ECLI:NL:RBOVE:2018:5036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
08-770140-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen voor medeplegen van beroving en vrijheidsberoving

Op 10 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige jongen veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 160 uur. De jongen was schuldig bevonden aan het medeplegen van een beroving en het onrechtmatig ontnemen van de vrijheid van het slachtoffer. De feiten vonden plaats op 22 april 2018 in Almelo, waar de verdachte samen met anderen het slachtoffer had benaderd onder het voorwendsel van een afspraak via Randochat. Tijdens deze ontmoeting werd het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen, gedwongen om geld te pinnen en werd hij van zijn persoonlijke bezittingen beroofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zich voor te doen als een minderjarig meisje, het slachtoffer naar de locatie had gelokt en dat de gepleegde feiten ernstig waren, gezien de impact op het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, en concludeerde dat er geen redenen waren om de strafbaarheid van de verdachte uit te sluiten. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen mobiele telefoon aan de verdachte, omdat deze niet was gebruikt bij het plegen van het strafbare feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-770140-18 (P)
Datum vonnis: 10 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. L. Guest, van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, en van hetgeen door mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort, namens benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met anderen [slachtoffer] heeft afgeperst en/of heeft beroofd;
feit 2:met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 april 2018
tot en met 22 april 2018, in elk geval op 22 april 2018, in de gemeente
Almelo, in ieder geval in Nederland, op de Parallelweg en/of de Treubstraat,
in ieder geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
, heeft gedwongen tot de afgifte van een rijbewijs op naam van [slachtoffer]
en/of een mobiele telefoon (Sony Experia Z5 Premium) en/of een
(grijze) rugtas (Case Logic) en/of een powerbank en/of een flesje cola en/of
stagepapieren op naam [slachtoffer] en/of een laptoplader en/of 700 euro in ieder
geval enig(e)geldbedrag(en) en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
rijbewijs op naam van [slachtoffer] en/of een mobiele telefoon (Sony Experia
Z5 Premium) en/of een (grijze) rugtas (Case Logic) en/of een powerbank en/of
een flesje cola en/of stagepapieren op naam [slachtoffer] en/of een laptoplader,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [medeverdachte] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met [slachtoffer] via Randochat een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd en/of (vervolgens), al dan niet
rennend, op [slachtoffer] zijn afgekomen,
- tegen [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "dit is een aanhouding in
burger", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- [slachtoffer] heeft/hebben gefilmd met een mobiele telefoon,
- tegen [slachtoffer] heeft/hebben gezegd/geroepen dat hij zijn voor- en
achternaam moest zeggen en/of (vervolgens) heeft/hebben gezegd/geroepen dat
[slachtoffer] met een 15-jarig meisje had afgesproken, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] bij zijn linkerarm heeft/hebben vastgepakt,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest pinnen, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) [slachtoffer] bij zijn haren heeft/hebben vastgepakt toen
[slachtoffer] weigerde te pinnen,
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, heeft/hebben getoond aan [slachtoffer] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen [slachtoffer] heeft/hebben
gesproken,
- het pinlimiet van [slachtoffer] bankpas heeft/hebben aangepast en/of
- tegen [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zijn/hun geduld begon op te
raken en dat [slachtoffer] een geldbedrag van 700 euro moest gaan pinnen.
