Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[B],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 29 augustus 2018,
- de akte van de zijde van [A] van 26 september 2018,
- de antwoordakte van de zijde van [X] van 24 oktober 2018.
3.De beoordeling in de hoofdzaak
Van Hese/De Schelde) heeft de Hoge Raad onder meer overwogen dat, gelet op de belangen die de verjaringstermijn van dertig jaar op grond van artikel 3:310 lid 2 BW beoogt te dienen, waaronder in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid, van onaanvaardbaarheid als bedoeld in artikel 6:2 lid 2 BW slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn. Een zodanig uitzonderlijk geval kan zich voordoen wanneer onzeker is of de gebeurtenis die de schade kan veroorzaken inderdaad tot schade zal leiden, die onzekerheid zeer lange tijd is blijven bestaan en de schade in die zin naar haar aard verborgen is gebleven dat zij daadwerkelijk is ontstaan en dus pas kon worden geconstateerd nadat de verjaringstermijn reeds was verstreken. Of sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval zal met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval moeten worden beoordeeld. Daarbij heeft de Hoge Raad vervolgens een aantal gezichtspunten geformuleerd.