ECLI:NL:RBOVE:2019:2092

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
08/770232-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting, verduistering, diefstal en valsheid in geschrifte door een man die zich voordeed als partner van meerdere vrouwen

De rechtbank Overijssel heeft op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks van oplichtingen, verduisteringen, diefstallen en valsheid in geschrifte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man had gedurende een langere periode verschillende vrouwen opgelicht, terwijl hij relaties met hen aanging. Hij deed zich voor als een succesvolle ondernemer en maakte gebruik van hun vertrouwen om toegang te krijgen tot hun woningen, bankrekeningen en persoonlijke bezittingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als iemand anders en door valse beloften te doen. Hij had onder andere geldbedragen van de bankrekeningen van de slachtoffers gehaald en hen misleid door te zeggen dat hij hen geld zou terugbetalen, wat hij nooit deed. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die in totaal meer dan 19.000 euro vorderden. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en de emotionele en financiële schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770232-18 (P)
Datum vonnis: 20 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1982 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Achterhoek.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
8 maart 2019 en 6 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Zwarts, en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mevrouw mr. L. de Widt, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (van vrouwen), verduistering, diefstal en valsheid in geschrifte.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 6 september 2018 te De Goorn, gemeente Koggenland, en/of te Skingen, gemeente Waadhoeke en/of te Maastricht in ieder geval in Nederland,
meermalen althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
A. ten aanzien van die [slachtoffer 1] , haar in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 4 december 2017 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag, ongeveer 286 euro en/of een dienst verleend, te weten onderdak aan verdachte (te blijven verlenen), door (telkens):
- zich tegenover die [slachtoffer 1] voor te doen als ‘ [naam 1] ’, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een website voor die [slachtoffer 1] zal maken en/of die [slachtoffer 1] een factuur te sturen aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] een betaalbevestiging te sturen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij (verdachte) een huis heeft gekocht en/of van dit huis 23 oktober 2017 de sleutel zal krijgen en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij (verdachte) niet meer bij ‘ [naam 2] ’ kan verblijven en/of die [slachtoffer 1] daardoor aanbiedt dat hij (verdachte) bij die [slachtoffer 1] kan verblijven tot hij (verdachte) de sleutel van zijn huis krijgt, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat het bouwkundig rapport van het huis niet in orde is en/of daardoor de koop van het huis van verdachte niet doorgaat, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (verdachtes) ex beslag heeft gelegd op al zijn (verdachtes) rekeningen, naar zegge van verdachte in verband met weigering partneralimentatie, wegens vermogen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) kleding van de H&M op het adres van die [slachtoffer 1] te bestellen,
en/of
B. ten aanzien van die [slachtoffer 2] , haar in of omstreeks de periode van 12 maart 2018 tot en met 6 september 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag, ongeveer 450 euro en/of een geldbedrag van ongeveer 150 euro en/of een dienst, te weten onderdak aan verdachte (te blijven verlenen),
door (telkens):
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) zijn woning in Amsterdam uit moest en/of zijn (verdachtes) nieuw op te leveren woning nog niet klaar was en/of dat hij (verdachte) hierdoor een verblijfsprobleem had, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer 2] af te spreken dat hij (verdachte) 300 euro per maand zou betalen en/of een bijdrage zou meebetalen aan de boodschappen, en/of
- ( vervolgens) eenmaal dan wel meermaals tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat er een storing bij de bank was, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als [naam 3] ’ en/of
tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) vast zat en op borgtocht vrij kon komen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of aan die [slachtoffer 2] te vragen een bedrag van 450 euro over te maken en/of die tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat dit bedrag de dag erna teruggestort zou worden, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) de advocaatkosten voor de scheiding zou betalen, te weten een bedrag van 3200 euro, in ruil voor de kost en inwoning waarvoor 300 euro per maand was afgesproken, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] , en/of tegen de dochter van die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij een nieuwe Iphone voor haar zou kopen en/of dat die dochter van die [slachtoffer 2] haar verjaardagsgeld diende te geven aan hem (verdachte),
en/of
C. ten aanzien van die [slachtoffer 3] , haar in of omstreeks de periode van 24 mei 2018 tot en met 20 augustus 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een auto (merk: Nissan, type: Micra) door (telkens):
- zich ten overstaande van die [slachtoffer 3] voor te doen als [naam 4] ’, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen/mee te delen (zakelijk weergegeven) dat hij de auto van die [slachtoffer 3] kon doorverkopen/inruilen en/of zodoende een grotere (en betere) auto kon bezorgen/kopen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] mee te nemen naar een/of meer autodealers en/of te doen voorkomen dat er al een auto was gekocht, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] aan liet lijntje te houden door smoesjes’ en/of onwaarheden te vertellen waarom een/de deal(s) niet door is/zijn gegaan, en/of
- ( vervolgens) voor te doen! te zeggen bij/tegen die [slachtoffer 3] (zakelijk weergegeven) dat hij de papieren van haar auto nodig had (teneinde de overschrijving kunnen bewerkstelligen), en/of
- voor te doen/mee te delen ten overstaande van die [slachtoffer 3] dat baar auto reeds
was verkocht, en/of
- tegen die [slachtoffer 3] mede te delen/te zeggen (zakelijk weergegeven) dat het geld al binnen was (maar hij daar op dat moment niet bij kon omdat de bank gesloten was),
en/of
D. ten aanzien van die [slachtoffer 4] , haar in of omstreeks de periode van 7 augustus 2018 tot en met 9 augustus 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag, ongeveer 50 euro en/of een of meerdere pakjes sigaretten, te weten twee pakjes sigaretten, door (telkens):
- zich tegenover die [slachtoffer 4] voor te doen als [naam 5] , en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat zijn (verdachtes) tas met daarin ook zijn pinpas was gestolen en/of dat hij kiespijn had en/of dat hij nu geen geld had voor pijnstillers, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of aan die [slachtoffer 4] te vragen of zij pijnstillers heeft, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij geen geld had om de tandarts te betalen, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of vervolgens aan die [slachtoffer 4] te wagen om aan hem (verdachte) 250 euro over te maken, en/of vervolgens tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij die [slachtoffer 4] 400 euro zou overmaken, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 4] te vragen 20 euro aan hem (verdachte) over te maken en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat dit was voor sigaretten, drank en een pakje ibuprofen en/of vervolgens tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij (verdachte) 100 euro zou overmaken en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat het resterende bedrag voor een avondje drinken was, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat achter de overboeking een ‘sterretje’ (*) stond en/of dat hij (verdachte) het geld opnieuw zou overboeken en/of daarbij een extraatje voor het weekendje om iets te drinken, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking, en/of die [slachtoffer 4] een bewijs van overboeking te sturen, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 4] te vragen voor hem (verdachte) twee pakjes sigaretten, van liet merk Pall Mail, voor een bedrag van 20 euro, wilde kopen en/of daartoe aan die [slachtoffer 4] een bewijs van overboeking te sturen waaruit blijkt dat hij (verdachte) 20 euro naar de rekening van die [slachtoffer 4] heeft overgeboekt;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDJAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2018 tot en met 20 augustus 2018, te Almelo, in ieder geval in Nederland, opzettelijk een auto (merk: Nissan, type: Micra) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als doorverkoper/ intermediair/zaakwaarnemer van die [slachtoffer 3] wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 20 augustus 2018, te De Goorn, gemeente Koggenland en/of te Almelo, in ieder geval in Nederland en/of in Slovenië, opzettelijk
- een of meerdere pinpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door afgifte van die [slachtoffer 1] aan verdachte voor het halen van een of meerdere ‘drankjes’, en/of
