ECLI:NL:RBOVE:2018:315

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
C/08/210911 / FA RK 17-2859
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om vervangende toestemming voor aanvragen reisdocument en vakantie met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 2 januari 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart voor haar minderjarige kind, alsook voor een vakantie naar het buitenland. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, heeft het verzoek ingediend omdat de vader, vertegenwoordigd door mr. K.J. Coenen, zijn toestemming voor deze aanvragen had geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over het kind, dat geboren is in 2004 en erkend is door de vader. De moeder heeft aangegeven dat het kind geen identiteitskaart heeft, wat problematisch is voor schoolprojecten en een geplande vakantie naar [land]. De vader heeft zijn toestemming geweigerd uit angst dat de moeder het kind langer in [land] zou houden en dat het kind in een onveilige omgeving zou verkeren.

De rechtbank heeft de argumenten van de vader gehoord, maar oordeelt dat zijn bezwaren niet gegrond zijn. De rechtbank benadrukt het belang van een identiteitskaart voor het kind en dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het kind zonder deze kaart beperkt wordt in haar mogelijkheden. De rechtbank verleent daarom vervangende toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart en voor de vakantie naar [land], met de voorwaarde dat de moeder de tickets en verblijfplaats aan de vader en de jeugdbeschermer doorgeeft. De rechtbank heeft de duur van de vakantie beperkt tot maximaal twee weken en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/210911 / FA RK 17-2859
beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 2 januari 2018
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
wonende op een geheim adres,
verzoekster,
advocaat: mr. T.H. Westerhof-Dijkstra te Zwolle,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man of de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. K.J. Coenen te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 29 november 2017 is het verzoek met bijlagen binnengekomen ter griffie.
1.2.
De kinderrechter in de rechtbank heeft op 6 december 2017 met de [minderjarige] gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 13 december 2017. Ter zitting zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mr. Coenen, namens de vader,
- mevrouw P. Bos, namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de Raad”.
- mevrouw M. Reitsma namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, verder te noemen “de GI”.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie is geboren het minderjarige kind
[minderjarige], geboren te [plaats] op
[2004] . [minderjarige] is door de vader erkend. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind.
2.2.
Bij beschikking van 18 mei 2017 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 1 juni 2017 en is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 1 juni 2017, onder aanhouding van elke nadere beslissing.
2.3.
Bij beschikking van 31 mei 2017 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, zijnde tot 31 mei 2018. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot uiterlijk 18 augustus 2017.
2.4.
Bij beschikking van 6 juli 2017 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op het adres van de moeder, met ingang van 6 juli 2017 voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 31 mei 2018.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend voor de vakantie naar [land] en/of een ander land welke de vrouw met [minderjarige] wenst te maken voor de duur van minimaal twee weken, dan wel voor de duur die de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend voor de afgifte van een paspoort en/of identiteitskaart van [minderjarige] ;
te bepalen dat vervangende toestemming wordt verleend voor onderzoek en/of begeleiding van een psycholoog voor [minderjarige] .
Ter zitting heeft de vrouw het verzoek onder c) ingetrokken nu de man alsnog zijn toestemming heeft gegeven. De vrouw stelt dat [minderjarige] geen identiteitskaart heeft terwijl zij wel een wettelijke identificatieplicht heeft. [minderjarige] moet een aantal projecten op school doen, waarvoor zij een identiteitskaart nodig heeft voor de bibliotheek. De gemeente wil alleen een identiteitskaart verstrekken als beide ouders hiervoor toestemming geven. Daarnaast wenst de vrouw met [minderjarige] op vakantie te gaan. Zij wil graag haar familie in [land] bezoeken met Kerst. Nu dit kort dag is wil zij, als het met Kerst niet lukt, in de meivakantie naar [land] toe.

4.Het verweer

Mr. Coenen heeft namens de man ter zitting verweer gevoerd. Volgens de man is een identiteitskaart pas nodig vanaf 14 jaar en [minderjarige] is nog geen 14 jaar. De man vreest dat moeder [minderjarige] langer in [land] houdt en weigert met haar terug te komen, nu zij dit in het verleden ook heeft gedaan. Daarnaast verblijft [minderjarige] volgens de man in een drugsomgeving en is hij bang dat [minderjarige] voor drugs tussen Nederland en [land] dient te gaan pendelen. Hij vindt de gevaren voor [minderjarige] zo groot dat hij geen toestemming verleent. De man wil de verantwoordelijkheid daarvoor niet nemen.

