ECLI:NL:RBOVE:2019:1453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
08/994529-18 (FP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte en fosfaatfraude door een V.O.F.

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, voor valsheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken van valse documenten. De man was betrokken bij het opmaken van valse grondgebruikersverklaringen en vervoersbewijzen voor dierlijke meststoffen, waarmee hij een grotere hoeveelheid mest kon verantwoorden dan zijn bedrijf daadwerkelijk mocht. Dit leidde tot ondermijning van het Nederlandse fosfaatbeleid en mogelijke milieuschade, omdat niet meer kon worden vastgesteld welke hoeveelheid mest op welke plaats was afgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding had gegeven aan deze fraude en dat hij op de hoogte was van de valsheid van de documenten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met eerdere bestuursrechtelijke boetes en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De uitspraak is gedaan na openbare terechtzittingen op 5 en 11 april 2019, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/994529-18 (FP) (P)
Datum vonnis: 25 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 april 2019 en 11 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. P. Sipma, advocaat te Drachten, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 5 april 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte opdracht heeft gegeven tot en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van 'fosfaatfraude' door [VOF] V.O.F. Deze fraude is als vier feiten ten laste gelegd, die er telkens op neer komen dat de V.O.F. zogenoemde grondgebruikersverklaringen en/of gecombineerde opgaven valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, dan wel dat de V.O.F. van die valse of vervalste geschriften opzettelijk gebruik heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[VOF] V.O.F. op of omstreeks 15 januari 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân en/of te Franeker, gemeente Franekeradeel, (thans gemeente Waadhoeke) en/of Triemen, gemeente Kollumerland en gemeente Nieuwkruisland, althans in Nederland,
samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een grondgebruikersverklaring (DOC- [nummer 1] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers, heeft [VOF] V.O.F en/of haar mededader(s) op die grondgebruikersverklaring ingevuld dat gebruikgever [naam 1] aan gebruiker [VOF] (een) perce(e)l(en) kadastraal bekend gemeente Veenwouden, sectie(s) D en/of F en/of H, kadastrale nummer(s) [nummer 2] en/of [nummer 3] en/of [nummer 4] en/of [nummer 5] (met een totale oppervlakte van 8.00.14 hectare), in gebruik heeft gegeven, gedurende een gebruiksperiode die liep van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, terwijl in werkelijkheid gedurende voornoemde gebruiksperiode, die grond bij (een) ander(en) in gebruik was, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[VOF] V.O.F. of omstreeks 10 juni 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft [VOF] V.O.F. en/of haar mededader(s) op die gecombineerde opgave 2015, opgegeven dat [VOF] V.O.F. op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, (een) perce(e)l(en) grasland met de volgnummers [nummer 8] en/of [nummer 9] en/of [nummer 10] in gebruik had, terwijl in werkelijkheid dat/die perce(e)l(en) grasland met voornoemde volgnummer(s) op die peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij (een) ander(en) in gebruik was/waren, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
[VOF] V.O.F. op of omstreeks 10 juni 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander danwel alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) als ware het echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [VOF] V.O.F en/of haar mededader(s) die gecombineerde opgave 2015 heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en bestaande die valsheid hierin dat [VOF] V.O.F. en/of haar mededader(s) op die gecombineerde opgave 2015, heeft opgegeven dat [VOF] V.O.F. op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, (een) perce(e)l(en) grasland met de volgnummers [nummer 8] en/of [nummer 9] en/of [nummer 10] in gebruik had,
terwijl in werkelijkheid dat/die perce(e)l(en) grasland met voornoemde volgnummer(s) op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij (een) ander(en) in gebruik was/waren, te weten ene [naam 2] en/of ene [naam 3] en/of ene [naam 4] en/of ene [naam 5] , (relaas pv pagina 63 en 64) zulks terwijl hij, verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;

3.