- een of meerdere bankpassen en/of creditcards, in elk geval geheel enig goed, of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vriend/partner/levensgezel, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 20 augustus 2018, te De Goorn, gemeente Koggenland en/of te Almelo, in ieder geval in Nederland en/of Slovenië,
meerdere malen, althans eenmaal
- een geldbedrag, te weten ongeveer 6077 euro, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 1] , en/of
- een of meerdere geldbedragen, te weten ongeveer 199,21 euro en/of 250 euro en/of 139 euro en/of 139 euro en/of 87,50 euro, 72,61 euro en/of 450 euro en/of 58,07 euro en/of 490 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft gebracht door middel van een valse sleutel , te weten:
- door gebruik te maken van de pinpas en/of pincode van die [slachtoffer 1] , welke die [slachtoffer 1] (tijdelijk) aan hem (verdachte) heeft afgegeven, en/of
- door (zonder toestemming van die [slachtoffer 3] ) te pinnen met de pinpas en/of
creditcard van die [slachtoffer 3] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, te Landgraaf, in ieder geval in Nederland, een geldbedrag, te weten ongeveer 300 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 11 september 2017 tot en met 6 september 2018, te De Goorn, gemeente Koggenland, en/of te Skingen, gemeente Waadhoeke en/of te Maastricht en/of te Dordrecht en/of te ‘s-Gravenhage en/of te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, meermaals, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
A. een authentieke akte, te weten een uitspraak van de rechtbank Utrecht, met zaaknummer 287601/HA ZA 10-1263, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door:
- het wijzigen van de instantie van rechtbank Utrecht naar rechtbank Alkmaar,
en/of
- het wijzigen van het zaaknummer, en/of
- het wijzigen van de eiser en/of de gedaagde, en/of
- het wijzigen van de nummering van de paragrafen, en/of
- het wijzigen van het schadebedrag, te weten de ‘directe materiële schade’ naar 18.035,25 euro in plaats van de in de originele uitspraak opgenomen 835,25 euro, en/of
- het wijzigen van de schadepost ‘verlies arbeidsvermogen’ in letselschade’,
en/of
- het wijzigen van het schadebedrag, te weten de ‘letselschade’ (origineel
‘verlies arbeidsvermogen’) naar 58.113,00 euro in plaats van de in de originele uitspraak opgenomen 158.113,-- euro, en/of
- het aanbrengen van diverse tekstuele wijzigingen, en/of
B. een of meer bankoverboekingen, dan wel stukken waaruit een banktransactie blijkt, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door:
- het wijzigen van een of meerdere getoonde banksaldo’s, en/of
- het wijzigen van een of meerdere getoonde te naam gestelde(n), en/of
- het wijzigen van een of meerdere getoonde overgeboekte bedragen (bedrag van
de transactie), en/of
- het aanbrengen van diverse tekstuele en wijzigingen en/of diverse wijzigingen in cijfers, en/of
C. een of meer bankberichten, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door:
- het wijzigen van de naam van de bank, en/of
- het aanbrengen van diverse tekstuele wijzigingen, waaruit blijkt dat de door hem (verdachte) gekozen bank een storing heeft, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op of omstreeks 11 september 2017 tot en met 6 september 2018, te De Goorn, gemeente Koggenland, en/of te Skingen, gemeente Waadhoeke en/of te Maastricht en/of te Dordrecht en/of te ‘s-Gravenhage en/of te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, meermaals, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van, en/of heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, een of meerdere valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, te weten:
A. een authentieke akte, te weten een uitspraak van de rechtbank Utrecht, met
zaaknummer 287601/HA ZA 10-1263, en/of
B. een of meer bankoverboekingen, dan wel stukken waaruit een banktransactie
blijkt, en/of
C. een of meer bankberichten,
bestaande dat het gebruik maken hierin ziet op het misleiden van diverse benadeelden, en/of de verkrijging van diverse goederen, en/of de verkrijging van diverse diensten, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
6.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2017 tot en met 13 maart 2018, te Dordrecht en/of te ‘s-Gravenhage en/of te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van ongeveer 48 euro, in ieder geval enig geldbedrag, door:
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat hij na betaling van het bedrag de telefoon
zou opsturen, en/of
- die [slachtoffer 6] een verzendbewijs van ‘Post-NL’ te sturen via Whats-App, en/of
B. [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 115 euro,
in ieder geval enig geldbedrag, door:
- zich voor te doen als [naam 6] , en/of
- ( vervolgens) te doen alsof [verdachte] zijn vriendin was, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 6] te vragen om een ‘printscreen’ van de betaling, alvorens hij (verdachte) de kaartjes (voetbaltickets) aan die [slachtoffer 6] toe zou sturen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit en de onder 2 tot en met 6 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak voor alle tenlastegelegde feiten bepleit vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in onderling verband en samenhang bezien met de verklaringen van verdachte – voor zover relevant, kort samengevat inhoudende – dat hij meerdere malen een valse naam heeft gebruikt, dat hij geld heeft gevraagd, dat hij in een gestolen Nissan heeft gereden en dat hij verhalen heeft verzonnen wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels de aangeefsters bewogen tot de afgifte van geld, een auto en het verlenen van onderdak.
Feit 2
Ook dit feit, te weten de verduistering van de bankpassen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en verdachtes verklaring ter terechtzitting van 8 maart 2019 (onder meer) dat hij gebruik heeft gemaakt van de bankpassen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Feit 3
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte met pinpassen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geld heeft opgenomen, overgeboekt naar zijn eigen rekening en betalingen heeft gedaan. Dit volgt uit de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Deze verklaringen beziet de rechtbank in onderling verband en in samenhang met de verklaringen van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2019:
  • dat hij met toestemming van aangeefster [slachtoffer 1] gebruikt heeft gemaakt van haar pinpas. Verder heeft verdachte verklaard dat hij samen met aangeefster [slachtoffer 1] een verklaring heeft opgesteld waarin staat dat hij aan haar 5.000,- euro zou terugbetalen.
  • dat hij en aangeefster [slachtoffer 3] elkaars pinpas gebruikten. Bij de politie heeft verdachte onder meer verklaard dat hij geen toestemming had voor elke keer dat hij geld had gepind van de rekening van aangeefster [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 3] zijn in de tenlastelegging meerdere bedragen opgenomen. Voor wat betreft de geldbedragen van 139,- euro, 139,- euro, 87,50 euro, 72,61 euro, 450,- euro en 58,07 euro blijkt uit het dossier dat dit diverse storneringen betreft waarvoor verdachte verantwoordelijk is. Deze storneringen zelf leveren geen diefstal op. Verdachte zal voor dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 4
Verdachte ontkent dat hij een geldbedrag van € 300,- van aangeefster [slachtoffer 5] (hierna: aangeefster) heeft weggenomen.
De rechtbank acht de ontkenning van verdachte over de diefstal van het geldbedrag ongeloofwaardig. De rechtbank heeft geen redenen om de aangifte van aangeefster als ongeloofwaardig te duiden. Uit de verklaring van aangeefster blijkt onder meer dat verdachte in periode van 9 augustus 2018 tot 20 augustus 2018 bij aangeefster heeft verbleven. In die periode is van aangeefster een bedrag van € 300,- weggenomen. Aangeefster heeft verdachte aangesproken over het feit dat zij geld miste. Verdachte heeft vervolgens tegen aangeefster gezegd dat hij het geldbedrag naar haar rekening zou overmaken en heeft haar een screenshot van een overschrijving laten zien. Op de terechtzitting van 8 maart 2019 heeft verdachte onder meer verklaard dat de ‘screenshot’ van het bankafschrift vals was en dat hij het gebruikt heeft om het vertrouwen te wekken van aangeefster.
De rechtbank is derhalve, gelet op het vorenstaande en in onderling verband en samenhang met de aangifte bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal van een geldbedrag van € 300,-.
Feit 5
A
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten het in de telefoon van verdachte aangetroffen (valse) vonnis en het originele (gepubliceerde) vonnis - waarbij bij vergelijk de in de tenlastelegging vermelde verschillen blijken - wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het voorhanden hebben en gebruik maken van dit geschrift. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij niet als partij betrokken is bij dit vonnis. Maar ook dat hij geen contact meer heeft met zijn advocaten van destijds. Verdachte heeft het vonnis ook aan aangeefster [slachtoffer 3] getoond, teneinde haar ervan te overtuigen dat hij recht heeft op schadevergoeding.
B en C
Op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangiftes van onder andere [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] waaruit volgt dat verdachte bankoverboekingen met af/bijschrijvingen aan hen heeft getoond, de aangetroffen bankberichten op naam van [naam 5] , de bekentenis van verdachte dat een bankrekening op naam van [naam 5] niet bestaat en het proces verbaal van bevindingen over de inhoud van de telefoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het voorhanden hebben en gebruik maken van die geschriften.
