Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 juli 2019
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akten producties 3 – 13 van de man
- het proces-verbaal van comparitie, met schriftelijke pleitaantekeningen van beide partijen, van 5 september 2019.
2.De feiten en het geschil
in conventie en in reconventie
artikel 7 lid 2van het convenant, in 2009:
artikel 7 lid 4van het convenant en op de bedoelingen van partijen. Betaling door de man kan geschieden via (her)financiering, eventueel met zijn huidige partner, dan wel via verkoop van de woning, aldus de vrouw.
leden 3 en 4 van artikel 7van het convenant en de vraag welke waarderingsmethodiek partijen in
2009als bedoeling zijn overeengekomen voor wat betreft de verdeling van de voormalig echtelijke woning anno
2019, kort gezegd: een waardering in gedeeltelijk verhuurde staat of een waardering van de woning in vrij opleverbare staat.
sub’, lezen partijen en de rechtbank als bedoeling: in lid.
of bij vervreemding door middel van schenking op 1 april 2019 vast te stellen door het gemiddelde te nemen van de te taxeren waarde van het registergoed in vrij opleverbare staat van twee onafhankelijke taxateurs (…)
bij eerdere vervulling van de opschortende voorwaarde door bepaling van het bedrag van de tegenprestatie bij de desbetreffende vervreemding.
schenkingvan de woning respectievelijk op een eventueel eerdere vervreemding - waarvan nimmer sprake is geweest - en is (dus) niet van toepassing. Uitleg van de leden 2 en 3 houdt dezelfde berekeningsmethodiek in voor 2009 als voor 2019. Lid 3 verwijst abusievelijk naar lid 4 in plaats van naar lid 2. (Nood)gedwongen verkoop van de woning, was en is nimmer de bedoeling van partijen geweest respectievelijk is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Geen uitvoerbaarheid bij voorraad. De vrouw dient haar uitleg van het convenant te bewijzen. Kosten rechtens. Vorderingen in conventie en in reconventie, zie randnummers 44 en verder.
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie
box 3-belastingvoor de vrouw, omdat uiteindelijk de waardering in 2019 (toch) bepalend zou zijn. Er is voorts sprake van een
ontwerp met 2 scenario’s ten aanzien van de waarde van de woning.
behoudens het bepaalde in het volgende lid.
schenking, doet hier niet aan af. De bedoeling van lid 4 is kennelijk (geweest) dat indien de man de woning aan een derde (binnen 10 jaar) schenkt of verkoopt, de getaxeerde waarde van de woning in vrij opleverbare staat als schenking respectievelijk de daadwerkelijk verkregen tegenprestatie bij verkoop, maatstaf is voor de verdeling bij helfte tussen partijen en, conform lid 3, voorts, dat die maatstaf in 2019 door ontwikkelingen op de woningmarkt sedert 2009 gunstig of ongunstig voor beide partijen kan uitpakken. Lid 4 verwijst, zoals reeds genoemd, naar lid 3 en niet - evenmin als lid 3 - naar de (fiscale) berekeningsmaatstaf in lid 2.
4.De beslissing
EUR 94.250,=, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der voldoening,