ECLI:NL:RBOVE:2019:2691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
08-963531-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor de productie en het bezit van grote hoeveelheden MDMA en amfetamine

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van de productie van grote hoeveelheden MDMA en amfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 15 maart 2018 in een loods in Velsen-Noord, waar de politie aanzienlijke hoeveelheden MDMA en amfetamine aantrof, evenals een tabletteerinrichting. In totaal werd er ongeveer 14 kilo pillen MDMA en amfetamine, 36 kilo poeders en 9,6 kg amfetamine base in beslag genomen. De verdachte had in de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 samen met anderen MDMA bewerkt en opzettelijk aanwezig gehad.

Daarnaast vond er op 5 december 2018 een doorzoeking plaats in een woning in Amsterdam, waar ook aanzienlijke hoeveelheden MDMA werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in vereniging met anderen handelde en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van zes jaar had geëist, verlaagd tot vijf jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten en heeft de inbeslaggenomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963531-18 (P)
Datum vonnis: 30 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr D. Homans-de Boer en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. G.V. van der Bom, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 juli 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 en feit 2: in vereniging MDMA heeft bewerkt;
feit 3: in vereniging MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 te Velsen-Noord, in de gemeente Velsen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in een bedrijfspand aan de [adres 1] )
- ( telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt, en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- ( telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, en/of
- ( telkens) opzettelijk heeft vervaardigd,
een grote/aanzienlijke hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2018 tot en met 5 december 2018 in de gemeente Amsterdam en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in een woning aan het [adres 2] )
- ( telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt, en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- ( telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, en/of
- ( telkens) opzettelijk heeft vervaardigd,
een grote/aanzienlijke hoeveelheid/hoeveelheden van een materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of tenamfetamïne (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1. dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 5 december 2018 te Zoetermeer
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in de woning [adres 3] )
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6450 gram, in elk geval een aanzienlijke/grote
hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)t(en) bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDFA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met uitzondering van de duur van bewezenverklaarde periode ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 15 maart 2018 vond een doorzoeking plaats in een loods aan de [adres 1] in Velsen-Noord (hierna: de loods). [2] In totaal is er ‘
ongeveer14 kilo pillen MDMA en amfetamine, 36 kilo poeders MDMA/Amfetamine en 9,6 kg amfetamine base’ en een tabletteerinrichting uit de loods in beslag genomen. [3] De aangetroffen verdovende middelen [4] zijn onderzocht door het NFI en gebleken is dat ze MDMA en/of amfetamine bevatten/betreffen. [5]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat in ieder geval verdachte (hierna: verdachte of [verdachte] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) dit feit hebben gepleegd.
Zo is door een observatieteam van de FIOD waargenomen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op 9 maart 2018 samen in één auto arriveren bij de loods, waarna [verdachte] de loopdeur van de loods opent met een sleutel en vervolgens de roldeur opent zodat [medeverdachte 1] met zijn voertuig naar binnen kan rijden. [6] Uit een vaste cameraopstelling blijkt dat [verdachte] de loods ook betreedt op 6 maart 2018, 11 maart 2018 en 12 maart 2018 en dat [medeverdachte 1] deze betreedt op 5 maart 2018, 9 maart 2018 en 12 maart 2018. [7]
Daarnaast straalt het telefoonnummer dat bij [verdachte] in gebruik is een zendmast in de directe omgeving van de loods aan op onder meer: [8]
  • 20 februari 2018 van 17:04 en 22:14 uur;
  • 21 februari 2018 van 06:47 en 10:24 uur en van 11:34 en 14:55 uur;
  • 22 februari 2018 van 11:12 en 19:20 uur;
  • 24 februari 2018 van 08:56 en 20:49 uur;
  • 25 februari 2018 van 08:55 en 19:55 uur;
  • 26 februari 2018 van 08:06 en 18:07 uur.
Het telefoonnummer dat bij [medeverdachte 1] in gebruik is straalde deze zendmast aan op onder meer: [9]
  • 20 februari 2018 van 17:04 en 22:14 uur;
  • 21 februari 2018 van 06:47 en 15:00 uur;
  • 22 februari 2018 van 12:12 en 19:14 uur;
  • 24 februari 2018 van 09:32 en 20:34 uur;
  • 25 februari 2018 van 08:55 en 19:55 uur;
  • 26 februari 2018 van 08:06 en 18:05 uur.