Feit 6
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van de bewijsmiddelen, te weten de aangiftes van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] in onderling verband en samenhang bezien met de verklaringen van verdachte – voor zover relevant, kort samengevat inhoudende – dat hij contact heeft gehad met voornoemde personen over (een) door hem aangeboden telefoon en voetbalkaartjes,
wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Verdachte heeft in de tenlastegelegde periode door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen aangevers bewogen tot de afgifte van geld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 september 2017 tot en met 6 september 2018 in Nederland,
meermalen
met het oogmerk om zich te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
A.
ten aanzien van die [slachtoffer 1] , haar in de periode van 11 september 2017 tot en met 4 december 2017 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, ongeveer 286 euro en tot het verlenen van een dienst, te weten onderdak aan verdachte (te blijven verlenen),
door:
- zich tegenover die [slachtoffer 1] voor te doen als ‘ [naam 1] ’, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij een website voor die [slachtoffer 1] zal maken en die [slachtoffer 1] een factuur te sturen aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] een betaalbevestiging te sturen, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij (verdachte) een huis heeft gekocht en van dit huis 23 oktober 2017 de sleutel zal krijgen en tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij (verdachte) niet meer bij ‘ [naam 2] ’ kan verblijven en die [slachtoffer 1] daardoor aanbiedt dat hij (verdachte) bij die [slachtoffer 1] kan verblijven tot hij (verdachte) de sleutel van zijn huis krijgt, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat het bouwkundig rapport van het huis niet in orde is en daardoor de koop van het huis van verdachte niet doorgaat, en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zijn (verdachtes) ex beslag heeft gelegd op al zijn (verdachtes) rekeningen, naar zegge van verdachte in verband met weigering partneralimentatie, wegens vermogen, en
- kleding van de H&M op het adres van die [slachtoffer 1] te bestellen,
en
B.
ten aanzien van die [slachtoffer 2] , haar in de periode van 12 maart 2018 tot en met 6 september 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, ongeveer 450 euro en een geldbedrag van ongeveer 150 euro en het verlenen van een dienst, te weten onderdak aan verdachte (te blijven verlenen),
door:
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) zijn woning in Amsterdam uit moest en zijn (verdachtes) nieuw op te leveren woning nog niet klaar was en dat hij (verdachte) hierdoor een verblijfsprobleem had, en
- met die [slachtoffer 2] af te spreken dat hij (verdachte) 300 euro per maand zou betalen en zou meebetalen aan de boodschappen, en
- eenmaal dan wel meermaals tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat er een storing bij de bank was, en
- zich tegenover die [slachtoffer 2] voor te doen als [naam 3] ’ en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) vast zat en op borgtocht vrij kon komen, en aan die [slachtoffer 2] te vragen een bedrag van 450 euro over te maken en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat dit bedrag de dag erna teruggestort zou worden, en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij (verdachte) de advocaatkosten voor de scheiding zou betalen, te weten een bedrag van 3200 euro, in ruil voor de kost en inwoning waarvoor 300 euro per maand was afgesproken, en
- tegen die [slachtoffer 2] en tegen de dochter van die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij een nieuwe Iphone voor haar zou kopen en dat die dochter van die [slachtoffer 2] haar verjaardagsgeld diende te geven aan hem (verdachte),
en
C.
ten aanzien van die [slachtoffer 3] , haar in de periode van 24 mei 2018 tot en met 20 augustus 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een auto (merk: Nissan, type: Micra) door:
- zich ten overstaande van die [slachtoffer 3] voor te doen als [naam 4] ’, en
- tegen die [slachtoffer 3] te zeggen/mee te delen (zakelijk weergegeven) dat hij de auto van die [slachtoffer 3] kon doorverkopen/inruilen en zodoende een grotere (en betere) auto kon bezorgen/kopen, en
- die [slachtoffer 3] mee te nemen naar een/of meer autodealers en te doen voorkomen dat er al een auto was gekocht, en
- die [slachtoffer 3] aan liet lijntje te houden door smoesjes’ of onwaarheden te vertellen waarom een/de deal(s) niet door is/zijn gegaan, en
- voor te doen/te zeggen bij/tegen die [slachtoffer 3] (zakelijk weergegeven) dat hij de papieren van haar auto nodig had (teneinde de overschrijving kunnen bewerkstelligen), en
- voor te doen/mee te delen ten overstaande van die [slachtoffer 3] dat haar auto reeds
was verkocht, en
- ( tegen) die [slachtoffer 3] mede te delen/te zeggen (zakelijk weergegeven) dat het geld al binnen was (maar hij daar op dat moment niet bij kon omdat de bank gesloten was),
en
D.
ten aanzien van die [slachtoffer 4] , haar in de periode van 7 augustus 2018 tot en met 9 augustus 2018 heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, ongeveer 50 euro en meerdere pakjes sigaretten, te weten twee pakjes sigaretten, door:
- zich tegenover die [slachtoffer 4] voor te doen als [naam 5] , en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat zijn (verdachtes) tas met daarin ook zijn pinpas was gestolen en dat hij kiespijn had en dat hij nu geen geld had voor pijnstillers, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij geen geld had om de tandarts te betalen en vervolgens aan die [slachtoffer 4] te vragen om aan hem (verdachte) 250 euro over te maken, en vervolgens tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij die [slachtoffer 4] 400 euro zou overmaken, en
- die [slachtoffer 4] te vragen 20 euro aan hem (verdachte) over te maken en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat dit was voor sigaretten, drank en een pakje ibuprofen en vervolgens tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij (verdachte) 100 euro zou overmaken en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat het resterende bedrag voor een avondje drinken was, en
- tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat achter de overboeking een ‘sterretje’ (*) stond en dat hij (verdachte) het geld opnieuw zou overboeken en daarbij een extraatje voor het weekend om iets te drinken, en
- die [slachtoffer 4] te vragen of zij voor hem (verdachte) twee pakjes sigaretten, van het merk Pall Mall, voor een bedrag van 20 euro, wilde kopen en daartoe aan die [slachtoffer 4] een bewijs van overboeking te sturen waaruit blijkt dat hij (verdachte) 20 euro naar de rekening van die [slachtoffer 4] heeft overgeboekt;
2.
hij in de periode van 11 september 2017 tot en met 20 augustus 2018, in Nederland en in Slovenië, opzettelijk
- een pinpas, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten door afgifte van die [slachtoffer 1] aan verdachte voor het halen van een of meerdere ‘drankjes’, en
- een of meerdere bankpassen en/of creditcards, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vriend/partner/levensgezel, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in de periode van 11 september 2017 tot en met 20 augustus 2018, in Nederland en Slovenië,
- een geldbedrag, te weten ongeveer 6077 euro, dat
aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 1] , en
- geldbedragen, te weten ongeveer 199,21 euro en 250 euro en 450 euro en 490 euro, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2018 tot en met 19 augustus 2018, in Nederland, een geldbedrag, te weten ongeveer 300 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij in de periode van 11 september 2017 tot en met 6 september 2018, in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
A.
een authentieke akte, te weten een uitspraak van de rechtbank Utrecht, met zaaknummer 287601/HA ZA 10-1263, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door:
- het wijzigen van de instantie van rechtbank Utrecht naar rechtbank Alkmaar,
en
- het wijzigen van het zaaknummer, en
- het wijzigen van de eiser en/of de gedaagde, en
- het wijzigen van de nummering van de paragrafen, en- het wijzigen van het schadebedrag, te weten de ‘directe materiële schade’ naar 18.035,25 euro in plaats van de in de originele uitspraak opgenomen 835,25 euro, en
- het wijzigen van de schadepost ‘verlies arbeidsvermogen’ in letselschade’,
en
- het wijzigen van het schadebedrag, te weten de ‘letselschade’ (origineel ‘verlies arbeidsvermogen’) naar 58.113,00 euro in plaats van de in de originele uitspraak opgenomen 158.113,-- euro, en
- het aanbrengen van diverse tekstuele wijzigingen, en
B.
bankoverboekingen, dan wel stukken waaruit een banktransactie blijkt, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door:
- het wijzigen van een of meerdere getoonde banksaldo’s, en/of
- het wijzigen van een of meerdere getoonde te naam gestelde(n), en/of
- het wijzigen van een of meerdere getoonde overgeboekte bedragen (bedrag van
de transactie), en/of
- het aanbrengen van diverse tekstuele en wijzigingen en/of diverse wijzigingen in cijfers, en
C.
een of meer bankberichten, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door:
- het wijzigen van de naam van de bank, en/of
- het aanbrengen van diverse tekstuele wijzigingen, waaruit blijkt dat de door hem (verdachte) gekozen bank een storing heeft,
telkens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken,
en
hij in de periode van 11 september 2017 tot en met 6 september 2018 in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en voorhanden heeft gehad, valselijk opgemaakte of vervalste geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, te weten:
A. een authentieke akte, te weten een uitspraak van de rechtbank Utrecht, met
zaaknummer 287601/HA ZA 10-1263, en
B. bankoverboekingen, dan wel stukken waaruit een banktransactie blijkt, en
C. bankberichten,
bestaande dat gebruik maken hierin dat het ziet op het misleiden van diverse benadeelden, en de verkrijging van diverse goederen, en de verkrijging van diverse diensten, terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst;
6.
