ECLI:NL:RBOVE:2019:1688

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
22 mei 2019
Zaaknummer
C/08/145951 / HA ZA 13-657
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming en toerekenbare tekortkoming in afwikkelingsovereenkomst met betrekking tot waardering Russische vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen VUDEL INVEST B.V. en [X] c.s. over de nakoming van een afwikkelingsovereenkomst. VUDEL heeft schadevergoeding gevorderd wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van deze overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak complex is, met een lange procedure die begon met een dagvaarding in 2013. De rechtbank heeft deskundigen benoemd om de waarde van aandelen in een Russische vennootschap te bepalen, waarbij verschillende scenario's zijn overwogen. De deskundige heeft drie scenario's opgesteld om de reële waarde van de aandelen en een vordering van € 457.000,00 te berekenen. De rechtbank heeft de deskundige gevolgd in zijn conclusie dat de waarde van de aandelen op € 700.413,00 moet worden vastgesteld, en de vordering op € 457.000,00, wat leidt tot een totaal van € 1.157.413,00. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat zowel [X] als [Y] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, en heeft hen veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan VUDEL, die als de in het gelijk gestelde partij is aangemerkt. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/145951 / HA ZA 13-657
Vonnis van 15 mei 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VUDEL INVEST B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaat mr. G.R.G. Driessen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Vudel en [X] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 januari 2018
  • het rapport van de deskundige, door de rechtbank ontvangen op 2 juli 2018
  • de beslissing van de rechtbank van 9 augustus 2018 met betrekking tot het loon van de deskundige
  • de conclusie na deskundigenbericht van [X] c.s. van 26 september 2018
  • de conclusie na deskundigenbericht, tevens akte houdende wijziging van eis in conventie van Vudel van 26 september 2018
  • de akte houdende bezwaar tegen eiswijziging van [X] c.s. van 5 december 2018
1.2.
Bij conclusie na deskundigenbericht heeft Vudel haar eis vermeerderd ten aanzien van de waarde van de aandelen. Na haar schade op dit punt aanvankelijk bij dagvaarding van 7 oktober 2013 te hebben begroot op € 1.998.640,00 betoogt zij nu dat de waarde van de aandelen moet worden vastgesteld op een bedrag van € 13.541.000,00, althans op een bedrag van € 12.290.000,00, althans op een bedrag van € 3.317.517,00. Mede gelet op de gestelde reële waarde van de vordering van € 457.000,00 vermeerdert zij haar eis daarmee tot een bedrag van € 13.998.000,00.
1.3.
[X] c.s. maakt bezwaar tegen de eiswijziging en stelt zich daarbij op het standpunt dat deze in strijd moet worden geacht met de goede procesorde. Daartoe voert [X] c.s. onder meer aan dat de eiswijziging is gebaseerd op vervalste documenten van het Ministerie van Landbouw te Bashkortostan waarbij zij verwijst naar een door haar overgelegde verklaring van hetzelfde Ministerie.
1.4.
De rechtbank is van oordeel dat de eiswijziging te laat is ingediend en daarmee in strijd is met een goede procesorde. Redengevend daarvoor is dat sprake is van een ingewikkelde en omvangrijke zaak die al bij dagvaarding van 7 oktober 2013 aanhangig is gemaakt, het debat tussen partijen (na re- en dupliek en aktes) al geruime tijd was afgerond, de rechtbank bij tussenvonnis van 11 maart 2015 heeft geoordeeld dat een deskundige moet worden benoemd in verband met het vaststellen van de omvang van de door Vudel geleden schade, bij vonnis van 14 december 2016 (laatstelijk) een deskundige is benoemd en deze deskundige na een tijdrovend en omvangrijk onderzoek inmiddels een 163 pagina’s tellend rapport heeft opgesteld. Het toestaan van een eisvermeerdering, die (mede) is gebaseerd op nieuwe stukken, nieuwe stellingen en uitgangspunten zou in dit stadium van de (langdurige) procedure (wederom) een ernstige vertraging opleveren, nu [X] c.s. in dat geval de mogelijkheid moet hebben om daarop inhoudelijk te reageren. Vervolgens zou(den) (mogelijk) ook (de) deskundige(n) daarop moeten reageren. Daar komt bij dat Vudel, naast haar eigen visie op de schade en de inhoudelijke bezwaren tegen het rapport van de deskundige, niets aanvoert op grond waarvan haar eiswijziging in dit stadium van de procedure toch zou moeten worden toegestaan.
De conclusie luidt dat het bezwaar tegen de onderhavige wijziging van eis gegrond is. De rechtbank zal de eiswijziging daarom buiten beschouwing laten. De stelling van [X] c.s. dat Vudel een vervalst document in het geding heeft gebracht, behoeft in dit kader dan ook geen bespreking. De rechtbank zal op deze stelling hierna in rechtsoverweging 2.11 terugkomen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 11 maart 2015 heeft de rechtbank - kort samengevat -overwogen dat [X] c.s. door de ondertekening van de dealerovereenkomst ten behoeve van Agro Nova op 14 augustus 2013 toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de verbintenissen uit de afwikkelingsovereenkomst. Door deze tekortkoming is nakoming van de verplichtingen tot overdracht van de aandelen in MAB en tot cessie van de vordering van € 457.000,00 blijvend onmogelijk geworden. Op grond daarvan heeft de rechtbank bij voormeld vonnis geoordeeld dat Vudel recht heeft op vergoeding van de schade die zij daardoor heeft geleden. Bij tussenvonnis van 14 december 2016 is de heer mr. M.J.R. Broekema MSc RV benoemd tot deskundige, teneinde - kort gezegd - de waarde van de aandelen van MAB en de waarde van de vordering van € 457.000,00 op de peildatum van 14 augustus 2013 vast te stellen. De vordering ten bedrage van € 90.000,00 is door de rechtbank afgewezen bij tussenvonnis van 11 november 2015.
Het deskundigenrapport
2.2.
