ECLI:NL:RBMNE:2016:5073

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
21 september 2016
Zaaknummer
16/705169-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het bewerken en verwerken van MDMA in De Meern

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen bewerken en verwerken van MDMA, een stof die gebruikt wordt voor de vervaardiging van XTC. De verdachte is geboren in 1967 en was gedetineerd in de PI Flevoland. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 7 september 2016, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaten. De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder verklaringen van verbalisanten en deskundigen, en heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het onder verdachte in beslag genomen geld aan hem moet worden teruggegeven, omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het geld opbrengsten zijn van het tenlastegelegde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705169-16
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de PI Flevoland – Huis van Bewaring Almere Binnen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2016. Verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. B.Th. Nooitgedagt en mr. V.J.C. de Bruijn, advocaten te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadslieden naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1: al dan niet samen met een ander of anderen in de periode van 1 februari 2015 tot en met 6 januari 2016 opzettelijk (een) hoeveelheid/hoeveelheden van MDMA en/of amfetamine heeft vervaardigd, bereid, bewerkt, verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bewerken van MDMA in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 januari 2016.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Uit geen enkel bewijsmiddel kan wettig en overtuigend blijken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Verdachte heeft immers zelf aangegeven dat hij wel eens bij de medeverdachte op de [adres] koffie kwam drinken. Uit het onderzoek blijkt ook geenszins dat de aangetroffen biologische sporen “delict gerelateerd” zijn. Zo is de rapporteur met betrekking tot de sporen op de handschoenen voorbij gegaan aan de mogelijkheid van overdracht van DNA-materiaal en leveren de sporen op de handschoenen geen bewijs op dat verdachte de handschoenen heeft gedragen. Contaminatie is bovendien mogelijk omdat de peuken waarop het DNA van verdachte zou zijn aangetroffen in dezelfde vuilniszak zaten als de handschoenen. Het is voorts mogelijk dat de originele binnenkant van de handschoenen aan de buitenkant zat omdat men dikwijls handschoenen zo uittrekt. Voorts blijkt niet wanneer de onderhavige DNA sporen terecht zijn gekomen op de goederen en of de drugs op dat moment daar ook aanwezig waren. Ook blijkt niet waar de goederen stonden toen het DNA erop terecht kwam. Alle andere goederen waarop het DNA van verdachte is aangetroffen zijn immers verplaatsbaar.
Verdachte woonde in de buurt van de [adres] in [woonplaats] op de [adres] in [woonplaats] waardoor het mogelijk is dat zijn telefoon daardoor masten in de buurt aanstraalde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 september 2016 verklaard dat hij wel eens bij [medeverdachte] in het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] kwam. [1]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaarde dat hij met collega [verbalisant 2] op 6 januari 2016 bij de [adres] te [woonplaats] was. [2] Op de benedenverdieping zag hij dat er een aantal big shoppers stond met daarin meerdere plastic zakken met hierin crème kleurige ‘stenen’. Op de bovenverdieping zag hij een afgetimmerde ruimte. Hij zag dat er op deze verdieping verschillende vaten stonden met daar omheen allerlei opvallende kleuren poeder. Hij trok aan een houtenplaat van de afgetimmerde ruimte waardoor deze houtenplaat ‘open’ ging. Hij zag dat er achter die houten plaat een soort werkruimte zat. Hij zag dat er allerlei soorten mengmachines stonden. Verder zag hij een tabletteermachine. Hij zag dat er ook enkele bakken stonden met hierin pillen in verschillende kleuren. [3]
LFO-expert [A] verklaarde dat in de werkplaats op de begane grond van de [adres] in [woonplaats] 6 boodschappen tassen werden aangetroffen welke allen waren gevuld met vacuümsealzakken. In iedere tas waren 9 of 10 van deze zakken aanwezig. Per zak werden circa 2 kg MDMA brokken aangetroffen. Allen positief op MDMA (de rechtbank begrijpt met een indicatieve drugstest). [4]
Hij zag dat op de eerste etage een professionele tabletteerplaats aanwezig was die was verdeeld over een mengruimte, een weeg- en verpakkingsruimte, een tabletteerruimte en een mengruimte in een kast. Hij zag dat in de genoemde ruimtes diverse productiemiddelen en verpakkingen met chemicaliën/poeders stonden welke waren gebruikte ten behoeve van de illegale vervaardiging c.q. bewerking van synthetische drugs, met name de vervaardiging van tabletten (XTC). [5]
De volgende monsters zijn veiliggesteld van de op de werkplaats op de begane grond aangetroffen sealzakken, die geheel gevuld waren met crèmekleurige brokken kristallen/poeder:
- SIN AAEI5900NL. Een monster uit één van de zeven sealzakken met een bruto gewicht van 14,6 kilogram en afkomstig uit een AH draagtas; [6]
- SIN AAEI5912NL. Een monster uit één van de tien sealzakken met een bruto gewicht van 20,680 kilogram en afkomstig uit een PLUS draagtas; [7]
Uit het Spoedrapport Identificatie van drugs en precursoren d.d. 19 januari 2016 van het NFI volgt dat de sporen met SIN nummers AAEI5900NL en AAEI5912NL MDMA bevatten. [8]
LFO-expert [A] verklaarde dat er op de eerste verdieping in de weeg- en verpakkingsruimte onder meer diverse bakjes met tabletten werden aangetroffen.