hij in de periode van 14 november 2017 tot en met 13 maart 2018, in Nederland, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen
[slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van ongeveer 48 euro, door:
- tegen die [slachtoffer 6] te zeggen dat hij na betaling van het bedrag de telefoon
zou opsturen, en
- die [slachtoffer 6] een verzendbewijs van ‘Post-NL’ te sturen via Whats-App,
en
B. [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 115 euro, door:
- zich voor te doen als [naam 6] , en
- te doen alsof [verdachte] zijn vriendin was, en
- die [slachtoffer 7] te vragen om een ‘printscreen’ van de betaling, alvorens hij (verdachte) de kaartjes (voetbaltickets) aan die [slachtoffer 7] toe zou sturen.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225, 226, 311, 321 en 326 van het Wetboek van strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: verduistering, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: diefstal;
feit 5
het misdrijf:
A valsheid in geschrift, gepleegd in een authentieke akte;
B/C valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
A opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd in een authentieke akte, als ware het echt en onvervalst en
het opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd in een authentieke akte, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
B/C opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en
het opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien er geen integrale vrijspraak volgt, een gevangenisstraf gelijk aan de in voorarrest doorgebrachte tijd passend is. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd worden met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan een reeks oplichtingen van vrouwen, Marktplaatsoplichtingen, diefstallen, verduistering en valsheid in geschrifte. Verdachte is (liefdes)relaties met deze vrouwen aangegaan onder een valse naam, heeft het vertrouwen van de vrouwen gewonnen, is deel uit gaan maken van het leven van deze vrouwen (en hun kinderen) die hem op grond van zijn verzonnen verhalen onderdak verschaften en gebruik lieten maken van hun woning, auto, bankpas en heeft zich vervolgens onder meer de toegang verschaft tot de bankrekeningen van deze vrouwen, waarna hij op slinkse wijze – zonder dat het direct opviel – geld van deze rekeningen heeft opgenomen. Zelfs de spaarrekeningen van de kinderen van deze vrouwen liet verdachte niet ongemoeid, en ook van een van de kinderen ontvangen geld voor de aanschaf van een mobiele telefoon eigende verdachte zich toe zonder dat een telefoon werd aangeschaft. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in hem gestelde vertrouwen en het feit dat zij met hem begaan waren en hem behulpzaam wilden zijn. Verdachte is geheel voorbij gegaan aan zowel de financiële als emotionele gevolgen voor de slachtoffers. Zij voelen zich gebruikt door verdachte en het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens is geschaad. Verdachte heeft slechts gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin. Verdachte beloofde steeds geld terug te betalen, een belofte waar hij van meet af aan van wist dat hij die nimmer kon waarmaken. Tot op heden heeft verdachte geen enkel bedrag terugbetaald en heeft hij deze vrouwen met grote financiële schade achtergelaten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelwijze en geen inzicht getoond in het effect van zijn handelwijze op anderen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 mei 2019;
- een trajectconsult van 18 september 2019, opgemaakt door A. Boksem, psychiater;
- een pro justitia rapport van 21 mei 2019, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater;
- een pro justitia rapport van 26 februari 2019, opgemaakt door C. Sipma,
gz-psycholoog;
reclasseringsadviezen van 24 oktober 2018, 28 februari 2019 en 28 mei 2019, opgemaakt door [naam 7] , reclasseringswerker.
Uit het psychiatrisch rapport blijkt onder meer dat op basis van de anamnese en het onderzoek geen psychiatrisch ziektebeeld (meer) wordt gediagnosticeerd. Omdat er geen psychiatrische ziekte en/of gebrek kan worden geconstateerd, valt ook geen verband tussen diagnose en delict te postuleren. De psychiater ziet geen argumenten om het tenlastegelegde in verminderde mate of niet toe te rekenen. Gelet op het ontbreken van psychiatrische ziekten of gebreken wordt geen interventie geadviseerd die het eventuele recidivegevaar zou kunnen beperken. Vanuit een zorgperspectief heeft verdachte wel begeleiding nodig omdat hij dakloos is, schulden en geen werk heeft en zijn leven weer op orde moet krijgen. Ter zitting heeft de deskundige Kemperman een toelichting op het advies gegeven en het gegeven advies gehandhaafd.
Uit het psychologisch rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met overwegend antisociale en narcistische kenmerken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast is er in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde sprake van omstandigheden die van invloed zijn geweest op zijn functioneren. De feiten dienen in verminderde mate aan verdachte toegerekend te worden. Het risico op recidive wordt op zowel korte als op lange termijn als hoog ingeschat wanneer verdachte zonder enige vorm van toezicht of begeleiding zou terugkeren in de maatschappij. Verdachte is in het verleden herhaaldelijk veroordeeld wegens soortgelijke feiten als de huidige verdenking en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op vrijwillige basis een behandeling te volgen. Er is sprake geweest van een lange periode van instabiliteit met betrekking tot werk en zijn woonsituatie en er zijn aanwijzingen voor ernstig financieel wanbeleid. Voorts is er sprake van disfunctionele oplossingsvaardigheden. Verdachte keurt crimineel gedrag af, maar ten opzichte van eigen antisociale gedragingen heeft hij een externaliserende en bagatelliserende houding. Bovendien heeft verdachte een erg verongelijkte houding ten opzichte van politie en justitie. Tenslotte is verdachte niet gemotiveerd voor behandeling. Er zijn bij verdachte relatief weinig beschermende factoren aanwezig. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke detentie op te leggen met verplicht reclasseringstoezicht. Als voorwaarde zou kunnen worden opgenomen dat verdachte de aanwijzingen van de reclassering opvolgt met betrekking tot behandeling en/of begeleiding. Ter zitting heeft de deskundige Sipma een toelichting op het advies gegeven en het gegeven advies gehandhaafd.
Uit het reclasseringsadvies blijkt onder meer dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet voldoende aanleiding voor een behandeling. Ondanks de ontkennende houding ten opzichte van de tenlastegelegde feiten wil verdachte meewerken aan een verplicht traject. Verdachte is echter alleen gemotiveerd voor een ambulant traject. Gelet op de recidivekans acht de reclassering een (ambulante) behandelverplichting noodzakelijk. Daarnaast zou verdachte verplicht kunnen wonen bij een woonvoorziening voor ex-gedetineerden in Leeuwarden, waar hij op de wachtlijst staat. Verdachte heeft niet eerder een behandeling of toezicht gehad. Gezien de persoonlijkheid en de problematiek, schat de reclassering in dat het voor verdachte met name op de langere termijn lastig wordt om zich te blijven conformeren aan een toezicht. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf. Als bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd om een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatiegebod en meewerken aan schuldhulpverlening op te leggen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard op de hoogte te zijn van de inhoud van het reclasseringsadvies en open te staan voor een reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank acht de oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank heeft daarbij gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de lange periode waarin verdachte zich onafgebroken met het plegen van de onderhavige feiten heeft bezig gehouden. Daarnaast heeft de rechtbank - in strafverzwarende zin - rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf acht geslagen op de adviezen van de psychiater, de psycholoog, de reclassering en de door hen gegeven toelichting ter zitting. Gezien de persoon van verdachte zoals die ook ter zitting is gebleken en de inhoud van de rapporten is behandeling van verdachte nodig en zal verdachte daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive te doen verminderen. Een deel van de opgelegde gevangenisstraf zal daarom voorwaardelijk zijn. Aan die voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank legt een hogere straf op dan door de officier van justitie geëist, omdat die eis onvoldoende recht doet aan de ernst en hoeveelheid van de feiten. Voorts acht de rechtbank de langst mogelijke voorwaardelijke gevangenisstraf geboden nu de bereidheid van verdachte -die zegt dat er niets mis is met hem- om mee te werken aan behandeling en reclasseringstoezicht niet lijkt te zijn ingegeven uit intrinsieke motivatie, maar uit angst voor een TBS-maatregel. Gelet hierop is een lange voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om verdachte te “dwingen” mee te werken aan alle opgelegde voorwaarden.
Aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd wordt vastgesteld op 3 jaar.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie vordert ten aanzien van het beslag:
- verbeurdverklaring van de in beslag genomen mobiele telefoon.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon (Samsung J3) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
Feit 1
[slachtoffer 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.919,- plus de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 500,- gevorderd.
[slachtoffer 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.454,76, plus de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ter zitting heeft de benadeelde partij haar vordering verhoogd met € 500,- immateriële schade.
