ECLI:NL:RBOVE:2019:2397

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
08-994566-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in diergeneesmiddelen door een 76-jarige man met URA-status

Op 3 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 76-jarige man, die werd beschuldigd van illegale handel in diergeneesmiddelen. De verdachte was aangeklaagd voor het afleveren en voorhanden hebben van diverse diergeneesmiddelen met de URA-status zonder de benodigde vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2015 tot en met 31 december 2017 meermalen handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen. De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een geldboete van €50.000 en een voorwaardelijke stillegging van de onderneming van de verdachte. De verdediging pleitte voor een lagere boete en een gedeeltelijke voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig had gemaakt aan de illegale handel en dat hij geen inzicht toonde in de ernst van zijn daden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, een geldboete van €10.000 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar, waarbij hij geen URA-geneesmiddelen mocht kopen of verkopen en moest meewerken aan controles van de NVWA.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994566-16 (P)
Datum vonnis: 3 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1943 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. E.H. Bokhorst, advocaat te Veenendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in strijd met de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen zonder vergunning 3358 verpakkingen diergeneesmiddelen met de URA-status heeft afgeleverd;
feit 2:in strijd met de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen zonder vergunning diverse diergeneesmiddelen met de URA-status voorhanden en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft afgeleverd;
feit 3:in strijd met de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen zonder vergunning diverse geneesmiddelen met de URA-status voorhanden en/of in voorraad heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 februari
2015 tot en met 31 december 2017 te Sint Pancras in de gemeente Langedijk,
althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet opzettelijk,
een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel af te
leveren en/of voorhanden te hebben en/of in voorraad te hebben, terwijl deze
handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt
ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering
van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift
of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een
EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het
bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel,
immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische
zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen,
(ongeveer) 3358 verpakkingen, althans een (grote) hoeveelheid,
diergeneesmiddelen met de URA status, waaronder
- ( ongeveer) 3 dozen equest aan [naam 1] , en/of
- ( ongeveer) 2 dozen Bimectin aan [naam 1] , en/of
- ( ongeveer) 100 stuks Equest aan [naam 2]
afgeleverd;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2015 te Zuidlaren in de gemeente Tynaarlo,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk,
een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel af te
leveren en/of voorhanden te hebben en/of in voorraad te hebben, terwijl deze
handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt
ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering
van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift
of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een
EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het
bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel,
Immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische
zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen,
een (grote) hoeveelheid diergeneesmiddelen met de URA status,
waaronder
- ( ongeveer) 12 tubes Equimax reg nl 9950, en/of
- ( ongeveer) 28 tubes Bimectin reg nl 10453, en/of
- ( ongeveer) 136 tubes Equiworm p reg nl 9848, en/of
- ( ongeveer) 14 tubes Equest Pramox reg nl 10399, en/of
- ( ongeveer) 57 tubes Equest Moxidex reg nl 9548, en/of
- ( ongeveer) 3 keer 500 ml Noromectin reg nl 10107, en/of
- ( ongeveer) 3 tubes Eraquell reg nl 9843, en/of
- ( ongeveer) 83 tubes Hippomec 800 reg nl 10161
voorhanden en of in voorraad gehad en/of afgeleverd;
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Sint Pancras in de gemeente Langedijk,
althans in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel af te
leveren en/of voorhanden te hebben en/of in voorraad te hebben, terwijl deze
handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt
ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering
van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift
of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een
EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het
bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel,
immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische
zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen,
een hoeveelheid diergeneesmiddel(len) met de URA status,
waaronder
- ( ongeveer) 10 flessen Noromectin 500 ML, en/of
- ( ongeveer) 2 flacons Dectomax 200 ML, en/of
- 1 doos Noromectin 500 ML, en/of
- ( ongeveer) 60 injectoren Equest, en/of
- ( ongeveer) 80 tubes Equiworm, en/of
- ( ongeveer) 15 injectoren Equiworm, en/of
- ( ongeveer) 20 injectoren Noromectin, en/of
- ( ongeveer) 10 injectoren Equest, en/of
- ( ongeveer) 60 tubes Equest, en/of
- ( ongeveer) 5 dozen Equest Noromectin Horse paste
voorhanden en/of in voorraad gehad.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1 en 3 op het standpunt gesteld dat hoewel de feitelijke uitwerking van deze feiten verschillend is, eigenlijk hetzelfde feit is ten laste gelegd. De raadsman heeft betoogd dat er dus sprake is van twee keer een vervolging voor hetzelfde feit, zodat indien voor feit 1 een bewezenverklaring volgt, het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 3 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen en het Openbaar Ministerie ontvankelijk is, nu onder feit 1 het afleveren van diergeneesmiddelen is ten laste gelegd en het onder feit 3 gaat over het voorhanden en/of in voorraad hebben en er ook overigens geenszins sprake is van een ne bis in idem situatie.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat zelfs als er sprake zou zijn van de feitelijk situatie zoals de raadsman schetst, die conclusie nimmer tot niet-ontvankelijkheid kan leiden. Er is immers geen sprake van een herhaalde vervolging na een reeds onherroepelijke veroordeling voor hetzelfde feit.
