ECLI:NL:RBOVE:2018:4136

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
08/955045-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk ongeval door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken tegen een 61-jarige vrachtwagenchauffeur uit Letland, die verantwoordelijk werd gehouden voor een dodelijk ongeval op de A1. De verdachte reed op 12 augustus 2017 's nachts met een opleggertrekker zonder brandende achterlichten en met een snelheid tussen de 40 en 60 kilometer per uur. Onder invloed van alcohol veroorzaakte hij een aanrijding waarbij een automobilist met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur vol achterop de onverlichte vrachtwagen botste, wat leidde tot de dood van de bestuurder van de personenauto. Na de aanrijding verliet de verdachte de plaats van het ongeval en werd later aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van een verkeersongeval met dodelijke afloop, rijden onder invloed van alcohol, en het verlaten van de plaats van het ongeval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een rijontzegging van 5 jaar. Daarnaast werd hij verplicht om een schadevergoeding van € 4.100,42 te betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955045-17 (P)
Datum vonnis: 1 november 2018
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:als bestuurder van een truck zonder oplegger aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, door terwijl het donker was onder invloed van alcohol met een te lage snelheid en zonder brandende achterverlichting op een snelweg te rijden, als gevolg waarvan de door hem bestuurde truck van achteren door een personenauto is aangereden en de bestuurder van die personenauto om het leven is gekomen;
subsidiair:als bestuurder van een truck zonder oplegger, terwijl het donker was met een te lage snelheid en zonder brandende achterverlichting op een snelweg heeft gereden waardoor een personenauto achter tegen de truck is gereden en vervolgens tegen de vangrail is gebotst waardoor gevaar op die weg is veroorzaakt
feit 2.
een truck heeft bestuurd na gebruik van alcohol, dan wel een voertuig heeft bestuurd onder zodanige invloed van alcohol dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
feit 3.
na betrokken te zijn geweest bij een ongeval de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser,
te omstreeks 03.30 uur, zijnde toen aldaar een tijdstip gelegen voor
zonsopgang, terwijl het donker was,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, truck zonder oplegger), daarmede rijdende over de weg, de
Rijksweg A1, (in de richting van Duitsland),
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van
een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
terwijl het door verdachte bestuurde motorrijtuig aan de achterzijde geen
brandende verlichting voerde, en/of
terwijl het weggedeelte van die Rijksweg A1 aldaar niet verlicht was, en/of
terwijl de toegestane snelheid voor het overige verkeer (niet zijnde
vrachtverkeer) aldaar ter plaatse 130 km/h bedroeg, en/of
aldaar op die weg (in de duisternis) heeft gereden met een snelheid van
ongeveer 42 km/h, althans met een (veel) geringere snelheid dan ter plaatse
toegestaan was voor vrachtverkeer, en/of
waarna (vervolgens) aldaar een achter verdachte, op die weg in dezelfde
rijrichting, rijdende personenauto (met groot snelheidsverschil) is gebotst
tegen, althans in aanrijding is gekomen met de (onverlichte) achterkant van
het door verdachte bestuurde motorrijtuig, waarna die personenauto vervolgens
tegen de (linker) vangrail is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd
gedood,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser,
te omstreeks 03.30 uur, zijnde toen aldaar een tijdstip gelegen voor
zonsopgang, terwijl het donker was, als bestuurder van een voertuig
(vrachtauto / opleggertrekker), daarmee heeft gereden op de weg, de Rijksweg
A1, (in de richting van Duitsland)en
terwijl het door verdachte bestuurde voertuig aan de achterzijde geen
brandende verlichting voerde, en/of
terwijl het weggedeelte van die Rijksweg A1 aldaar niet verlicht was, en/of
terwijl de toegestane snelheid voor het overige verkeer (niet zijnde
vrachtverkeer) aldaar ter plaatse 130 km/h bedroeg, en/of
aldaar op die weg (in de duisternis) heeft gereden met een snelheid van
ongeveer 42 km/h, althans met een (veel) geringere snelheid dan ter plaatse
toegestaan was voor vrachtverkeer, en/of
waarna (vervolgens) aldaar een achter verdachte, op die weg in dezelfde
rijrichting, rijdende personenauto (met groot snelheidsverschil) is gebotst
tegen, althans in aanrijding is gekomen met de (onverlichte) achterkant van
het door verdachte bestuurde voertuig, waarna die personenauto vervolgens
tegen de (linker) vangrail is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser,
als bestuurder van een voertuig, (opleggertrekker), dit voertuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef
en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 615 microgram, in elk geval hoger dan
220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser, als
bestuurder van een voertuig, (opleggertrekker), dit voertuig heeft bestuurd,
terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie
met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat
hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in
De Lutte in de gemeente Losser op/aan A1, op of omstreeks 12 augustus 2017
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was
toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Verdachte reed op 12 augustus 2017 omstreeks 03.30 uur in De Lutte, gemeente Losser, als bestuurder in een truck zonder oplegger op de rijksweg A1 richting Duitsland. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 130 kilometer per uur. Het wegvak was niet voorzien van straatverlichting en door hoge begroeiing aan weerskanten van de weg oogde het wegvak zeer donker. Verdachte reed met een wisselende snelheid van 40 tot 60 kilometer per uur. De truck voerde geen brandende achterlichten en verdachte verkeerde onder invloed van alcohol. De truck is van achteren aangereden door een personenauto waarvan de bestuurder als gevolg van de aanrijding is overleden. Verdachte heeft na de botsing vaart geminderd tot nagenoeg 0 kilometer per uur en is vervolgens doorgereden.