[slachtoffer 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.566,12 plus de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 4] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 50,-, plus de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Feit 6
[slachtoffer 7] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 120,-, plus de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van € 6.577,-, plus de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie gevorderd dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van € 1.889,21,-, plus de wettelijke rente. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het overige deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gevorderd dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van € 900,-, plus de wettelijke rente. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het overige deel van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie integrale toewijzing gevorderd, plus de wettelijke rente.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] heeft de officier van justitie gevorderd dat een schadevergoeding kan worden toegewezen van een bedrag van € 115,-, plus de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard aangezien niet wordt voldaan aan het relativiteitsvereiste voor aansprakelijkheid van de schade dan wel de vorderingen niet eenvoudig van aard zijn en behandeling een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure zou zijn.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 6.419- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 6.954,76,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 5.566,12,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 4]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 50,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 7]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 115,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
enA opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd in een authentieke akte, als ware het echt en onvervalst en het opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd in een authentieke akte, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;B/C opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en het opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervals geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd;feit 6 het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
s
trafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • de rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
  • stelt als
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als
  • zich binnen 14 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering van het Leger des Heils te Leeuwarden, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zich laat onderzoeken, diagnosticeren en behandelen door een forensische polikliniek te Leeuwarden of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • verdachte verblijft in Oldegalileën (forensisch wonen, onderdeel van Zienn Opvang) te Leeuwarden of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de aangevers in de onderhavige strafzaak, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
  • gedurende zes maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Op doordeweekse dagen met dagbesteding heeft verdachte een aaneengesloten blok van 12/14 of 17 uur dat hij niet op het verblijfadres hoeft te zijn. Zonder dagbesteding is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4/8 of 17 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is Oldegalileën 223-269 Leeuwarden. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
  • mee werkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen. Verdachte geeft de reclassering, de schuldhulpverlener en/of zijn woonbegeleider inzicht in zijn financiën en schulden;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 1.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018511157. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Onder A.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 20 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident,
dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen woensdag 13 september
2017 te 10:00 uur en maandag 4 december 2017 te 10:00 uur: (…) Ik heb [verdachte] in September 2017 leren kennen via Facebook. (…) [verdachte] zijn facebookaccount is [naam 1] . (…) [verdachte] bood me aan om een website op te zetten voor mijn onderneming. (…) Ik betaal hem 140,00 euro voor de website optimalisatie certificering en voor google advertentie certificering contact. Factuur en betaalbevestiging stuurde hij mij via de mail. (…) Hij vertelde dat hij zeer vermogend was, hij heeft mij laten zien dat hij ruim 500.000 euro op zijn rekening had. Hij vertelde mij dat hij door de verkoop van het bedrijf van zijn overleden vriend/werkgever [naam 8] ruim 800.000 euro gestort zou
krijgen. (…) In oktober 2017 vertelt [verdachte] dat hij een huis gekocht heeft in Edam. Op 23 oktober 2017 krijgt hij hiervan de sleutel. Hij logeert op dat moment nog bij een vriend aan
[adres 1] in Hoorn. Deze vriend heet [naam 9] . (…) Hij zegt dat zijn woonsituatie bij [naam 9] onhoudbaar is geworden en dat hij daar niet langer kan wonen. [verdachte] zegt dat hij niet naar zijn ouders kan en ik bied hem aan bij mij te komen logeren. Ik doe dit omdat we het zo fijn samen hebben en het zou slechts om een week gaan omdat hij een week later op 23 oktober 2017 de sleutel van zijn nieuwe woning zou krijgen. (…) Dit gaat onverwacht niet door omdat op 19-10-2017 het bouwkundig rapport van zijn nieuwe huis in Edam niet in orde is en koop van het huis niet doorgaat. (…) Op 20 oktober 2017 is [verdachte] van slag, zijn ex heeft beslag gelegd op al zijn rekeningen, zo zei hij. Zijn ex zou dit gedaan hebben in verband met weigering partneralimentatie, wegens vermogen. (…) Op 21 oktober 2017 laat [verdachte] op mijn adres een pakket kleding van H&M bezorgen van 146,00 euro. Maar bleek door onlangs een betaalherinnering nooit betaald. (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 1] voor. Het klopt dat ik mij via Facebook heb voorgedaan als [naam 1] . (…) Het klopt dat ik samen met [slachtoffer 1] een verklaring heb opgesteld waarin staat dat ik per ommegaande en uiterlijk voor 1 december 2017 aan haar € 5.000,- zou terugbetalen. (…).”
Onder B.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] , van 29 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Zij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident,
dat plaatsvond, op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen, woensdag 14 maart. 2_01.8
te 00:00 uur en donderdag 6 september 2018 te 00:00 uur: (…) V: [slachtoffer 2] , ik heb jou benaderd op verzoek van recherche Almelo vanwege [verdachte] . Hoe heb je [verdachte] leren kennen? A: Ik heb [verdachte] leren kennen via een datingsite genaamd Baddoo. (…) Kort daarna hadden we weer contact en hij vertelde mij dat hij zijn woning in Amsterdam uit moest en omdat zijn gekochte woning aan de rand van Amsterdam nog niet opgeleverd was had hij even een probleem waar hij moest verblijven. (…) A; Vanaf ongeveer half april heeft hij denk ik zo'n twee maanden bij ons in huis gewoond. (…) A: Ja [verdachte] zou iedere maand een bijdrage van 300,- leveren en meebetalen aan de boodschappen. (…) V: Welke mensen ken jij zo om [verdachte] heen? A: Ik ken er een paar. [naam 3] , dit is een vriend van [verdachte] en tevens advocaat. (…) V: Wie van deze mensen heb jij eens in levende lijve gezien? A: Ik heb ze allen nooit in het echt gezien behalve dan [naam 10] . (…) En hij zou mij steeds betalen voor kost en inwoning maar dat kwam steeds maar niet. En dat lag dan vaak aan de bank. (…) V: Heeft hij jou wel eens om geld gevraagd? A: Ja ik heb wel geld naar hem over gemaakt of ergens anders naar toe als hij mij dat verzocht. [naam 3] heeft mij eens geapt dat [verdachte] was opgepakt voor mishandeling en vast zat in Amsterdam. Hij kon op borgtocht vrij komen maar dan moest er 4000,- betaald worden. [naam 3] kon niet ineens zoveel geld overmaken en vroeg aan mij of ik 450,- aan hem wilde overmaken dan kon [verdachte] weer vrij komen. Dit heb ik gedaan op de bankrekening van de tante van [verdachte] . Nu weet ik inmiddels dat het de rekening is van [naam 10] . [naam 3] zou de dag er na mij dit geld weer terugstorten. [naam 3] heeft mij geapt dat dit ook gebeurd is maar ik heb nooit wat ontvangen. Zelfs na herhaaldelijk app contact met [naam 3] heb ik dit nog steeds niet gehad. (…) Ik heb nooit geld gekregen van [verdachte] maar we deden wel eens samen boodschappen wat hij dan betaalde. Ik dacht tot nu toe dat ik er niet veel op achteruit ben gegaan maar als ik alles op tel dan ben ik toch meer geld kwijt dan ik dacht. V: Waarom denk je dat? A: Ik dacht dit omdat hij de advocaatkosten van mijn scheiding zou betalen. (…)
V: Hoe zit dat met die I-phone? A: [verdachte] had mij dochter een I-phone beloofd. Mijn dochter heeft toen haar verjaardagsgeld aan hem geven om een deel er aan mee te betalen. Ik denk dat dit ongeveer zo'n 150,- is geweest. De I-phone heeft zij natuurlijk ook niet gekregen. (…). V: Hoeveel schade denk je van [verdachte] te hebben gehad? (…) 3200,- advocaatkosten die [verdachte] voor mij zou betalen in ruil voor de kost en inwoning. [verdachte] zou mij immers iedere maand 300 euro betalen maar dat heb ik nog nooit gehad en daarom zou hij mijn advocaatkosten betalen. Hierover wil ik nog het volgende kwijt. [verdachte] zou een bedrag ineens van 3200,- hebben betaald aan de advocaat kosten. (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) De voorzitter houdt mij voor dat ik naar een ziekenhuis in Heerenveen ben gegaan omdat ik knieproblemen had en kanker zou hebben en bestraald moest worden. Het klopt dat ik deze en andere ziekenhuisopnames verzonnen heb. (…) Het is achteraf stom dat ik geld voor die zogenaamde operaties heb gevraagd, ook aan mijn familie en aan [slachtoffer 2] . (…).”
Onder C.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] , van 29 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Op 24 mei 2018, tijdstip is mij niet meer bekend heb ik via de datingsite Badoo de
zesendertigjarige [naam 4] leren kennen. (…). Ook heeft [verdachte] mijn auto onder valse voorwaarden onder zich gekregen. (…) Ik kan u verklaren dat ik mijn auto nog steeds niet terug heb. (…) Deze auto is van het merk Nissan type Micra (…). (… ).”
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , van 21 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Ik spreek op verzoek van u in deze aangifte over [verdachte] aangezien dat de naam
is die bij jullie bekend is. Hij heeft echter verschillende aliassen. Ik kende hem dus als [naam 4] . (…) [verdachte] gaf toen aan dat hij er wel voor kon zorgen dat mijn auto zou worden doorverkocht via een oom van hem in Zaandam. Hij gaf aan dat hij zelf een leaseauto had van de zaak en dat hij dus een grotere en betere auto voor mij wilde regelen. Hij heeft mij toen zelfs meegenomen naar een aantal autodealers. Hij deed het in eerste instantie ook overkomen of er al een auto gekocht was, maar kwam steeds met smoesjes waarom de deal uiteindelijk niet door zou gaan. Ik wist op dat moment uiteraard nog niet van zijn praktijken en heb hem toen in goed vertrouwen de papieren van de auto gegeven zodat
hij een en ander in orde kon maken qua overschrijving. (…) Omdat hij mij had verteld dat mijn eigen auto op dat moment al was verkocht konden we op dat moment niet mijn eigen auto die kant op. Hij had mij ondertussen verteld dat het geld dat hij voor mijn auto had gekregen al wel binnen was, maar dat hij daar op dat moment even niet bij kon omdat de bank dicht was. (…).”