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] harddrugs hebben geproduceerd in de loods. [10]
Ook uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [verdachte] zich bezig houdt met het produceren van harddrugs. Dat blijkt uit onder meer:
- Een telefoongesprek van [verdachte] en zijn partner op 17 februari 2018, waarin [verdachte] zegt: ‘we zijn de enige die überhaupt een stempel hebben die d’r op lijkt.. wat ze willen’ en ‘we zijn ook één van de weinigen die zo’n grote klus aan durven’; [11]
- Een telefoongesprek van [verdachte] en zijn partner op 26 februari 2018 om 10:13 uur (terwijl op dat moment [verdachte] ’s telefoon de zendmast nabij de loods aanstraalt zoals uit het voorgaande blijkt), waarin [verdachte] zegt: ‘Als het goed is eh volgende week niks en dan daarna weer beginnen met dit’, ‘maar dan het dubbele’ en ‘maar dan eh, dan ga ik gelijk mijn ontslag indienen als dat door gaat’ en tot slot zegt [verdachte] dat hij weer verder gaat; [12]
- Een telefoongesprek van [verdachte] en zijn partner op 9 maart 2018, waarin [verdachte] zegt: ‘dat is over een andere klus dat we 8 miljoen van die dingen kunnen maken. Dan neem ik mijn ontslag’. [13]
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met een of meer anderen MDMA en amfetamine heeft bewerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 16 februari 2018 tot en met 15 maart 2018. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [14] en het afgeluisterde telefoongesprek van verdachte en zijn partner [15] kan immers worden bewezen dat de tabletteermachine vanaf 16 februari 2018 in gebruik is geweest.
Feit 2
Op 5 december 2018 vond een doorzoeking plaats in de woning aan het [adres 2] in Amsterdam (hierna: de woning). [16] In twee kamers van de woning werd in totaal 9,6 kilogram aan stoffen aangetroffen [17] , waarvan uit onderzoek van het NFI is gebleken dat ze MDMA bevatten/betreffen. [18] Eén van deze kamers was ingericht als tabletteerinrichting. [19] [medeverdachte 3] , de eigenaar van de woning, heeft verklaard dat hij de twee betreffende kamers verhuurde aan [medeverdachte 1] [20] en dat [verdachte] er ook vaak was. [21] De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van [medeverdachte 3] , die van meet af aan consequent heeft verklaard. Bovendien vindt zijn verklaring steun in het dossier, ook in bevindingen die zijn gedaan nadat [medeverdachte 3] hierover had verklaard.
Ook uit gegenereerde gegevens van een registrerend baken dat onder het voertuig van [medeverdachte 1] werd geplaatst blijkt dat zijn voertuig zich veelvuldig in de nabijheid van de woning heeft bevonden. [22] Daarnaast is door een observatieteam van de FIOD waargenomen dat [medeverdachte 1] op 19 maart 2018 de woning betreedt. [23]
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij in de woning is geweest. [24]
Verder zegt [verdachte] in telefoongesprekken met zijn partner op onder meer 13 november 2018 [25] en 20 november 2018 [26] dat hij zich in de nabijheid bevindt van of begeeft naar ‘ [adres 2] ’. Op diezelfde dagen straalt zijn telefoon een zendmast aan in de nabijheid van de woning: op 13 november 2018 van 16:00 tot 18:22 uur [27] en op 16 november 2018 van 12:45 tot 17:32 uur. [28] Daarnaast is ook een DNA-spoor dat matcht met het DNA van [verdachte] aangetroffen in één van de kamers van de woning [29] en een polo van [naam] [30] , het bedrijf van [verdachte] werkzaam is. [31] Een DNA-spoor dat matcht met het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen in beide kamers, waaronder op de tabletteermachine. [32]
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met een ander MDMA heeft bewerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad. Met de raadsman en officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 8 november 2018 tot en met 5 december 2018, omdat uit het afgeluisterde telefoongesprek van [verdachte] met zijn partner voor het eerst op 8 november 2018 blijkt dat de tabletteermachine in gebruik is (‘ik heb nog iets kunnen doen’ en ‘ik moet wel verder zo’, terwijl zijn telefoon op dat moment een zendmast aan in de nabijheid van de woning aanstraalde). [33]
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • Het proces-verbaal van doorzoeking (AMB-0131; ordner 8), pagina 3800 tot en met 3803;
  • Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (AMB-0148; ordner 8), pagina 3796 tot en met 3799;
  • Het NFI-rapport van 17 januari 2019 (AMB-0195, ordner aanvulling 1), pagina 132 en 133;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 16 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 te Velsen-Noord, in de gemeente Velsen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
in een bedrijfspand aan de [adres 1]
- telkens opzettelijk heeft bewerkt en
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
hij in de periode van 8 november 2018 tot en met 5 december 2018 in de gemeente Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
in een woning aan het [adres 2]
- telkens opzettelijk heeft bewerkt en
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad
een grote hoeveelheid MDMA zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3.
