ECLI:NL:GHARL:2021:4080
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Tussenbeschikking
- B.J.J. Melssen
- M. Klein
- Rechtspraak.nl
Spreekrecht van nabestaanden in strafzaak en de rol van procesdeelnemers
In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 23 april 2021, wordt het verzoek van mr. Korver, de raadsman van de nabestaanden, behandeld. Mr. Korver verzoekt om namens de nabestaanden te mogen spreken over het bewijs, de juridische duiding, de strafmodaliteit en de strafmaat, en om kennis te nemen van de processtukken, met name de rapportages van het persoonlijkheidsonderzoek van de verdachte. Het hof heeft op de zitting van 19 februari 2021 de standpunten van de raadsman van de verdachte, mr. A.C. Huisman, en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal heeft aangegeven dat het spreekrecht voorafgaand aan het requisitoir moet worden uitgeoefend en dat het verzoek om kennisneming van de processtukken prematuur is, aangezien de PBC-rapportage nog niet gereed is.
Het hof oordeelt dat de nabestaande in zijn hoedanigheid van spreekgerechtigde een procesdeelnemer is en geen procespartij. Dit betekent dat het spreekrecht moet worden uitgeoefend vóór het requisitoir, zodat de officier van justitie rekening kan houden met hetgeen de nabestaande naar voren brengt. Het hof wijst erop dat de wetgever met de wijziging van het spreekrecht in 2016 heeft beoogd om slachtoffers en nabestaanden een duidelijke rol te geven in het strafproces, zonder dat zij als zelfstandige procespartij worden aangemerkt. De voorzitter van het hof besluit dat het spreekrecht van de nabestaanden voorafgaand aan het requisitoir moet worden uitgeoefend, en houdt de beslissing over de verstrekking van de PBC-rapportage aan, totdat deze gereed is. De beslissing is genomen door de voorzitter in samenspraak met de andere raadsheren van de meervoudige strafkamer.