Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
zaakdoende te [plaats 1] ,
wonende te [plaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
Die kosten worden door klanten betaald. Maar ik ben degene die ze moet maken, terwijl jij dit bedrag als (minder belast?) inkomen kunt wegschrijven. (…) De notie dat ik mijn auto in de vrije tijd grotendeels gebruik om mijn naasten te helpen. Die auto heeft nu 210.000 gelopen en een vergelijkbare andere aanschaffen zou me straks €6000,- kosten.
Ik snap er werkelijk helemaal niets van.
Daar heb je bovendien zelf mee ingestemd bij ondertekening van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die overgegaan is in een vast dienstverband.
Laten we het er dinsdag maar even onder vier ogen over hebben.”
Ook het aanschaffen van een personeelsauto is – gezien het aantal stembeurten buiten de deur – totaal niet rendabel.
4.De beoordeling
van het verzoek
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
De kantonrechter acht het betreffende verzoek van werknemer, dat als een voorstel tot wijziging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd, ondanks de gemaakte afspraken op dit punt op zichzelf wel begrijpelijk. Werknemer zag zich immers geconfronteerd met de situatie dat de door hem voor het werk gebruikte privéauto zo langzamerhand aan vervanging toe was, terwijl mag worden aangenomen dat werknemer vanwege zijn eerdere financiële situatie – werknemer is tot augustus 2017 afhankelijk geweest van een aanvullende uitkering op grond van de Participatiewet – niet over voldoende vermogen beschikte om tot aanschaf van een andere auto over te gaan. Van werkgever had naar het oordeel van de kantonrechter dan ook verwacht mogen worden dat hij hierover op een fatsoenlijke wijze met werknemer in gesprek zou gaan. Dit geldt des te mee nu werknemer niet alleen de optie van een tegemoetkoming in de autokosten aan werkgever heeft voorgelegd, maar ook een aantal andere opties en hem heeft uitgenodigd eventueel een ander voorstel te doen. Werkgever heeft dit echter nagelaten en heeft direct negatief gereageerd op het voorstel van werknemer en dit zonder meer afgewezen. De kantonrechter ziet niet in dat, zoals werkgever betoogt, de wijze en toon waarop werknemer het verzoek deed, tot deze reactie noopten. Ook de houding van werkgever in dezen kan naar het oordeel van de kantonrechter dan ook als verwijtbaar handelen worden aangemerkt.