Uit het deskundigenrapport van 29 juni 2018, door de rechtbank ontvangen op 2 juli 2018, blijkt dat de deskundige de verwachtingen van partijen over de mogelijke verdiencapaciteit van MAB per peildatum tot uitgangspunt heeft genomen. Daarbij heeft hij de redelijke verwachtingen van de zijde van Vudel centraal gesteld nu door de deskundige wordt geredeneerd vanuit Vudel als beschouwende partij. De deskundige heeft vervolgens een drietal scenario’s van de hypothetische situatie op de peildatum opgesteld door middel van drie cash flow prognoses. Scenario I is gebaseerd op de redelijke verwachting die Vudel volgens de deskundige gehad zou kunnen hebben. Met ‘redelijke verwachtingen’ bedoelt de deskundige dat hij de visie van Vudel ten aanzien van de toekomstige verdiencapaciteit zoals weergegeven in het rapport Florijnz op onderdelen heeft aangepast op basis van eigen onderzoek en inschattingen. Dit scenario leidt tot een positieve reële waarde van de aandelen van MAB per peildatum. Scenario II is gebaseerd op de verwachtingen van [X] c.s. ten aanzien van de toekomstige verdiencapaciteit van MAB per peildatum en leidt tot een reële waarde van de aandelen van MAB per peildatum van nihil. Scenario III ten slotte is gebaseerd op de antwoorden en de sectorkennis van de door de deskundige ingeschakelde Russische specialist de heer K. Korneev (hierna: de Russische specialist), werkzaam bij Rincon Management (samenwerkingspartner van KPMG Rusland te Moskou). In vergelijking met partijen heeft de Russische specialist volgens de deskundige in theorie de minste vorm van “bias (i.e. menselijke waarnemingsfouten)” bij zijn beoordeling van de door de deskundige in 2017 opgestelde voorlopige financiële prognose (hierna: VFP), alsmede van de feiten en omstandigheden van MAB ten tijde van de peildatum.
Binnen de door de deskundige gehanteerde waarderingsmethode (Discounted Cashflow of DFC-methode, WACC-variant) vormt, naast de disconteringsvoet, de cash flow projectie een belangrijke grondslag voor het bepalen van de reële waarde. De drie reële waardeberekeningen (scenario’s) worden door de deskundige gewogen op basis van een kansverdeling teneinde te komen tot een gewogen reële waarde per peildatum die de deskundige redelijk acht gegeven de feiten en omstandigheden van MAB per peildatum. [1] De deskundige merkt daarbij op dat hij niet kan uitsluiten dat één van de drie scenario’s zich zou hebben voorgedaan in de hypothetische situatie dat [X] c.s. de overeenkomst zou zijn nagekomen. Op grond daarvan heeft hij de drie scenario’s elk voor een derde deel meegenomen in de weging. [2] Bij de beantwoording van de door de rechtbank gestelde vragen heeft de deskundige onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de met de vordering van € 457.000,00 (van Agrifac op MAB) corresponderende schuld (van MAB aan Agrifac) wel is opgenomen in de administratie van MAB per peildatum en de situatie waarin dat niet het geval is.
2.3.
De deskundige heeft de door de rechtbank voorgelegde vragen als volgt beantwoord [3] :

1) Wat was de reële waarde van de aandelen in MAB en voormelde vordering van EUR 457k in de hypothetische situatie (zonder dealerlicentie Agro Nova, met exclusief dealerschap van MAB in de drie regio’s, overdracht van de aandelen in MAB aan Vudel en cessie van de voormelde vordering) op 14 augustus 2013?
De Deskundige heeft de reële waarde van de aandelen in MAB per Peildatum in de hypothetische situatie (zonder dealerlicentie Agro Nova, met exclusief dealerschap van MAB in de drie regio’s, overdracht van de aandelen in MAB aan Vudel en cessie van de voormelde vordering) bepaald op
EUR 967.476, in de veronderstelling dat de schuld van MAB aan Agrifac ad EUR 457k is verwerkt onder de vlottende passiva in de balans van MAB per Peildatum. De Deskundige verwijst naar paragraaf 7.4 voor een nadere toelichting hieromtrent.
(A) (B) (C=AxB)
Scenario 1: EUR Weging EUR gewogen
Reële waarde aandelen Bashkortostan 1.916.455
Reële waarde aandelen Tatarstan 247.447
Reële waarde aandelen Altaij
931
Reële waarde aandelen MAB I 2.164.833 33,33% 721.611
Scenario 2: EUR Wegingreële waarde aandelen MAB II - 33,33%
Scenario 3: EUR Weging
Reële waarde aandelen MAB III 737.595 33,33% 245.865
Reële waarde aandelen MAB per peildatum 967.476
Figuur 45. Reële waarde MAB per Peildatum.
De Deskundige heeft de reële waarde van de vordering op MAB (i.e. de schuld van MAB aan Agrifac) per Peildatum in de hypothetische situatie (zonder dealerlicentie Agro Nova, met exclusief dealerschap van MAB in de Regio’s, overdracht van de aandelen in MAB aan Vudel en cessie van de voormelde vordering) bepaald op
EUR 457k. Daarbij merkt de Deskundige op dat bij de bepaling van de reële waarde van de aandelen in MAB per Peildatum, deze schuld van MAB ad EUR 457k (RUB 19,3m) in mindering is gebracht op de Business Enterprise Value (‘
BEV’). De Deskundige verwijst naar paragraaf 7.5 voor een nadere toelichting hieromtrent.
Indien zou komen vast te staan dat de schuld van MAB aan Agrifac ad EUR 457k
nietin de balans van MAB per peildatum is opgenomen, leidt dit volgens de Deskundige tot een reële waarde van de aandelen in MAB per Peildatum van afgerond
EUR 700k. Dit is nader toegelicht in paragraaf 7.6.1. De waarde van de vordering op MAB per Peildatum leidt ook in dit scenario tot een bedrag van
EUR 457k. Dit is nader toegelicht in paragraaf 7.6.2.
2) Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de Rechter volgens u
kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Vanwege het hypothetische scenario van MAB acht de Deskundige het van belang om drie belangrijke variabelen (i.e. de hoogte van de brutomarge op SBH-machines, de duur van de dealerovereenkomst en de verwerking van de schuld van MAB aan Agrifac) die van invloed zijn op de reële waarde van de aandelen in MAB (en derhalve op de reële waarde van de vordering op MAB) in
scenario 1en
scenario IIIte benoemen.
Scenario II valt hierbij buiten aanschouwing doordat door de Deskundige wordt verondersteld dat in dit scenario de reële waarde van de aandelen in MAB nihil is.