De rechtbank stelt derhalve vast dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van zowel het onder 1 als het onder 3 ten laste gelegde feit en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte wist zelf dat hij niet over de benodigde vergunning beschikte en ging welbewust door met de handel in diergeneesmiddelen met URA-status.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen en het leveren aan [naam 2] , maar dat het feit voor het overige kan worden bewezen. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte niet de beschikkingsmacht had over de medicijnen en dat ook niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam 3] . Indien de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder feit 1 ten laste gelegde, kan het onder feit 3 ten laste gelegde worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte 100 stuks Equest, zijnde URA-geneesmiddelen, aan [naam 2] heeft geleverd. Verdachte heeft dit feit ontkend en op basis van het zich in het dossier bevindende e-mail verkeer tussen verdachte en [naam 2] kan niet worden vastgesteld dat er ook daadwerkelijk is geleverd door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het overige ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 mei 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. CBB 6 april 2016, ECLI:NL:CBB:2016:88;
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 1 september 2017, pagina 1299;
4. documentnummer DOC-021;
5. het aanvullend proces-verbaal van 21 augustus 2018, bijlagen 9 tot en met 11 en 13.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 oktober 2015 stond verdachte met een kraam op de paardenmarkt in Zuidlaren. Op de parkeerplaats bij deze paardenmarkt werden eveneens diergeneesmiddelen verkocht vanuit de auto van verdachte door de heer [naam 3] . [2] Deze geneesmiddelen hadden allemaal de kanalisatiestatus URA. Per 1 juni 2014 is de vergunning van verdachte ingetrokken. [3] [naam 3] beschikt over de benodigde vergunning voor kleinhandel en heeft bovendien verklaard dat hij zelf het initiatief nam om op deze manier de diergeneesmiddelen te verkopen. [4] Verdachte heeft verklaard dat de Noromectin-geneesmiddelen zijn eigendom waren en de overige medicijnen van [naam 3] waren. [5]
De rechtbank overweegt dat voor zover de raadsman vrijspraak heeft bepleit, omdat verdachte geen beschikkingsmacht zou hebben gehad over de medicijnen, dit verweer wordt verworpen voor zover dat betrekking heeft op de Noromectin-geneesmiddelen. Het was de auto van verdachte van waaruit de medicijnen verkocht werden. Hij heeft bovendien zelf bekend dat het zijn Noromectin-geneesmiddelen waren en daarbij is gebleken dat verdachte zijn klanten van de kraam naar zijn auto heeft gestuurd teneinde hen in de gelegenheid te stellen diergeneesmiddelen aan te schaffen. Onder deze omstandigheden vermag de rechtbank niet in te zien waarom verdachte niet de beschikking zou hebben over zijn eigen hoeveelheid Noromectin-geneesmiddelen die zich in zijn auto bevond.
Gelet op het hiervoor overwogene kan de rechtbank echter niet vaststellen dat verdachte concrete wetenschap had van, en derhalve ook daadwerkelijk de beschikkingsmacht had over, de overige geneesmiddelen die zich in zijn auto bevonden en die aan [naam 3] toebehoorden, zodat zij hem van het voorhanden dan wel in voorraad hebben van de overige geneesmiddelen zal vrijspreken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 oktober 2015 een hoeveelheid Noromectin-geneesmiddelen voorhanden en in voorraad heeft gehad.
4.3.3
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [6]
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 mei 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. CBB 6 april 2016, ECLI:NL:CBB:2016:88;
3. documentnummers DOC-240 tot en met DOC-245;
4. documentnummers DOC-019 tot en met DOC-022;
5. het aanvullend proces-verbaal van 21 augustus 2018, bijlagen 6, 7, 8, 11 en 12.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode vanaf 1 februari 2015 tot en met 31 december 2017 te in Nederland,
meermalen, opzettelijk, een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel af te leveren, terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een
EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen, een grote hoeveelheid, diergeneesmiddelen met de URA status, waaronder
- (ongeveer) 3 dozen equest aan [naam 1] , en
- (ongeveer) 2 dozen Bimectin aan [naam 1]
afgeleverd;
2.
hij op 20 oktober 2015 te Zuidlaren in de gemeente Tynaarlo, opzettelijk, een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel voorhanden te hebben en in voorraad te hebben, terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering
van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen, een hoeveelheid diergeneesmiddelen met de URA status, (ongeveer) 3 keer 500 ml Noromectin reg nl 10107 voorhanden en in voorraad gehad;
3.