[VOF] V.O.F. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2015 tot en met 31 juli 2015 te Franeker, gemeente Franekeradeel, (thans gemeente Waadhoeke), en/of te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland,
samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen tien, althans één of meer geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer

[nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en/of

- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft [VOF] V.O.F. en/of haar mededader(s) (telkens) op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, ingevuld en/of doen invullen,
- dat [VOF] V.O.F. leverancier van die mest was, en/of
- dat [VOF] V.O.F. die mest had vervoerd naar en/of gelost op, de losplaats(en) vermeld op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, en/of
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op dat [VOF] V.O.F. was gebleven, althans niet was vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) zoals vermeld op dat/die vervoersbewijs(zen) dierlijke meststoffen en/of niet was afgeleverd aan die afnemer [naam 1] , met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die
verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
[VOF] V.O.F. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 april 2015 tot en met 08 augustus 2015 te Parrega, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van tien, althans één of meer vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en/of
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn tot bewijs van enig feit te dienen-
als ware dit/die echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [VOF] V.O.F. en/of haar mededader(s)
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 20 april 2015 (nummer [nummer 11] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 19] ), en/of
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015 (nummer [nummer 13] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 20] ), en/of
- op 28 juni 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015 (nummer [nummer 15] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 21] ), en/of
- op 08 augustus 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] ) heeft ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verzonden naar, althans doen toekomen aan, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 22] ),
en bestaande die valsheid hierin dat [VOF] V.O.F. en/of haar mededader(s)
(telkens) op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, heeft ingevuld en/of heeft
doen invullen,
- dat [VOF] V.O.F. leverancier van die mest was, en/of
- dat [VOF] V.O.F. die mest had vervoerd naar en/of gelost op, de losplaats(en) vermeld op dat/die vervoersbewij(s)(zen) dierlijke meststoffen, en/of
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest bij [VOF] V.O.F. was gebleven, althans niet was vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) zoals vermeld op dat/die vervoersbewijs(zen) dierlijke meststoffen en/of die mest niet was afgeleverd aan die afnemer [naam 1] , zulks terwijl hij, verdachte, samen en in vereniging met anderen of een ander dan wel alleen, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte wordt kort gezegd verdacht van feitelijke leiding c.q. opdracht geven aan het valselijk opmaken van grondgebruikersverklaringen en gecombineerde opgaven, dan wel het opzettelijk gebruik maken van een valselijk opgemaakte gecombineerde opgave. Door op papier meer land in gebruik te hebben dan in werkelijkheid het geval was, zou het bedrijf van verdachte een grotere hoeveelheid mest kunnen verantwoorden en in het verlengde daarvan een grotere hoeveelheid vee kunnen hebben. Op die manier zou de fraude een economisch voordeel voor (het bedrijf van) verdachte hebben opgeleverd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft de onder 1 en 2 (primair) ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsman heeft vrijspraak van deze feiten bepleit. In het bijzonder is daartoe betoogd dat verdachte geen opzet had op - kort gezegd - het plegen van fraude. Verdachte heeft de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten bekend. Om die reden heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden. Door of namens verdachte zijn met betrekking tot deze feiten geen bewijsverweren gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde [1]
Verdachte wordt onder 1 en 2 verweten dat hij feitelijke leiding c.q. opdracht heeft gegeven aan het valselijk opmaken van een grondgebruikersverklaring respectievelijk een gecombineerde opgave door [VOF] V.O.F., dan wel aan het gebruikmaken van een valselijk opgemaakte gecombineerde opgave door de V.O.F. Deze verwijten lenen zich voor gezamenlijke bespreking nu voornoemde documenten telkens betrekking hebben op percelen grond die medeverdachte [naam 1] aan het bedrijf van verdachte - volgens deze documenten - in gebruik heeft gegeven.