In de gevoeligheidsanalyse is het effect van de volgende parameters op de reële waardeberekening inzichtelijk gemaakt:
- Brutomarge op SBH-machines
o 29% voor de periode tot en met 2017, en 15% na 2017 (o.b.v. analyse en onderzoek
Deskundige)
o Structureel 15% (o.b.v. input Specialist)
o Structureel 29% (n.a.v. commentaar Vudel)
- Duur van de dealerovereenkomst
o Onbepaalde tijd (o.b.v. analyse en onderzoek Deskundige)
o Bepaald, tot en met 2018 (n.a.v. commentaar [Y] )
- Verwerking schuld van MAB aan Agrifac
o De schuld van MAB aan Agrifac is opgenomen in de balans van MAB per Peildatum
onder de vlottende passiva (o.b.v. analyse en onderzoek Deskundige)
o De schuld van MAB aan Agrifac is niet opgenomen in de balans van MAB per Peildatum
(n.a.v. commentaar [Y] )
(…)”
Vervolgens heeft de deskundige twaalf uitkomsten van deze gevoeligheidsanalyse onderscheiden. In het geval dat ervan uit wordt gegaan dat de schuld van € 457.000,00 in de balans van MAB is opgenomen variëren de uitkomsten van € 439.273,00 tot € 1.351.704,00. In het geval dat tot uitgangspunt wordt genomen dat deze schuld niet in de balans van MAB is opgenomen variëren de uitkomsten van € 227.722,00 tot € 1.084.641,00.
Tot slot heeft de deskundige vraag 3 als volgt beantwoord:
“3) Wilt u bij uw onderzoek, naast alle processtukken, ook kennis nemen van het rapport van
EY — door [X] c.s. te overhandigen aan u — alsmede van de reactie van Vudel op dat
rapport?
De Deskundige heeft kennisgenomen van het Rapport EY van de zijde van [X] alsmede de
reactie(s) van Vudel op het Rapport EY. Waar de Deskundige de inhoud van dit rapport relevant
en van belang achtte voor het deskundigenonderzoek heeft hij dit verwerkt in het
Deskundigenbericht.”
2.4.
De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken ten aanzien van het concept-rapport. Vervolgens heeft hij het commentaar verwerkt in het deskundigenbericht.
Het standpunt van Vudel
2.5.
Vudel voert bij conclusie na deskundigenbericht - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer de volgende bezwaren aan tegen het deskundigenbericht: 1) de scenario’s II en III zijn ten onrechte meegewogen 2) de verklaring van het Ministerie van Landbouw van 4 oktober 2017 is door de deskundige ten onrechte buiten beschouwing gelaten 3) er is een te hoge vermogenskostenvoet gehanteerd 4) de bevindingen, aannames en conclusies van de deskundige en de input van de Russische specialist bevatten onjuistheden.
2.6.
Ter zake van de verschillende scenario’s betoogt Vudel dat de deskundige zich niet heeft gehouden aan de opdracht van de rechtbank. Nu de waarde vanuit het perspectief van Vudel als beschouwende partij dient te worden bezien zijn volgens Vudel scenario II en III niet relevant. Door deze toch mee te wegen is de deskundige buiten zijn opdracht getreden. Daarnaast geldt dat scenario II betrekking heeft op de werkelijke situatie en niet op de hypothetische situatie. Gelet op de vraagstelling is echter alleen deze laatstgenoemde situatie onderwerp van onderzoek. Het meewegen van scenario II terwijl de deskundige tevens stelt dat hij niet de conclusie deelt dat de waarde van MAB nihil is, is niet consistent.
Scenario III is opgesteld vanuit het perspectief van een buitenstaander en voldoet niet aan het door de deskundige gekozen en door de rechtbank bevestigde uitgangspunt dat de waardering moet worden verricht vanuit het beschouwersperspectief van Vudel.
Bovendien is het meewegen van de scenario’s II en III niet juist omdat de deskundige een hoge vermogenskostenvoet voor MAB heeft gehanteerd waarmee hij ook al toekomstige onzekerheden in de waarde heeft verdisconteerd. Daar komt bij dat de deskundige niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom alle scenario’s op gelijke voet moeten worden meegewogen. De kans dat MAB geen waarde had is te verwaarlozen en zeker niet even groot als de kans dat MAB beantwoordde aan de redelijke verwachtingen van Vudel, aldus Vudel.
2.7.
Vudel concludeert dat moet worden uitgegaan van scenario I, aangevuld met door haar nader te noemen omstandigheden (prognose Model Florijnz is niet te optimistisch of ‘best case’ en dient te worden meegewogen, evenals de verkopen aan agro-holdings, het effect van het bijsturen door het management dient in aanmerking te worden genomen en de historische cijfers dienen te worden genormaliseerd). Zij merkt verder op dat het deskundigenbericht tekortkomingen kent, maar stelt dat het rapport niettemin als uitgangspunt bij de schadebegroting kan gelden, mits de door de deskundige ten onrechte buiten beschouwing gelaten feiten en omstandigheden alsnog door de rechtbank in de schadebegroting worden betrokken en de tekortkomingen in de waardering door de deskundige worden gecorrigeerd.
Het standpunt van [X] c.s.
2.8.
Bij conclusie na deskundigenbericht voert [X] c.s. - samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer aan dat 1) de vorderingen van Vudel dienen te worden afgewezen, althans dat [Y] niet in privé schadeplichtig is jegens Vudel, 2) dat scenario I buiten beschouwing moet worden gelaten, 3) dat de invulling van de belangrijkste parameters zoals verstrekt door de Russische specialist als expert terzake leidend dienen te zijn voor de prognose, de waardering en dientengevolge de vaststelling van een eventueel schadebedrag in onderhavige procedure, 4) dat de rechtbank, althans partijen de Russische specialist nader dienen te ondervragen, althans dient de rechtbank een nieuwe deskundige te benoemen indien de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht acht en 5) dat scenario 2, althans scenario 3 na de benodigde correcties, leidend dient te zijn, hetgeen resulteert in een waarde van de MAB-aandelen, en daarmee ook de € 457.000,00 vordering, van nihil. [X] c.s. verzoekt daarnaast om een comparitie om de bezwaren tegen het rapport nader aan de rechtbank toe te lichten.
2.9.
[X] c.s. betoogt verder dat de door Vudel overgelegde brieven van het Ministerie van Landbouw te Bashkortostan van 4 en 5 oktober 2017 - door Vudel overgelegd bij reactie van 1 juni 2018 op het concept-rapport - vervalsingen zijn. [X] heeft daarbij verwezen naar een door haar overgelegde verklaring van hetzelfde Ministerie. In deze verklaring van 27 juli 2018 staat:
“The Ministry of Agriculture of the Republic of Bashkortostan (further Ministry), having considered your letter about the authenticity of information letters form 04.010.2017. No 371/140 and of 5.10.2017. No 271-IP informs, that these letters were not send by the Ministry.”
c.s. vraagt de rechtbank de echtheid te laten verifiëren van de brieven en aan de uitkomst de gevolgen te verbinden die de rechtbank geraden acht. In ieder geval dient scenario I buiten beschouwing te worden gelaten, althans dienen aan de waardering onderliggende feiten en omstandigheden opnieuw te worden getoetst.