Met betrekking tot feit 1
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) van de politie blijkt dat de bestuurder van de opleggertrekker met een wisselende snelheid van 40 tot 60 kilometer per uur over de snelweg heeft gereden, waarschijnlijk zonder brandende verlichting aan de achterzijde. De bestuurder van de personenauto reed met een hogere snelheid dan de opleggertrekker tegen de achterzijde van de opleggertrekker en de bestuurder van de personenauto droeg zeer waarschijnlijk geen autogordel en was op slag dood. Uit deze analyse blijkt verder dat de bestuurder van de opleggertrekker na de botsing vaart heeft verminderd tot nagenoeg 0 kilometer per uur en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit of de identiteit van het door hem bestuurde motorrijtuig kenbaar te maken. Ook blijkt uit de analyse dat aan de achterzijde van de truck recente schade was te zien. De rechterachterzijde was gedeformeerd en de schade was ontstaan doordat de voorzijde van een personenauto tegen de rechterachterzijde van de opleggertrekker was gebotst.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 12 augustus 2017 om omstreeks 03.35 uur op de rijksweg A1 reed en ter nauwer nood een aanrijding heeft kunnen voorkomen omdat hij vanuit het niets een truck zonder oplegger zag rijden en dat deze truck met erg lage snelheid en zonder verlichting aan de achterzijde reed.
Uit proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2017 blijkt dat op de opnames die gemaakt zijn met de dashcam uit de truck van getuige [getuige 1] is te zien dat op het terrein bij een tankstation van Shell in De Lutte een witte truck staat zonder oplegger en dat een man een lichtkleurig voorwerp van de truck pakt, tegen het rechterachterwiel en het spatscherm trapt. Ook voelt de man met zijn rechterarm aan de wielophanging van het rechter achterwiel.
Verdachte heeft, blijkens het proces-verbaal van 12 augustus 2017, verklaard dat hij in een bocht wel een klap heeft gehoord.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij bij een tankstation een truck stil heeft zien staan en dat deze truck schade had aan de achterzijde en dat er een man bij het voertuig rondliep.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding rook naar het inwendig gebruik van alcohol. Bij verdachte is, na een ademonderzoek, een alcoholgehalte vastgesteld van 615 microgram per liter uitgeademde lucht.
Uit het proces-verbaal verhoor verdachte van 12 augustus 2017 blijkt dat verdachte heeft verklaard dat hij alcohol (wodka) had genuttigd.
De forensisch arts drs. S. van der Veen heeft in een schouwverslag, gedateerd 12 augustus 2017, geconcludeerd dat het slachtoffer [slachtoffer] hoogstwaarschijnlijk met hoge snelheid achterop de vrachtwagen is gebotst. Het slachtoffer droeg klaarblijkelijk geen gordel en is tegen het stuur, dashboard en de voorruit gevlogen. De letsels gezien bij schouw passen hier goed bij. De letsels van met name de borst zijn niet met het leven verenigbaar.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank komt op basis van het hiervoor genoemde rapport van de VOA, de verklaring van de getuige [getuige 1] en het schouwverslag van drs. Van der Veen tot de conclusie dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden waardoor [slachtoffer] werd gedood. Verdachte heeft, na het gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, midden in de nacht in zeer donkere omstandigheden op een snelweg, waar een maximumsnelheid geldt van 130 kilometer per uur, met een opleggertrekker met een snelheid van ongeveer 42 kilometer per uur gereden, zonder dat brandend achterlicht werd gevoerd. Het slachtoffer [slachtoffer] is met grote snelheid achterop de opleggertrekker gereden en is als gevolg daarvan overleden.
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de opleggertrekker bestuurde na zodanig gebruik van alcohol dat de hoeveelheid alcohol per liter uitgeademde lucht 615 microgram bedroeg.
