Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [eiser] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen [gedaagde] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 april 2019 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Munten, vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.F. Kötter, wegens onrechtmatige daad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de seksuele handelingen van gedaagde jegens eiser onrechtmatig zijn en dat gedaagde aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat 80% van de schade aan gedaagde kan worden toegerekend, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al geoordeeld dat de seksuele handelingen onrechtmatig waren en dat de psychische klachten van eiser niet als pre-existent konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de schade als gevolg van verlies aan arbeidsvermogen en immateriële schade beoordeeld. Eiser heeft zijn schade door verlies van arbeidsvermogen onvoldoende onderbouwd, maar de rechtbank heeft wel een schadevergoeding van € 10.198,40 vastgesteld voor de immateriële schade, alsook een bedrag van € 23.850,16 aan schadevergoeding voor de overige schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank heeft verder overwogen dat gedaagde in de kosten van het geding wordt veroordeeld, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan in Almelo, waarbij de rechtbank de betrokken partijen heeft gehoord en de relevante bewijsstukken heeft overwogen.