2.10.
Met betrekking tot de door de deskundige onderscheiden scenario’s voert [X] c.s. aan dat de inbreng van de Russische specialist volgens [X] c.s. voor wat de invulling van variabelen in de prognose (VFP) en het rapport centraal dient te staan. De gehanteerde uitgangspunten en veronderstellingen in scenario I zijn niet betrouwbaar, niet realistisch en onvoldoende geanalyseerd. Met betrekking tot scenario I uit [X] c.s. verder diverse andere bezwaren.
Scenario II betreft een realistische uitwerking van de waardering van de aandelen in MAB en de vordering. Dit wordt onderschreven door de Russische specialist, aldus [X] c.s.
In scenario III is sprake van een onjuiste toepassing van de inbreng van de Russische specialist. Indien de bevindingen van de Russische specialist op juiste wijze worden toegepast is ook in dit scenario sprake van een waarde van nihil. [X] c.s. heeft ten aanzien van scenario III daarnaast diverse andere bezwaren.
De beoordeling van het deskundigenrapport
2.11.
De rechtbank zal eerst ingaan op de stelling van [X] c.s. ten aanzien van de gestelde vervalsing van de brieven van het Ministerie van Landbouw.
Vooropgesteld wordt dat partijen verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Indien deze verplichting niet wordt nageleefd kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht (artikel 21 Rv). In de onderhavige zaak komt de rechtbank aan het maken van gevolgtrekkingen niet toe. Daargelaten dat (vooralsnog) niet vast staat dat de overgelegde brieven (ver)vals(t) zijn, liggen deze brieven niet ten grondslag aan het deskundigenrapport en de uiteindelijk te nemen beslissing. Uit het deskundigenrapport kan immers worden afgeleid dat deze brieven door Vudel pas ná het concept-rapport aan de deskundige zijn toegezonden. Vervolgens blijkt uit het rapport dat de deskundige in zijn reactie op die brieven heeft verklaard dat de inhoud daarvan slechts bevestigt dat Vudel op de peildatum een positieve verwachting had van de exploitatie van MAB en dat de deskundige geen aanleiding heeft gezien het concept-rapport na de ontvangst van de brieven op enig punt aan te passen. De brieven zijn dus niet van invloed geweest op de totstandkoming en inhoud van het rapport en de uitkomst van het onderzoek. Dit leidt ertoe dat de rechtbank een nader onderzoek naar de echtheid van de brieven in het kader van deze procedure niet opportuun acht en de brieven verder buiten beschouwing zal laten.
Het standpunt van Vudel dat de deskundige ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan de brief van het Ministerie van Landbouw, wordt door de rechtbank evenmin gevolgd, nu de deskundige in zijn uitleg geen blijk heeft gegeven van een onjuiste of onzorgvuldige afweging. De rechtbank volgt de deskundige al met al in zijn oordeel dat de brieven geen betekenis hebben voor zijn onderzoek.
2.12.
Met betrekking tot de inhoud van het deskundigenrapport overweegt de rechtbank verder als volgt. Aan de deskundige is gevraagd de aandelen van een Russische vennootschap te waarderen op een peildatum die in het verleden ligt en daarbij uit te gaan van diverse veronderstellingen die zich in werkelijkheid niet hebben voorgedaan. Deze vraag naar een hypothetische situatie laat zich niet eenvoudig beantwoorden. De vele onzekerheden die een beoordeling van een dergelijke hypothetische situatie meebrengen, maar ook de aard van een waardering van een vennootschap in het algemeen, leiden ertoe dat niet met absolute zekerheid kan worden vastgesteld wat de waarde van de onderneming MAB zou zijn geweest in het geval dat de toerekenbare tekortkoming niet zou hebben plaatsgevonden.
De schade moet worden begroot met inachtneming van redelijke verwachtingen en een inschatting van goede en kwade kansen. De rechter heeft daarbij op grond van artikel 6:97 BW de vrijheid om de schade te schatten. Voor de rechter geldt een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. Wel dient hij bij de beantwoording van de vraag of hij in zijn beslissing de conclusies waartoe deze deskundige in zijn rapport is gekomen zal volgen, alle ter zake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken. De rechter zal op specifieke bezwaren van een partij moeten ingaan als deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van de deskundige (zie onder meer HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2921 en HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:279).
2.13.
Anders dan partijen acht de rechtbank de bevindingen en de conclusies in het rapport van de deskundige in hoofdlijnen goed gemotiveerd, goed onderbouwd, logisch en consistent. Zij zal het rapport dan ook tot uitgangspunt nemen. In het navolgende zal zij op de belangrijkste bezwaren van partijen ingaan.
De weging van drie scenario’s
2.14.
De deskundige heeft drie scenario’s onderscheiden en deze scenario’s op gelijke voet meegewogen bij de berekening van de schade. De rechtbank volgt de deskundige in zijn uitleg dat hij niet kan uitsluiten dat een van deze scenario’s zich zou hebben voorgedaan in de hypothetische situatie. De wijze van weging op basis van een kansverdeling doet recht aan de opdracht om de reële waarde van aandelen en een vordering in een onzekere hypothetische situatie vast te stellen. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de werkelijke waarde hoger of lager is dan de uitkomst van de toegepaste weging bestaan naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten om de deskundige te volgen in zijn benadering om de scenario’s I, II en III alle voor 33,33% mee te wegen en de uitkomst daarvan tot uitgangspunt te nemen voor de waardering van de aandelen in MAB en de betreffende vordering van € 457.000,00.
2.15.
Vudels standpunt dat de deskundige met het opstellen van de scenario’s buiten zijn opdracht is gegaan omdat de opdracht ertoe strekt de waardering te verrichten vanuit het beschouwersperspectief van Vudel, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Zoals ook in het tussenvonnis van 14 december 2016 door de rechtbank is overwogen, dient bij de beoordeling van de waarde tot uitgangspunt te worden genomen wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst over en weer redelijkerwijs mochten verwachten. Dat de deskundige bij aanvang van het onderzoek heeft gekozen voor een perspectief vanuit de beschouwende partij, te weten Vudel, en de redelijke verwachtingen van Vudel daarbij als startpunt heeft genomen sluit daarbij aan. Anders dan Vudel kennelijk meent, betekent dit niet dat iedere verwachting van Vudel door de deskundige dan maar moet worden gevolgd. Het gaat immers om de capaciteiten en mogelijkheden die Vudel redelijkerwijs had kunnen hebben, derhalve de redelijke en realistische verwachtingen die zich in meerdere scenario’s kunnen voordoen. Gelet op voormeld uitgangspunt dienen daarnaast ook de redelijke verwachtingen van [X] c.s. in aanmerking te worden genomen. Nu de Russische specialist zich over de door de deskundige opgestelde en als startpunt bedoelde VFP heeft gebogen en deze heeft beoordeeld met inachtneming van onder meer de werkelijke situatie en de verdiencapaciteit op de Russische markt kan het gemiddelde van de scenario’s worden aangemerkt als een weergave van redelijke en realistische verwachtingen.
