ECLI:NL:RBOVE:2018:504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
08/770096-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor inbraak in vereniging met schadevergoeding aan slachtoffers

Op 19 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 28-jarige man uit Assen veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor zijn betrokkenheid bij een inbraak in Vroomshoop. De man was samen met een medeverdachte op heterdaad betrapt bij de diefstal van diverse waardevolle goederen uit een woning. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank verklaarde de dagvaarding van de medeverdachte nietig, wat betekent dat deze opnieuw door het Openbaar Ministerie moet worden gehoord. Naast de gevangenisstraf werd de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.141,44 aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de inbraak. De rechtbank hield rekening met de impact van de inbraak op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De uitspraak benadrukt het belang van een snelle en effectieve berechting van strafzaken, evenals de noodzaak om slachtoffers van criminaliteit te compenseren voor hun geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770096-17 (P)
Datum vonnis: 19 februari 2018
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 februari 2018.
Voorafgaand aan de beoordeling van deze zaak maakt de rechtbank ter voorlichting van verdachte melding van het volgende.
Verdachte heeft op 5 februari 2018 per e-mailbericht van 09.31 uur verzocht om aanhouding van de behandeling van zijn zaak die middag om 15.30 uur. Enige onderbouwing van dat verzoek ontbreekt en om die reden heeft de voorzitter aan verdachte laten weten dat het verzoek wordt afgewezen. Kort daarop, om 11.04 uur kwam ter griffie van de rechtbank een faxbericht binnen van advocatenkantoor Schuth en Koelemaij waarin de secretaresse van mr. Brouwer aanhouding van de behandeling van de zaak tegen verdachte [verdachte] verzoekt vanwege ziekte van mr. Brouwer. Uit het verzoek blijkt niet dat mr. Brouwer zich als raadsman heeft gesteld. De rechtbank heeft ook van dat verzoek kennisgenomen en het aanhoudingsverzoek afgewezen omdat mr. Brouwer zich niet als raadsman gesteld had.
De rechtbank heeft bij haar beslissing tot afwijzing van de aanhoudingsverzoeken van achtereenvolgens verdachte en het advocatenkantoor - naast het feit dat het al een oudere zaak betreft - mede in aanmerking genomen het aanwezigheidsrecht van verdachte, het belang dat niet alleen de verdachte maar ook de samenleving heeft bij een doeltreffende en spoedige berechting en het belang van een goede organisatie van de rechtspleging (vgl. HR 26 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1314, NJ 1999/294).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Wassink-Van den Eijnden.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:alleen of met een ander of anderen spullen heeft gestolen door in een woning in te breken, of
subsidiair:alleen of met een ander of anderen spullen in zijn of hun bezit hadden, terwijl zij wisten of konden weten dat deze spullen gestolen waren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 17 juli 2016 tot en met 18
juli 2016 te Vroomshop, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 2] ) heeft weggenomen diverse goederen, te weten:
een klok en/of
een strijkijzer en/of
een staafmixer en/of
diverse kleding (skibroek en/of boxershort) en/of
een navigatiesysteem en/of
een laptop en/of
een manchetknoop en/of
een horloge en/of
een of meer (zilveren) cocktailprikkers en/of
diverse zilveren/gouden sieraden en/of
een cameralens en/of
diverse flessen drank en/of
een verrekijker en/of
diverse cosmetica en/of
zeven (7) parfumflesjes en/of
twee (2) (sport)tassen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 17 juli 2016 tot en met 18
juli 2016 te Vroomshop, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
goederen, te weten:
een klok en/of
een strijkijzer en/of
een staafmixer en/of
diverse kleding (skibroek en/of boxershort) en/of
een navigatiesysteem en/of
een laptop en/of diverse flessen drank en/of
een verrekijker en/of
diverse cosmetica en/of
zeven (7) parfumflesjes en/
of twee (2) (sport)tassen,
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit
goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat verdachte en zijn broer (medeverdachte) op heterdaad betrapt zijn bij de diefstallen. De gestolen voorwerpen zijn in een kliko aangetroffen. Daarin bevond zich een tas waarin handschoenen zaten. In die handschoenen is DNA van verdachte en zijn broer aangetroffen. Ook de schoensporen matchen met het schoenenprofiel van verdachten. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn broer [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals volgt uit de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank overweegt daarbij het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de processen verbaal op pagina 63 tot en met 65 vast, dat verdachte en zijn medeverdachte in de nacht van 17 op 18 juli 2016 in Vroomshoop zijn gezien door de politie terwijl zij in het bezit waren van tassen die zij enkele seconden later niet meer bij zich hadden toen door de politie om hun legitimatie werd gevraagd. Vervolgens treffen verbalisanten diverse tassen met, naar later blijkt, van aangever gestolen voorwerpen aan. Deze tassen vinden verbalisanten in een container, op een plek waar vlak daarvoor een sensorlamp had gebrand toen verdachten zich daar vlakbij bevonden. In de tassen worden handschoenen aangetroffen. Daaruit is DNA-materiaal verkregen dat afkomstig is van zowel verdachte als van zijn broer, hetgeen de rechtbank vaststelt op grond van het rapport van het NFI op pagina 54 tot en met 57 van het dossier.