Met betrekking tot feit 3
Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hij daardoor een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand achterliet.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser, omstreeks 03.30 uur, zijnde een tijdstip gelegen voor zonsopgang, terwijl het donker was, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto, truck zonder oplegger), daarmede rijdende over de weg, de rijksweg A1, (in de richting van Duitsland),
zeer onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, en terwijl het door verdachte bestuurde motorrijtuig aan de achterzijde geen brandende verlichting voerde, en terwijl het weggedeelte van die rijksweg A1 aldaar niet verlicht was, en terwijl de toegestane snelheid voor het overige verkeer (niet zijnde vrachtverkeer) aldaar ter plaatse 130 km/h bedroeg, en aldaar op die weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 42 km/h, en
waarna vervolgens aldaar een achter verdachte, op die weg in dezelfde rijrichting, rijdende personenauto met groot snelheidsverschil is gebotst tegen de onverlichte achterkant van
het door verdachte bestuurde motorrijtuig, waarna die personenauto vervolgens tegen de linker vangrail is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) werd gedood,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 12 augustus 2017 te de Lutte, gemeente Losser,
als bestuurder van een voertuig (opleggertrekker), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 615 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
dat hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in De Lutte in de gemeente Losser op/aan A1,
op 12 augustus 2017 de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De rechtbank heeft eventuele in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid onderdeel a van deze wet;
feit 2 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als beroepschauffeur met een opleggertrekker in nachtelijke omstandigheden op een snelweg gereden. Verdachte reed met een wisselende snelheid van 40 tot 60 kilometer uur. De opleggertrekker voerde geen brandende achterlichten en verdachte verkeerde onder invloed van alcohol. Verdachte heeft hiermee veel risico genomen en overige weggebruikers aan gevaren bloot gesteld. De rechtbank realiseert zich, dat welke straf aan verdachte ook wordt opgelegd, deze nooit het verdriet kan wegnemen dat bij de nabestaanden is ontstaan door het overlijden van hun dierbare.
De rechtbank heeft bij de bepaling welke straf aan verdachte moet worden opgelegd acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze geven voor het overtreden van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 waarbij een dodelijk slachtoffer is te betreuren en waarbij sprake is van gebruik van alcohol van meer dan 570 microram per liter uitgeademde lucht, een gevangenisstraf aan van 24 maanden en een rijontzegging van 4 jaar. De rechtbank ziet geen reden om voor wat betreft de gevangenisstraf van dit oriëntatiepunt af te wijken. Wel ziet de rechtbank aanleiding, nu verdachte beroepschauffeur is, een langere ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan dat de oriëntatiepunten aangeven.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] , wonende in Polen heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.100,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten repatriëring € 2.167,90;
- kosten grafsteen - 1.932,52.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met vergoeding van de wettelijke rente.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.100.42, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is begaan.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 36f Sr en de artikelen 6, 7, 8 en 179 Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten opleveren:
feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid onderdeel a van deze wet;
feit 2 primair
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
-
ontzegtveroordeelde de
bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuigvoor de duur van
5 (vijf)jaren;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van een bedrag van
€ 4.100,42(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017);
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.100,42,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
51dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. H. Stam en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, d.d. 23 januari 2908, zakelijk weergegeven als verklaring van de verbalisanten (blz. 31 en 37):
De bestuurder van de opleggertrekker reed over de Rijksweg Al , rechts, komende vanaf
industrieterrein Hanzepoort, via oprit 33 Oldenzaal-Zuid en in de richting van afrit 34 De
Lutte c.q. landsgrens met Duitsland. De bestuurder van de personenauto reed over
dezelfde weg, in dezelfde richting en naderde de opleggertrekker van achteren. Het
genoemde wegvak was niet voorzien van straatverlichting en lag in een lange flauwe
bocht naar rechts. Het was bewolkt weer en door de hoge begroeiing aan weerskanten
van de weg oogde het wegvak zeer donker. De bestuurder van de opleggertrekker reed,
volgens de tachograafdata, met een wisselende snelheid van circa 40 tot 60 km/h over de autosnelweg. De bestuurder van de opleggertrekker reed zeer waarschijnlijk zonder ingeschakelde verlichting. De bestuurder van de personenauto botste tegen de achterzijde van de opleggertrekker. Wij zagen aan de achterzijde van het voertuig recente schade. Wij zagen dat de rechter achterzijde gedeformeerd was. Deze schade was ontstaan doordat de voorzijde van de personenauto tegen de rechter achterzijde van de opleggertrekker was gebotst. De bestuurder van de personenauto was op slag dood. De bestuurder van de opleggertrekker minderde na de botsing vaart tot nagenoeg 0 km/h c.q. stopte na het ongeval kort en verliet vervolgens de plaats van het ongeval zonder zijn identiteit of de identiteit van het door hem bestuurde motorrijtuig kenbaar te maken.