2.16.
De stelling van Vudel dat de deskundige, door de toepassing van een te hoge vermogenskostenvoet (van 17%) in combinatie met een benadering met meerdere mogelijke scenario’s, gepercipieerde toekomstige onzekerheden ten onrechte twee maal in mindering worden gebracht op de waarde van de onderneming op de peildatum is door de deskundige in zijn rapport gemotiveerd weerlegd [4] . De deskundige heeft daarin uitgelegd dat er naar zijn mening geen sprake is van een dubbeltelling nu de gehanteerde scenario’s geen reële opties zijn waarbij (specifieke) risico’s in de cashflows zijn verwerkt waardoor een risicovrije c.q. zekere cash flow ontstaat. In de onderhavige zaak betreft het drie waarderingsuitkomsten die worden gewogen ten einde te komen tot een gemiddelde gewogen waarderingsuitkomst. De rechtbank volgt de deskundige in dit standpunt.
2.17.
[X] stelt zich op het standpunt dat de conclusies en bevindingen van de Russisch specialist (scenario III) leidend zouden moeten zijn. De deskundige heeft op dit standpunt gereageerd in zijn reactie op het commentaar van [X] c.s. Hij heeft gemotiveerd betoogd dat hij het verschil tussen de uitkomst van scenario III (€ 737.595,00) en de uitkomst van de weging (€ 967.476,00) redelijk vindt omdat i) het niet uitgesloten is dat Vudel in staat zou zijn geweest een beter resultaat te realiseren dan in scenario III tot uitdrukking komt, ii) het niet uitgesloten is dat er ook na 2018 nog sprake zou zijn van verdiencapaciteit waaraan meer waarde kan worden toegekend dan thans tot uitdrukking komt in de waardering en iii) dat het niet uitgesloten is dat het risicoprofiel van de cash flows zou dalen en daardoor de disconteringsvoet zou afnemen. De rechtbank volgt de deskundige ook op dit punt.
De variabelen in de gevoeligheidsanalyse
2.18.
De deskundige heeft naar aanleiding van het commentaar van partijen op zijn concept-rapport een gevoeligheidsanalyse opgesteld. Daarin heeft hij niet enkel een onderscheid gemaakt naar scenario, maar ook verschillende berekeningen gemaakt ten aanzien van de variabelen: 1) de brutomarge op SBH-machines van 15% dan wel 29%, 2) de duur van de dealerovereenkomst en 3) de verwerking van de schuld van € 457.000,00 van MAB aan Agrifac. Partijen hebben hun mening omtrent deze onderdelen naar voren gebracht. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De brutomarge
2.19.
Ten aanzien van de brutomarge heeft Vudel reeds bij reactie op het concept-rapport bezwaren geuit tegen de aanname van een brutomarge van 15%, terwijl [X] bezwaar heeft gemaakt tegen het hanteren van een brutomarge van 29%. De deskundige is daarop ingegaan in zijn rapport en heeft deze bezwaren gemotiveerd weerlegd.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij tussenvonnis van 11 maart 2015 heeft de rechtbank met betrekking tot de hypothetische situatie (zonder tekortkoming) overwogen dat er vanuit moet worden gegaan dat MAB op 14 augustus 2013 in drie Russische regio’s exclusief dealer zou zijn geworden voor Agrifac, tegen de voorwaarden als vervat in de dealerovereenkomst tussen Agrifac en Agrifac Rusland. In het tussenvonnis van 11 november 2015 heeft de rechtbank vervolgens vastgesteld dat [X] c.s. niet heeft voldaan aan de opdracht om de tussen Agrifac en Agrifac Rusland geldende dealerovereenkomst in het geding te brengen, op grond waarvan de rechtbank is uitgegaan van de volgende kortingspercentages: 15% plus 8%, met daarnaast een multi unit discount (meer dan drie units = + 2% en meer dan 6 units = + 2% + 4% = + 6%). Daarmee heeft de rechtbank op grond van een enerzijds gemotiveerde en anderzijds onvoldoende betwiste stelling op dit onderdeel een uitgangspunt gekozen voor de voorwaarden die in aanmerking dienen te worden genomen bij de waardering. De deskundige heeft op basis van dit uitgangspunt voormelde VFP opgesteld die hij heeft laten toetsen door de Russische specialist. In zijn rapport heeft de deskundige vervolgens gewezen op de bevindingen van de Russische specialist die gemotiveerd en onderbouwd heeft betoogd dat de brutomarge maximaal 15 % zou kunnen bedragen vanaf 2013. De deskundige heeft deze bevindingen in aanmerking genomen bij de vaststelling van de brutomarge in de verschillende scenario’s. Dat de deskundige daardoor buiten zijn opdracht is getreden, zoals Vudel betoogt, valt niet in te zien. Naast het aanreiken van voormeld uitgangspunt heeft de rechtbank immers ook aan de deskundige gevraagd of er nog punten zijn waarvan de rechtbank kennis zou moeten nemen bij de verdere beoordeling van het geschil. Daarmee is de deskundige enige vrijheid gegeven om volgens hem relevante feiten en omstandigheden te betrekken bij zijn onderzoek. De deskundige heeft van deze vrijheid gebruik gemaakt en zijn conclusies inzichtelijk gemaakt door de toepassing van drie scenario’s. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de deskundige zal volgen in de toepassing van een brutomarge van 29% (en vanaf 2018 van 15%, op basis van analyse en onderzoek door de deskundige) in scenario I en een brutomarge van 15% in scenario III, nu het meewegen van niet alleen de verwachtingen van partijen maar ook van de feitelijke marktsituatie, de rechtbank redelijk voorkomt. Voor zover bedoelde vaststelling van voormeld uitgangspunt ter zake van de kortingspercentages zou moeten worden aangemerkt als een bindende eindbeslissing, komt de rechtbank in zoverre daarop dan ook terug. Nu partijen zich over dit punt reeds bij conclusie na deskundigenbericht hebben uitgelaten, bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor een nadere aktewisseling dienaangaande.
