In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 2 januari 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart voor haar minderjarige kind, alsook voor een vakantie naar het buitenland. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, heeft het verzoek ingediend omdat de vader, vertegenwoordigd door mr. K.J. Coenen, zijn toestemming voor deze aanvragen had geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over het kind, dat geboren is in 2004 en erkend is door de vader. De moeder heeft aangegeven dat het kind geen identiteitskaart heeft, wat problematisch is voor schoolprojecten en een geplande vakantie naar [land]. De vader heeft zijn toestemming geweigerd uit angst dat de moeder het kind langer in [land] zou houden en dat het kind in een onveilige omgeving zou verkeren.
De rechtbank heeft de argumenten van de vader gehoord, maar oordeelt dat zijn bezwaren niet gegrond zijn. De rechtbank benadrukt het belang van een identiteitskaart voor het kind en dat de moeder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het kind zonder deze kaart beperkt wordt in haar mogelijkheden. De rechtbank verleent daarom vervangende toestemming voor het aanvragen van een identiteitskaart en voor de vakantie naar [land], met de voorwaarde dat de moeder de tickets en verblijfplaats aan de vader en de jeugdbeschermer doorgeeft. De rechtbank heeft de duur van de vakantie beperkt tot maximaal twee weken en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken zijn afgewezen.