verdachte] betreft.
SMS
In de database SMS zijn berichten aangetroffen die beginnen met :
“He [verdachte] ”, “Beste [verdachte] ” en “Jooo [verdachte] ” Zie nader bijlage 3.
WHATSAPP
In de database WhatsApp zijn chatgesprekken aangetroffen waarin men kennelijk de overval op [juwelierszaak] aan het voorbereiden is, danwel overleggen over de te plegen overval. Deze chatgesprekken zijn tussen “ [alias 2] ” en “ [alias 1] ”.
Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] , de vrouw van [medeverdachte 2] , blijkt dat hij zichzelf [alias 2] noemt. De gebruiker van de naam “ [alias 1] ” in de WhatsApp-chat maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is gekoppeld aan de onderzochte IPhone 6. In diverse andere WhatsApp-chats, die niet relevant zijn voor dit onderzoek, wordt eveneens de naam “ [alias 1] ” gebruikt met eveneens hetzelfde telefoonnummer. Ook wordt in chatgesprekken de naam “ [naam 1] ”
gebruikt met hetzelfde telefoonnummer.
In alle WhatsApp-chats waar beide namen gebruikt worden zijn zij ook “owner” (beheerder) van deze chatgroep. Gezien al het hierboven genoemde is het zeer aannemelijk dat de gebruiker van deze IPhone 6 de verdachte [verdachte] is.
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 18 december 2017, pagina 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn man [medeverdachte 2] heeft een eigen rekeningnummer. [alias 2] zit nu in de Ziektewet.
- Het schriftelijk bescheid, zijnde het NFI-rapport van 8 augustus 2019, pagina’s 58 tot en met 62, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tabel 1 DNA-profielen van personen
SIN
Naam
Geboortedatum
RAAA7148NL
verdachte [medeverdachte 2]
[geboortedatum 3] 1987
RFG712
verdachte [verdachte]
[geboortedatum 1] 1991
Tabel 2 Resultaten interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn
van
Matchkans DNA-profiel
AAMQ6588NL#01 (handhengsels sporttas)
DNA-mengproflel van minimaal vier personen
verdachte [medeverdachte 1] ,
verdachte [verdachte] , [naam 3]
en minimaal één
onbekende persoon
zie 'Bewijskracht van het
vergelijkend DNA-
onderzoek'
AAMQ6590NL#01 (bevestigingsriempjes
helm)
DNA-mengprofiel van minimaal drie personen
verdachte [medeverdachte 1] ,
verdachte [medeverdachte 2] en minimaal één onbekende
persoon
zie ‘Bewijskracht van het
vergelijkend DNA-
onderzoek’
DNA-mengprofiel AAMQ6588NL#01
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (zie ook het kader 'Bewijskracht van
het resultaat van vergelijkend DNA-onderzoek') van de overeenkomsten tussen de DNA-
profielen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 3] en DNA-mengprofiel AAMQ6588Nt#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAMQ6588NL#01 bevat DNA van vier personen;
- de onbekende personen in dit DNA-mengprofiel zijn niet onderling of aan [medeverdachte 1] , [verdachte] of [naam 3] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de
volgende hypotheseparen:
Ten aanzien van verdachte [verdachte] :
Hypothese 5: De bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] en drie willekeurige
onbekende personen.
Hypothese 6: De bemonstering bevat DNA van vier willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMQ6588NL#01 is
meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
DNA-mengprofiel AAMQ6590NL#01
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht (zie ook het kader 'Bewijskracht van
het resultaat van vergelijkend DNA-onderzoek') van de overeenkomsten tussen de DNA-
profielen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en DNA-mengprofiel AAMQ6590NL#01 zijn de volgende aannames gedaan:
- bemonstering AAMQ6590NL#01 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit DNA-mengprofiel zijn niet onderling of aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder de
volgende hypotheseparen:
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 2] :
Hypothese 13: De bemonstering bevat DNA van verdachte [medeverdachte 2] en twee willekeurige
onbekende personen.
Hypothese 14: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AAMQ6590Nl#01 is
meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijkerwanneer hypothese 13 waar is, dan wanneer hypothese 14 waar is.
- Het schriftelijke bescheid, inhoudende de WhatsApp gesprekken die in bijlage 4 van het proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2018 gevoegd zijn, pagina’s 20 tot en met 29, voor zover inhoudende:
[screenshots whatsappgesprekken]
- Het proces-verbaal van sporenonderzoek van 14 januari 2018, pagina 50, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Veiliggestelde sporen/sporendragers
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering
en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL0600-2017574187-1613357
SIN: AAJE9849NL
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Walther .22 Mm
Kleur: Zwart
Bijzonderheden: Aangetroffen door hond naast boom waar scooter tegenaan stond