ECLI:NL:RBOVE:2018:4684

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
08/952710-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met snorfiets onder invloed van alcohol met letsel aan fietser

Op 6 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval met een snorfiets terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het ongeval vond plaats op 28 mei 2017, waarbij de verdachte met zijn snorfiets een fietser, genaamd [slachtoffer], aanreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot letsel bij het slachtoffer. De verdachte had een alcoholgehalte van 2,35 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het letsel dat de verdachte zelf had opgelopen bij het ongeval. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden van het slachtoffer, wat de ernst van de zaak onderstreepte. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de verdachte en de officier van justitie hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/952710-17 (P)
Datum vonnis: 6 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als bestuurder van een snorfiets een ongeluk heeft veroorzaakt, waardoor aan een fietser, te weten [slachtoffer] , lichamelijk letsel werd toegebracht dan wel dat hij als bestuurder van een snorfiets de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht waarbij hij tegen die fietser is aangereden.
feit 2:onder invloed van alcohol een snorfiets heeft bestuurd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Enschede in de gemeente Enschede, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), komende uit de richting Beltstraat en/of gaande in de richting van de Celebesstraat, daarmede rijdende over de weg, de Kuipersdijk,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Kuipersdijk) en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (snorfiets) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (snorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Kuipersdijk kon overzien en waarover deze vrij was en/of
twee voor hem, verdachte uit over die weg (de Kuipersdijk) naast elkaar over het met onderbroken strepen op het wegdek van die weg (de Kuipersdijk) aangegeven weggedeelte (fietssuggestiestrook) rijdende fietsers, is gaan in halen, waarbij hij verdachte niet of in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en/of
-gelet op die twee voor hem, verdachte uit rijdende fietsers-, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de gezien, zijn verdachtes rijrichting, linkse fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder/s van die fiets/en ten val is/zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede
lid van de Wegenverkeerswet 1994;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Enschede in de gemeente Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), komende uit de richting Beltstraat en/of gaande in de richting van de Celebesstraat, daarmede heeft gereden over de weg, de Kuipersdijk en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (snorfiets) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (snorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Kuipersdijk kon overzien en waarover deze vrij was en/of
twee voor hem, verdachte uit over die weg (de Kuipersdijk) naast elkaar over het met onderbroken strepen op het wegdek van die weg (de Kuipersdijk) aangegeven weggedeelte (fietssuggestiestrook) rijdende fietsers, is gaan in halen, waarbij hij verdachte niet of in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en/of
-gelet op die twee voor hem, verdachte uit rijdende fietsers-, is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de gezien, zijn verdachtes rijrichting, linkse fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder/s van die fiets/en ten val is/zijn gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Enschede als bestuurder van een voertuig, (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,35 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van aanmerkelijke schuld.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte kan zich het onder 1 tenlastegelegde niet herinneren nu hij bij het ongeluk ten val is gekomen en daardoor onder andere een schedelbasisfractuur heeft opgelopen. Het onder 2 tenlastegelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard nu verdachte dit feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Op 28 mei 2017 omstreeks 01:40 uur reed verdachte onder invloed van alcohol als bestuurder van een snorfiets op de Kuipersdijk te Enschede, komende uit de richting van de Beltstraat en gaande in de richting van de Celebesstraat. Ter hoogte van perceel Kuipersdijk 66 naderde verdachte twee fietsers die in gelijke richting voor hem fietsten. Beide fietsers fietsten naast elkaar op de voor hen bestemde fietssuggestiestrook. Verdachte botste aldaar met zijn bromfiets tegen de linker van de twee genoemde fietsers, de heer [slachtoffer] . [2] [slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval letsel opgelopen. [3]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het verkeersongeval aan verdachtes schuld te wijten is. Met ‘schuld’ wordt gedoeld op ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
De rechtbank acht voor haar beoordeling de volgende feiten van belang.
  • Verdachte is in zijn geheel niet uitgeweken bij het naderen van de fietsers.;
  • Verdachte heeft zijn snelheid niet geminderd, althans niet zodanig geregeld dat hij zijn snorfiets tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
  • Verdachte heeft niet of in onvoldoende mate gelet op het verkeer direct voor hem op zijn eigen weghelft.