hij op 5 december 2018 te Zoetermeer
in de woning [adres 3]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 238,9 gram MDMA, zijnde een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zowel wat betreft feit 1 als feit 2 is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde gedragingen (die zijn begaan ten opzichte van dezelfde MDMA) steeds in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden wordt gemaakt, dat sprake is van eendaadse samenloop. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2, telkens:
het misdrijf: de eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 3:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes jaren geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is geweest van een drugslaboratorium en dat daarom ook geen sprake is geweest van gevaarzetting. Daarnaast is het produceren van XTC steeds beperkt gebleven tot één maand. Dat moet gevolgen hebben voor de strafmaat, evenals de persoonlijke omstandigheden van verdachte die onlangs voor de tweede keer vader is geworden en de zorg heeft voor zijn vriendin. Verder heeft de raadsman gewezen op een strafzaak waarin de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden (ECLI:NL:RBMNE:2016:5073).
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging op grote schaal bewerken van MDMA en het opzettelijk aanwezig hebben daarvan. Verdachte is daarmee voorbijgegaan aan de grote gevaren die het gebruik van harddrugs oplevert voor de volksgezondheid en de milieuschade die het produceren van harddrugs met zich brengt. Geleid door hebzucht heeft verdachte deze gevaren in stand gehouden. Dat verdachte kort na het ontdekken van de tabletteerinrichting aan de [adres 1] (feit 1) zijn activiteiten aan het [adres 2] (feit 2) heeft voortgezet rekent de rechtbank verdachte in het bijzonder aan. Daarnaast heeft verdachte 238,9 gram harddrugs aanwezig gehad in zijn woning. Vanwege de ernst van de feiten past naar het oordeel van de rechtbank in beginsel alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor onder andere het bewerken van meer dan 20 kilogram harddrugs 50 tot – indien sprake is van een organisatie – meer dan 72 maanden (6 jaren) en voor het aanwezig hebben van genoemde hoeveelheid harddrugs 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf als oriëntatiepunt geven. Dat het bewerken van harddrugs steeds beperkt is gebleven tot één maand is in dit verband niet relevant, omdat de oriëntatiepunten zien op het gewicht van de harddrugs die zijn bewerkt. Uit het vonnis met ECLI:NL:RBMNE:2016:5073 blijkt niets over de hoeveelheid geproduceerde en/of aanwezige harddrugs. Reeds daarom gaat vergelijking met die zaak niet op. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte veel meer dan 20 kilogram harddrugs heeft bewerkt en aanwezig heeft gehad (namelijk 59,6 kilogram met betrekking tot feit 1 en 9,6 kilogram met betrekking tot feit 2 en 238,9 gram aanwezig gehad met betrekking tot feit 3), ontbreekt een ‘rapportage met betrekking tot weging inbeslaggenomen goederen’ als bedoeld op pagina 23 van proces-verbaal zaaksdossier 1. Omdat de hoeveelheid aangetroffen harddrugs aan de [adres 1] (feit 1) niet exact is gebleken, zal de rechtbank in het voordeel van verdachte uitgaan van een hoeveelheid van (iets) meer dan 20 kilogram. Ook is sprake geweest van enige mate van organisatie als bedoeld in de oriëntatiepunten, gelet op onder meer afgeluisterde telefoongesprekken die [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben gevoerd, ook met anderen (onder meer over het aanschaffen van een tabletteermachine en waarin [verdachte] met zijn partner spreekt over ‘
wezijn de enige die überhaupt een stempel hebben die d’r op lijkt.. wat ze willen’ en ‘
wezijn ook één van de weinigen die zo’n grote klus aan durven’). Ook zijn de productieactiviteiten na ontdekking van de eerste tabletteerinrichting met andere apparatuur voortgezet op een andere locatie. Dit werkt strafverhogend door.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de straf die is opgelegd in de zaak van [medeverdachte 1] (parketnummer 08-963510-18). Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat uit het dossier blijkt dat de locaties waar beide tabletteerinrichtingen zijn aangetroffen zijn betrokken op initiatief van [medeverdachte 1] en (mede) zijn ingericht door [medeverdachte 1]
Opgemerkt moet worden dat de oriëntatiepunten geen onderscheid maken in de diverse handelingen die met betrekking tot harddrugs kunnen worden verricht, terwijl de ernst van de gedragingen wel kan verschillen en daarmee ook de op te leggen straf. In deze zaak is sprake van het bewerken van harddrugs door er pillen van te maken. Uit dit dossier blijkt niet dat sprake is geweest van gevaarzetting bij de tabletteerinrichtingen of dat geproduceerde tabletten reeds daadwerkelijk op de markt zijn gebracht. Dergelijke omstandigheden zouden tot een hogere straf leiden.