2
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 april 2018, in de gemeente
Almelo, in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en /of beroofd
gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of
meer) van zijn mededader(s)
- naar [slachtoffer] gelopen en/of gerend,
- [slachtoffer] bij zijn linkerarm vastgepakt,
- een rugzak met bescheiden, een telefoon en een rijbewijs van [slachtoffer]
afgepakt,
- ( vervolgens) [slachtoffer] gedwongen mee te lopen,
- ( vervolgens) [slachtoffer] gedurende een tijd hebben laten zitten in/op
het grasveld gelegen aan de Treubstraat, althans gelegen aan de openbare weg,
- ( vervolgens) [slachtoffer] bij zijn haren vastgepakt, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, getoond aan [slachtoffer] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen [slachtoffer] gesproken,
- [slachtoffer] gedwongen te lopen naar een pinautomaat en/of
- ( vervolgens) [slachtoffer] gedwongen geld te pinnen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina’s 1314 tot en met 1320;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina’s 1314 tot en met 1320;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 22 april 2018, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een rijbewijs op naam van [slachtoffer] en een mobiele telefoon (Sony Experia Z5 Premium) en een laptoplader en 700 euro ,toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] ,
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grijze) rugtas (Case Logic) en een powerbank en een flesje cola en stagepapieren op naam van [slachtoffer] , toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- [slachtoffer] hebben achtervolgd en(vervolgens) rennend op [slachtoffer] zijn afgekomen,
- tegen [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "dit is een aanhouding in burger",
- die [slachtoffer] heeft gefilmd met een mobiele telefoon,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn voor- en achternaam moest zeggen en (vervolgens) heeft gezegd dat [slachtoffer] met een 15-jarig meisje had afgesproken,
- ( vervolgens) [slachtoffer] bij zijn linkerarm heeft vastgepakt,
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij moest pinnen,
- ( vervolgens) [slachtoffer] bij zijn haren heeft vastgepakt toen die [slachtoffer] weigerde te pinnen,
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan [slachtoffer] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen [slachtoffer] heeft gesproken,
- het pinlimiet van [slachtoffer] bankpas heeft aangepast en
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat zijn geduld begon op te raken en dat [slachtoffer] een geldbedrag van 700 euro moest gaan pinnen.
2
hij op omstreeks 22 april 2018, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers zijn en/of hebben hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- [slachtoffer] bij zijn linkerarm vastgepakt,
- ( vervolgens) [slachtoffer] gedwongen mee te lopen,
- ( vervolgens) [slachtoffer] gedurende een tijd hebben laten zitten op het grasveld gelegen aan de Treubstraat,
- ( vervolgens) [slachtoffer] bij zijn haren vastgepakt,
- ( vervolgens) een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan [slachtoffer] ,
- ( vervolgens) op een dreigende wijze tegen [slachtoffer] gesproken,
- [slachtoffer] gedwongen te lopen naar een pinautomaat en
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
(feit 1)
de misdrijven: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en gevolgd door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
(feit 2)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren en voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een beroving en heeft het slachtoffer daarvan ongeveer twee uur van zijn vrijheid beroofd. Via een app heeft verdachte zich voorgedaan als een minderjarig meisje, een afspraak met het slachtoffer gemaakt en daarmee het slachtoffer naar Almelo gelokt. Eenmaal op de afgesproken locatie aangekomen, is het slachtoffer door verdachte en zijn mededaders bedreigd, onder meer met een (nep)vuurwapen, bij zijn haren gepakt en van meerdere spullen beroofd. Ook is hij gedwongen om € 700,- te pinnen. Verdachte en zijn mededader hebben zich specifiek gericht op een man die interesse toonde in een minderjarig meisje, omdat de bereidheid om aangifte te doen dan laag zou zijn en verdachte en zijn mededader er daarom mee weg zouden kunnen komen. Het schijnbare gemak waarmee dit feit werd uitgevoerd, de bereidwilligheid van de deelnemers en de wijze waarop zij – blijkens de WhatsApp-gesprekken in het dossier – onderling over de feiten spraken is verontrustend.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 november 2018 en van hetgeen deskundige [naam] (jeugdreclasseerder van Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering) ter zitting naar voren heeft gebracht. Kort samengevat blijkt daaruit onder meer dat verdachte stabieler is geworden na schorsing van zijn voorlopige hechtenis, zijn leven op orde heeft en ervan doordrongen lijkt dat zijn delictgedrag onacceptabel is. Er zijn geen aanwijzingen voor achterliggende problematiek. Geadviseerd wordt om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf. Bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel worden niet noodzakelijk geacht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare situaties als uitgangspunt genomen. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, zo blijkt uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 26 oktober 2018.