  • Verdachte was dusdanig onder invloed van alcohol dat zijn rijvaardigheid daardoor nadelig werd beïnvloed.
De rechtbank is gelet op genoemde omstandigheden van oordeel dat er sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het verkeersgedrag van verdachte dient als aanmerkelijk onoplettend, onachtzaam en onvoorzichtig te worden bestempeld.
Tijdelijke verhindering
Uit het dossier blijkt dat bij het slachtoffer [slachtoffer] sprake was van een kleine scheur op de kop van het spaakbeen/ellenboog. Inwendig bloed en vocht in het gewricht. Het herstel werd geschat op minimaal zes weken. [4] Uit een aanvullende verklaring blijkt dat het slachtoffer een maand niet heeft kunnen werken en in deze periode volledig afgekeurd was. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van tijdelijke verhindering van het uitoefenen van zijn normale bezigheden. [5]
Conclusie
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, in die zin dat verdachte door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijk verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, door zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam in het verkeer te gedragen.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 november 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; en
het rapport ‘Alcohol in het verkeer’ van het NFI van 6 juni 2017.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 28 mei 2017 te Enschede in de gemeente Enschede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets), komende uit de richting Beltstraat en gaande in de richting van de Celebesstraat, daarmede rijdende over de weg, de Kuipersdijk,
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte onder invloed van alcohol, niet heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Kuipersdijk) en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (snorfiets) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (snorfiets) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg, de Kuipersdijk kon overzien en waarover deze vrij was en
twee voor hem, verdachte uit over die weg (de Kuipersdijk) naast elkaar over het met onderbroken strepen op het wegdek van die weg (de Kuipersdijk) aangegeven weggedeelte (fietssuggestiestrook) rijdende fietsers, is gaan in halen, waarbij hij verdachte in onvoldoende mate naar links is uitgeweken en
-gelet op die twee voor hem, verdachte uit rijdende fietsers-, in aanrijding is gekomen met de gezien, zijn verdachtes rijrichting, linker fiets en de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 28 mei 2017 te Enschede als bestuurder van een voertuig, (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,35 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 WVW, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl het feit is veroorzaakt doordat de schuldige in een toestand bedoeld in artikel 8 WVW verkeerde.
feit 2
het misdrijf: overtreding van artikel 8 WVW.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd voor het onder 1 tenlastegelegde aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden op te leggen.
7.2
Het standpunt van verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij de taakstraf aan de forse kant vindt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt waardoor het slachtoffer [slachtoffer] zodanig letsel is toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan. Dat is een strafbaar feit. De rechtbank heeft voor de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW. De rechtbank zal aansluiting zoeken bij de categorie ‘aanmerkelijke schuld’ met alcoholgebruik meer dan 570 ug/l. Het oriëntatiepunt voor deze categorie is een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank houdt rekening met het ernstige letsel dat verdachte zelf heeft opgelopen bij het ongeval, het letsel van het slachtoffer en het feit dat het ongeval heeft plaatsgevonden met een snorfiets en de oriëntatiepunten zien op een ongeval met een personenauto.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van
23 oktober 2018 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor de duur van twaalf maanden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair het misdrijf: overtreding van artikel 6 WVW, terwijl het een ongeval betreft
waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl het feit is
veroorzaakt doordat de schuldige in een toestand bedoeld in artikel 8 WVW verkeerde;
feit 2 het misdrijf: overtreding van artikel 8 WVW;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte voor het onder 1 primair bewezenverklaarde tot een
ontzeggingvan de
bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , en [verbalisant 3] van 25 juli 2017, pagina 43.
3.Het proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer] van 28 mei 2017, pagina 24.
4.Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisant [verbalisant 4] van 12 september 2017, pagina 7.
5.Een bescheid, bestaande uit een e-mailwisseling tussen verbalisant [verbalisant 4] en [slachtoffer] van 1 maart 2018.