We zien hier dat in cel 1199 (12-8-2018 01:40:59 uur) de opleggertrekker 42 km/u rijdt.
Binnen een tijdsbestek van 2 seconden versnelt de opleggertrekker 10 km/u, naar 52 km/u.
Dit is een forse versnelling voor de opleggertrekker. In de rest van de tachograafdata zien we
zo'n versnelling niet voorkomen. Vervolgens vertraagt de opleggertrekker tot een volledige
stilstand. Dit gebeurt binnen circa 85 meter. De opleggertrekker blijft vervolgens 2 seconden
stil staan en rijdt vervolgens door. Hieruit maken wij op dat de opleggertrekker door de botsing met de personenauto een versnelling heeft ondergaan. Na de botsing met de personenauto is de bestuurder van de opleggertrekker, al dan niet vrijwillig, gestopt en vervolgens reed de bestuurder van de opleggertrekker door en verliet de plaats ongeval.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , d.d. 14 augustus 20218, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van de getuige (blz. 70 en 71):
Plots zag ik voor mij vanuit het niets een truck zonder oplegger rijden. Ik schrok enorm en trok direct het stuur van mijn voertuig naar links om de truck voor mij te kunnen passeren. Ik had de truck niet gezien. Ik weet voor honderd procent zeker dat de truck geen verlichting voerde aan de achterzijde. De truck reed met een erg lage snelheid.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van de verbalisant (blz. 80):
De truck die voor [getuige 1] rijdt neemt ook de afslag. Aan het einde van de afrit links af richting De Lutte.
03:46:43 Rechts af en direct weer links af het terrein van tankstation Shell in de
Lutte op. De truck rijdt richting de pomp. Rechts enkele meters voorbij de pomp staat een witte truck zonder oplegger.
Op de witte truck zonder oplegger staat links op de cabine het nummer 10319. Rechts naast de cabine, bijrijderszijde verschijnt een man in beeld. Hij pakt een licht kleurig voorwerp van de truck. Hij loopt richting de cabine, bijrijderszijde. Daarna komt hij weer in beeld en kijkt naar de
plek waar hij zojuist het licht kleurige voorwerp heeft weggepakt. Hij loopt door
naar de achterzijde van de truck, terwijl hij dit doet kijkt hij naar de truck. Bij
het rechter achterwiel trapt hij met zijn rechter voet tegen het spatscherm. Hij
loopt door naar de achterzijde en buigt voorover. Hij voelt met zijn rechter arm aan
de wielophanging van het rechter achterwiel. De man gaat recht op staan en loopt weer
naar het rechter achterwiel. Hij gaat geknield zitten bij het rechter achterwiel en
voelt mijn zijn linker hand aan een onderdeel.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , d.d. 14 augustus 20218, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van de getuige (blz. 73 en 74):
Ik reed door naar dit tankstation. Toen ik hier aan kwam, zag ik een truck stilstaan. Ik zag dat hier een man bij het voertuig rondliep. Ik zag dat er geen oplegger aan de truck bevestigd was. Ik zag ook direct dat de truck schade had aan de achterzijde.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van verdachte (blz. 53 en 54):
V: Hoe veel alcohol heeft u genuttigd?
A: Twee blikjes bier en 300 milligram Vodka. De helft van een halve liter fles Vodka.
N: de verdachte wordt geconfronteerd met het feit dat de klap met het achterop
komende voertuig aanzienlijk moet zijn geweest.
A: Ik hoorde in een bocht wel een klap.
6.
Het proces-verbaal ademanalyse d.d.17 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van de verbalisant (blz. 46):
Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek overeenkomstig de als bijlage
bijgevoegde afdruk, genummerd: 621.
Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de analyse
van zijn adem 615 ug/1 bedroeg.
7.
Een geschrift, zijnde een computeruitdraai met daarop vermeld het resultaat van de bij verdachte uitgevoerde ademanalyse (blz.48).
8.
Een geschrift, zijnde een schouwverslag, opgemaakt door drs. E. van der Veen en gedateerd 12 augustus 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het slachtoffer [slachtoffer] is hoogstwaarschijnlijk met hoge snelheid achterop de vrachtwagen gebotst. Het slachtoffer droeg klaarblijkelijk geen gordel en is tegen het stuur, dashboard en de voorruit gevlogen. De letsels gezien bij schouw passen hier goed bij. De letsels van met name de borst zijn niet met het leven verenigbaar.