In de tabletteerruimte werd in de machines en op de grond en tussen de rubberen tegels een groot aantal tabletten aangetroffen met verschillende logo’s en kleuren. [9] Van de aanwezige productiemiddelen, poeders en chemicaliën in de weeg- en verpakkingsruimte zijn de volgende monsters genomen:
  • SIN AAEI5212NL. Bemonstering van paars poeder afkomstig uit een rechthoekige/zwarte kunststofbak met paars en rood poeder;
  • SIN AAEI5211NL. Bemonstering van rood poeder afkomstig uit een rechthoekige/zwarte kunststof bak met paars en rood poeder;
  • SIN AAEI5213NL. Bemonstering van oranjekleurig poeder afkomstig uit een wit plastic bakje met 315 gram oranjekleurig poeder;
  • SIN AAEI5214NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit een wit bakje met rood poeder en een zeef met 95 gram aan tabletten met het logo Supreme;
  • SIN AAEI5215NL. Bemonstering afkomstig uit een wit bakje met 53 gram geel poeder en tabletten met diverse logo’s;
  • SIN AAEI5216NL. Bemonstering afkomstig uit een wit bakje met 216 gram diverse kleuren poeder en tabletten;
  • SIN AAEI5217NL. Bemonstering afkomstig uit een wit bakje met 128,3 gram aan rood/roze tabletten en poeder;
  • SIN AAEI5224NL. Bemonstering van poeder afkomstig uit een rechthoekige zwarte kunststof bak gevuld met 8,1 kilogram wit poeder;
  • SIN AAEI5227NL. Bemonstering afkomstig uit een wit bakje gevuld met 20 gram lichtgele tabletten;
  • SIN AAEI5228NL. Bemonstering afkomstig uit een wit bakje gevuld met 236,9 gram groene tabletten met het logo domino;
  • SIN AAEI5229NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit een wit bakje gevuld met 325 gram paarse tabletten met het logo domino;
  • SIN AAEI5230NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit een wit bakje gevuld met 621 gram gele tabletten;
  • SIN AAEI5231NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit een wit bakje gevuld met 442 gram roze tabletten met het logo Hello Kitty;
  • SIN AAEI5232NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit wit bakje gevuld met gripzakje met 31 gram grijze tabletten.
  • SIN AAEI5233NL. Bemonstering van tabletten afkomstig uit wit bakje gevuld met 13 gram oranje tabletten.
  • SIN AAEI5235NL. Bemonstering afkomstig uit wit bakje gevuld met 256 gram groene tabletten met het logo Starbucks.
Het volgende spoor van de aanwezige productiemiddelen, poeders en chemicaliën is genomen in de mengruimte in de kast:
- SIN AAEI5237NL. Bemonstering van poeder afkomstig uit een cementmolen half gevuld met roze poeder.
De volgende sporen van de aanwezige productiemiddelen, poeders en chemicaliën zijn genomen in de tabletteerruimte:
  • SIN AAEI5207NL. Bemonstering van poeder en tabletten afkomstig van tabletteer machine.
