Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
nahet doorschieten van het hoofd een voorwerp had geraakt dan was die plek moeilijk te verklaren. Het totaalbeeld, de vorm, massa en plaats, past bij het doorschieten van een plaatstalen voorwerp tussen vuurwapen en hoofd. Over de grootte van het voorwerp heeft Kerkhoff verklaard dat het enige massa en grootte moet hebben gehad. Het zal in elk geval niet kleiner dan een vijf eurocent munt zijn geweest, aldus Kerkhoff. [22]
geenvoorwerp tussen het pistool en het hoofd van [slachtoffer] zat. Hij heeft, bij monde van zijn raadsman, naar voren gebracht dat het metaaldeeltje mogelijk in zijn woning rond dwarrelde, aangezien hij werkte met gegalvaniseerd plaatstaal, en dat het op enig moment in de loop van het pistool terecht moet zijn gekomen De rechtbank acht dat niet aannemelijk. Kerkhoff heeft verklaard dat het metaaldeeltje in de vorm van een cupje typerend is voor een kogeldoorboring. Het is onaannemelijk dat een metaaldeeltje met een dusdanig kenmerkende vorm (1) rond dwarrelt in de woning van verdachte en in een loop van een wapen terecht komt terwijl (2) verdachte heeft verklaard dat hij plaatstaal niet thuis, maar elders bewerkte en ook niet met kogels doorschoot. Evenmin is aannemelijk geworden dat het metaaldeeltje voorafgaand aan het schot al in het hoofd van [slachtoffer] zat.
doodslag;
een lijk wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie);
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (revolver)en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (munitie);
diefstal.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
strafblad
rapporten
gevangenisstraf
maatregel van terbeschikkingstelling
8.De schade van benadeelden
- € 593,16 reiskosten eerste aanleg;
- € 750,00 reiskosten hoger beroep;
- € 14.410,50 begrafeniskosten.
De raadsman heeft er verder op gewezen dat de psychiater van [moeder slachtoffer] schrijft over een complexe psychiatrie, zodat voorzichtigheid is geboden of bij haar wel de juiste diagnose is gesteld.
shockschade
aantasting in de persoon
bloemen begrafenis
begrafeniskosten
geldbedrag van € 1.500,00
reiskosten
roceskosten
Advocaatkosten
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c en 57 Sr.
10. De beslissing
doodslag;
een lijk wegmaken met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (pistool)en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (revolver)en
diefstal;
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren;
maatregel
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswegezal worden
verpleegd;
benadeelde partijen [kind 1 slachtoffer] , [kind 2 slachtoffer] ,
benadeelde partijen [kind 1 slachtoffer] , [kind 2 slachtoffer] en [kind 3 slachtoffer]voor wat betreft de vordering van materiële schade van
benadeelde partij [partner slachtoffer]van een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
benadeelde partij [moeder slachtoffer]van een bedrag van € 14.410,50 (veertienduizend vierhonderdentien euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 maart 2018 tot de dag van algehele voldoening;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 14.410,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 107 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;