Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 17 oktober 2018
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 5 december 2018.
2.De feiten en het geschil
in conventie en in reconventie
verdelingdan wel
finale verrekeningbij helfte respectievelijk
verrekeningmet toepassing van het in de huwelijksvoorwaarden opgenomen periodiek verrekenbeding lenen zich, aldus de man, onder meer de woning - als gevolg van de verdeling krachtens de huwelijksvoorwaarden thans alleeneigendom van de vrouw - tenzij de vrouw aantoont dat geen overgespaard inkomen is geïnvesteerd in (hypothecaire aflossings)investeringen / hypotheekpolispremiebetalingen verbonden aan de zes hypotheken en uit welke hoofdelijke hypothecaire aansprakelijkheid de man blijkens de huwelijksvoorwaarden niet is ontslagen.
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie
onbeperktfinaal verrekenbeding zouden zijn overeengekomen - wat niet het geval is. Anders dan de man vordert, kan een draagplicht/vergoedingsplicht van de vrouw jegens de man met betrekking tot (zakelijke) schulden van de man niet voortvloeien uit het overeengekomen periodiek verrekenbeding krachtens hetwelk overgespaarde, niet verteerde (arbeids)inkomsten worden verrekend.
bedoeling- ook in de interne verhouding tussen partijen het risico van een gezamenlijke draagplicht voor eventuele (zakelijke) schulden van de man absoluut niet (meer) wilde dragen. Dat zij dat risico (wel) zou hebben willen aanvaarden in het kader van een echtscheiding krachtens een ongelimiteerd finaal verrekenbeding en dat de man redelijkerwijs mocht menen dat zij dit risico had (willen) aanvaard(en), heeft de man niet (gemotiveerd) onderbouwd. Opvalt in dit verband dat partijen bij het aangaan van de huwelijksvoorwaarden en de toen plaatsgevonden verdeling bij helfte van de huwelijksgoederengemeenschap óók pensioenverevening krachtens de WVPS hebben uitgesloten (artikel 13) en dat de individuele draagplicht van partijen voor nieuwe schulden uitdrukkelijk is vastgelegd in Bepaling 8. Ook daarmee hebben partijen regres in de interne verhouding uitgesloten.
aanstaandeechtscheiding wellicht
mogelijkvormvrij echtscheidingsconvenant; zie RFR 2018/42 - een bindende overeenkomst zouden zijn overeengekomen, inhoudende een beding tot finale verrekening. Dit blijkt niet, ook niet uit bovengenoemde passage uit de email van de vrouw. Aan eerdergenoemd, los citaat kan niet die betekenis worden toegekend, alleen al niet omdat die passage niet uit zijn verband/context mag worden getrokken (zie randnummer 23 in de conclusie van antwoord van de vrouw) en ook los daarvan is een dergelijk - in velerlei opzicht te interpreteren - citaat niet zonder meer beslissend zonder dat partijen tot een bindende overstemming kwamen. Het emailverkeer tussen partijen biedt geen onderbouwing voor een (allesomvattende) overeenstemming tussen partijen over de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden. Na eerdergenoemde email van de vrouw volgen op dezelfde avond van 24 februari 2016 nog drie mails tussen partijen waaruit op geen enkele wijze (enige) overeenstemming tussen partijen blijkt. Genoemde email van de vrouw komt hieronder nader aan bod onder rechtsoverweging 3.27 en verder.
staandehuwelijk, slechts via een aanpassing van de huwelijksvoorwaarden tot stand had kunnen komen.
beidenbij helfte premies hebben betaald en aldus hebben geïnvesteerd in de - volgens partijen twee - meegroeiverzekeringshypotheekpolissen en dit tot op heden continueren. Daardoor is de hypotheekschuld per datum einde verrekentijdvak respectievelijk per heden per saldo lager dan het nominale totaalbedrag sedert datum aangaan huwelijksvoorwaarden. Eén polis staat op naam van de man en een tweede polis staat op naam van beide partijen.
waardevermeerderinggedurende het verloop in het
verrekentijdvak, ook al betaalde de vrouw de
helftvan de premies en droeg ook zij bij helfte bij aan de waarde-opbouw van de woning in genoemd tijdvak.
totaleeindwaarde na liquidering van de polissen bij helfte tussen partijen blijkbaar dient te worden verdeeld. Kortom, in plaats van een verrekening die eindigt per einde verrekentijdvak, is sprake van een eenvoudige gemeenschap van de polis op beide namen respectievelijk een door partijen kennelijk bedoelde semi-eenvoudige gemeenschap van de polis op naam van de man met als doel dat beide partijen bij helfte delen in de totale, toekomstige eindwaarde van beide polissen, reden waarom zij tot op heden bij helfte bijdragen in de premiebetalingen. Een en ander sluit aan bij de uitzondering op de hoofdregel van het
regelendrecht in artikel 1:141 lid 3 BW (de zogenoemde tenzij-clausule).
schets afspraken d.d. 18-09-’09schrijft:
mei ’12). Voor een eventuele IB-verrekening, zij verwezen naar op de opmerking in rechtsoverweging 3.15.
totale(netto) waarden van de twee ABN AMRO meegroeiverzekeringshypotheekpolissen bij helfte te delen/vergoeden op de toekomstige (waarde)peildatum waarop een van partijen of beide partijen samen, niet langer ieder de helft van de verschuldigde premies voldoet/voldoen,