ECLI:NL:RBOVE:2018:3064

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
21 augustus 2018
Zaaknummer
ak_zwo_18 _ 1238_tu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over belanghebbendheid van Stichting Wonen en Psychiatrie in Twente bij besluiten over zorgcliënten

In deze tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 21 augustus 2018, wordt geoordeeld over de vraag of Stichting Wonen en Psychiatrie in Twente (WOPIT) als belanghebbende kan worden aangemerkt bij besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo. Deze besluiten, genomen op 4 juni 2018, betroffen de aanspraken van 40 zorgcliënten met ingang van 1 augustus 2018. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster bezwaar heeft gemaakt tegen deze besluiten en een verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter de vertegenwoordigers van verzoekster en verweerder gehoord. Verzoekster betoogde dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, terwijl verweerder stelde dat dit niet het geval is en dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante wetgeving, met name artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en naar eerdere rechtspraak die de ontwikkeling binnen het sociaal domein aankaart.

De voorzieningenrechter concludeert dat er een voldoende causaal verband bestaat tussen de besluiten en de belangen van verzoekster, waardoor zij als belanghebbende kan worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op de gevolgen die de besluiten hebben voor de zorg en ondersteuning die verzoekster biedt aan haar cliënten. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de behandeling van het verzoek zal worden voortgezet, waarbij de vraag centraal staat of de besluiten zodanige gevolgen hebben dat een voorlopige voorziening noodzakelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1238
tussenuitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Stichting Wonen en Psychiatrie in Twente (WOPIT), te Hengelo (Ov.), verzoekster,
gemachtigde: mr. E.A.A. van Andel,
en

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Ichoh.

Procesverloop

Bij 24 besluiten van 4 juni 2018 heeft verweerder ten aanzien van 40 zorgcliënten van verzoekster besluiten genomen over hun aanspraken met ingang van 1 augustus 2018.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2018.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar voorzitter, mevrouw K. Koopman, haar gemachtigde en mr. C. van Mill. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Het verzoek is door gemachtigde ingediend namens de Stichting WOPiT (verzoekster). Bij brief van 25 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter aan de gemachtigde van verzoekster voorgehouden dat verzoekster naar zijn voorlopig oordeel niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat slechts sprake is van een afgeleid, financieel belang. De 24 zorgcliënten van verzoekster, die individueel bezwaar hebben gemaakt, zijn wel belanghebbend, maar van door hen ingediende verzoekschriften is niet gebleken.
1.2.
Verzoekster heeft in een reactie van 2 augustus 2018 betoogd dat verzoekster zelf belanghebbend is in de zin van artikel 1:2, eerste of derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekster geen belanghebbende is en dat verzoekster ook niet optreedt als gemachtigde van de 24 zorgcliënten. Voorts is er volgens verweerder geen sprake van spoedeisend belang.
2. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.1.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak moet er, om van een rechtstreeks belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen spreken, onder meer, een voldoende rechtstreeks geraakt belang zijn. In de eis van rechtstreeks geraakt belang komt tot uitdrukking dat er een voldoende causaal verband moet zijn tussen de gevolgen van het besluit en de belangen van de belanghebbende.
2.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat binnen het sociaal domein een ontwikkeling is waar te nemen in de vraag wanneer sprake is van een rechtstreeks belang. De voorzieningenrechter verwijst naar de ook ter zitting aan de orde gestelde uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4755, maar ook naar de conclusie die de Centrale Raad van Beroep (CRVB) heeft gevraagd aan de advocaat-generaal in twee hem voorgelegde zaken. In deze twee zaken betrof het situaties waarin een derde gevolgen ondervindt van niet tot hem gerichte besluiten. De voorzieningenrechter overweegt dat daarvan ook in de onderhavige zaak sprake is.
2.4.
Volgens de statuten van verzoekster heeft de stichting ten doel het in het algemeen belang behartigen van belangen in de psychiatrische gezondheidszorg. Dit doel tracht zij te bereiken door het bevorderen van eigentijdse, zelfstandige woonvoorzieningen met zorg op maat voor mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid en het beheren van deze woonvoorzieningen, waarin mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid volledig zelfstandig maar met zorg en ondersteuning van de stichting kunnen wonen en gebruik kunnen maken van gemeenschappelijke voorzieningen. Concreet levert verzoekster ondersteuning in kleinschalige woonvoorzieningen, woonclusters genaamd, waar mensen met een chronische psychiatrische problematiek zelfstandig wonen en huren. Het betreft mensen met een psychiatrisch verleden bij wie de aandacht langzaam wordt verschoven van behandeling naar opbouw en behoud van een zelfstandig leven en participatie in de maatschappij. Verder geeft verzoekster voorlichting aan andere, geïnteresseerde instellingen in binnen- en buitenland en neemt zij deel aan overleggen met diverse organisaties.
Verzoekster stelt dat als gevolg van de besluiten, die ten aanzien van haar cliënten zijn genomen, het voor verzoekster niet meer mogelijk is conform haar statuten de zorg en ondersteuning te bieden. Concreet heeft verzoekster inmiddels van twee medewerkers het arbeidscontract niet meer kunnen verlengen en als gevolg van de onzekerheid vertrekken mogelijk andere medewerkers. Verzoekster wijst er ook op dat als gevolg van de genomen besluiten minder zorg kan worden geboden aan de cliënten waardoor het gevaar bestaat voor decompensatie en vervuiling van de wooneenheden met de nodige gevolgen voor de bewoners.
2.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat buiten kijf staat dat de 24 cliënten op wie de besluiten zien, belanghebbend zijn. Zij worden immers individueel rechtstreeks getroffen door het besluit vanwege een verminderde aanspraak op zorg. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan echter ook verzoekster, zeker in het licht van de hiervoor geschetste ontwikkeling, worden aangemerkt als belanghebbende bij de besluiten. Dat belang is met name gelegen in de omstandigheid dat als gevolg van het geheel van de besluiten een situatie kan ontstaan in de woonclusters die het onmogelijk maakt invulling te geven aan haar statutaire doelstelling, te weten de zorg voor en beheer van de woonvoorzieningen, waarin mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid volledig zelfstandig maar met zorg en ondersteuning van de stichting kunnen wonen en gebruik kunnen maken van gemeenschappelijke voorzieningen. De cliënten van verzoekster wonen in de woonclusters en hebben, als vermeld, een psychiatrische achtergrond. Bij het achterwege blijven of verminderen van zorg bestaat het gevaar dat cliënten decompenseren en onvoldoende aandacht besteden aan de eigen woonomgeving waardoor uiteindelijk ook de wooncluster zelf met de bewoners problemen kunnen ervaren en de zorgverlening van verzoekster in gevaar komt. Dat gevaar kan ook ontstaan door het vertrek van medewerkers. Er is, gelet hierop, een voldoende causaal verband tussen de gevolgen van de besluiten en de belangen van verzoekster.
2.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is verzoekster, gelet op het vorenstaande, aan te merken als belanghebbende. Zoals ter zitting besproken noopt dit oordeel tot een voortzetting van de behandeling van het verzoek. Deze behandeling zal plaatsvinden op
maandag, 27 augustus 2018 om 10.00 uur. Ten behoeve van een goede voorbereiding van de behandeling ter zitting meldt de voorzieningenrechter nog dat het daarbij met name zal gaan om de vraag of het totaal van de besluiten zodanige gevolgen heeft voor verzoekster dat een voorlopige voorziening nodig is. Een individuele beoordeling van elk genomen besluit is dus niet aan de orde.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.