ECLI:NL:RBOVE:2019:1224

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
08-994538-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van bedrijven voor illegale schelpenwinning en witwassen

Op 11 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie bedrijven uit Yerseke. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze bedrijven illegaal schelpen hebben gewonnen in de Waddenzee en de Noordzee, en dat één van de bedrijven zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van deze schelpen. De zaak kwam aan het licht na een melding van een toezichthouder van Rijkswaterstaat, die constateerde dat de schelpenzuiger buiten de vergunde gebieden schelpen aan het winnen was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedrijven wisten dat de schelpen afkomstig waren uit misdrijf en dat zij van het witwassen een gewoonte hebben gemaakt. De rechtbank heeft de bedrijven veroordeeld tot hoge geldboetes, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de bescherming van de natuur.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-994538-15 (P)
Datum vonnis: 11 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdacht bedrijf 3] C.V.,
gevestigd te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 januari 2018, 14 mei 2018, 21 maart 2019 en 28 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. I.P. de Groot, advocaat te Middelburg, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in 2014 in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen, welke afkomstig waren uit enig misdrijf, heeft witgewassen en van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:
verdachte in of omstreeks de periode van januari 2014 tot en met november 2014, althans in of omstreeks het jaar 2014, in de gemeente(n) Harlingen en/of Eemsmond en/of Riemerswaal, althans in Nederland, voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen of omgezet en/of van voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte (aldus) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
verdachte in of omstreeks de periode van januari 2014 tot en met november 2014, althans in of omstreeks het jaar 2014, in de gemeente(n) Harlingen en/of Eemsmond en/of Riemerswaal, althans in Nederland, voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen of omgezet en/of van voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 11 juli 2014 werd door de heer [toezichthouder] , toezichthouder bij Rijkswaterstaat Noord-Nederland (RWS-NN), een e-mail verzonden aan de afdeling Handhaving van RWS-NN. Daarin geeft [toezichthouder] aan dat de schelpenzuiger “ [naam schip] ” schelpen wint buiten de vergunde gebieden en dat op verkeerde vergunningnummers opgave wordt gedaan bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). [toezichthouder] verzoekt om handhaving.
Voor het winnen van schelpen dient een vergoeding te worden afgedragen aan het RVB. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de plek waar de schelpen worden gewonnen. De afdeling handhaving heeft, in overleg met de officier van justitie, besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd, nu dat feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. De directeur van verdachte, de heer [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] , had er geen wetenschap van dat er buiten de vergunde gebieden schelpen werden gewonnen. Een redelijk vermoeden was evenmin bij de vennootschap aanwezig. De vennootschap heeft ook niet aanvaard dat haar ondergeschikte [administrateur] zich aan witwassen schuldig maakte. Bovendien is algemene wetenschap dat mogelijk een deel van de omzet is behaald met illegale schelpen niet voldoende voor toerekening.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Voor het winnen van schelpen op de Waddenzee, de Noordzeekustzone en de Noordzee zijn schelpenwingebieden samengesteld door de afdeling vergunningverlening van Rijkswaterstaat. RWS-NN is voor de Ontgrondingenwet op de Waddenzee en de Noordzeekustzone het bevoegd gezag, Rijkswaterstaat Zee en Delta (RWS-Z&D) voor de Noordzee.