Op grond van deze feiten komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte en zijn medeverdachte zijn geweest die de aangetroffen voorwerpen bij een inbraak hadden buitgemaakt.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of in de periode van 17 juli 2016 tot en met 18 juli 2016 te Vroomshoop, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen diverse goederen, te weten:
een klok en
een strijkijzer en
een staafmixer en
diverse kleding (skibroek en/of boxershort) en
een navigatiesysteem en
een laptop en
een manchetknoop en
een horloge en
een of meer (zilveren) cocktailprikkers en
diverse zilveren/gouden sieraden en
een cameralens en
diverse flessen drank en
een verrekijker en
diverse cosmetica en
zeven (7) parfumflesjes en
twee (2) sporttassen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in het artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ondanks het bewijs tegen hem geweigerd heeft om opening van zaken te geven. Daarbij hoort een woning een veilige haven voor haar bewoners te zijn, maar is dat veiligheidsgevoel door toedoen van verdachte en de medeverdachte geschonden. De impact van een inbraak op de slachtoffers is, zo leert de praktijk, groot en blijft dikwijls langdurig aanwezig.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich met zijn broer schuldig gemaakt aan gekwalificeerde vermogensdelicten. Hij heeft in de nacht van 17 juli op 18 juli 2016 bij een woninginbraak in Vroomshoop een grote hoeveelheid voorwerpen gestolen. Een dergelijk strafbaar feit veroorzaakt niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving, maar ook hinder en, vooral, aanzienlijke schade bij de gedupeerden.
Verdachte heeft zich tegenover de politie beroepen op zijn zwijgrecht. Hoewel deze opstelling hem rechtens toekomt, kan daaruit worden afgeleid dat verdachte iedere verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen afwijst. Deze houding geeft aanleiding te veronderstellen dat verdachte weinig hinder ondervindt van gewetensdruk of wroeging en de strafwaardigheid van zijn handelen niet wil inzien.
De rechtbank heeft verder gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 januari 2018. Hieruit blijkt dat verdachte onder meer diverse keren is veroordeeld voor gekwalificeerde diefstallen, onder andere tot een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Ook blijkt uit dat uittreksel dat aan verdachte na de datum waarop dit feit is gepleegd twee keer bij strafbeschikking geldboetes zijn opgelegd wegens rijden zonder rijbewijs. De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de straf daarom rekening met artikel 63 Sr.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie is op wat bewezen is verklaard. De oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, doet in voldoende mate recht aan de ernst van het feit.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te Vroomshoop, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 14.836,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- herstel van de sloten woning € 366,44;
- vermiste artikelen € 1.775,--;
- vakantie camping Domaine € 694,70.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 12.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het herstel van de sloten van de woning ad € 366,44 en een bedrag van € 1.000,-- aan immateriële schade in aanmerking komt voor vergoeding, terwijl de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ter zake van het herstel van de sloten van de woning en van de vermiste artikelen zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 2.141,44, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de posten ‘vakantie camping Domaine en de immateriële schade’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet althans onvoldoende is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Vroomshoop, van een bedrag van € 2.141,44 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2016) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] , voor een deel van € 12.694,70 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2018.
Mr. Ellenbroek is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 4 augustus 2016 op pagina 40 en 41, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak uit mijn woning aan de [adres 2] in Vroomshoop tussen 17 juli en 18 juli 2016. Hierbij werden de goederen zoals genoemd op de bijlage weggenomen.
2.
De bij deze aangifte behorende en op 16 augustus 2016 opgemaakte goederenbijlage) op pagina 42 tot en met 44, waarvan een kopie aan deze bijlage met bewijsmiddelen is gehecht en daarvan deel uitmaakt.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 18 juli 2016 op pagina 64 en 65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 juli 2016 zag ik, [verbalisant 1] , twee personen met tassen lopen in Vroomshoop. Hierop zijn wij, verbalisanten, naar de twee personen gereden. De mannen waren [verdachte] en [medeverdachte] . Ik, verbalisant [verbalisant 1] , ben teruggelopen om te kijken of daar tassen lagen. In een afvalcontainer lag een witte sporttas met daarop twee paar handschoenen. Daaronder lagen meer tassen met inbrekerswerktuig en goederen, waaronder een klok en parfums. De goederen hebben wij in beslag genomen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 21 juli 2016 op pagina 66 en 67 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] werden op 18 juli 2016 in een container aan de [adres 3] in Vroomshoop vier tassen aangetroffen. In deze tassen, waaronder twee sporttassen, werden de volgende goederen aangetroffen:
- fles wodka
- fles whiskey
- een klok
- een boxershort
- een verrekijker
- negen stuks cosmetica
- zeven parfumflesjes
- twee sporttassen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 10 augustus 2016 op pagina 73 en 74 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, heb de volgende goederen getoond aan aangever en zijn vrouw en zij hebben deze goederen herkend als hun eigendom:
- fles wodka
- fles whiskey
- een klok
- een boxershort
- een verrekijker
- negen stuks cosmetica
- zeven parfumflesjes
- twee sporttassen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met registratienummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.