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) De voorzitter ondervraagt mij nu over [slachtoffer 3] . (…) Het klopt dat ik toen in een gestolen Nissan reed. (…).”
Onder D.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 4] , van 28 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) De persoon om wie het gaat, ken ik enkel als [naam 5] . (…) Op een gegeven moment vertelde [naam 5] dat zijn tas met daarin zijn portemonnee een dag van te voren was gestolen en dat hij op dit moment geen geld had. Hij had kiespijn en had geen geld voor
pijnstillers. (…) Later op de dag, omstreeks 17.00 uur vroeg [naam 5] via whatsapp geld aan mij. Hij vertelde dat het wel handig zou zijn als ik hem 250 EURO zou overmaken, aangezien hij op dit moment geen geld had en hij de tandarts moest betalen. Hij gaf ook meteen aan dat hij mij dan wel 400 EURO zou overmaken. (…) Ik heb [naam 5] toen aangegeven dat ik dit niet wilde, waarop [naam 5] toen vroeg om 20 euro voor wat sigaretten, wat drank en een pakje ibuprofen. Hij gaf ook meteen aan dat hij mij 100 EURO hiervoor zou overmaken en de rest hiervan voor een avondje drinken was. (…) In de loop van de middag, ergens rond 14.00 uur, geef ik [naam 5] aan dat ik die 100 EURO die hij had overgemaakt, nog niet op mijn rekening had. Hierop gaf hij aan dat achter de overboeking een sterretje (*) stond en dat hij het opnieuw zou overboeken met nu een extraatje voor het weekend, om iets te drinken. Hij stuurde mij vervolgens om 14.16 uur een overschrijvingsbewijs waarop te zien was dat hij 250 EURO van zijn rekening had overgemaakt naar mijn rekening. (…) We hadden verder via whatsapp afgesproken om elkaar omstreeks 21.30 uur te zien in mijn woning gelegen aan [adres 2] te Maastricht. Omstreeks 19.10 uur vroeg [naam 5] of ik 2 pakjes sigaretten (Pall Mall) a 20 EURO wilde kopen. Om 19.11 uur stuurde hij mij wederom een overschrijvingsbewijs door
waarop ditmaal te zien was dat hij 20 EURO naar mijn rekening had overgemaakt. De sigaretten heb ik aan [naam 5] gegeven toen hij die avond bij mij langs kwam. (…) Op dat moment had ik in het totaal 50 EURO aan [naam 5] gegeven. (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) Wat mevrouw [slachtoffer 4] betreft, die heb ik ook leren kennen via de datingsite Badoo. Ik heb mij toen [naam 5] genoemd. Het klopt dat ik tandartskosten had. Het klopt dat ik € 100,— over zou maken. Er bestaat geen rekeningnummer op naam van [naam 5] , maar dat rekeningnummer op zich bestaat wel. (…) Zij heeft alleen sigaretten voor mij meegenomen. (…).”
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 20 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Deze avond heeft [verdachte] met mijn pinpas drankjes betaald. Ik moest naar de toilet en
zijn contanten waren op. Hij vroeg me naar mijn pas en pincode zodat hij alvast kon
betalen. Ik heb nog even getwijfeld mijn pincode af te geven maar vond dat ik geen keus had
omdat ik ook zijn pincode wist. (…) Volgende dag vraag ik hem naar mijn pas. Ik hoor hem zeggen dat mijn pas in zijn andere broek zit. (…) Ik vraag hem later weer naar mijn pas maar [verdachte] zegt dat hij deze per ongeluk bij zijn ouders heeft laten liggen. (…) Donderdag 23-11-2017 vind ik in de tas van [verdachte] mijn bankpas. (…) Op de bankoverschriften is te zien dat alle automatische incasso's zijn gestorneerd en vervolgens met een spoedoverboeking naar [verdachte] [rekeningnummer 1] zijn overgemaakt. Op de bankafschriften is ook zien dat hij mijn salaris met een spoedoverboeking naar zijn rekening overmaakt. Ook is te zien op de bankoverschrijvingen dat in de periode van 21 oktober 2017 t/m 27 november 2017 dat ik niet in het bezit was van mijn bankpas diverse betalingen zijn verricht met deze pas. (…) [verdachte] heeft zonder mijn toestemming 7.681,67 euro van mijn rekening weggenomen. (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 1] voor. (…) Ik heb met haar toestemming gebruik gemaakt van haar pinpas. (…).”
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , van 21 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Ik spreek op verzoek van u in deze aangifte over [verdachte] aangezien dat de naam
is die bij jullie bekend is. Hij heeft echter verschillende aliassen. Ik kende hem
dus als [naam 4] . (…) Hij was nog steeds in het bezit van mijn pasjes
omdat we tijdens ons verblijf in Slovenië alle pasjes in 1 tasje hebben gestopt. Hij
heeft dit tasje toen meegenomen en niet meer teruggegeven. Ik vermoed dat hij mijn
pincode uit mijn telefoon heeft gehaald omdat ik dit had opgeslagen in mijn notities.
Mijn telefoon is beveiligd met een 4-cijferige code maar ik vermoed dat hij deze een
keer heeft afgekeken. (…).”
4.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] , van 29 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) . Ik ben er ook zeker van dat [verdachte] mijn bankpas heeft gebruikt en zo zonder
mijn toestemming rekeningen heeft betaald. (…).”
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) De voorzitter ondervraagt mij nu over [slachtoffer 3] . (…) We gebruikten elkaars pinpas. (…).”
6.
Het proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
“(…) O: Er is jou gevraagd naar het gebruik van bank/betaalpassen van [slachtoffer 3] . Je geeft
aan dat jij beschikking had over haar betaalpassen, en zij over de jouwe. Je gaf aan dat zij jou haar pincode heeft gegeven. V: Is jou toestemming gegeven om geld van haar bankrekening te halen? A: Ik vind dat een beetje een rare vraag, het is heel vaak voorgekomen dat ik geld
pin en dat dan in haar portemonnee heb gestopt. (…) V: Had jij toestemming voor elke keer dat je geld had gepind van haar rekening? A: Nee. V: Hoe vaak, welke bedragen, waar was dat? A: Dat 1 of 2 keer gebeurd. Ik weet niet welke bedragen en wanneer dit was. V: Heb je ook wel eens geld van de bankrekening van [slachtoffer 3] gehaald zonder haar toestemming? Zo ja, hoe vaak, waar, welke bedragen? A: Volgens mij van de 1 of 2 keer, was dit dan 1 keer. (…).”
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 20 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Deze avond heeft [verdachte] met mijn pinpas drankjes betaald. Ik moest naar de toilet en
zijn contanten waren op. Hij vroeg me naar mijn pas en pincode zodat hij alvast kon
betalen. Ik heb nog even getwijfeld mijn pincode af te geven maar vond dat ik geen keus had
omdat ik ook zijn pincode wist. (…) Volgende dag vraag ik hem naar mijn pas. Ik hoor hem zeggen dat mijn pas in zijn andere broek zit. (…) Ik vraag hem later weer naar mijn pas maar [verdachte] zegt dat hij deze per ongeluk bij zijn ouders heeft laten liggen. (…) Donderdag 23-11-2017 vind ik in de tas van [verdachte] mijn bankpas. (…). Op de bankoverschriften is te zien dat alle automatische incasso's zijn gestorneerd en vervolgens met een spoedoverboeking naar [verdachte] [rekeningnummer 1] zijn overgemaakt. Op de bankafschriften is ook zien dat hij mijn salaris met een spoedoverboeking naar zijn rekening overmaakt. Ook is te zien op de bankoverschrijvingen dat in de periode van 21 oktober 2017 t/m 27 november 2017 dat ik niet in het bezit was van mijn bankpas diverse betalingen zijn verricht met deze pas. (…) [verdachte] heeft zonder mijn toestemming 7.681,67 euro van mijn rekening weggenomen. (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 1] voor. Het klopt dat ik mij via Facebook heb voorgedaan als [naam 1] . (…) Ik heb met haar toestemming gebruik gemaakt van haar pinpas. (…) Het klopt dat ik samen met [slachtoffer 1] een verklaring heb opgesteld waarin staat dat ik per ommegaande en uiterlijk voor 1 december 20017 aan haar € 5.000,- zou terugbetalen. (…).”
3.
