ECLI:NL:RBOVE:2019:3956

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
8087482 CV EXPL 19-5741
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod executie ontbindings- en ontruimingsvonnis door huurder

In deze zaak vordert de huurder, vertegenwoordigd door de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe, een verbod op de executie van een ontbindings- en ontruimingsvonnis dat eerder door de Rechtbank Overijssel is uitgesproken. De huurder heeft een huurachterstand en is in verzet gekomen tegen het eerdere vonnis. De kantonrechter heeft op 25 oktober 2019 geoordeeld dat de verhuurder, Vechtdal Wonen, geen misbruik van recht maakt door de ontruiming door te zetten. De huurder heeft meerdere kansen gekregen om zijn gedrag te verbeteren, maar heeft niet voldaan aan de gemaakte afspraken en blijft overlast veroorzaken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden die zijn gesteld om de ontruiming te voorkomen. De vordering van de huurder is afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 8087482 CV EXPL 19-5741
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2019
in de zaak van
de Gemeenschappelijke Regeling
Gemeentelijke Kredietbank Drenthe, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[eiseres], geboren [1970] ,
gevestigd te Assen,
eisende partij,
gemachtigde mr. R. van Veen, toegevoegd d.d. 4 oktober 2019 onder nummer 4NU3315,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING VECHTDAL WONEN,
gevestigd te Ommen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. Th. van Wijngaarden.
De kantonrechter zal eiser hierna aanduiden met [eiseres] . Gedaagde zal Vechtdal Wonen worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 oktober 2019
  • een nadere productie van [eiseres] d.d. 18 oktober 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2019. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. R. van Veen. Namens Vechtdal Wonen is mevrouw [A] , wijkconsulent, verschenen, bijgestaan door mr. Th. van Wijngaarden. Verder hebben in de zittingszaal mevrouw [B] , ambulant begeleider bij het Leger des Heils, en de heer [D] , verbonden aan Vechtdal Wonen, plaatsgenomen.
1.3.
Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Mr. Van Wijngaarden heeft daarbij gebruik gemaakt van pleitnotities met daaraan gehecht een viertal producties. De kantonrechter heeft de producties toegelaten tot de processtukken en heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld de producties te lezen.
1.4.
Per e-mailbericht van 21 oktober 2019, door mr. Van Veen doorgestuurd op 23 oktober 2019, heeft de bewindvoerder van [eiseres] , GKB, laten weten dat zij de procedure tegen Vechtdal Wonen steunt. Daarom is GKB als formele procespartij aangemerkt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt van Vechtdal Wonen de woning aan [adres] te [plaats] .
2.2.
Bij verstekvonnis van 10 april 2018 is [eiseres] veroordeeld tot betaling van een huurachterstand. De kantonrechter heeft toen eveneens de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken en [eiseres] veroordeeld tot ontruiming van de woning. [eiseres] is in verzet gekomen tegen voormeld vonnis.
2.3.
Op 16 oktober 2018 heeft de kantonrechter het verstekvonnis bekrachtigd voor zover het de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde betreft. Het verstekvonnis is vernietigd ten aanzien van de hoogte van de huurachterstand. Met inachtneming van latere betalingen door [eiseres] heeft de kantonrechter [eiseres] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.707,61 aan huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
Bij beschikking van 17 december 2018 is het vermogen van [eiseres] onder bewind gesteld. De Gemeentelijke Kredietbank (hierna: GKB) is tot bewindvoerder benoemd.
2.5.
Op 6 februari 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in een door [eiseres] gestart executiegeschil tegen Vechtdal Wonen. Deze procedure is geëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst, die als volgt luidt:
‘Ter beëindiging van deze procedure komen partijen het volgende overeen:
1. Partijen hebben de intentie dat [eiseres] in de woning kan blijven wonen en dat daarom gedurende de komende periode van 6 maanden geen ontruiming van de woning zal plaatsvinden, in afwachting van toekomstige ontwikkelingen, onder meer met betrekking tot de aanvraag WSNP en het nog op te starten overleg met het Leger des Heils met betrekking tot de vraag of het Leger des Heils bereid is de huurovereenkomst op haar naam te zetten. De termijn van 6 maanden is bedoeld om te bewerkstelligen dat binnen deze periode de WSNP aanvraag wordt gehonoreerd en de huurovereenkomst door het Leger des Heils wordt overgenomen, maar betekent niet dat de Veste [
Vechtdal Wonen, ktr] na afloop van die termijn per definitie tot ontruiming zal overgaan.
(…)’
2.6.