2.20.
Ter zake van de duur van de geldende kortingspercentages (brutomarge) is de deskundige op grond van zijn bevindingen tot het oordeel gekomen dat aannemelijk is dat de afspraken in de hypothetische situatie met ingang van 1 januari 2018 zouden zijn gewijzigd. Hij heeft gemotiveerd en onderbouwd aangegeven dat de percentages vanaf 1 januari 2018 naar 15% zouden zijn bijgesteld. Aangezien de duur van de dealerovereenkomst in voormelde vonnissen van de rechtbank uit 2015 niet aan de orde is geweest valt evenmin in te zien waarom de deskundige daarmee buiten zijn bevoegdheid is getreden, als door Vudel is gesteld.
De duur van de dealerovereenkomst
2.21.
De deskundige heeft in zijn scenario’s ten aanzien van de duur van de dealerovereenkomst een onbepaalde termijn aangehouden. [X] c.s. stelt zich op het standpunt dat deze overeenkomst in 2018 zou zijn geëindigd, maar dat is gelet op de bevindingen van de deskundige niet aannemelijk geworden. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat Agrifac de overeenkomst vroegtijdig zou hebben opgezegd - zoals door [X] c.s. is betoogd - kan de deskundige evenzeer worden gevolgd in zijn aanname dat de dealerovereenkomst van onbepaalde duur was. De deskundige heeft daarbij onder meer verwezen naar productie 88 van [X] c.s., waaruit beide partijen kennelijk jegens de deskundige hebben geciteerd.
De verwerking van de schuld van 457k
2.22.
Bij de waardering van de aandelen van MAB is relevant of de balans per peildatum een juist en getrouw beeld geeft van de activa en passiva van MAB. Partijen verschillen van mening of de schuld van MAB aan Agrifac (en de vordering van Agrifac op MAB) ten bedrage van € 457.000,00 is verwerkt in de balans van MAB per peildatum. De deskundige is van mening dat de schuld van MAB in de balans per peildatum moet zijn opgenomen als vlottende activa. Hij heeft daartoe opgemerkt dat i) de schuld samenhangt met service fee van 12%, die zijn grondslag vindt in een overeenkomst tussen MAB en Agrifac, ii) daarvan wordt verondersteld dat daaraan gevolg is gegeven door de financiële verwerking hiervan correct in de balans en winst- en verliesrekening van zowel MAB als Agrifac te verwerken, iii) de schuld deel uitmaakt van de earn-out regeling tussen de aandeelhouders van Agrifac (i.c. Vudel en [Y] ) en EXEL, iv) het bestaan van de schuld daarmee, en ook overigens, door partijen wordt erkend, v) dat niet is gebleken dat de schuld door MAB is afgelost, vi) dat uit de cijfers van MAB 2011, 2012 en de tussentijdse cijfers per peildatum blijkt dat de schuld niet als een langlopende schuldpositie in de balans van MAB is opgenomen en vii) dat de deskundige veronderstelt dat de schuld in de balans van MAB per peildatum is opgenomen. Op grond van deze overwegingen is de deskundige van oordeel dat de schuldpositie moet zijn opgenomen als onderdeel van de vlottende passiva. Gelet op de toepassing van de DCF-methode heeft de deskundige de vlottende activa met dit bedrag genormaliseerd en dit bedrag als schuld in de balans van MAB gekwalificeerd. Voor het overige heeft de deskundige geen aanleiding gezien om de historische financiële informatie te normaliseren. [5]
2.23.
Naar aanleiding van het verweer van [X] c.s. dat de schuld van € 457.000,00 niet is opgenomen in de balans van MAB, heeft de deskundige opgemerkt dat hij niet met zekerheid kan vaststellen dat de schuld ook daadwerkelijk in de balans van MAB per peildatum is opgenomen. Een dergelijke vaststelling kan volgens de deskundige enkel worden gedaan aan de hand van een onderzoek naar de administratie van MAB voorafgaand en tot aan de peildatum. Een dergelijk administratief en boekhoudkundig onderzoek valt buiten de reikwijdte van dit deskundigenonderzoek en van de deskundigheid van de deskundige. Dit heeft de deskundige ertoe gebracht inzichtelijk te maken wat het effect is op de reële waarde van de aandelen van de aanname dat de schuld al dan niet is verwerkt in de balans van MAB per peildatum. [6]
2.24.
Partijen hebben zich bij conclusie na deskundigenbericht uitgelaten over de vraag of de schuld in de balans van MAB is verwerkt.
Vudel voert aan dat de schuld wel in de balans van MAB is verwerkt en heeft daarbij verwezen naar hetgeen zij in sub 4.98 tot en met 4.104 van de akte eiswijziging van 22 januari 2014, sub 8.23 en 8.24 van de conclusie van repliek in conventie van 28 mei 2014 en sub 7.22 van de conclusie van dupliek in reconventie van 1 oktober 2014 heeft geschreven. Ten aanzien van de vraag of de schuld in de cijfers is verwerkt heeft zij daarin samengevat aangevoerd dat ongeloofwaardig is dat de schuld niet is verwerkt. Verder heeft zij betoogd
dat voor de waarde van de aandelen niet relevant is of de schuld wel of niet is verwerkt. Als de schuld ten onrechte niet in de cijfers is verwerkt, dan laten de cijfers de resultaten zien die MAB zou hebben behaald met een dealerovereenkomst zonder service fees, aldus Vudel.
[X] c.s. stelt zich op het standpunt dat de schuld niet was verwerkt in de balans van MAB, nu daarvoor geen enkele aanwijzing kan worden gevonden. Ter onderbouwing van die stelling verwijst zij naar de mailwisseling uit februari 2012 tussen [A] , general manager voor de lokale operatie van MAB, en [B] , CFO van Agrifac. De inhoud van het e-mailbericht van 22 februari 2012 van [B] aan [A] luidt: “Ik heb in ieder geval twee vragen: Is hierin rekening gehouden met de marge rekening van Agrifac Machinery € 456.656?” (…). Het antwoord van [A] aan [B] bij e-mail van 23 februari 2012 luidt: “(…) Met de 456.656,- euro is vooralsnog geen rekening gehouden.” [X] c.s. stelt vervolgens dat na deze e-mailwisseling de EBIT in de jaarrekening van MAB over 2011 niet meer is gewijzigd, zodat moet worden aangenomen dat de 457k schuld definitief buiten de administratie van MAB is gehouden.
2.25.