5.Het standpunt van de GI en de Raad

5.1.
Mevrouw Reitsma heeft ter zitting naar voren gebracht dat de angst van vader dat moeder naar [land] vertrekt en daar blijft legitiem is. Moeder dient vader zekerheid te geven dat zij terugkomt. Het niet hebben van een identiteitskaart beperkt [minderjarige] doordat zij geen lid kan worden van de bibliotheek.
5.2.
Mevrouw Bos is van mening dat voor school een identiteitskaart nodig is en dat toestemming voor het verkrijgen van zo’n ID bewijs vereist is. Voor een vakantie zijn er wel extra garanties nodig van moeder.

6.De beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 34, lid 1 van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag van een reisdocument door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag over die minderjarige uitoefent. Ingevolge lid 2 van dit artikel kan, indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen weigert een verklaring van toestemming af te geven, die toestemming op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter. Ingevolge lid 5 van dit artikel geeft de rechter in een geschil als het onderhavige een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De regeling van de vervangende toestemming op de voet van artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet dient te worden aangemerkt als een regeling van het ouderlijk gezag bij geschillen tussen de ouders, zoals neergelegd in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (vgl. HR 31 oktober 2014, NJ 2015, 285; ECLI:NL:HR:2014:3070). De vervangende toestemming treedt op geen enkele wijze in de eigen bevoegdheid van de tot verstrekking van het reisdocument bevoegde autoriteit. Het geeft de aanvragende gezagsouder slechts de mogelijkheid om zelfstandig een aanvraag tot verkrijging van een reisdocument te doen.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man zonder gegrond te achten reden toestemming geweigerd voor het aanvragen van een identiteitskaart of paspoort. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij over een identiteitskaart kan beschikken. Indien nodig dient zij zich te kunnen legitimeren. Enkel het feit dat [minderjarige] nog geen 14 jaar is, is onvoldoende om de toestemming niet te geven. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [minderjarige] zonder identiteitskaart beperkt wordt doordat zij bij wege van voorbeeld geen lid kan worden van de bibliotheek, hetgeen voor haar school van groot belang is. Derhalve zal de rechtbank de vrouw vervangende toestemming geven voor het aanvragen van een identiteitskaart. Nu een identiteitskaart hiervoor voldoende is, zal de rechtbank het verzoek voor het aanvragen van een paspoort afwijzen.
6.3.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het de vrouw vrij dient te staan om samen met [minderjarige] naar het buitenland te gaan voor een vakantie. De rechtbank heeft begrip voor de angst van vader dat moeder met [minderjarige] in [land] blijft. Moeder heeft ter zitting echter uitdrukkelijk verklaard dat het voor de toekomst van [minderjarige] beter is om in Nederland te zijn en dat zij uitsluitend voor een vakantie naar haar familie in [land] wil. Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende reden, gelet op de verklaring van de vrouw, om te veronderstellen dat de vrouw zich met [minderjarige] zonder toestemming van de man in het buitenland zal gaan vestigen. Bovendien zal [minderjarige] , indien moeder haar zonder toestemming van vader langer in [land] zou laten verblijven, op vaders verzoek in het kader van een teruggeleidingsprocedure op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag onverwijld teruggeleid worden vanuit [land] naar Nederland. Vaders angst voor ontvoering is onvoldoende gegrond. Gelet hierop zal de rechtbank vervangende toestemming verlenen, nu dit in het belang van [minderjarige] wenselijk is. De rechtbank zal de duur beperken tot maximaal twee weken en de moeder dient de tickets aan vader en aan de jeugdbeschermer te laten zien, en zij dient haar verblijfplaats aan hen door te geven.
7.
De beslissing
De rechtbank:
7.1
verleent aan moeder die van de vader vervangende toestemming tot het aanvragen van een Nederlandse identiteitskaart voor de [minderjarige] , geboren te [plaats] op [2004] ;
7.2.
verleent aan moeder die van de vader vervangende toestemming om met de [minderjarige] , geboren te [plaats] op [2004] , in de periode van de meivakantie 2018 voor een periode van maximaal twee weken op vakantie naar [land] te gaan, onder de voorwaarden dat de vrouw de tickets aan de man en de jeugdbeschermer laat zien en laat weten op welk adres zij verblijft tijdens deze vakantie;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2018 in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Heerdink, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.