Het dossier bevat een grondgebruikersverklaring [2] en een gecombineerde opgave [3] waarin is vermeld dat [VOF] V.O.F. de in de tenlastelegging genoemde percelen van medeverdachte [naam 1] in gebruik heeft gekregen in 2015. Verdachte, vennoot van de V.O.F., heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd die er, zakelijk weergegeven, op neerkomt dat hij ten tijde van het aangaan van de grondgebruikersovereenkomst ervan uit is gegaan dat [naam 1] over deze percelen mocht beschikken. Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet bij de betreffende percelen is geweest en deze nooit daadwerkelijk heeft gebruikt, maar dat hij de overeenkomst met [naam 1] is aangegaan om meer mest te kunnen verantwoorden. [4]
De rechtbank ziet geen aanleiding om in zoverre aan de verklaringen van verdachte te twijfelen en zal daarom bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van de hiervoor geschetste gang van zaken. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte in elk geval wist dat de grondgebruikersverklaring waarop is vermeld dat zij de percelen in gebruik had, niet strookte met de feitelijke situatie.
Relevant voor de beoordeling van de tenlastelegging is of verdachte wist – nu de V.O.F. de grond niet feitelijk in gebruik had - dat hij de grond niet voor de gebruiksruimte van de V.O.F. bij de RVO mocht opgeven, en derhalve met het opmaken en gebruiken van de grondgebruiksverklaring en het GDI het oogmerk zou hebben gehad om deze als echt en onvervalst te gebruiken, en of verdachte redelijkerwijs in de veronderstelling mocht verkeren dat zij als gebruiker van de gronden in de zin van de Meststoffenwet (Msw) kon worden aangemerkt. In dat verband is de rechtspraak van de CBB over de invulling van het begrip “tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond” van artikel 1, eerste lid, onder m van de Msw leidend. Uit die rechtspraak volgt dat een landbouwer landbouwgrond tot zijn bedrijf mag rekenen als deze grond in het kader van een normale bedrijfsvoering bij het bedrijf in gebruik is. Daarvoor is onder meer bepalend of de landbouwer de feitelijke beschikkingsmacht over deze gronden had, in die zin dat zij in de praktijk in staat was het teeltplan en bemestingsplan op elkaar af te stemmen en in staat was deze plannen in samenhang te realiseren (CBB 16 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:442).
Uit deze rechtspraak leidt de rechtbank af dat weliswaar niet op voorhand is uit te sluiten dat het enkele recht om te telen
ofte bemesten voldoende is om van feitelijke beschikkingsmacht te kunnen spreken. Immers, ook een teler kan in staat zijn om haar teeltplan – in samenspraak met de bemester – af te stemmen op het bemestingsplan en deze afstemming ook daadwerkelijk te realiseren (en vice versa). Maar wel sluit het vereiste van feitelijke beschikkingsmacht het enkele fictieve gebruik van grond uit.
Een vennoot van een professioneel bedrijf, zoals verdachte wordt geacht te zijn, moet geacht worden op de hoogte te zijn van de geldende regelgeving alvorens documenten met een bewijsbestemming op te maken.
Uit e-mailwisselingen tussen medeverdachte [naam 1] en verdachte komt niet alleen naar voren dat de percelen voor een aanzienlijk lager bedrag dan gebruikelijk in gebruik werden gegeven, maar ook dat verdachte ervan op de hoogte was dat het om een zuiver papieren constructie ging, waarbij de percelen op enig moment zijn aangepast, omdat daaraan minder risico's zaten. [5]
Gelet op het vorenstaande gaat de rechtbank er dan ook vanuit dat vennoot [verdachte] ten tijde van het opmaken van de grondgebruikersverklaring (feit 1) en het opmaken van de gecombineerde opgave 2015 (feit 2 primair) niet voornemens was de op papier in gebruik gegeven grond ook feitelijk te gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom worden geconcludeerd dat vennoot [verdachte] ten tijde van het opmaken van de grondgebruikersverklaring respectievelijk de gecombineerde opgave het oogmerk had om valselijk opgemaakte documenten te gebruiken als waren deze echt en onvervalst.