RWS-NN heeft op 16 januari 2014 voor het winnen van schelpen op de Waddenzee en de Noordzeekustzone in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 aan medeverdachte [verdacht bedrijf 1] Holding B.V. ( [verdacht bedrijf 1] ) een vergunning verleend met kenmerk RWS-2014/949. [1] [2] Voorschrift 1 van de vergunning betreft het ‘
Wingebied’. In dat voorschrift is bepaald dat de winning van schelpen uitsluitend mag plaatsvinden binnen de schelpenwingebieden die zijn opgenomen op de kaarten welke als bijlage 2 zijn toegevoegd aan de vergunning. [3]
RWS-Z&D heeft op 7 november 2013 voor het winnen van schelpen op de Noordzee in de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2016 aan [verdacht bedrijf 1] een vergunning verleend met kenmerk RWS-2013/55927. [4] [5] Voorschrift 1.1 van de vergunning vermeldt dat de winning alleen mag worden uitgevoerd binnen het gebied zoals aangegeven op de bij de vergunning behorende indicatieve tekening NZWS 2013-361. [6]
Het winnen van de schelpen heeft feitelijk plaatsgevonden met het schelpenwinvaartuig “ [naam schip] ”. Dit schip is eigendom van medeverdachte [verdacht bedrijf 2] B.V. ( [verdacht bedrijf 2] ). De gewonnen schelpen worden aangeleverd bij verdachte. Verdachte betaalt voor de gewonnen schelpen een vergoeding aan [verdacht bedrijf 2] . Van de gewonnen hoeveelheden schelpen doet [verdacht bedrijf 1] maandelijks aangifte bij het RVB en bij het desbetreffende gezag. Op basis van deze maandelijkse aangifte is [verdacht bedrijf 1] een bedrag verschuldigd aan het RVB. De maandelijks door het RVB aan [verdacht bedrijf 1] in rekening gebrachte kosten ter zake de gewonnen schelpen (op basis van de maandelijkse aangifte) worden als domeinkosten doorberekend. Maandelijks worden deze domeinkosten door [verdacht bedrijf 1] doorberekend / gefactureerd aan verdachte. De gewonnen schelpen worden uiteindelijk door verdachte verkocht en/of verwerkt tot een ander product. [7]
Medeverdachte [kapitein] is werkzaam voor [verdacht bedrijf 2] en gezagvoerder / kapitein op “ [naam schip] ”. Hij is verantwoordelijk voor de winning van de schelpen. [kapitein] wordt aangestuurd door medeverdachte [administrateur] . [8]
Medeverdachte [administrateur] is in loondienst bij verdachte, treedt op als procuratiehouder en is gevolmachtigde voor verdachte. Hij draagt zorg voor de administratie van [verdacht bedrijf 1] , [verdacht bedrijf 2] en verdachte. [administrateur] heeft ook het beheer van “ [naam schip] ” in portefeuille. Hij stuurt [kapitein] aan, bepaalt welke schelpen nodig zijn en waar deze schelpen gewonnen moeten worden. De maandelijks gewonnen schelpen worden door [administrateur] gemeld bij het bevoegde gezag en hij dient de maandelijkse aangifte in bij het RVB. [9] [10]
De directeur van [verdacht bedrijf 1] , [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] , heeft verklaard dat hij, volgens de structuur van de vennootschappen, ook de directie over verdachte voert met alle verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt. [administrateur] regelt volgens [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] alles wat met het schip te maken heeft. [administrateur] is als procuratiehouder bevoegd betalingen namens verdachte te doen. [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] heeft geen contact met [kapitein] , [administrateur] stuurt hem aan. [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] weet dat door Rijkswaterstaat is aangegeven dat er buiten het gebied werd gewonnen. Hij heeft naar zijn zeggen aan [administrateur] de duidelijke instructie gegeven dat daarop goed gelet moest worden. De administratie en opgave met betrekking tot de schelpenwinning wordt overgelaten aan [administrateur] , evenals de facturatie. [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] heeft verklaard op basis van vertrouwen te handelen. De opbrengst van de schelpen komt bij verdachte terecht. Verdachte is volgens [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] het eigenlijke bedrijf. [11]
[administrateur] heeft verklaard dat [verdacht bedrijf 1] de vergunningen heeft voor het zuigen van de schelpen die bij verdachte nodig zijn. Verdachte huurt in feite daarvoor het schip van [verdacht bedrijf 2] . [administrateur] plant het schip in en geeft opdracht waar de schelpen moeten worden gewonnen en welke hoeveelheid. Hij geeft de planning door aan [kapitein] . De vergunningen met bijbehorende kaarten zijn aan boord van “ [naam schip] ”. [administrateur] geeft door of op de Waddenzee en of er binnen of buiten de eilanden, gezogen moet worden. [12]
Het Stortemelk is volgens [administrateur] een belangrijk gebied, omdat daar grotere schelpen zitten. [administrateur] is ermee bekend dat ze per e-mail door de heer [toezichthouder] zijn aangesproken op het zuigen buiten de vergunde gebieden. [administrateur] heeft [kapitein] daarover aangesproken, omdat hij weet dat ze binnen het vergunde vak moeten blijven. [administrateur] weet niet meer hoe hij het verder binnen het bedrijf heeft besproken. [13] [14]
