In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de schadevergoeding die een budgethouder kan ontvangen voor schade veroorzaakt door een zorgverlener. De eiser, als houder van een persoonsgebonden budget, had schade geleden ter hoogte van € 12.677,52, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had slechts € 1.000 vergoed op basis van de regeling zaakschade. De rechtbank oordeelde dat de SVB onvoldoende had gemotiveerd waarom deze maximale vergoeding van € 1.000 werd gehanteerd en dat dit niet redelijk was in het geval van de eiser, die als kwetsbare persoon extra schade had geleden door zijn handicap. De rechtbank verwees naar een eerdere tussenuitspraak waarin de SVB was opgedragen om het motiveringsgebrek te herstellen, maar de rechtbank concludeerde dat de SVB dit niet had gedaan. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien en verhoogde de schadevergoeding tot € 6.276,26, rekening houdend met een eigen risico van € 125. Tevens werd de SVB veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de SVB om budgethouders adequaat te ondersteunen en de redelijkheid van schadevergoedingen in het kader van de regeling zaakschade.