In een brief van 29 april 2019 heeft mevrouw [A] , woonconsulent bij Vechtdal Wonen, aan [eiseres] geschreven:
‘Woningcorporatie de Veste heeft gedurende een aantal jaren veelvuldig klachten ontvangen van uw buren over de overlast die zij ervaren, komend vanaf het adres waar u woont. Uw buren ervaren zoveel overlast dat ze in hun woongenot en welzijn worden bedreigd. De overlast bestaat de laatste tijd met name uit de hondenpoep die u in uw achtertuin heeft liggen maar ook de klachten over het bezoek dat u ontvangt, welke zorgen voor overlast in en om uw woning, komen recent weer bij ons binnen. De overlast blijft dus bij ons gemeld worden.
U bent, als huurder, gehouden volgens artikel 7:213 BW ten aanzien van het gebruik van zijn huurwoning. U hoort zich als goede huurder te gedragen. Gelet op bovenstaande bent u in gebreke gebleven. Middels deze brief wil ik, namens woningcorporatie de Veste, aangeven dat de maat nu vol is en dat de overlast op alle gebieden per direct moet stoppen.’
2.7.
Op 22 mei 2019 heeft mevrouw [A] aan [eiseres] het volgende gemaild:
‘Hallo [eiseres]
, ktr],
Gisteren was ik met [E] bij jou. Je had al veel in en om jouw huis gedaan.
Ik heb je uitgelegd dat ik wederom een klacht had van de buren dat er een urinelucht uit jouw plantenbakken in de tuin zou komen.
Ik rook geen expliciete urinelucht maar rook wel dat het niet helemaal fris was. Ik kan begrijpen dat de buren dit zouden kunnen ruiken als het warm weer is en ze in de tuin zitten ( [E] heeft ook gezien dat 1 van jouw honden achter het huis plaste).
We hebben het volgende afgesproken:
- Voor 21 juni 2019 vervang jij al het zand uit de plantenbakken voor schoon zand. Daarnaast voorkom jij dat jouw honden achter het huis c.q. in de plantenbakken urineren/hun behoefte doen.
(…)
Ik kom binnenkort nog wel een keer weer bij jou langs om te zien hoe het met je gaat.
Fijne avond.’
2.8.
Op 26 september 2019 heeft Vechtdal Wonen de ontruiming van het gehuurde aangezegd tegen 28 oktober 2019.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Vechtdal Wonen verbiedt om het vonnis van de Rechtbank Overijssel d.d. 16 oktober 2018, gewezen onder zaaknummer 6927458 CV EXPL 18-2681, te executeren, op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag dat Vechtdal Wonen niet aan dat verbod voldoet, althans de executie opschort totdat in de te entameren bodemprocedure een eindvonnis zal zijn gewezen, onder veroordeling van Vechtdal Wonen in de kosten van de procedure.
3.2.
Vechtdal Wonen heeft de afwijzing van de vordering bepleit.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De ontruiming van de woning is gepland op 28 oktober 2019. Daarmee is het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vordering in voldoende mate gegeven. Bovendien heeft Vechtdal Wonen het spoedeisend belang niet betwist.
4.2.
In het algemeen geldt dat in een executiegeschil de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts kan schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (vgl. Hoge Raad 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575).
4.3.
In deze zaak hebben partijen op 6 februari 2019 een nadere regeling met elkaar afgesproken. Dat maakt dat de kantonrechter niet zonder meer dient te toetsen volgens de hiervoor omschreven jurisprudentie, maar dat met name dient te worden beoordeeld of [eiseres] heeft voldaan aan die nadere afspraken. De afspraken komen er in de kern op neer dat [eiseres] (1) zorgdraagt voor de aanvraag van de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) en (2) dat zij in overleg treedt met het Leger des Heils met betrekking tot de vraag of het Leger des Heils de huurovereenkomst van [eiseres] wil overnemen.
4.4.
Uit de stukken en hetgeen is besproken tijdens de zitting is de kantonrechter duidelijk geworden dat de aanvraag WSNP is gedaan. Een eerdere aanvraag tot toelating tot de WNSP is niet-ontvankelijk geoordeeld wegens het ontbreken van de belastingaangiftes. Op dit moment is een minnelijk traject gestart. Naar het oordeel van de kantonrechter spant [eiseres] zich voldoende in om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat momenteel eerst opnieuw een minnelijk traject wordt gestart en dat de aanvraag tot WSNP daardoor wordt vertraagd, kan [eiseres] niet met succes worden verweten. Omdat de lopende huur thans door de beschermingsbewindvoerder wordt betaald, is de huurachterstand ook niet verder opgelopen.
4.5.
[eiseres] heeft met het Leger des Heils gesproken over de eventuele overname van haar huurovereenkomst door het Leger des Heils. Volgens [eiseres] was die overname niet nodig, omdat met die overname vooral wordt bewerkstelligd dat de huur tijdig wordt betaald. Door het beschermingsbewind wordt de lopende huur al tijdig voldaan, aldus [eiseres] .