hij op 11 oktober 2017 te Sint Pancras in de gemeente Langedijk, opzettelijk, een handeling heeft verricht die er toe strekt een diergeneesmiddel voorhanden te hebben en in voorraad te hebben, terwijl deze handeling niet is toegestaan krachtens een vergunning die is verstrekt ingevolge een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van een bindend onderdeel van een EU-rechtshandeling vastgesteld voorschrift
of een bij ministeriële regeling aangewezen voorschrift van een EU-verordening inzake het in de handel brengen, vervaardiging, invoer, of het bezit van, handel in of verstrekken van een diergeneesmiddel, immers heeft verdachte zonder vergunning van Onze Minister van Economische zaken zoals bedoeld in artikel 5.1 Besluit Diergeneesmiddelen, een hoeveelheid diergeneesmiddellen met de URA status, waaronder
- (ongeveer) 10 flessen Noromectin 500 ML, en
- (ongeveer) 2 flacons Dectomax 200 ML, en
- 1 doos Noromectin 500 ML, en
- (ongeveer) 60 injectoren Equest, en
- (ongeveer) 80 tubes Equiworm, en
- (ongeveer) 15 injectoren Equiworm, en
- (ongeveer) 20 injectoren Noromectin, en
- (ongeveer) 10 injectoren Equest, en
- (ongeveer) 60 tubes Equest, en
- (ongeveer) 5 dozen Equest Noromectin Horse paste
voorhanden en in voorraad gehad.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 2.19 van de Wet dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf:overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.19 van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.19 van de Wet dieren.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan dat strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden dat verdachte geen URA-geneesmiddelen mag kopen, verkopen, in voorraad mag hebben en/of afleveren voor zichzelf of voor en/of op naam van een derde en dient mee te werken aan controles van de NVWA. Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke stillegging van de onderneming [bedrijf] voor de duur van een jaar gevorderd alsmede een geldboete ten bedrage van € 50.000,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de bewezenverklaring. De hoogte van de geëiste geldboete gaat de financiële capaciteiten van verdachte ver te boven. De raadsman heeft bepleit de boete te matigen en een gedeelte voorwaardelijk op te leggen en eventueel in termijnen op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en handelen in geneesmiddelen met een URA-status, zonder de daarvoor benodigde vergunning. Op het moment dat diergeneesmiddelen, die eigenlijk op recept verstrekt moeten worden, zonder recept illegaal geleverd worden, wordt het toezicht op deze middelen sterk ondermijnd. Er kan hierdoor geen toezicht worden gehouden op de vraag of de juiste diergeneesmiddelen in de juiste situatie worden toegediend. Verdachte is reeds verschillende keren bestuurlijk beboet en blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juni 2018 is hij ook al eens eerder door de strafrechter veroordeeld in verband met overtredingen aangaande diergeneesmiddelen. Ondanks deze waarschuwingen blijft verdachte doorgaan met de illegale handel in diergeneesmiddelen, hetgeen hij enkel uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin doet. Verdachte toont geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen en gaat nog steeds door met zijn handel in diergeneesmiddelen. Voorgaande rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de documentatie van verdachte. Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden op te leggen een geldboete ten bedrage van € 10.000,00 alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren. Om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte geen URA-geneesmiddelen mag kopen, verkopen, in voorraad mag hebben en/of afleveren voor zichzelf of voor en/of op naam van een derde en dient mee te werken aan controles van de NVWA.
Voor een stillegging van verdachtes eenmanszaak [bedrijf] ziet de rechtbank bij gebrek aan voldoende aanwijzingen voor een (substantieel) aandeel van deze onderneming in de aan verdachte verweten gedragingen – gelet ook op alle overige handelsactiviteiten die vanuit [bedrijf] worden ontplooid welke geen betrekking hebben op de handel in diergeneesmiddelen – onvoldoende grond.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 23, 24c en 63 Sr, artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.20 Wet dieren.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 3
telkens het misdrijf:overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.19 van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.19 van de Wet dieren;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboeteter hoogte van
10.000,00 (tienduizend) eurobij gebreke van betaling te vervangen door
85 (vijfentachtig) dagen vervangende hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- gedurende de proeftijd geen URA geneesmiddelen mag kopen, verkopen, in voorraad mag hebben en/of afleveren voor zichzelf of voor en/of op naam van een derde;
- dient mee te werken aan controles van de NVWA en hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de NVWA;
- draagt de NVWA op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2019.
Buiten staat
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 121366/105138/3002308/4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het overzichts-proces-verbaal, pagina 13; Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte [naam 3] , DOC-270.
3.CBB 6 april 2016, ECLI:NL:CBB:2016:88.
4.Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte [naam 3] , DOC-270.
5.Het aanvullend proces-verbaal van 21 augustus 2018, bijlage 7 en 8; Het proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte, DOC-281.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met referentie 121366/105138/3002308/4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.