  • SIN AAEI5208NL. Tabletten in diverse kleuren en met diverse logo’s afkomstig vanaf vloer onder tabletteermachine en in tabletteerruimte.
  • SIN AAEI5210NL. Bemonstering van tabletten en poeder afkomstig van tabletteermachine.
LFO-expert [A] verklaarde dat op de eerste verdieping naast het keukenblok een grote vacuümsealzak lag met daarin een grote hoeveelheid paarse tabletten. [13] Het volgende monster is genomen:
- SIN AAEI5921. Een monster 20 tabletten uit een dubbele sealzak geheel gevuld met netto 2000 g paarse rechthoekige tabletten. [14]
Uit het Drugsonderzoek d.d. 14 juli 2016 van het NFI volgt dat:
- het spoor afkomstig uit de mengruimte met SIN nummer AAEI5921NL MDMA bevat;
- de sporen afkomstig uit de weeg- en verpakkingsruimte met SIN nummers AAEI5212NL, AAEI5211NL [15] , AAEI5213NL, AAEI5214NL, AAEI5215NL (zes van de acht tabletten onderzocht), AAEI5216NL, AAEI5217NL, AAEI5224NL, AAEI5227NL, AAEI5228NL, AAEI5229NL [16] , AAEI5230NL, AAEI5231NL (acht van de elf tabletten onderzocht), AAEI5232NL, AAEI5233NL en AAEI5235NL MDMA bevatten;
- het spoor afkomstig uit de mengruimte in de kast met SIN nummer AAEI5237NL MDMA bevat;
- en de sporen afkomstig uit de tabletteerruimte met SIN nummers AAEI5207NL, AAEI5208NL (elf van de 39 tabletten onderzocht) en AAEI5210NL MDMA bevatten. [17]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verklaarden dat zij de op de [adres] in [woonplaats] aangetroffen drugs wogen. In totaal was het 138,86 kilogram MDMA. [18]
Op 6 januari 2016 zijn door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] de volgende sporen veiliggesteld: [19]
- speeksel van een peuk (#1) dat is aangetroffen in een asbak in de weeg/verpakkingsruimte met het SIN nummer AAJD0372NL; [20]
  • speeksel van een leeg blikje Heineken dat is aangetroffen in de weeg/verpakkingsruimte met het SIN nummer AAJD0374NL;
  • speeksel van een leeg blikje Heineken dat is aangetroffen op de afzuiging in de weeg/verpakkingsruimte met het SIN nummer AAJD0375NL;
  • speeksel van een peuk (#2) dat is aangetroffen in een asbak in de weeg/verpakkingsruimte met het SIN nummer AAIE2876NL;
  • speeksel van een peuk (#3) dat is aangetroffen in een asbak in de weeg/verpakkingsruimte met het SIN nummer AAIE2877NL;
- speeksel van een koffiebeker dat is aangetroffen op tafel in de tabletteerruimte met het SIN nummer AAJD0379NL. [23]
Uit het deskundigenrapport van het NFI van 18 januari 2016 volgt dat de DNA sporen met de SIN nummers AAJD0372NL#01, AAJD0374NL#01, AAJD0375NL#01, AAIE2876NL#01 en AAIE2877NL#01, afkomstig kunnen zijn van [verdachte] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon (dan verdachte) matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA spoor met SIN nummer AAJD0379NL#01 kan afkomstig zijn van onbekende man A. [24]
Verbalisant [verbalisant 5] verklaarde dat hij de volle vuilniszak met afval (met SIN nummer AAJD0380NL) die op de vloer in de weeg- en verpakkingsruimte is aangetroffen had veilig gesteld. [25]
Verbalisant [verbalisant 7] verklaarde dat van twee peuken met SIN nummers AAJC0250NL en AAJC0251NL afkomstig uit de vuilniszak (met SIN nummer AAJD0380NL) sporen zijn veilig gesteld. [26]
Uit het deskundigenrapport van 15 maart 2016 van het NFI volgt dat de DNA sporen met de SIN nummers AAJC0250NL#01 en AAJC0251NL#01 afkomstig kunnen zijn van onbekende man A. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon (dan onbekende man A) matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [27]
Verbalisant [verbalisant 8] verklaarde dat in de onder [medeverdachte] in beslag genomen telefoon in de contactlijst de naam ‘ [naam] ’ stond met een telefoonnummer. Uit het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie bleek dat dit telefoonnummer is afgegeven aan: [verdachte] . [28] In de onder [verdachte] in beslag genomen telefoon stond in de contactlijst de naam [naam] met een telefoonnummer. Uit het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie bleek dat dit telefoonnummer afgegeven is aan: [medeverdachte] . [29]
Uit de onder [medeverdachte] in beslag genomen telefoon bleek dat [naam] op 2 januari 2016 te 18.38 uur voor het laatst contact heeft gehad met [naam] . Ook bleek uit een Whatsapp gesprek dat er op 2 januari 2016 contact is geweest tussen [naam] en [naam] .