Gelet op de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria kan voorts geconcludeerd worden dat de verboden gedragingen, welke de vennootschap dienstig zijn geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf, hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de vennootschap, zodat deze gedragingen aan de vennootschap kunnen worden toegerekend. [6]
Het opzettelijk handelen van verdachte kan gelet op voormelde omstandigheden aan de vennootschap worden toegerekend en verdachte kan als feitelijke leidinggever en opdrachtgever worden aangemerkt, nu hij de hiervoor genoemde gedragingen in zijn hoedanigheid van vennoot heeft verricht.
Overweging met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
1. Schriftelijke beschreiden, te weten vervoersbewijzen dierlijke meststoffen DOC- [nummer 12] ,
DOC- [nummer 25] , DOC- [nummer 26] , DOC- [nummer 14] , DOC- [nummer 16] , DOC- [nummer 23] , DOC- [nummer 24] , DOC
[nummer 18] ;
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2019, voor zover inhoudende de
bekennende verklaring van verdachte.
Overweging met betrekking tot het daderschap van de rechtspersoon
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1, 2 primair, 3 en 4 aan verdachte verweten gedragingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat deze op grond van de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria aan de rechtspersoon kunnen worden toegewezen en dat verdachte als feitelijke leidinggever en opdrachtgever kan worden aangemerkt. [7] Anders dan door de raadsman is betoogd, is een bewezenverklaring voor het feitelijke leiding c.q. opdrachtgeven niet uitgesloten in het geval van een familiebedrijf zonder duidelijke hiërarchie als de onderhavige. [8]
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
[VOF] V.O.F. op 15 januari 2015 in Nederland, samen en in vereniging met anderen, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een grondgebruikersverklaring (DOC- [nummer 1] ) valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en zijn mededaders op die grondgebruikersverklaring ingevuld dat gebruikgever [naam 1] aan gebruiker [VOF] percelen kadastraal bekend gemeente Veenwouden, secties D en F en H, kadastrale nummers [nummer 2] en [nummer 3] en [nummer 4] en [nummer 5] (met een totale oppervlakte van 8.00.14 hectare), in gebruik gegeven, gedurende een gebruiksperiode die liep van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, terwijl in werkelijkheid gedurende voornoemde gebruiksperiode, die grond bij anderen in gebruik was, te weten [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
2. primair
[VOF] V.O.F. op 10 juni 2015 in Nederland een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de gecombineerde opgave 2015 (DOC- [nummer 6] tot en met DOC- [nummer 7] ) valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij op die gecombineerde opgave 2015, opgegeven dat zij, op peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, percelen grasland met de volgnummers [nummer 8] en [nummer 9] en [nummer 10] in gebruik had, terwijl in werkelijkheid die percelen grasland met voornoemde volgnummers op die peildatum 15 mei 2015, althans in het jaar 2015, bij anderen in gebruik waren, te weten [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
[VOF] V.O.F. in de periode van 20 april 2015 tot en met 31 juli 2015 in Nederland, samen en in vereniging met een ander tien geschriften, die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
valselijk heeft opgemaakt, immers hebben zij, verdachte en haar mededaders, telkens op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, ingevuld
- dat [VOF] leverancier van die mest was, en
- dat [VOF] die mest had vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, en
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op dat [VOF] was gebleven, althans niet was vervoerd naar en/of gelost op de losplaatsen zoals vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen en niet was afgeleverd aan die afnemer [naam 1] , met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
4.