De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar zal dat niet in strafmatigende zin meewegen. Uit het dossier blijkt immers dat verdachte heel bewust heeft gekozen om drugs te gaan produceren, ook toen zijn partner nog zwanger was van hun tweede kindje, en diezelfde partner zelfs op de hoogte lijkt te houden van de voortgang daarvan. Het heeft er zelfs de schijn van dat het produceren van synthetische drugs iets is wat verdachte altijd al wilde. Verdachte heeft bovendien geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen.
In afwijking van de eis van officier van justitie en de straf die aan [medeverdachte 1] is opgelegd vanwege de initiërende rol die hij lijkt te hebben gehad bij de productie van harddrugs en het bij hem bewezen verklaarde witwassen, acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf jaren voor [verdachte] passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Alle op de beslaglijst genoemde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer. Dit zijn voorwerpen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 55 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2, telkens:
het misdrijf: de eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 3:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, onder 2 en onder 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst (onder 1 tot en met 8) vermelde inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Schimmel, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.
Buiten staat
Mr. H. Schimmel en mr. V.P.K. van Rosmalen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Eindhoven met dossiernummer 56562. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van doorzoeking (ordner 9), pagina 4152 en 4253.
3.Proces-verbaal zaaksdossier 1 (ordner 1), pagina 22.
4.Proces-verbaal Landelijke Faciliteit Ondersteuning (LFO) (ordner 9), pagina 4228 tot en met 4239.
5.NFI rapport 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4296 en 4297.
6.Proces-verbaal van observatie (ABS-056; ordner 10), pagina 4678.
7.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres 1] (AMB-0107; ordner 8), pagina’s 3505 tot en met 3516.
8.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3893 tot en met 3895.
9.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3893 tot en met 3895.
10.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 198 tot en met 209, en proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] op 6 december 2018 (ordner 1), pagina 211 tot en met 214.
11.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-41 gespreksnummer 1159, pagina 3886.
12.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-41 gespreksnummer 3258, pagina 3891 en 3892.
13.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-41 gespreksnummer 7888, pagina 3906.
14.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] op 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4357, laatste zin van de elfde alinea, in combinatie met het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202, vijfde regel van de vijfde alinea.
15.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-41 gespreksnummer 960, pagina 3885.
16.Proces-verbaal van doorzoeking (AMB-0145; ordner 8), pagina 3770 en 3771.
17.Proces-verbaal Landelijke Faciliteit Ondersteuning (LFO) (ordner 9), pagina 4022 tot en met 4027.
18.NFI rapport van 30 april 2019 (losse bijlage).
19.Proces-verbaal van doorzoeking (AMB-0145; ordner 8), pagina 3770 en 3771.
20.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] op 6 december 2018 (ordner 1), pagina 296.
21.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] op 12 december 2018 (ordner 1), pagina 313.
22.Proces-verbaal van bevindingen (AMB-0093; ordner 7), pagina 3375 en 3376.
23.Proces-verbaal van observatie (ABS-056; ordner 10), pagina 4686.
24.Verklaring ter zitting van 16 juli 2019.
25.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-60 gespreksnummer 2814, pagina 3988.
26.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-60 gespreksnummer 6737, pagina 3989.
27.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3989.
28.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3998.
29.NFI-rapport van 4 januari 2019, pagina 2 van 7 (losse bijlage) en proces-verbaal sporenonderzoek (AMB-0161; losse bijlage).
30.Proces-verbaal van doorzoeking (AMB-0145; ordner 8), pagina 3770.
31.Verklaring van medeverdachte [verdachte] op 6 december 2018 (ordner 1), pagina 104.
32.NFI-rapport van 4 januari 2019, pagina 2 van 7 (losse bijlage), proces-verbaal sporenonderzoek (AMB-0161; losse bijlage) en NFI-rapport (AMB-0199; ordner aanvulling 1), pagina 134 tot en met 136.
33.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-60 gespreksnummer 283, pagina 3982 en 3983.