[kapitein] heeft bevestigd dat de vergunningen aan boord zijn van “ [naam schip] ”. Hij heeft dagelijks contact met [administrateur] over de winning. [kapitein] heeft bericht ontvangen van [administrateur] dat ze in het Zuider Stortemelk buiten het vergunde gebied lagen. De schelpen die ze het beste kunnen gebruiken liggen volgens [kapitein] in het Zuider Stortemelk, doordat de schelpen de zeegaten opzoeken. [kapitein] heeft verklaard dat hij op het randje van het vergunde gebied of net daarbuiten ging winnen, zodat ze sneller klaar waren. Hij heeft dat ook meegedeeld aan [administrateur] . [administrateur] heeft dat verder niet gecorrigeerd. [15] [16]
Om te kunnen controleren dat de schelpen gewonnen worden in de daarvoor aangewezen schelpenwingebieden is “ [naam schip] ” uitgerust met een blackbox systeem. Dit systeem meet en registreert veelvuldig onder meer de vaarsnelheid van het vaartuig en de plaats waar het vaartuig zich bevindt. Rijkswaterstaat kan deze blackbox-gegevens uitlezen. [17]
Getuige [toezichthouder] heeft verklaard dat hij toezichthouder is bij Rijkswaterstaat. Hij heeft in 2013 meerdere malen contact gehad met [verdacht bedrijf 1] over diverse door hem geconstateerde overtredingen. Contactpersoon voor [toezichthouder] was [administrateur] . Omdat er geen gevolg werd gegeven aan de constateringen van [toezichthouder] heeft hij in 2014 opgeschaald naar de afdeling handhaving. [18]
In de ten laste gelegde periode zijn door “ [naam schip] ” verschillende reizen gemaakt waarbij opzettelijk zonder vergunning is ontgrond, oftewel waarbij schelpen zijn gewonnen buiten de vergunde gebieden. Medeverdachten [verdacht bedrijf 1] en [verdacht bedrijf 2] zijn bij vonnis van heden daarvoor veroordeeld. Daarnaast zijn ten aanzien van een aantal reizen valselijk opgemaakte ladingsbonnen gebruikt. Daarvoor is [verdacht bedrijf 1] bij vonnis van heden veroordeeld.
De gewonnen schelpen zijn tegen een vergoeding van € 11,75 per m3 overgedragen aan verdachte. Onder deze schelpen bevonden zich derhalve ook schelpen die buiten het vergunde gebied zijn gewonnen. Deze buiten het vergunde gebied gewonnen schelpen zijn direct dan wel indirect (na be- of verwerking tot een product) door verdachte verkocht aan derden (op de markt gebracht) dan wel eerst opgeslagen om vervolgens te worden verkocht aan een derde partij. [19]
Uit de genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat zowel [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] als [administrateur] wisten dat een deel van de schelpen afkomstig was uit misdrijf. [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] heeft de instructie gegeven dat “ [naam schip] ” niet meer buiten het vergunde gebied mocht winnen, maar heeft het verder volledig overgelaten aan [administrateur] . [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] heeft verklaard dat hij als (feitelijk) directeur verantwoordelijk was, maar blind heeft vertrouwd op [administrateur] . [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] heeft geen enkele nadere actie ondernomen om te controleren of de winning op de juiste wijze plaatsvond.
[administrateur] was niet enkel in loondienst van verdachte, maar ook procuratiehouder en, gelet op het uittreksel van de Kamer van Koophandel, enig gevolmachtigde voor verdachte. [administrateur] wist dat er buiten de vergunde gebieden werd gewonnen. Hij heeft [kapitein] daar een e-mail over gestuurd. Verder heeft [administrateur] ter zake eveneens niets ondernomen. Dit, terwijl hij meermalen was gewaarschuwd door Rijkswaterstaat, er middels de blackbox een controle systeem beschikbaar was en [kapitein] hem er op heeft gewezen dat hij op het randje en net buiten het vergunde gebied schelpen won.
Geconcludeerd kan worden dat, gelet op de door de Hoge Raad geformuleerde criteria, de verboden gedraging heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersoon, zodat deze gedraging aan verdachte kan worden toegerekend.
Met hun kennelijke onverschilligheid hebben zowel [directeur verdacht bedrijf 1 en 3] als [administrateur] op zijn minst de aanmerkelijk kans aanvaard dat er buiten de vergunde gebieden werd gewonnen. Dit (voorwaardelijk) opzettelijk handelen van de (feitelijk) directeur en de procuratiehouder kan aan verdachte worden toegerekend.
Tijdens het proces van het winnen van de schelpen, het transport, de opslag, de be- en verwerking en de verkoop van de schelpen is er op meerdere momenten vermenging opgetreden tussen de schelpen die gewonnen zijn binnen de vergunde schelpenwingebieden en de schelpen die gewonnen zijn buiten de vergunde schelpenwingebieden. Hierdoor is niet meer concreet vast te stellen welke schelpen, en met die schelpen gefabriceerde producten, voortkomen uit misdrijf en welke niet. Dit is evenmin vast te stellen ten aanzien van de opbrengst van die schelpen / producten.
Aangezien de hoeveelheid schelpen die buiten de vergunde gebieden is gewonnen een substantieel deel betreft van de totale hoeveelheid gewonnen schelpen en de vermenging gedurende de ten laste gelegde periode continu heeft plaats gevonden, leidt dit tot de conclusie dat door deze vermenging de hele voorraad schelpen en de opbrengst daarvan als gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig moet worden aangemerkt. [20]
Gelet op de lange periode waarin de schelpen buiten de vergunde gebieden zijn gewonnen, alsmede de frequentie waarmee dat gebeurde, kan bovendien worden geconcludeerd dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte in de periode van januari 2014 tot en met november 2014, in de gemeenten Harlingen en Eemsmond en Reimerswaal, voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van voorwerpen, te weten in de Waddenzee en/of de Noordzeekustzone gewonnen schelpen gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die voorwerpen gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: een gewoonte maken van het plegen van witwassen, begaan door een rechtspersoon.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van
€ 100.000,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte een zogenoemde “first offender” is, het bevoegd gezag laks heeft opgetreden, er nog een forse ontnemingsvordering volgt, er op dit moment alles aan wordt gedaan om recidive te voorkomen, er volledige medewerking is gegeven aan het onderzoek en de redelijke termijn in behoorlijke mate is overschreden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de bedrijfsomstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Voor de winning van schelpen in de Waddenzee, de Noordzeekustzone en de Noordzee zijn schelpenwingebieden samengesteld door Rijkswaterstaat. Medeverdachte [verdacht bedrijf 1] is een aantal kavels van deze gebieden gegund door het afgeven van vergunningen. Bij de vergunningverlening is rekening gehouden met de Planologische Kernbeslissing, welke beslissing een uitwerking is van de Nota Ruimte. De hoofddoelstelling hiervan is de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. De Waddenzee is beschermd gebied en opgenomen op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Daarnaast wordt bij de vergunningverlening rekening gehouden met de Natura 2000 gebieden. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen de lidstaten van de Europese Unie. De Waddenzee is als Natura 2000 gebied onderdeel van dit netwerk en aangewezen vanwege de vele natuurwaarden die het gebied herbergt. De Waddenzee draagt bij aan het behoud van de biodiversiteit op nationaal en Europees niveau.
In 2014 zijn meermalen schelpen gewonnen in gebieden waarvoor geen vergunning was verleend. De schelpen zijn door verdachte, al dan niet na verwerking tot een ander product, verkocht aan derden. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het maken van een gewoonte van het witwassen van deze schelpen.
Verdachte heeft het tot onderdeel van de bedrijfsvoering gemaakt om veelvuldig buiten de vergunde gebieden gewonnen schelpen te verhandelen en heeft daarmee haar eigen financiële belang boven dat van de bescherming van de natuur gesteld. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Het (aanvankelijk) uitblijven van handhaving door het bevoegde gezag mag in geen geval als excuus hiervoor worden gebruikt.
De rechtbank zal rekening houden met de ouderdom van de feiten en aansluiting zoeken bij de aan de medeverdachte rechtspersonen opgelegde straffen.
De rechtbank zal, ter ondersteuning van de maatregelen die inmiddels zijn genomen ter voorkoming van recidive, een deels voorwaardelijke geldboete aan verdachte opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 23 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
- het misdrijf: een gewoonte maken van het plegen van witwassen, begaan door een rechtspersoon;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 40.000,00 (veertigduizend euro);
- bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte van
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu inzake het onderzoek ‘Vinkenpad’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Beschikking d.d. 16 januari 2014, document VIN-A 101, pag. 519.
3.Bijlage 2: kaart schelpenwingebieden, document VIN-A 101-15, pag. 533.
4.Proces-verbaal van bevindingen Zaaksdossier 1 d.d. 11 juli 2016, pag. 167.
5.Beschikking d.d. 7 november 2013, document VIN-A 20, pag. 351.
6.Indicatieve tekening, document VIN- 21, pag. 365.
7.Relaas proces-verbaal d.d. 14 juli 2016, pag. 6 en 7.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2016, pag. 24.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 juni 2016, pag. 24.
10.Document VIN-A-312, pag. 101 en 102.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2015, pag. 92, 93, 95, 97 en 98.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2015, pag. 119, 120 en 121.
13.Document VIN-A-304, pag. 835.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 december 2015, pag. 127 en 128.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2015, pag. 150, 151, 152 en 153.
16.Document VIN-A-305, pag. 839.
17.Proces-verbaal van bevindingen Zaaksdossier 1 d.d. 11 juli 2016, pag. 167.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 december 2014, pag. 221 en 223.
19.Proces-verbaal van bevindingen Zaaksdossier 3 d.d. 6 juli 2016, pag. 218.