In reactie op laatstgenoemde stellingen van [X] c.s. heeft de deskundige in het rapport opgemerkt dat de aangehaalde correspondentie dateert uit februari 2012 en bijlage 2 toeziet op boekjaar 2011. Deze omstandigheden leiden ertoe dat hij uit de correspondentie niet kan concluderen of na februari 2012 niet alsnog verwerking van de schuld in de administratie van MAB heeft plaatsgevonden. Om die reden blijft de deskundige bij zijn redenering die tot zijn veronderstelling heeft geleid dat de schuld wel is verwerkt in de administratie van MAB, [7] waarbij hij tevens opmerkt dat hij niet met zekerheid kan vaststellen dat de schuld is opgenomen in de balans.
2.26.
De rechtbank overweegt dat partijen er gedurende de procedure blijk van hebben gegeven dat zij uitdrukkelijk van mening verschillen over de vraag of de schuld in de balans van MAB per peildatum is verwerkt. Daarom mocht van hen worden verwacht dat zij hun standpunt concreet hadden onderbouwd. Hoewel zij in de loop van de procedure verschillende malen in de gelegenheid zijn geweest om bijvoorbeeld een aansluiting van de financiële administratie op de jaarrekening, dan wel verklaringen van betrokkenen in het geding te brengen, zijn zij daartoe niet overgegaan.
De deskundige heeft evenmin helderheid kunnen verschaffen over de vraag of de schuld in de balans van MAB is verwerkt. Weliswaar heeft hij op grond van een aantal omstandigheden een aanname gedaan, maar zijn redenering komt de rechtbank op dit punt niet overtuigend voor. Uit het rapport blijkt dat de deskundige geen concrete aanwijzingen voor verwerking van de schuld heeft gevonden.
Zoals reeds is overwogen volgt de rechtbank de deskundige in hoofdlijnen in zijn conclusies. Dit is anders ten aanzien van de aanname dat de schuld is verwerkt in de balans van MAB. Aangezien de rechtbank geen enkele concrete aanwijzing heeft verkregen dat de schuld wel in de balans van MAB is verwerkt, is onduidelijk gebleven of deze verwerking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Deze onduidelijkheid strekt ten nadele van Vudel nu zij de partij is die het bewijsrisico ter zake van de door haar gestelde schade draagt. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank ervan uitgaat dat de schuld niet is verwerkt in de balans van MAB.
Overige bezwaren
2.27.
Vudel voert – kort samengevat – verder nog de volgende kritiekpunten aan:
1) De deskundige is ten onrechte uitgegaan van het marktpotentieel per regio waarbij hij het aantal hectares suikerbietengrond tot uitgangspunt heeft genomen. Daardoor heeft hij verkopen aan de agro-holdings ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
2) De verdiencapaciteit MAB vóór peildatum is te conservatief vastgesteld.
3) De omzet op overige apparatuur is te laag bepaald.
4) De omzet en marge op onderdelen is te laag bepaald.
Ten aanzien van scenario III voert Vudel aan dat de Russische specialist:
5) onjuiste conclusies heeft verbonden aan importgegevens,
6) het totale marktpotentieel onjuist heeft geïnterpreteerd,
7) tot een onjuiste inschatting van de seizoencapaciteit van een SBH gekomen,
8) ten onrechte heeft aangenomen dat subsidies onzeker zijn,
9) een onjuiste aantal verkochte SBH per regio tot uitgangspunt heeft genomen,
10) een onjuiste gemiddelde verkoopprijs heeft gehanteerd,
11) een onjuiste inschatting heeft gemaakt van de omzet verkoop reserve- en slijtage-onderdelen,
12) een verkeerde betalingstermijn voor SBH’s tot uitgangspunt heeft genomen.
2.28.
[X] c.s. voert - kort samengevat - verder de volgende bezwaren aan tegen de door de deskundige gehanteerde uitgangspunten in scenario I:
1. De onderneming moet worden gewaardeerd ‘as is’ op peildatum, op grond waarvan alleen de regio Bashkortostan in aanmerking had moeten worden genomen.
2. De deskundige is uitgegaan van een onjuist marktpotentieel en onjuist marktaandeel.
3. De deskundige heeft de omzet 2013 te hoog geprognotiseerd.
4. De deskundige heeft ten onrechte marge berekend over bijvoorbeeld de transportkosten.
5. De bedrijfskosten zijn onvoldoende in aanmerking genomen.
6. Diverse werkkapitaalonderwerpen behoeven aanpassing.
7. De brutomarge overige omzet is maximaal 5%.
8. De deskundige is uitgegaan van een onjuiste technische levensduur en onjuiste kosten personeel.
Ten aanzien van scenario III betoogt [X] c.s. nog dat:
9. de deskundige bij ieder spectrum heeft gekozen voor de minimum of maximumwaarde, al naar gelang deze in de richting wijst van een hogere waarderingsuitkomst.
Verder voert [X] c.s. aan dat de deskundige is uitgegaan van:
11. een onrealistische daling kostenniveau,
12. een onmogelijke toepassing EBITDA,
13. een onverklaarbare kostendaling,
14. onrealistische werkkapitaalaanpassingen.
2.29.
Bovenvermelde kritiekpunten, die veelal zien op keuzes van de deskundige die nodig zijn om de schade te begroten, hebben partijen ook geuit in hun reactie van 1 juni 2018 op het concept-rapport van de deskundige. De deskundige heeft op deze punten gereageerd door zijn reactie te verwerken in het commentaar van partijen. Het commentaar van partijen is met de reactie van de deskundige als bijlage 5 en 6 bij het deskundigenrapport gevoegd. Voor de inhoud van de reactie van de deskundige wordt verwezen naar zijn rapport met bijlagen. Door zijn veelal gedetailleerde reactie heeft de deskundige ervan blijk gegeven dat hij de opmerkingen van partijen in aanmerking heeft genomen en dat hij de afweging heeft gemaakt of deze opmerkingen zouden moeten leiden tot aanpassing van het deskundigenrapport. Uiteindelijk heeft hij in deze gevallen kenbaar gemaakt dat hij voor aanpassing van zijn conclusies onvoldoende aanleiding ziet. De deskundige heeft zijn reactie voldoende gemotiveerd en onderbouwd, onder meer door verwijzing naar de bevindingen van de Russische specialist. De deskundige heeft zijn bevindingen gebaseerd op zijn kennis, ervaring en intuïtie en gesteld noch gebleken is dat de deskundige daarbij onredelijke of onwaarschijnlijke aannames als vertrekpunt heeft genomen, dat hij van belang zijnde feiten over het hoofd heeft gezien of dat hij zijn kennis en ervaring op onjuiste wijze heeft toegepast. Gelet hierop acht de rechtbank de bevindingen van de deskundige genoegzaam aannemelijk. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de deskundige in voormelde keuzes en conclusies volgt.