Uit de onder [medeverdachte] in beslag genomen bleek dat [naam] de volgende WhatsApp had gestuurd naar [naam] : “Maatje kan je morgen voor je aanwaaien mijn telefoon op de zaak aanpikken?” [naam] heeft hierop geantwoord naar [naam] : “Ja is goed maat.” [30]
In het dossier bevindt zich een ondertekende huurovereenkomst van het pand [adres] te [woonplaats] aan medeverdachte [medeverdachte] met ingang van 1 maart 2015. [31]
Bewijsoverweging ten aanzien van tenlastegelegde
De verdediging heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat het DNA van verdachte door middel van overdracht of contaminatie op de handschoenen uit de vuilniszak terecht is gekomen. De rechtbank gebruikt het aangetroffen DNA mengprofiel op de handschoenen niet als bewijs nu de matchkans hiervan vanwege onvolledigheid niet is berekend.
Wat betreft de mogelijkheid van overdracht en contaminatie van sporen ten aanzien van de peuken en bierblikjes uit de weeg- en verpakkingsruimte overweegt de rechtbank dat het gelet op het feit dat het DNA van verdachte is aangetroffen op meerdere peuken en bierblikjes op verschillende plaatsen in de weeg- en verpakkingsruimte niet aannemelijk is dat dat DNA op al die goederen door middel van overdracht of contaminatie terecht zou zijn gekomen. Ook acht de rechtbank het niet aannemelijk dat al deze goederen zouden zijn verplaatst naar de weeg- en verpakkingsruimte.
De rechtbank gaat er op basis van het bovenstaande vanuit dat verdachte wel degelijk in de weeg- en verpakkingsruimte is geweest. Het had op de weg van verdachte gelegen om hiervoor een verklaring te geven. Verdachte heeft niet méér verklaard dan dat hij wel eens koffie bij medeverdachte [medeverdachte] dronk en dat hij nooit op de eerste verdieping is geweest. Nu verdachte niet heeft uitgelegd wat hij in de betreffende ruimtes heeft gedaan, kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook daadwerkelijk een rol heeft gehad in het bewerken en verwerken van MDMA. Dat verdachte hiervoor eerder is veroordeeld sterkt de rechtbank bovendien in haar overtuiging. Het bewerken en verwerken van MDMA zal niet eerder dan vanaf 1 maart 2015 hebben plaatsgevonden, gelet op het feit dat de verhuur van het pand aan de medeverdachte per die datum inging.
Gelet op het feit dat er meerdere sporen met het DNA van onbekende man A zijn aangetroffen in de tabletteerinrichting is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot de conclusie dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2015 tot en met 6 januari 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt, (een) hoeveel-he(i)d(en), van (een) stof(fen) bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethylamfetamine), zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de grote hoeveelheid aangetroffen drugs, dat sprake was van de gevaarzetting door de provisorische aanlegging van de stroomvoorziening, dat drugshandel met name in harddrugs een aanzuigende werking heeft op harde criminaliteit, de risico’s voor de gezondheid en met de justitiële documentatie van verdachte waaruit volgt dat hij al eerder aanzienlijke gevangenisstraffen heeft gekregen voor opiumfeiten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat niets er op wijst dat sprake is van bendes of van harde criminaliteit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander of anderen bewerken en verwerken van MDMA. MDMA wordt gebruikt voor de vervaardiging van XTC. Verdachte heeft zich kennelijk ingelaten met deze criminele activiteiten zonder daarbij rekening te houden met de mogelijk negatieve gevolgen voor anderen. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade kunnen toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. De productie van XTC brengt schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of elders. Ook is er sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit ernstig.