In de brief van 19 november 2018 adviseert de Raad om verdachte een straf op te leggen, omdat het belangrijk is dat hij verantwoording neemt voor zijn gedrag, met een voorwaardelijk deel als stok achter de deur. De rechtbank houdt rekening met dit advies. Gelet op de ernst van de feiten acht zij de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden en zal zij verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 160 uren en drie maanden voorwaardelijke jeugddetentie.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst vermelde Iphone 6, omdat er geen aanwijzingen zijn dat deze mobiele telefoon is gebruikt bij het plegen van het strafbare feit. Daarom is deze niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en verzet het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en zich daarbij laten vertegenwoordigen door mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort. De benadeelde partij vordert verdachte vanwege immateriële schade te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij vreesde voor zijn leven en de angst om te worden neergeschoten was voor hem enorm. Vanwege herbelevingen en de bijkomende fysieke kernmerken heeft de benadeelde partij zich tot zijn huisarts gewend, die hem heeft doorverwezen naar een psycholoog. Er is dan ook sprake van een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Subsidiair heeft mr. Jager verzocht om de behandeling van de zaak twee weken aan te houden als de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij naar verwachting binnen twee weken een verklaring van een psycholoog kan overleggen ter onderbouwing van zijn immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd de vordering hoofdelijk toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr toe te passen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering betwist. De raadsman heeft het primaire standpunt ingenomen dat er geen sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ (zoals bedoeld in artikel 6:106 van het BW), omdat niet blijkt dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij de benadeelde partij. Subsidiair heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat het gevorderde bedrag in vergelijking met andere zaken te hoog is, en verzocht het bedrag te matigen. Ook heeft de raadsman verzocht in dit geval niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en om het toe te wijzen bedrag
voor de helft voor rekening van verdachte te laten komen en niet hoofdelijk op te leggen. Omdat de zaak van verdachte eerder wordt behandeld dan die van de medeverdachte, bestaat er een grote kans dat het volledige bedrag op verdachte zal worden verhaald.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter zitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft er dan ook begrip voor dat de benadeelde partij de immateriële schade op de daders wil verhalen.
De wet bepaalt evenwel in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het BW dat in een geval als het onderhavige, verhaal van immateriële schade op de dader(s) alleen mogelijk is als sprake is van dusdanig geestelijk letsel dat dit kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. Hiervan is in het algemeen slechts sprake als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Gevoelens van angst, machteloosheid en onrust en andere uitingen van geestelijke en mentale onvrede vallen aldus niet onder het bereik van het wetsartikel. De benadeelde partij beschikt over een verwijsbrief van zijn huisarts waarin staat vermeld ‘
ik verwijs pt voor BGGZ voor jullie su onder verdenking van een DSM diagnose’ en een afspraak voor een intake bij een praktijk voor psychologie. Nu hieruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld als gevolg van het strafbare feit, acht de rechtbank de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van mr. Jager overweegt de rechtbank dat uit het arrest van de Hoge Raad van 15 september 2016 (ECLI:NL:HR:2006:AV2654) volgt dat als partijen (wederom) de gelegenheid zou worden geboden hun standpunten nader te onderbouwen, dit tot een onevenredige belasting van het strafproces leidt. In dat geval dient de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
(feit 1)
de misdrijven: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal, voorafgegaan en gevolgd door geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
(feit 2)
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze jeugddetentie
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
vordering benadeelde partij [slachtoffer]
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde Iphone 6 aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. F.C. Berg en mr. M.I. van Meel, rechters, in tegenwoordigheid van J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2018.
Mr. M.I. van Meel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met onderzoeknummer ON2R018042, proces-verbaalnummer 159 en vermelding ‘Zaak ZD03 [slachtoffer] ’. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.