De slotsom ten aanzien van het rapport
in conventie2.30. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de rechtbank de waarde van de aandelen van MAB bepaalt op een bedrag van € 700.413,00 en de waarde van de vordering op € 457.000,00, derhalve in totaal € 1.157.413,00. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum dat [X] c.s. in verzuim is, te weten 14 augustus 2013.
Persoonlijke aansprakelijkheid
2.31.
Vudel heeft naast [X] ook [Y] in rechte betrokken en vordert beide gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schade. Vudel legt daaraan ten grondslag dat de afwikkelingsovereenkomst van 26 november 2012 door [Y] zowel in privé als in zijn hoedanigheid van bestuurder van [X] is ondertekend. Dat brengt volgens Vudel mee dat zowel [X] als [Y] ingevolge onder meer artikel 12.2. diende zorg te dragen voor de nakoming van alle daarin vervatte verplichtingen en verrichting van de noodzakelijke handelingen.
[X] c.s. betwist dat [Y] in privé aansprakelijk is en betoogt dat [Y] de afwikkelingsovereenkomst in hoedanigheid van bestuurder van [X] dan wel Agro-Project Consulting B.V. heeft ondertekend. Met uitzondering van artikel 12.2 is sprake van verplichtingen uit overeenkomst voor [X] Aan artikel 12.2 dient, als standaardbepaling waarover niet is onderhandeld, niet veel gewicht te worden toegekend. [Y] heeft als bestuurder-aandeelhouder de overeenkomst ondertekend.
2.32.
De rechtbank overweegt als volgt. In de aanhef van de afwikkelingsovereenkomst worden onder ondergetekenden genoemd: 1. Vudel Invest B.V. 2. [X] 3. [Z] en 4. [Y] . Onder deze opsomming is vermeld dat de partijen als genoemd onder 1 en 2 gezamenlijk worden aangeduid als “aandeelhouders”, de partijen 3 en 4 als “indirect aandeelhouders” en partijen 1 tot en met 4 gezamenlijk worden genoemd “partijen”.
Vervolgens bepaalt artikel 12.2:
Partijen verbinden zich hierbij om zich in te spannen en al hetgeen te doen om volledig uitvoering te geven aan het in deze Afwikkelingsovereenkomst bepaalde, inclusief maar niet beperkt tot het tekenen van documenten en akten, het aangaan van overeenkomsten en het nemen van besluiten of stemmen voor besluiten.
2.33.
Zoals reeds bij tussenvonnis van 11 maart 2015 is geoordeeld, is [X] c.s. aansprakelijk voor de schade ontstaan door de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit overeenkomst, waarbij de tekortkoming bestaat uit de ondertekening door [Y] van de dealerovereenkomst ten behoeve van Agro Nova. Nu [Y] niet alleen namens [X] heeft getekend, maar ook als zelfstandige partij is hij mede verantwoordelijk voor de nakoming van de verbintenissen uit de overeenkomst. Dit volgt niet enkel uit artikel 12.2 maar ook uit de redactie van de overeenkomst, de daarbij betrokken partijen en de ondertekening van [Y] als voormeld. Het voorgaande leidt ertoe dat naast [X] ook [Y] aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de tekortkoming in de uitvoering van de verbintenissen uit overeenkomst. Van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, dan wel bestuurdersaansprakelijkheid is geen sprake, zodat [X] c.s. niet gevolgd wordt in zijn betoog dat indien [Y] persoonlijk aansprakelijk wordt gehouden feitelijk sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. Evenmin is sprake van borgstelling.
Hoofdelijke veroordeling
2.34.
Nu [X] en [Y] zullen worden veroordeeld tot betaling van dezelfde schade zijn zij ingevolge artikel 6:102 BW hoofdelijk verbonden. De gevorderde hoofdelijke veroordeling zal worden toegewezen.
Proceskosten
2.35.
Vudel vordert [X] c.s. te veroordelen in de proceskosten waaronder de beslagkosten en de nakosten.
2.36.
De vordering tot betaling van de beslagkosten zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat Vudel heeft verzuimd de beslagstukken volledig in het geding te brengen. Het overleggen van facturen volstaat daartoe niet.
2.37.
[X] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van de deskundigen. De kosten van deskundige Snel bedragen € 6.000,00 (inclusief btw). De kosten van deskundige Broekema bedragen voor fase 1 € 23.958,00 (inclusief btw) en voor fase II € 92.169,33 (inclusief btw). De kosten van de Russische specialist bedragen € 16.400,00. Aangezien Vudel de voorschotbedragen heeft voldaan zal [X] c.s. de bedragen terzake de kosten van de deskundigen aan Vudel dienen te vergoeden. De kosten aan de zijde van Vudel worden in totaal aldus begroot op:
- dagvaarding € 76,71
- griffierecht 3.715,00
- deskundigen 138.527,33
- salaris advocaat
30.848,00(8 punten × tarief € 3.856,00)
Totaal € 173.167,04
2.38.
De nakosten komen voor toewijzing in aanmerking, als hierna vermeld.
in reconventie
2.39.
De vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen zoals reeds in het tussenvonnis van 11 maart 2015 is overwogen.
2.40.
[X] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van Vudel worden begroot op:
- salaris advocaat 2 punten x 0,5 x tarief € 3.856,00 = € 3.856,00.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, jegens Vudel gehouden is tot betaling van na te melden schadevergoeding ter zake van onderhavige toerekenbare tekortkoming,
3.2.
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Vudel te betalen een bedrag van € 1.157.413,00 (één miljoen éénhonderdzevenenvijftig duizendvierhonderddertien euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 14 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Vudel tot op heden begroot op € 173.167,04,
3.4.
veroordeelt [X] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [X] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 3.2, 3.3 en 3.4 uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.7.
wijst de vorderingen af,
3.8.
veroordeelt [X] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Vudel tot op heden begroot op € 3.856,00.
3.9.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma, mr. J.N. Bartels en mr. F.E.J. Goffin en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2019.

Voetnoten

1.Pagina 45 en 46 van het deskundigenbericht
2.Pagina 76 van het deskundigenbericht
3.Pagina 85 e.v. van het deskundigenbericht
4.Pag 152 (in rood) van het deskundigenbericht
5.Pagina 44 van het deskundigenbericht
6.Pagina 78 van het deskundigenbericht
7.Pagina 121 van het deskundigenrapport