ECLI:NL:RBOVE:2019:150

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
08-997500-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van jongeman voor verkoop van illegaal vuurwerk via sociale media

Op 21 januari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige jongeman veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar, alsook een taakstraf van 240 uren. De jongeman was beschuldigd van het bezit en de verkoop van illegaal vuurwerk aan particulieren, waaronder minderjarigen, via zijn Instagramaccount en WhatsApp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van oktober 2016 tot en met december 2016 opzettelijk professioneel vuurwerk, waaronder Super Cobra's 6 en vlinders, voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld aan anderen. Daarnaast heeft hij in de maanden november en december van 2015 en 2016, en in februari en juli tot september 2017, illegaal vuurwerk te koop aangeboden via WhatsApp en op zijn Instagramaccount.

Tijdens de zitting op 7 januari 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, die een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, had geëist. De verdediging pleitte voor toepassing van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn status als first offender. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en het gevaar dat het illegaal vuurwerk met zich meebracht, een zwaardere straf rechtvaardigden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die een laag-gemiddeld recidiverisico inschatte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer voor economische strafzaken
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-997500-17 (P)
Datum vonnis: 21 januari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. W. Schoo, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk illegaal vuurwerk, te weten Super Cobra’s 6, vlinders en nitraten, voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld aan anderen;
feit 2:het voorhanden hebben, opslaan en ter beschikking stellen aan anderen van illegaal vuurwerk, heeft voorbereid en/of bevorderd doordat hij via WhatsApp-berichten illegaal vuurwerk te koop heeft aangeboden en op zijn Instagramaccount de verkoop heeft aangekondigd.
Voluit luidt de tenlastelegging, dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van oktober
2016 tot en met december 2016, althans in of omstreeks het jaar 2016, in de
gemeente Groningen en/of in de gemeente Winsum, althans in het rechterlijk
arrondissement Noord-Nederland, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk,
een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
bestaande uit een of meer Super Cobra 6 en/of vlinders (Butterfly crackers)
en/of nitraten (FP3) voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking heeft
gesteld aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , althans aan een of
meer anderen.
2.
verdachte
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) november 2015 en/of
december 2015, althans in 2015 en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand november 2016 en/of
december 2016, althans in 2016 en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand februari 2017 en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van juli 2017 tot en met
september 2017, althans in 2017,
in de gemeente Groningen, althans in het rechterlijk arrondissement
Noord-Nederland, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, teneinde,
handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit,
te weten het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aan een ander ter
beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier
gebruik, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen en/ of mede
te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- heeft getracht zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen tot het verrichten van die handelingen te verschaffen, immers, heeft verdachte
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) november 2015 en/of
december 2015, althans in 2015 (chat-20 pagina 272 ev, chat-23 pagina 310 ev,
chat 24-pagina 316 ev, chat-25 pagina 325 ev, chat- 27 pagina 357 ev, chat-27
pagina 361 ev, chat-27 pagina 364 ev, chat-24 pagina 323 ev) en/of
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand(en) november 2016 en/of
december 2016, althans in 2016 (chat-26 pagina 337 ev, chat-26 pagina 344 ev,
chat-26 pagina 348 ev, chat-26 pagina 350 ev, chat-20 pagina 280 ev, chat-21
pagina 295 ev, chat-21 pagina 302 ev)
via whats app berichten - zakelijk weergegeven - professioneel vuurwerk, te
weten nitraten en/of vlinders en/of Super Cobra 6, althans cobra's, in elk
geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik te koop
aangeboden en/of
heeft verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand februari
2017 en/of op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van juli
2017 tot en met september 2017, althans in 2017, op zijn Instagramaccount
" [tekst 1] " de tekst luidende (ongeveer) " [tekst 2]
", geplaatst (gehad).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen verklaard, gelet op de zich in het dossier bevindende processen-verbaal en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1
  • het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 7 april 2017, met bijlagen 1 tot en met 4, pagina’s 135 tot en met 150;
  • rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut van 28 januari 2013, 20 november 2013, 2 oktober 2014, pagina’s 151 tot en met 190;
  • het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] van 21 april 2017, pagina’s 27 tot en met 31;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 januari 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
Feit 2
  • het proces-verbaal onderzoek telefoon, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 1] , van 29 januari 2018, met bijlagen B-035-B22 tot en met B-035-B28, pagina’s 244, 245 en 272 tot en met 365;
  • een geschrift, zijnde een afdruk van de op 12 februari 2017 opgeroepen internetpagina [internetadres] , pagina 75;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2017, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant 2] , pagina’s 229 en 230;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 januari 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte in de periode van oktober 2016 tot en met december 2016 in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, bestaande uit Super Cobra’s 6 en vlinders (Butterfly crackers) en nitraten (FP3) voorhanden heeft gehad en ter beschikking heeft gesteld aan [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] ;
2.