Vechtdal Wonen heeft daartegen aangevoerd dat met de overname van de huurovereenkomst door het Leger des Heils niet alleen wordt aangestuurd op een tijdige betaling van de huur, maar dat het haar met name is te doen om de bemoeizorg van het Leger des Heils. Indien [eiseres] zich onttrekt aan de zorg, komt ook de huurovereenkomst in het gedrang, aldus Vechtdal Wonen.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat de overname van de huurovereenkomst door het Leger des Heils niet alleen bedoeld is om de huurbetalingen zeker te stellen, maar dat voor Vechtdal Wonen vooral van belang is dat [eiseres] zich dan minder gemakkelijk kan onttrekken aan de zorg. Vechtdal Wonen acht die zorg belangrijk, omdat zij in de afgelopen jaren bij herhaling wordt geconfronteerd met klachten van omwonenden over door [eiseres] veroorzaakte overlast. Hoewel de afspraken van 6 februari 2019 vooral betrekking hebben op het betalen van de huur, is [eiseres] uiteraard ook verplicht om zich als goed huurder te gedragen. Daarvan is echter niet steeds sprake. [eiseres] is in april 2019, dus kort na het maken van de afspraken tussen partijen om de ontruiming voorlopig te voorkomen, door Vechtdal Wonen aangesproken op door [eiseres] veroorzaakte overlast. Vechtdal Wonen heeft daarbij uitdrukkelijk aangegeven dat de maat vol is en dat de overlast dient te stoppen. In mei 2019 heeft Vechtdal Wonen laten weten dat zij verbetering heeft geconstateerd in het gedrag van [eiseres] . Ter zitting is gebleken dat de gemaakte afspraak, inhoudende dat [eiseres] het zand in de plantenbakken zou vervangen, is nagekomen door [eiseres] . Daarna is echter opnieuw overlast opgetreden. Vechtdal Wonen heeft onweersproken aangevoerd dat zij in oktober drie overlastmeldingen heeft ontvangen over hondenpoep in de achtertuin van [eiseres] .
4.7.
De kantonrechter acht in deze zaak van doorslaggevende betekenis dat het reeds met het vonnis van 16 oktober 2018 vijf voor twaalf was voor [eiseres] . Op dat moment had zij zich al moeten realiseren dat zij op alle fronten diende mee te werken om de ontruiming te voorkomen. Op 6 februari 2019 is aan [eiseres] een tweede kans gegeven. Van [eiseres] mocht worden verwacht dat zij zich onthield van iedere vorm van overlastgevend gedrag. Dat is niet het geval. [eiseres] heeft meerdere kansen gehad, maar heeft die kansen niet ten volle aangegrepen. [eiseres] heeft wel hulp ingeschakeld, onder meer via Dimence, maar die hulpverlening bevindt zich nog in het beginstadium van de diagnosestelling, terwijl [eiseres] zich al een jaar geconfronteerd ziet met een mogelijke gedwongen ontruiming. Weliswaar heeft [eiseres] zich niet (geheel) onttrokken aan de zorg, maar door de eis van [eiseres] dat zij bij ieder (telefonisch en/of multidisciplinair) overleg aanwezig is en zelf de regie houdt, bemoeilijkt zij wel de samenwerking tussen haar hulpverleners.
4.8.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat een noodsituatie ontstaat indien de ontruiming wordt toegestaan. [eiseres] heeft gewezen op haar broze gezondheid en haar psychische instabiliteit. [eiseres] beschikt niet over een uitgebreid netwerk en kan op niemand terugvallen bij het verlies van haar woning. De kantonrechter passeert dit standpunt van [eiseres] . Deze omstandigheden zijn in het vonnis van 16 oktober 2018 al door de kantonrechter meegewogen bij de beoordeling of de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaraan verbonden ontruiming gerechtvaardigd waren. Dat zich sinds het vonnis van 16 oktober 2018 nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan is gesteld noch gebleken.
4.9.
Alles bijeen genomen is de kantonrechter van oordeel dat Vechtdal Wonen voldoende geduld heeft betracht bij de tenuitvoerlegging van de ontruimingstitel en dat zij geen misbruik van recht maakt nu zij tot executie van het vonnis wil overgaan. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
4.10.
Omdat [eiseres] de in het ongelijk gestelde partij is, dient zij de proceskosten van de wederpartij te betalen. Die kosten worden aan de kant van Vechtdal Wonen begroot op € 720,00 voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de kant van Vechtdal Wonen begroot op € 720,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2019. (SvW)