ECLI:NL:RBOVE:2019:1661

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
08-730018-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en mishandeling tijdens uitgaansleven

Op 20 mei 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd beschuldigd van het slaan van twee slachtoffers tijdens een uitgaansincident op 27 januari 2019 in Hengelo. Het eerste slachtoffer, [slachtoffer 1], werd met een bierflesje in het gezicht geslagen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder blijvende littekens en gebitsschade. Het tweede slachtoffer, [slachtoffer 2], werd mishandeld door de verdachte met een vuist in het gezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling en mishandeling, en legde hem bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een leefstijltraining en het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden, een passende straf moest krijgen om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-730018-19 (P)
Datum vonnis: 20 mei 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ( [land] ),
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
nu verblijvende in P.I. Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 mei 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang, en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] met een bierflesje in het gezicht heeft geslagen;
feit 2:[slachtoffer 2] met een vuist in het gezicht heeft geslagen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, na wijziging ingevolge artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 6 mei 2019, dat:
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2019, in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (met) een -al dan niet stukgeslagen-
glas of een -al dan niet stukgeslagen- (bier)flesje in het gezicht en/of tegen
het hoofd heeft gesneden en/of gestoken en/of gegooid e/of geslagen, althans
met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met zijn hand, waarin hij een -al dan
niet stukgeslagen- glas of een -al dan niet stukgeslagen- (bier)flesje
vasthield, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 januari 2019,
in de gemeente Hengelo (O),
aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten snijwonden in het gezicht, tengevolge waarvan (een) blijvend(e)
ontsierend(e) litteken(s) is/zijn ontstaan en/of een (deels) afgebroken tand en /of een scheefstaande tand) heeft toegebracht,
door met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (met) een -al dan niet
stukgeslagen- glas of een -al dan niet stukgeslagen- (bier)flesje in het
gezicht en/of tegen het hoofd te snijden en/of te steken en/of te gooien en/of
te slaan, althans door met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met zijn hand,
waarin hij een -al dan niet stukgeslagen- glas of een -al dan niet
stukgeslagen- (bier)flesje vasthield, in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 januari 2019,
in de gemeente Hengelo (O),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] (met) een -al dan niet stukgeslagen-
glas of een -al dan niet stukgeslagen- (bier)flesje in het gezicht en/of tegen
het hoofd heeft gesneden en/of gestoken en/of gegooid en/of geslagen, althans
met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] met zijn hand, waarin hij een -al dan
niet stukgeslagen- glas of een -al dan niet stukgeslagen- (bier)flesje
vasthield, in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2019,
in de gemeente Hengelo (O),
een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , heeft mishandeld,
door genoemde [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met de al dan niet tot
vuist gebalde hand in het gezicht en/of tegen het hoofd te stompen en/of te slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden en dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde kan wel worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman stelt zich op het standpunt dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 27 januari 2019 in Hengelo onder invloed van verdovende middelen en alcohol slachtoffer [slachtoffer 1] met een bierflesje heeft geslagen als gevolg waarvan [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag nu opzet op de dood, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling dient ook vrijspraak te volgen nu, gelet op het ter zake relevante overzichtsarrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1051), in het onderhavige geval niet kan worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De littekens in het gezicht van [slachtoffer 1] lijken weinig opvallend terwijl ook de gebitsschade niet zonder meer kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit aangevoerd dat in het dossier - naast de verklaring van de getuige [getuige 1] dat [slachtoffer 2] door een donkerkleurige man is geslagen - geen enkel ander (steun)bewijs aanwezig is dat verdachte degene was die het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen. De aangever heeft niet gezien door wie hij is geslagen terwijl er die nacht naast verdachte nog een andere persoon met donkere huidskleur aanwezig was die ook heeft (mee)gevochten. De enkele verklaring van de getuige [getuige 1] is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen zodat verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair: vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat, zoals de officier van justitie en de verdediging hebben aangevoerd, de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair en feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewijsmotivering
Feit 1 subsidiair
Op grond van de aangifte en de verklaring van de getuige [getuige 2] kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] met een bierflesje in het gezicht heeft geslagen en dat [slachtoffer 1] als gevolg daarvan verwondingen aan zijn gezicht heeft opgelopen.
Zwaar lichamelijk letsel
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bevat geen definitie of omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Buiten twijfel moet worden vastgesteld dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel, maar in artikel 82 Sr is niet beoogd een limitatieve opsomming te geven. In lijn met de wetsgeschiedenis is in de rechtspraak van de Hoge Raad vooropgesteld dat artikel 82 Sr de rechter de vrijheid laat om het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd.
In het onderhavige geval heeft het slachtoffer als gevolg van door verdachte toegebrachte letsel, na behandeling blijvende zichtbare littekens in zijn gezicht overgehouden (aan de lippen, tussen de neus en de mond en boven de wenkbrauwen). Daarnaast heeft hij behandeling aan zijn gebit moeten ondergaan en zal hij ook in de toekomst nog behandelingen hieraan moeten ondergaan. Het slachtoffer heeft nog steeds last van één voortand. Kauwen gaat niet en voor de rest drinkt hij ten tijde van het opstellen van zijn vordering als benadeelde partij nog via een rietje. Ten aanzien van het letsel aan het gebit geldt nog onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het door verdachte aan het slachtoffer [slachtoffer 1] toegebrachte letsel moet worden aangemerkt als "zwaar lichamelijk letsel".
Het verweer wordt verworpen.
Feit 2
De rechtbank komt op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 3] tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde. Beide getuigen hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [slachtoffer 2] een vuistslag kreeg van de man die daarvoor [slachtoffer 1] had geslagen en dat die man werd meegenomen door de politie.
Het verweer wordt verworpen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van verdachte, op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 27 januari 2019, in de gemeente Hengelo (O), aan een persoon, genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten: snijwonden in het gezicht, ten gevolge waarvan blijvende ontsierende littekens zijn ontstaan en een deels afgebroken tand en een scheefstaande tand, heeft toegebracht, door met dat opzet genoemde
[slachtoffer 1] met een bierflesje in het gezicht te slaan;
2.
hij op 27 januari 2019, in de gemeente Hengelo (O), een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , heeft mishandeld, door genoemde [slachtoffer 2] met de vuist in het gezicht te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem begane feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 18 april 2019. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht te gelasten.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in het uitgaansleven, op straat, schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] door met een bierflesje in het gezicht van het slachtoffer te slaan.
Het slachtoffer heeft hieraan forse ontsierende littekens in zijn gezicht, een afgebroken tand en een scheefstaande tand overgehouden. Hij heeft flinke pijn gehad en heeft meerdere medische behandelingen moeten ondergaan. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog lang de nadelige psychische gevolgen hiervan ondervinden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] . Ook dit misdrijf heeft voor pijn en letsel bij het slachtoffer gezorgd. Beide misdrijven veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, zeker nu deze in een uitgaansgebied op de openbare weg hebben plaatsgevonden waarbij veel personen getuige zijn geweest van het door verdachte gebezigde geweld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 21 maart 2019 niet eerder is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast bij het bepalen van de straf en de duur daarvan rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte, die ook blijken uit het reclasseringsrapport van 18 april 2019. Aangezien zijn alcoholgebruik een duidelijke relatie lijkt te hebben met het delict, hetgeen verdachte ter zitting heeft onderschreven, is een Leefstijltraining op zijn plaats. Verdachte heeft geen werk en geen inkomen en spreekt de Nederlandse taal moeizaam. Hij heeft moeite met het lezen van formulieren en het regelen van praktische zaken. Praktische ondersteuning zou goed zijn en een vertrouwenspersoon bij wie hij met problemen terecht kan. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte is momenteel in afwachting van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. Ondanks de nog onzekere uitkomst van de vergunningaanvraag, wordt inzet vanuit de reclassering gewenst geacht. Verdachte zegt hiervoor ook open te staan. Bij een veroordeling wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie (lijfstijltraining) middelengebruik en (ambulante begeleiding bij) praktische ondersteuning.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering.
Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd dat hij bereid is om hieraan mee te werken.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het voorwaardelijke deel van deze straf dient in beginsel om verdachte ervan te weerhouden andermaal strafbare feiten te plegen, maar ook om hem door het stellen van de bijzondere voorwaarden de noodzakelijke en adequate hulpverlening te kunnen aanbieden. De rechtbank zal conform het hiervoor genoemde advies van de reclassering als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie (lijfstijltraining) middelengebruik en (ambulante begeleiding bij) praktische ondersteuning opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moet zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven vaker onder invloed van verdovende middelen en alcohol te zijn gekomen tot agressie.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de raadsman dat aan het geweld een woordenwisseling vooraf is gegaan en dat over en weer duwen en slaan is geëscaleerd in het slaan met een bierflesje door verdachte, nu daarvan uit het dossier niets is gebleken.
Het gevaar voor herhaling van een soortgelijk feit als waarvoor hij thans wordt veroordeeld is daarom gemiddeld. Om het gevaar voor herhaling, dat als gemiddeld wordt ingeschat, (zo veel mogelijk) in te perken, is de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht noodzakelijk.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat, gelet op de ernst van met name feit 1, de blijvende gevolgen voor het slachtoffer [slachtoffer 1] en de zinloosheid van het door verdachte gebezigde geweld, een straf van langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, een passende straf die recht doet aan de ernst van de feiten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
8.1.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aan zien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.007,19 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kilometer vergoeding € 55,64;
- verlies aan verdiencapaciteit € 70,00;
- medische info huisarts € 44,86;
- eigen risico € 385,00;
- tandartskosten € 268,80;
- injecties Hepatitis B € 182,24;
- kleding € 169,85;
- kosten advocaat € 580,80;
Totaal gevorderde materiële schade € 1.757,19
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.250,00 gevorderd.
De raadsman van de benadeelde partij, mr. D.G. Geerdink, advocaat te Oldenzaal, heeft de vordering ter zitting toegelicht. Hij heeft meegedeeld dat de kosten voor de Hepatitis-injecties inmiddels door de verzekering zijn vergoed. Deze opgevoerde schadepost komt te vervallen. Daarnaast wordt de vordering betreffende verlies aan verdiencapaciteit verminderd met € 20,00. De post inzake medische informatie van de huisarts betreft kosten die niet door de zorgverzekeraar worden vergoed.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verzochte schadevergoeding betreffende:
- verlies aan verdiencapaciteit dient te worden verminderd met € 20,00,
- Hepatitis B-injecties dient te worden afgewezen;
- de kosten van rechtsbijstand dienen te worden toegewezen conform het toepasselijke liquidatietarief.
Voor het overige dient de vordering te worden toegewezen.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij een toevoeging had kunnen aanvragen, in welk geval zijn advocaatkosten beperkt zouden zijn gebleven tot de eigen bijdrage. De vordering kan voor het overige deel worden toegewezen met uitzondering van de Hepatitisinjecties die reeds door de verzekering zijn vergoed. Voor wat betreft de schadevergoeding voor verlies aan verdiencapaciteit dient dat bedrag en dus het totaalbedrag te worden verminderd met € 20,00.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 1 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
Blijkens opgave van de advocaat van de benadeelde partij vervalt de vordering van de kosten van de Hepatitisinjecties á € 182,24. Voorts is de vordering van de schadevergoeding voor verlies van verdiencapaciteit verminderd tot een bedrag van € 50,00. Advocaatkosten zijn geen rechtstreekse schade die de benadeelde als gevolg van het strafbare feit heeft gemaakt, maar moeten als proceskosten worden gekwalificeerd. Gelet daarop wordt deze post afgewezen. Nu echter voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij proceskosten heeft gemaakt ter voorbereiding van de voeging en de behandeling ter zitting, zal de rechtbank vergoeding van proceskosten toewijzen als hierna overwogen onder 8.1.6.
De rechtbank zal het gevorderde daarom als volgt toewijzen:
- kilometer vergoeding € 55,64;
- verlies aan verdiencapaciteit € 50,00;
- medische info huisarts € 44,86;
- eigen risico € 385,00;
- tandartskosten € 268,80;
- kleding € 169,85;
Ter vergoeding van materiële schade zal een totaalbedrag van € 974,15 worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 1.250,00.
De rechtbank zal de vordering voor vergoeding van immateriële schade toewijzen tot dit bedrag.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.224,15.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 januari 2019.
8.1.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit is toegebracht.
8.1.6
vergoeding kosten rechtsbijstand
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank zoekt daarvoor aansluiting bij het toepasselijke liquidatietarief in kantonzaken voor vorderingen tot € 2.500,00. Voor het opstellen van de vordering en het bijwonen van de zitting en het aldaar verstrekken van een toelichting begroot de rechtbank de kosten op € 360,00 (2 punten x € 180,00).
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
8.2.1
De benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aan zien van feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.051,84 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas € 100,00;
- zorgkosten € 320,00;
- Hepatitis B injecties € 82,00;
- gederfde arbeidsinkomsten € 40,55;
- reiskosten € 9,29.
Het totaal bedrag van de gevorderde materiële schade is € 551,84.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 500,00 gevorderd.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verzochte schadevergoeding ten aanzien van vergoeding van materiële schade en immateriële schade integraal kan worden toegewezen met uitzondering van de schadevergoeding voor een jas à € 100,00. Dit is geen schade die direct voortvloeit uit het delict. Ten aanzien van dit deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering, gelet op het verweer tot vrijspraak ten aanzien van feit 2, moet worden afgewezen. Subsidiair heeft hij afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van een deel van de vordering bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de zorgkosten niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd, de Hepatitisinjecties blijkens opgave van de benadeelde [slachtoffer 1] door de verzekering worden vergoed en de kosten van de jas geen rechtstreekse schade zijn als gevolg van het delict.
Ten aanzien van immateriële schadevergoeding kan een vergoeding volgen, met dien verstande dat het thans gevorderde bedrag van € 500,-- dient te worden gematigd omdat slechts sprake is geweest van één klap.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 tenlastegelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materieel
De benadeelde partij zal in de vordering ten aanzien van schadevergoeding voor de jas à
€ 100,-- niet-ontvankelijk worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het onder 2 bewezen verklaarde.
De opgevoerde zorgkosten zijn niet komen vast te staan, aangezien deze zijn betwist en er bij gebreke van een nadere toelichting van de benadeelde partij vanuit moet worden gegaan dat deze kosten, die blijkens de bijlage zien op huisartszorg, op grond van de basisverzekering voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking komen zonder dat daarvoor het eigen risico in rekening wordt gebracht. De benadeelde partij zal tot zover in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het deel van de vordering dat ziet op voornoemde posten kan slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De vordering zal voor het overige worden toegewezen. De kosten van Hepatitis B-injecties à € 82,00 zullen worden toegewezen aangezien uit niets is gebleken dat ook benadeelde partij [slachtoffer 2] deze kosten vergoed heeft gekregen.
De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 131,84.
Immaterieel
De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 250,00.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toewijzen tot een bedrag van € 381,84.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 januari 2019.
8.2.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
8.2.6
vergoeding kosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 : zware mishandeling
feit 2 : mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Leger des Heils Enschede aan de Molenstraat 37, 7514 DJ Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- actief deelneemt aan een (korte) leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde moet zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- meewerkt aan een ambulante begeleiding vanuit het Leger des Heils, of soortgelijke instelling die hem helpt bij praktische zaken;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- beveelt dat de tijd die verdachte veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 2.224,15 (tweeduizend tweehonderdvierentwintig euro en vijftien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.224,15(
tweeduizend tweehonderdvierentwintig euro en vijftien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 32 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde (Hepatitis injecties en € 20,00 verdiencapaciteit);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 360,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
schadevergoeding [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 381,84 (driehonderdeenentachtig euro en vierentachtig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 381,84 (driehonderdeenentachtig euro en vierentachtig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de meer of anders gevorderde schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en
mr. F.C. Berg, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2019.
Buiten staat
Mr. H.R. Schimmel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019042292
Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 6 mei 2019 voor zover inhoudend:
Ik was op 27 januari 2019 in Hengelo. Ik heb ruzie gekregen. Ik was onder invloed van alcohol en drugs. Het zou kunnen dat ik heb geslagen. Wanneer ik nu hoor en zie wat er is gebeurd dan denk ik dat ik dat heb gedaan.
2. Het proces-verbaal van aangifte nummer PL0600-2019040466-l (pagina 4 tot en met 13 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 27 januari 2019 was ik met vrienden van mij naar Hengelo gegaan. Ik ging naar buiten. Ik zag dat er veel mensen op het trottoir stonden. Ik liep door deze groep. Toen ik halverwege in de groep liep keek ik achterom. Ik zag dat er een jongen heel dicht achter mij stond. Ik zag dat deze jongen een hele donkere huidskleur had. Ik zag opeens dat die jongen uithaalde met een hand. Vervolgens zag ik zijn hand met een glas op mij af komen. Opeens voelde ik uit het niets allemaal glas in mijn mond. Ik zag dat er allemaal bloed van mijn gezicht af lekte.
Ik kan de jongen die mij sloeg als volgt omschrijven:
- donkere huidskleur
- leeftijd ongeveer 22 jaar
- lengte ongeveer 1.70 meter
- donkere haarkleur
- kort haar
Ik zag dat de politie een jongen heeft aangehouden. Die jongen is honderd procent zeker de jongen die mij met het glas in mijn gezicht geslagen heeft. Ik heb het volgende letsel overgehouden:
- scheur in mijn onderlip
- gehele bovenlip lag open
- voortand scheef
- wenkbrauw rechts kapot
- verwondingen op mijn neus
Er is een stuk van mijn ondertand afgeknapt.
Ik ben in het ziekenhuis behandeld aan mijn verwondingen. Ik heb diverse hechtingen
in mijn gezicht gekregen. Ik heb op dit moment erg veel last van mijn voortand en alle hechtingen in mijn gezicht. Ik kan niet eten op dit moment. Verder hoorde ik dat de jongen die mij geslagen heeft besmet is met Hepatitis B. Ik moet daar ook nog injecties voor krijgen.
Ik weet op dit moment niet wanneer ik het ziekenhuis mag verlaten. Voor het letsel aan mijn tanden moet ik naar de tandarts. Ik heb onder andere een verwonding boven mijn rechter wenkbrauw. Tevens wil ik alle kosten verhalen op de jongen die mij geslagen heeft. Ik weet op dit moment ook niet hoe het verder gaat met het letsel aan mijn gezicht en mijn tanden. Ik ben schilder van beroep. Ik ben niet in staat om aan het werk te gaan. Ik weet niet hoe lang ik niet zal kunnen werken.
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL0600-2019040466-5 (pagina 35 en 36 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant/en of één van hen:
Op 27 januari 2019, omstreeks 02.00 uur, waren wij verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] belast met de horecadienst te Hengelo. Wij de melding van Operationeel centrum dat iemand met een glas in zijn gezicht zou zijn geslagen. Wij, verbalisanten, werden op Willemstraat aangesproken door getuige [getuige 3] dat een negroïde manspersoon helemaal was doorgedraaid. Ik hoorde hem zeggen dat hij een onbekend persoon met glaswerk in zijn gezicht had geslagen. Wij, verbalisanten zagen op dat moment een negroide persoon, gekleed in een donkere jas met daaronder een wit shirt lopen op de kruising Langestraat/Willemstraat. Wij zagen dat deze persoon kennelijk schrok van onze komst. Vervolgens liep hij in tegengestelde richting weg richting Burgemeester Jansenplein. Wij, verbalisanten zijn in versnelde pas die kant uitgelopen aldaar ter hoogte van de [snackbar] , gelegen [adres 1] , troffen wij de bovengenoemde negroïde man aan. Ik, [verbalisant 1] hoorde op deze locatie van getuige [getuige 2] dat hij had gezien dat deze persoon iemand met een flesje bier in het gezicht had geslagen. Wij zagen in de directe omgeving van [getuige 2] een persoon staan met zeer bebloed gezicht. Wij zagen dat deze man meerdere diepe sneden had in zijn gelaat. Deze persoon bleek l ater het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] te zijn. Wij hebben toen de negroïde man, welke door getuigen werd aangewezen als de dader, aangehouden voor zware mishandeling. De verdachte bleek [verdachte] te zijn. Wij zijn toen met de aanwezige betrokkenen naar het bureau aan de Willemstraat te Hengelo gegaan om getuigenverklaringen op te nemen. Aldaar bleek dat ook [slachtoffer 2] was mishandeld door verdachte [verdachte] .
4. Het proces-verbaal van verhoor PL0600-2019040466-2 (pagina 18 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [getuige 2] , zakelijk weergegeven:
Ik was op 27 januari 2019 met mijn kameraden [getuige 3] , [slachtoffer 2] , [naam] en [getuige 1] bij de [cafe] , gelegen [adres 2] te Hengelo.Ik zag een andere persoon(aangever) staan . Ik zag dat deze persoon een woordenwisseling had met de donkere man. Ik zag dat het steeds erger werd. Ik zag dat de donkere man ons bij de ruzie wilde betrekken. Ik zag dat de donkere man met kracht en gebalde vuist inslaan op de persoon(aangever). Ik zag dat de genoemde donkere man die later door jullie werd aangehouden een glazen flesje, merk Grolsch pakte van grond. Ik zag dat hij dit volgens mij met zijn rechterhand pakte. Ik zag dat hij het flesje met zijn rechterhand naar achteren bracht en met kracht op het gezicht van de persoon(aangever) sloeg. Ik hoorde dat het flesje kapot knapte op zijn gezicht. Ik zag overal bloed. Op dat moment kwam de politie ter plaatse. Ze hebben de persoon die geslagen heeft met het flesje bier meegenomen.
5. Het proces-verbaal van verhoor PL0600-2019040466-3 (pagina 22 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [getuige 3] , zakelijk weergegeven:
Op 27 januari 2019, liep ik omstreeks 02.00 uur, samen met kameraden [naam] , [getuige 2] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] bij de [cafe] naar buiten. [cafe] is een cafe gelegen aan [adres 2] te Hengelo. Ik zag dat de Nederlandse jongen in elkaar werd geslagen door de donkere man. Ik zag dat hij met kracht en gebalde vuist sloeg op het hoofd van de Nederlandse jongen. Ik zag dat de Nederlandse jongen op de motorkap van een auto viel. Ik zag dat de donkere man iets van glas in zijn handen had. Ik zag dat de donkere man werd meegenomen door de politie. Dit was de man die meerdere keren had geslagen en gooide met het glaswerk.
6. Het proces-verbaal van verhoor nummer PL0600-2019040466-13 (pagina 52 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Heb je met een fles geslagen?
A: Ja.
Feit 2
7. Het proces-verbaal van aangifte nummer PL0600-2019040500-1 (pagina 14 tot en met 17 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
“Ik was op 26 januari 2019 samen met mijn vrienden uit geweest in Hengelo. Ik zag dat er buiten een vechtpartij was. Opeens voelde ik een klap in mijn gezicht.”
8. Het proces-verbaal van verhoor PL0600-2019040466-3 (pagina 22 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
“Op 27 januari 2019, liep ik omstreeks 02.00 uur, samen met kameraden waaronder [getuige 2] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] in Hengelo. Ik zag dat de donkere man met kracht en gebalde vuist op het gezicht van [slachtoffer 2] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer 2] bloedde in zijn gezicht. Ik ben met de politie meegelopen om de donkere man aan te wijzen. Ik zag dat de donkere man werd meegenomen door de politie. Dit was de man die meerdere keren had geslagen en gooide met het glaswerk.”
9. Het proces-verbaal van verhoor PL0600-2019040466-4 (pagina 20 en 21 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
“Ik was vanavond uit met vrienden in Hengelo. Ik was in totaal met 5 kameraden uit. [slachtoffer 2] , [getuige 3] [getuige 2] , [naam] en ik. Toen wij buiten liepen zagen wij een opstootje. Wij bleven staan om te kijken. Ik zag toen dat er een man liep die kennelijk helemaal overstuur was. Op een gegeven zag ik dat [slachtoffer 2] uit het niets een klap kreeg van die man. Ik zag dat hij met zijn rechter arm uithaalde met zijn vuist. Ik zag dat hij [slachtoffer 2] vol op zijn hoofd raakte. Ik zag dat [slachtoffer 2] bloed aan zijn gezicht had. Ik heb samen met anderen de man aangewezen die [slachtoffer 2] en een andere persoon geslagen had. Ik zag dat de man die geslagen heeft werd meegenomen door de Politie.”