[VOF] V.O.F. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2015 tot en met 08 augustus 2015 in Nederland telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van tien valse geschriften, waaronder
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd op 20 april 2015, (nummer [nummer 11] , levering/vervoer van ongeveer 198 ton mest), (DOC- [nummer 12] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015, (nummer [nummer 13] , levering/vervoer van ongeveer 156 ton mest), (DOC- [nummer 14] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015, (nummer [nummer 15] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 16] ), en
- een vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] , levering/vervoer van ongeveer 120 ton mest), (DOC- [nummer 18] ),
- zijnde geschriften die bestemd zijn tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware die echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [VOF]
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 20 april 2015 (nummer [nummer 11] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 19] ), en
- op 27 april 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 23 april 2015 (nummer [nummer 13] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 20] ), en
- op 28 juni 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 25 juni 2015 (nummer [nummer 15] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 21] ), en
- op 08 augustus 2015 dat valse vervoersbewijs dierlijke meststoffen gedateerd 31 juli 2015 (nummer [nummer 17] ) heeft ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (DOC- [nummer 22] ), en
bestaande die valsheid hierin dat [VOF] telkens op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, heeft ingevuld,
- dat [VOF] leverancier van die mest was, en
- dat [VOF] die mest had vervoerd naar en/of gelost op de losplaats(en) vermeld op die vervoersbewijzen dierlijke meststoffen, en
- dat [naam 1] afnemer van die mest was,
terwijl in werkelijkheid die mest op haar melkbedrijf was gebleven, althans niet
was vervoerd naar en/of gelost op de losplaatsen zoals vermeld op die
vervoersbewijzen dierlijke meststoffen en die mest niet was afgeleverd aan die afnemer
[naam 1] , zulks terwijl hij, verdachte, tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225, eerste lid, junctis 47 en 51, alsmede 225, tweede lid, junctis 47 en 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2 primair
het misdrijf:valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot die feiten opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, zakelijk weergegeven, bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de bestuursrechtelijke boetes die reeds aan verdachte zijn opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan het opdracht geven tot c.q. feitelijke leidinggeven aan valsheid in geschrift door zogenoemde grondgebruikersverklaringen en vervoersbewijzen dierlijke meststoffen valselijk op te maken en deze te gebruiken om een grotere hoeveelheid mest te verantwoorden dan waartoe zijn bedrijf op grond van haar werkelijke grondgebruik gerechtigd waren. Hierdoor is het Nederlandse fosfaatbeleid ondermijnd en is het milieu mogelijk aangetast, aangezien niet meer kan worden vastgesteld welke hoeveelheid mest op welke plaats is afgevoerd. De rechtbank rekent hem deze feiten aan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het ernstige strafbare feiten betreffen, die verdachte moeten worden aangerekend. Zij komt niettemin tot oplegging van een lagere straf dan is gevorderd, nu verdachte blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 februari 2019 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en aan zijn bedrijf reeds forse geldboetes zijn opgelegd in het bestuursrechtelijk kader, waarmee de rechtbank rekening dient te houden in het licht van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. [9] Alles afwegende zal de rechtbank daarom volstaan met het opleggen van taakstraf voor de duur van 180 uren. Daarvan zal de rechtbank 80 uren voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden een proeftijd van één jaar, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2 primair
het misdrijf:valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3
het misdrijf:medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot die feiten opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, als ware het echt en onvervalst, meermalen begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door T.J. Thurlings-Rassa, voorzitter, mrs. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2019.
Buiten staat
Mr. Thurlings-Rassa en mr. Aksu zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit met referentienummer [nummer 27] , onderzoek Eider. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar DOC-nummers c.q. pagina's van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.DOC- [nummer 1] - [nummer 28]
3.DOC- [nummer 6] - [nummer 7] (D-96)
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2019, verklaring van verdachte.
5.DOC- [nummer 29] , DOC- [nummer 30] en DOC [nummer 31] .
6.De rechtbank heeft getoetst aan de criteria genoemd in o.a. Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.
7.De rechtbank heeft getoetst aan de criteria genoemd in o.a. Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.
8.Vgl Noyon/Langemeijer/Remmelink Strafrecht, art. 51 Sr, aant. 8.3 en bijvoorbeeld rechtbank Dordrecht 19 februari 2009, ECLI:NL:RBDOR:2009:BH3392.
9.Vgl. EHRM 15 november 2016, A en B tegen Noorwegen, (Applications nos. 24130/11 (https://hudoc.echr.coe.int/eng) and 29758/11).