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van de Rabobank ten name van [slachtoffer 1] , pagina’s 99 t/m 159, inhoudende, zakelijk weergegeven:
“(…)
Datum Code Tegenrekening/omschrijving/naam mutaties af (debet)
22-10 ga WEST FRIESLAND 167IBG76 200,00
Geldautomaat 10:32 pasnr. [pasnummer 2]
23-10 ba WESLEY'S WITGOED GH0CTE3R0EK 220,00
Betaalautomaat 10:00 pasnr. [pasnummer 2]
26-10 sp [rekeningnummer 2] [verdachte] 600,00
Spoedopdracht
26-10 sp [rekeningnummer 3] [verdachte] 1.000,00
Spoedopdracht
27-10 ba MEDIA MARKT HOORN BV HOORN NH 199,00
Betaalautomaat 10:18 pasnr. [pasnummer 2]
27-10 sp [rekeningnummer 4] [verdachte] 238,00
Spoedopdracht
28-10 ga RABO FLEVOLAND 8256AX32 600,00
Geldautomaat 14:04 pasnr. [pasnummer 2]
30-10 sp [rekeningnummer 5] [verdachte] 300,00
Spoedopdracht
30-10 sp [rekeningnummer 5] [verdachte] 320,00
Spoedopdracht
01-11 sp [rekeningnummer 5] [verdachte] 785,00
Spoedopdracht Verwerkingsdatum
01-11-2017
02-11 sp [rekeningnummer 5] [verdachte] 330,00
Spoedopdracht Verwerkingsdatum
02-11-2017
03-11 sp [rekeningnummer 5] [verdachte] 185,00
Spoedopdracht Verwerkingsdatum
03-11-2017
20-11 ga WEST FRIESLAND 1648HW1 1.000,00
Geldautomaat 10:28 pasnr. [pasnummer 2]
Verwerkingsdatum 20-11-2017
(…).”
4.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , van 21 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Ik spreek op verzoek van u in deze aangifte over [verdachte] aangezien dat de naam
is die bij jullie bekend is. Hij heeft echter verschillende aliassen. Ik kende hem dus als [naam 4] . (…) Hij was nog steeds in het bezit van mijn pasjes omdat we tijdens ons verblijf in Slovenië alle pasjes in 1 tasje hebben gestopt. Hij heeft dit tasje toen meegenomen en niet meer teruggegeven. Ik vermoed dat hij mijn pincode uit mijn telefoon heeft gehaald omdat ik dit had opgeslagen in mijn notities. Mijn telefoon is beveiligd met een 4-cijferige code maar ik vermoed dat hij deze een keer heeft afgekeken. (…). Diezelfde dag is er bij de
Rabobank in Almelo om 09:33 uur 490,00 euro van mijn rekening gehaald. (…) Tijdens ons verblijf in Slovenië heeft [verdachte] ook zonder mijn medeweten alles wat we daar hebben uitgegeven met mijn pas betaald. Op 28 en 29 juli heeft hij voor een totaalbedrag van 199,21 euro betaald bij verschillende tankstation. (…) Op 31 juli 2018 heeft [verdachte] om 12:13 uur blijkbaar geld opgenomen bij een geldautomaat in Ljubliana. Het ging hierbij om een bedrag van 250 euro. Uiteraard is dit zonder mijn medeweten gedaan. (…) Diezelfde dag heeft bij
om 21:09 uur bij een geldautomaat in Ljubliana wederom 450 euro van mijn rekening
gepind. (…).”
5.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] , van 29 september 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) . Ik ben er ook zeker van dat [verdachte] mijn bankpas heeft gebruikt en zo zonder
mijn toestemming rekeningen heeft betaald. (…).”
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) De voorzitter ondervraagt mij nu over [slachtoffer 3] . (…) We gebruikten elkaars pinpas. (…).”
7.
Het proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
“(…) O: Er is jou gevraagd naar het gebruik van bank/betaalpassen van [slachtoffer 3] . Je geeft
aan dat jij beschikking had over haar betaalpassen, en zij over de jouwe. Je gaf aan dat zij jou haar pincode heeft gegeven. V: Is jou toestemming gegeven om geld van haar bankrekening te halen? A: Ik vind dat een beetje een rare vraag, het is heel vaak voorgekomen dat ik geld
pin en dat dan in haar portemonnee heb gestopt. (…) V: Had jij toestemming voor elke keer dat je geld had gepind van haar rekening? A: Nee. V: Hoe vaak, welke bedragen, waar was dat? A: Dat 1 of 2 keer gebeurd. Ik weet niet welke bedragen en wanneer dit was. V: Heb je ook wel eens geld van de bankrekening van [slachtoffer 3] gehaald zonder haar toestemming? Zo ja, hoe vaak, waar, welke bedragen? A: Volgens mij van de 1 of 2 keer, was dit dan 1 keer. (…).”
8.
Een geschrift, te weten een overzicht van boekingen van een Rabodirectrekening ten name van M [slachtoffer 3] , pagina’s 50 t/m 51, inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)
Verwerkt Tegenrekening Omschrijving Bedrag
24-07-2018 Rabobank geldautomaat Geldautomaat 09:33 490,00
N EN W TWENTE pasnr. [pasnummer 1]
28-07-2018 Aral Station 16102112 Betaalautomaat 18:29 16,90
Guxhagen DEU pasnr. [pasnummer 1]
28-07-2018 TOTAL Service Station Betaalautomaat 21:43 pasnr. [pasnummer 1] 51,58
HILPOLTSTEIN
28-07-2018 Aral Station 191363100 Betaalautomaat 21:43 pasnr. [pasnummer 1] 24,48
Holzkirchen
29-07-2018 BP Tanksteile Strasswalchen Betaalautomaat 09:41 pasnr. [pasnummer 1] 17,00
AUT
29-07-2018 ENI SERVICESTAT GOLLING Betaalautomaat 10:31 pasnr. [pasnummer 1] 53,85
AN DE AUT
29-07-2018 OMV 2734/ Eisentratten AUT Betaalautomaat 11:47 pasnr. [pasnummer 1] 28,20
29-07-2018 MAUTSTELLE ROSENBACH Betaalautomaat 12:46 pasnr. [pasnummer 1]
7,20
ROSENBACH AUT
31-07-2018 ABA TRUBARJEVA 65 Geldautomaat 21:09 pasnr. [pasnummer 1] 450,00
LJUBLJANA SVN
(…).”
FEIT 4
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 5] , van 26 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Op 08 augustus 2018 ontmoette ik via Badoo ene [naam 5] . (…) 09 augustus 2018 zou [naam 5] naar mij komen. We hadden bij mij thuis afgesproken, ik woon aan [adres 3] te Landgraaf. (…) Zaterdag 11 augustus 2018 ontdekte ik voor de eerste keer dat er geld uit mijn beurs was verdwenen/weggenomen. Zaterdag 18 augustus 2018 ontdekte ik wederom dat er geld uit mijn beurs verdwenen was/weggenomen was. Hierop maakt [naam 5] zogenaamd 300 euro naar mijn rekening over. Echter dit geld heb ik nooit ontvangen. Ook zondag de 20ste augustus ontbrak er geld uit mijn beurs. In totaal ben ik ongeveer een bedrag van 300 euro kwijt. Ik heb [naam 5] aangesproken over het feit dat ik geld mistte. [naam 5] zegt dat hij het niet nodig heeft om geld uit mijn beurs weg te
nemen. [naam 5] zei ik geeft je morgen 300 euro. Zondagochtend is [naam 5] rond 10.30 uur vertrokken om zich thuis te gaan omkleden. (…) [naam 5] is vertrokken en niet meer wedergekeerd. Ik heb geen idee waar hij verblijft. (…) Op de bijgevoegde screenshot van de zogenaamde overschrijving staan de volgende gegevens: [naam 5] (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) U vraagt mij naar [slachtoffer 5] . Ik ben bij haar thuis geweest. (…) Het screenshot van een bankafschrift was vals, dat klopt. Ik heb de afschrift niet gemaakt, maar wel gebruikt. (…) Ik heb dat bankafschrift wel gebruikt om [slachtoffer 5] iets wijs te maken en om haar vertrouwen te wekken. (…).”
Feit 5
Onder A
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 13 november 2018, in samenhang met bijlage I en bijlage II, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de bevindingen van verbalisant:
“(…) Ik, verbalisant, trof een drietal schermafbeeldingen aan waarop een uitspraak/vonnis
van de rechtbank Alkmaar te lezen was. Dit betrof een vonnis gedaan op 16 september
2016 voorzien van zaaknummer / rolnummer 287601 / HA ZA 10-1263. (…) Ik, verbalisant [verbalisant] , had bij het lezen van dit vonnis twijfel over de echtheid hiervan en heb hiernaar onderzoek ingesteld. (…) Hieruit kwam bij het zoeken naar het rolnummer het volgende resultaat
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendoc\jment?id=ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534 Showbutton=true &keyword=287601 Dit betreft een uitspraak gedaan op 28-12-2011 in de rechtbank te Utrecht. Er zitten een aantal overeenkomstigheden in het aangetroffen document op de telefoon van verdachte [verdachte] en op de uitspraak aangetroffen op internet in de openbare databank. Het lijkt erop dat er stukken uit deze uitspraak zijn gekopieerd en
gebruikt om een vals document op te maken. Een uitdraai van de aangetroffen uitspraak op de telefoon van [verdachte] is bijgevoegd als bijlage 1. Een uitdraai van de uitspraak van de rechtbank uit de landelijke databank is bijgevoegd als bijlage 2. (…).”