Door mevrouw A.M.R. Rojer van de Reclassering Nederland is op 3 juni 2016 een rapport over verdachte uitgebracht. De reclassering beschouwt de financiën, het sociaal netwerk en de procriminele houding van verdachte als risicofactoren. De reclassering acht een reclasseringstoezicht niet op zijn plaats omdat verdachte niet gemotiveerd is en geen openheid van zaken geeft omtrent zijn leefgebieden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 juli 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vergelijkbare feiten forse gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om onderhavig feit te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd van
48 maandenmet aftrek van voorarrest.

9.Het beslag

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder verdachte in beslag genomen geld verbeurd dient te worden verklaard omdat het aannemelijk is dat het opbrengsten zijn die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het tenlastegelegde zijn verkregen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder verdachte in beslag genomen geld aan hem dient te worden terug gegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat verdachte geruime tijd is aangehouden nadat de tabletteerinrichting in De Meern is gevonden, kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat het geld dat verdachte bij zijn aanhouding bij zich had opbrengsten zijn die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het tenlastegelegde zijn verkregen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag ter hoogte van € 665,30 aan verdachte dient te worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring- Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
- Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het feit- Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
-
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte- Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
48 maanden.
- Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
- Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geld (1648381, 16/G042) aan de rechthebbende, te weten verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling, voorzitter, mrs. N.H.J.M. Veldman-Gielen en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. van der Vegte, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2016.
mr. J.W. Frieling is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en
met 6 januari 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft
vervaardigd, althans (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval (telkens) aanwezig gehad (een) hoeveel-he(i)d(en), van (een) stof(fen)
bevattende MDMA (3,4 methyleendioxymethylamfetamine) en/of amfetamine, zijnde
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet;
art. 2 ahf/ond B en C Opiumwet

Voetnoten

1.Proces-verbaal ter terechtzitting van 7 september 2016, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
2.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 506.
3.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina 507.
4.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 705.
5.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina’s 704 – 707.
6.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 708.
7.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 710.
8.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten een Spoedrapport Identificatie van drugs en precursoren van het NFI d.d. 19 januari 2016, doorgenummerde pagina’s 783 – 784.
9.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 706.
10.Proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nr. 2016006315/DEMEERN/JV/002, pagina 530 van proces-verbaal Pro forma van de verdachte [medeverdachte] .
11.Proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nr. 2016006315/DEMEERN/JV/002, pagina 531 van proces-verbaal Pro forma van de verdachte [medeverdachte] .
12.Proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nr. 2016006315/DEMEERN/JV/002, pagina 532 van proces-verbaal Pro forma van de verdachte [medeverdachte] .
13.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 706.
14.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 711.
15.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten te weten een Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de [adres] te [woonplaats] van het NFI d.d. 14 juli 2016, doorgenummerde pagina 1058.
16.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten te weten een Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de [adres] te [woonplaats] van het NFI d.d. 14 juli 2016, doorgenummerde pagina 1059.
17.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten te weten een Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op de [adres] te [woonplaats] van het NFI d.d. 14 juli 2016, doorgenummerde pagina 1060.
18.Proces-verbaal, doorgenummerde pagina 607.
19.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 741.
20.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 744.
21.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 745.
22.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 746.
23.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 745.
24.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in De Meern op 6 januari 2016 d.d. 18 januari 2016 van het NFI, doorgenummerde pagina 780.
25.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina 744.
26.Proces-verbaal Sporenonderzoek, doorgenummerde pagina’s 823 en 825.
27.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4 Wetboek van Strafvordering, te weten een Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in De Meern op 6 januari 2016 d.d. 15 maart 2016 van het NFI, doorgenummerde pagina 786.
28.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 910.
29.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 911.
30.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina’s 910.
31.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering.