Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [adres] ,
[verweerder] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
wonende te [adres] ,
[verweerder] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
“Durch den Dauerstress met [schip] bin ich physisch und psychisch nicht mehr in der Lage weiter zu Fahren (…). Sowie meine Frau die mich begleitet.”
neemankeer niks, maar wil
nietmeer met dit [schip] varen!”
3.Het verzoek van werknemer
4.Het verweer en het (voorwaardelijke) tegenverzoek van werkgever
De vordering tot loondoorbetaling moet sowieso worden afgewezen, aangezien het merendeel van dat loon nog niet opeisbaar is en werkgever bovendien niet gehouden is het volledige loon door te betalen bij ziekte, voor zover er van ziekte al sprake is (geweest).
althans heeft hun ongefundeerde wantrouwen in de werkmiddelen en in de organisatie van werkgever ten minste geleid tot een sterk verstoorde arbeidsrelatie en is een andere passende functie voor werknemers niet voorhanden. Werkgever wijst er in dit kader op dat werknemers niet alleen hebben geweigerd verder te varen, maar dat [verweerder] ook nadrukkelijk te verstaan heeft gegeven nooit meer voor werkgever te willen werken.
5.De beoordeling
Werkgever betwist dat werknemers daadwerkelijk ziek zijn geweest en stelt zich op het standpunt dat de ziekmelding ten onrechte is gedaan. Zij voert daartoe aan dat [verweerder] in het telefoongesprek van 25 juli 2018 zelf heeft aangegeven dat er geen medische redenen waren om geen uitvoering te geven aan de opdracht om het schip naar Vlissingen te varen. Ook stelt werkgever dat de “Arbeitsunfähigkeitsbescheinigung” van de huisarts niet strookt met de ziekmelding van 25 juli 2018, nu uit de daarin vermelde codes zou volgen dat meneer (slechts) een oppervlakkige schimmelinfectie zou hebben en mevrouw pijn in de onderrug. Volgens werkgever valt niet in te zien dat deze aandoeningen, voor zover deze inderdaad aanwezig waren, tot volledige arbeidsongeschiktheid hebben geleid.