verdachte in de maanden november 2015 en december 2015 en november 2016 en december 2016 en februari 2017 en in de periode van juli 2017 tot en met september 2017, in Nederland, opzettelijk, teneinde handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit, te weten het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aan een ander ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, voor te bereiden en te bevorderen,
- heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen en/of mede te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- heeft getracht zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het verrichten van die handelingen te verschaffen,
immers heeft verdachte
in de maanden november 2015 en december 2015 en
in de maanden november 2016 en december 2016
via WhatsApp-berichten - zakelijk weergegeven - professioneel vuurwerk, te weten nitraten en vlinders en Super Cobra 6, bestemd voor particulier gebruik te koop aangeboden en
heeft verdachte in de maand februari 2017 en in de periode van juli 2017 tot en met september 2017, op zijn Instagramaccount " [tekst 1] " de tekst luidende " [tekst 2] ", geplaatst (gehad).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft eventuele in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 als een misdrijf kan worden gekwalificeerd. De officier van justitie heeft daarvoor aangevoerd dat artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit verbindend is en zijn grondslag vindt in artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer. Gelet op artikel 1a sub 1 juncto artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 1 van de Wet op de economische delicten levert overtreding van artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit een misdrijf op. Van strijd met artikel 91 Wetboek van Strafrecht (Sr) is, aldus de officier van justitie, geen sprake omdat artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit een specifieke zelfstandige strafbaarstelling betreft, die als aanvulling op artikel 46 Sr moet worden gezien. Van strijd met het lex certa beginsel is evenmin sprake, aldus de officier van justitie.
5.2
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft zich onder verwijzing naar de uitspraak van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2017 [2] op het standpunt gesteld dat feit 2 niet als een misdrijf kan worden gekwalificeerd, omdat artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit onverbindend is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat artikel 1.2.2 lid 5 Vuurwerkbesluit een zelfstandige strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen ten aanzien van een specifiek delict behelst. Deze strafbaarstelling is gebaseerd op artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1a sub 1 juncto artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 1 van de Wet op de economische delicten. Deze gelaagde regelgeving is kenmerkend voor en in overeenstemming met de wettelijke systematiek van het economisch strafrecht. Van strijd met het lex certa beginsel is derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Van een, gelet op artikel 91 Sr ongeoorloofde, afwijking van artikel 46 Sr is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake, aangezien artikel 1.2.2 lid 5 Vuurwerkbesluit in samenhang met de Wet Milieubeheer en de Wet op de economische delicten moet worden bezien, en een
zelfstandigestrafbaarstelling van voorbereidingshandelingen ten aanzien van een specifiek delict betreft.
De rechtbank concludeert derhalve dat het bewezenverklaarde strafbaar is gesteld in de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2:
telkens het misdrijf:overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft daarvoor aangevoerd dat verdachte in de tenlastegelegde periode nog maar 18 á 19 jaar oud was, bij zijn vader woonde en acteerde als een jeugdige. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte een first offender is en een baan alsmede een goed en beschermend sociaal netwerk heeft. De verdediging acht de door de officier van justitie geëiste straf niet passend en doelmatig en heeft de rechtbank verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf van 150 tot 200 uren, met eventueel een voorwaardelijke jeugddetentie van drie of vier maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het te koop aanbieden via zijn Instagramaccount en WhatsApp van illegaal vuurwerk aan particulieren. Dergelijk illegaal vuurwerk is in handen van niet-professionele deskundigen levensgevaarlijk. De gedragingen van verdachte hebben er derhalve aan bijgedragen dat een groot gevaar in het leven wordt geroepen. Verdachte heeft het aangeboden vuurwerk ook daadwerkelijk verkocht, nota bene aan minderjarigen. De rechtbank acht dit in het bijzonder kwalijk, omdat verdachte daarmee zwaar illegaal vuurwerk in handen heeft doen komen van minderjarigen.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder door de strafrechter wegens strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 3 januari 2019. De reclassering adviseert om het commune strafrecht toe te passen, omdat verdachtes leven en zijn persoonlijke omstandigheden duidelijk de kenmerken van een volwassen leefstijl hebben, dit ondanks het feit dat hij nog bij zijn vader thuis woont. De reclassering schat het recidiverisico in als laag-gemiddeld en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft verzocht om ondanks het reclasseringsadvies het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet daarvoor echter geen aanleiding. Verdachte woont weliswaar (nog) niet op zichzelf, maar gelet op zijn leeftijd is dat niet ongebruikelijk. Het vormt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, temeer nu de rechtbank in het dossier en het verhandelde ter zitting geen andere relevante aanknopingspunten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht heeft gevonden.
Hoewel de aard en de ernst van de strafbare feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen acht de rechtbank dat, anders dan de officier van justitie, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij een first offender is, in dit geval niet passend. De rechtbank acht een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Ter voorkoming van recidive acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren, eveneens op zijn plaats.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
telkens het misdrijf:overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdenveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. H. Stam en mr. R.M. van Vuure, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Noord-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.