Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats],
STICHTING DELTION COLLEGE,
gevestigd te Zwolle,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Deltion meent dat er door de houding en het gedrag van [eiseres] een onwerkbare situatie is ontstaan en dat het onmogelijk en onverantwoord is haar in haar oude functie te werk te stellen. Volgens Deltion heeft zij dan ook een zwaarwegend belang bij de handhaving van de ontheffing van [eiseres] uit haar functie in afwachting van de uitkomst van de ontbindingsprocedure.
Weliswaar heeft [eiseres] ter zitting aangevoerd dat zij 14 collega’s om feedback heeft gevraagd ten aanzien van haar functioneren en dat deze collega’s zich niet in de kritiek van Deltion herkennen, maar dit argument overtuigt voorshands niet, nu duidelijk is geworden dat [eiseres] zelf een samenvatting heeft gemaakt van de ontvangen feedback en zij slechts zo’n 20% van haar teamgenoten om feedback heeft gevraagd.
De kantonrechter ziet in de overgelegde stukken en in het verhandelde ter zitting ook aanleiding voor de gedachte dat bij [eiseres] sprake is van een gebrek aan zelfreflectie. Dit betekent op voorhand niet dat ervan moet worden uitgegaan dat alle verwijten van Deltion aan het adres van [eiseres] juist zijn, maar [eiseres] lijkt voorshands geoordeeld de neiging te hebben naar anderen te wijzen in plaats van bij zichzelf te rade te gaan. De reactie van [eiseres] op het persoonlijk werkplan lijkt er bovendien op te duiden dat tussen partijen tenminste sprake is van een verschil van inzicht over de wijze waarop de functie van [eiseres] moet worden ingevuld.