4.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Verdachte reed op 12 augustus 2017 omstreeks 03.30 uur in De Lutte, gemeente Losser, als bestuurder in een truck zonder oplegger op de rijksweg A1 richting Duitsland. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 130 kilometer per uur. Het wegvak was niet voorzien van straatverlichting en door hoge begroeiing aan weerskanten van de weg oogde het wegvak zeer donker. Verdachte reed met een wisselende snelheid van 40 tot 60 kilometer per uur. De truck voerde geen brandende achterlichten en verdachte verkeerde onder invloed van alcohol. De truck is van achteren aangereden door een personenauto waarvan de bestuurder als gevolg van de aanrijding is overleden. Verdachte heeft na de botsing vaart geminderd tot nagenoeg 0 kilometer per uur en is vervolgens doorgereden.
Met betrekking tot feit 1
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is gedood, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) van de politie blijkt dat de bestuurder van de opleggertrekker met een wisselende snelheid van 40 tot 60 kilometer per uur over de snelweg heeft gereden, waarschijnlijk zonder brandende verlichting aan de achterzijde. De bestuurder van de personenauto reed met een hogere snelheid dan de opleggertrekker tegen de achterzijde van de opleggertrekker en de bestuurder van de personenauto droeg zeer waarschijnlijk geen autogordel en was op slag dood. Uit deze analyse blijkt verder dat de bestuurder van de opleggertrekker na de botsing vaart heeft verminderd tot nagenoeg 0 kilometer per uur en vervolgens de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit of de identiteit van het door hem bestuurde motorrijtuig kenbaar te maken. Ook blijkt uit de analyse dat aan de achterzijde van de truck recente schade was te zien. De rechterachterzijde was gedeformeerd en de schade was ontstaan doordat de voorzijde van een personenauto tegen de rechterachterzijde van de opleggertrekker was gebotst.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 12 augustus 2017 om omstreeks 03.35 uur op de rijksweg A1 reed en ter nauwer nood een aanrijding heeft kunnen voorkomen omdat hij vanuit het niets een truck zonder oplegger zag rijden en dat deze truck met erg lage snelheid en zonder verlichting aan de achterzijde reed.
Uit proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2017 blijkt dat op de opnames die gemaakt zijn met de dashcam uit de truck van getuige [getuige 1] is te zien dat op het terrein bij een tankstation van Shell in De Lutte een witte truck staat zonder oplegger en dat een man een lichtkleurig voorwerp van de truck pakt, tegen het rechterachterwiel en het spatscherm trapt. Ook voelt de man met zijn rechterarm aan de wielophanging van het rechter achterwiel.
Verdachte heeft, blijkens het proces-verbaal van 12 augustus 2017, verklaard dat hij in een bocht wel een klap heeft gehoord.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij bij een tankstation een truck stil heeft zien staan en dat deze truck schade had aan de achterzijde en dat er een man bij het voertuig rondliep.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat verdachte bij zijn aanhouding rook naar het inwendig gebruik van alcohol. Bij verdachte is, na een ademonderzoek, een alcoholgehalte vastgesteld van 615 microgram per liter uitgeademde lucht.
Uit het proces-verbaal verhoor verdachte van 12 augustus 2017 blijkt dat verdachte heeft verklaard dat hij alcohol (wodka) had genuttigd.
De forensisch arts drs. S. van der Veen heeft in een schouwverslag, gedateerd 12 augustus 2017, geconcludeerd dat het slachtoffer [slachtoffer] hoogstwaarschijnlijk met hoge snelheid achterop de vrachtwagen is gebotst. Het slachtoffer droeg klaarblijkelijk geen gordel en is tegen het stuur, dashboard en de voorruit gevlogen. De letsels gezien bij schouw passen hier goed bij. De letsels van met name de borst zijn niet met het leven verenigbaar.
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank komt op basis van het hiervoor genoemde rapport van de VOA, de verklaring van de getuige [getuige 1] en het schouwverslag van drs. Van der Veen tot de conclusie dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden waardoor [slachtoffer] werd gedood. Verdachte heeft, na het gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, midden in de nacht in zeer donkere omstandigheden op een snelweg, waar een maximumsnelheid geldt van 130 kilometer per uur, met een opleggertrekker met een snelheid van ongeveer 42 kilometer per uur gereden, zonder dat brandend achterlicht werd gevoerd. Het slachtoffer [slachtoffer] is met grote snelheid achterop de opleggertrekker gereden en is als gevolg daarvan overleden.
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de opleggertrekker bestuurde na zodanig gebruik van alcohol dat de hoeveelheid alcohol per liter uitgeademde lucht 615 microgram bedroeg.
Met betrekking tot feit 3
Verder acht de rechtbank bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat hij daardoor een ander, te weten [slachtoffer] , aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand achterliet.