Bijlage I en Bijlage II betreffen respectievelijk het valse en het originele vonnis.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , van 21 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) [naam 3] is zijn advocaat omtrent allerlei zaken waarbij hij betrokken is, zo zegt [verdachte] . [verdachte] laat mij steeds documenten lezen omtrent Juridische zaken die te maken hebben met zijn onschuld en dat hij als slachtoffer gezien en behandeld moest worden. (…).”
3.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 20 januari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Hij laat me ook iedere keer een printscreen zien van betaalbevestigingen van
rekeningen die hij voor mé heeft betaald. (…) [verdachte] heeft op 3 november 2017 20.000,00 euro naar mijn rekening gestort zegt hij. Hij laat me hier ook de bevestiging van zien. (…) [verdachte] laat me zien dat hij 5.000,00 euro op mijn rekening stort. Ik ben enigszins
gerust maar ik wil het eerst op mijn rekening zien. Ik heb dit bedrag van 5.000,00
euro nooit van [verdachte] ontvangen op mijn rekening. (…) Alle overschrijvingsbewijzen waaruit bleek dat [verdachte] naar mij geld had overgemaakt of naar mijn opleiding e.d bleken vals te zijn. (…)’
4.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 4] , van 28 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Snel genoeg daarna kreeg ik van [naam 5] een overschrijvingsbewijs te zien. Hierop
was te zien dat hij via zijn bank (ING: [rekeningnummer 6] ) 100 EURO naar mijn
bank ( [rekeningnummer 7] ) had overgemaakt. (…) In de loop van de middag, ergens rond 14.00 uur, geef ik [naam 5] aan dat ik die 100 EURO die hij had overgemaakt, nog niet op mijn rekening had. Hierop gaf hij aan dat achter de overboeking een sterretje (*) stond en dat hij het opnieuw zou overboeken met nu een extraatje voor het weekend, om iets te drinken. Hij stuurde mij vervolgens om 14.16 uur een overschrijvingsbewijs waarop te zien was dat hij 250 EURO van zijn rekening had overgemaakt naar mijn rekening. (…) Om 19.11 uur stuurde hij mij wederom een overschrijvingsbewijs door waarop ditmaal te zien was dat hij 20 EURO naar mijn rekening had overgemaakt. (…) Omdat ik op maandag 13 augustus nog steeds geen enkele bijschrijving vanuit de rekening van [naam 5] op mijn bank had, vroeg ik aan [naam 5] hoe dit kwam. (…) Bijgevoegd bij deze aangifte zijn de 3 overschrijvingsbewijzen die [naam 5] mij via whatsapp heeft doorgestuurd. (…)
5.
Een geschrift, pagina’s 239 t/m 241, inhoudende, zakelijk weergegeven:
“(…)
Betaalrekening [naam 5] [rekeningnummer 6]
Naam/Omschrijving/Mededeling Naam: [slachtoffer 4] IBAN: [rekeningnummer 7]
Datum Dinsdag 7 augustus 2018*
Bedrag -€100,00
Tegenrekening [rekeningnummer 6]
Betaalrekening [naam 5]
Naam/Omschrijving/Mededeling Naam: [slachtoffer 4] IBAN: [rekeningnummer 7]
Datum Woensdag 8 augustus 2018*
Bedrag - 250,00
Tegenrekening [rekeningnummer 6]
Betaalrekening [naam 5]
Naam/Omschrijving/Mededeling Naam: [slachtoffer 4] IBAN: [rekeningnummer 7]
Datum Woensdag 8 augustus 2018*
Bedrag - 20,00
Tegenrekening [rekeningnummer 6]
(…).”
6.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) Wat [slachtoffer 4] betreft, die heb ik ook leren kennen via de datingsite Badoo. Ik hebmij toen [naam 5] genoemd. Het klopt dat ik tandartskosten had. Het klopt dat ik € 100,- over zou maken. Er bestaat geen rekeningnummer op naam van [naam 5] , maar dat rekeningnummer op zich bestaat wel. (…).”
7.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 5] , van 26 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
“(…) Hierop maakt [naam 5] zogenaamd 300 euro naar mijn rekening over. Echter dit geld heb ik nooit ontvangen(BIJLAGE l) (…).”
8.
Een geschrift, pagina 283, inhoudende, zakelijk weergegeven:
“(…)
Naam/Omschrijving/Mededeling Naam: [slachtoffer 5] IBAN: [rekeningnummer 8]
Datum Zondag 12 augustus 2013*
Bedrag - 300,00
Tegenrekening [rekeningnummer 6]
(…).”
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van verbalisant [verbalisant] , van 3 september 2018, pagina’s 304 t/m 312, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
“(…) Op de telefoon zit de applicatie 'Word'. Hier zijn de volgende bestanden op
zichtbaar:
- Details-ING Banki...e49-cal52e91e4fd (Word)
- Betaalrekening (Word)
- Geachte klant 11-01-2016 (PDF)
- Details-ING Banki...e49-cal52e91e4fd (PDF)
Bij het openen van Details ING Banki...e49-cal52e91e4fd (Word) is te zien dat dit een
afschrijving betreft van [rekeningnummer 6] . In dit Wordbestand kunnen verschillende data naar believen aangepast worden. Het aangetroffen PDF bestand met dezelfde naam betreft een zelfde weergave van een overboeking, echter dan in een bestand wat niet meer aangepast kan werden. Bij het openen van Betaalrekening (Word) is te zien dat dit een overschrijving van een ING betaalrekening betreft welke naar believen aangepast kan worden. Bij het openen van Geachte Klant 11-01-2016 (PDF) betreft dit een overboeking vanaf een Raborekening.
FEIT 6
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 6] , van 22 november 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op dinsdag 14 november 2017 heb ik via mijn computer gezocht op Marktplaats naar een
gebruikte gsm telefoon. Ik zag dat er een aangeboden werd. Het was een Samsung S4, voor een bedrag van 45,00 euro en voor verzending 3,00 euro porto kosten. In totaal 48,00 euro.
Ik heb telefonisch contact gehad met de aanbieder. Na betaling van het bedrag, zou hij de gsm de volgende dag, 15 november 2017 naar mij opsturen. Hij zond mij via de whats app een foto van het verzendbewijs via Post nl. Toen ik mijn gsm op zaterdag 18 november 2017 nog niet ontvangen had, ben ik naar het postkantoor gegaan. (…) Daar werd mij verteld dat het bewijs van verzending dat ik had ontvangen, vals was. (…) De gegevens die ik van de aanbieder heb, zijn de volgende: Naam gestelde bankrekening ING Bank rekening nummer [rekeningnummer 1] tnv [verdachte] . (…).”
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) De voorzitter vraagt mij vervolgens naar de aangifte van [slachtoffer 6] . Dat gaat over de aankoop van een Samsung S4. Ik heb die telefoon opgestuurd. (…).”
3.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 7] , van 13 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
“(…) [naam 6] heeft via markplaats 2 kaarten aangeboden voor de wedstrijd PSV-Ajax. Ik heb gereageerd en wij hebben een deal gesloten voor E115 voor beide kaarten. Ik
moest het bedrag overmaken op Rekening [rekeningnummer 1] t.a.v. [verdachte] (vriendin). Dit was op 01/03/2018. Hij vroeg om een printscreen en daarna zou hij de
kaarten gelijk naar mij toe sturen via de post. Maandagmiddag 05/03/2018 zei hij nog geen geld ontvangen te hebben. Ik heb gebeld met mijn bank (ING) en zij zeggen dat het bedrag op 02/03/2018 zeker op zijn rekening moest staan. In de avond appte hij dat het geld al binnen is en dat de kaarten onderweg zijn en dat ik ze op dinsdag binnen zou krijgen. Donderdag appte ik weer dat ze nog niet binnen waren en hij zei weer dat ze onderweg zijn. Sinds 09/03/2018 gereageerd hij niet meer op mijn berichten. De advertentie is verwijderd en ik kan ook geen advertentie nummer terug vinden. (…).”
4.
Proces verbaal van bevindingen inzake bankmutaties van 31 oktober 2018, inhoudende de betaling op rekening op naam van [verdachte] :
01-03-2018 €115,00 [rekeningnummer 9] [naam 11] ,. [naam 12] [slachtoffer 7] 2xkaarten Psv-ajax
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 maart 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
“(…) Dat geldt ook voor de kaartjes voor de wedstrijd Ajax-PSV voor [slachtoffer 7] . (….) Ik had die kaartjes wel en ik wilde er aan verdienen. Ik heb ze wel geleverd. (…).”