Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties.
2.De feiten
De rekening-courant faciliteit is aangevangen op
11 januari 2006en onverminderd de in deze overeenkomst vermelde opeisings- en/of beëindigingsgrond(en) tot wederopzegging ter beschikking gesteld tot en met
31 december 2025.
1.7 De rekening-courant verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar zal in ieder geval worden beëindigd in geval van liquidatie van schuldenaar.
OpeisingsgrondenII.1 het krediet in rekening-courant wordt geacht onmiddellijk te zijn opgeëist indien:
a. schuldenaar surseance van betaling wordt verleend of deze in staat van faillissement wordt verklaard;
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bij de uitleg van de financieringsovereenkomst is derhalve niet alleen de tekst van belang maar ook de context waarin de overeenkomst tot stand is gekomen. Tussen partijen is niet in geschil dat zij reeds vanaf januari 2006 gelden ter beschikking hebben gesteld die zijn geboekt in de rekeningcourant, alsmede dat in 2010 de financieringsafspraken met terugwerkende kracht schriftelijk zijn vastgelegd. Naast de redactie van de bepalingen is derhalve ook van belang onder welke omstandigheden de afspraken in 2006 zijn gemaakt en onder welke omstandigheden de financieringsovereenkomst in 2010 is opgesteld en ondertekend.
De rekening-courant faciliteit is aangevangen op
11 januari 2006en onverminderd de in deze overeenkomst vermelde opeisings- en/of beëindigingsgrond(en) tot wederopzegging ter beschikking gesteld tot en met
31 december 2025.Deze redactie brengt mee dat een afspraak is gemaakt met betrekking tot de duur van de rekening-courant faciliteit. Dit maakt dat de financieringsovereenkomst als een overeenkomst voor bepaalde duur moet worden aangemerkt. Daarnaast maakt het artikel melding van uitzonderingen op deze bepaalde duur.
Franeker Zuid daarentegen heeft gemotiveerd betoogd dat partijen expliciet een termijn van 20 jaar zijn overeengekomen om de ontwikkeling voldoende ruimte te geven, dat de bedoeling van de contractpartijen erop was gericht om de samenwerking te laten voortduren totdat de ontwikkeling was afgerond en dat tussentijdse opzegging de continuïteit van Franeker Zuid C.V. in gevaar zou kunnen brengen. Deze stellingen zijn door [eiseres] niet weersproken. De enkele stelling dat de redactie van de bepaling voor haar uitleg ruimte laat maakt niet dat [eiseres] mocht verwachten dat de overeenkomst te allen tijde opzegbaar was. Dit geldt temeer nu [eiseres] niet heeft betwist dat de duur van de overeenkomst samenhing met de ontwikkeling van het project Franeker Zuid en dat het jaartal 2025 ook is gecommuniceerd richting de gemeente. De omstandigheden dat over de tekst van de financieringsovereenkomst niet is onderhandeld en dat [eiseres] mede gelet op de rolverdeling tussen BPD, [eiseres] en [X] de overeenkomst in vertrouwen heeft ondertekend - wat daar ook van zij - kunnen er evenmin toe leiden dat [eiseres] redelijkerwijs mocht verwachten dat de rekening-courantfaciliteit te allen tijde tussentijds opzegbaar was. Indien [eiseres] uit wilde gaan van tussentijdse opzegbaarheid had het op haar weg gelegen dit uitdrukkelijk op te nemen in de financieringsovereenkomst. Dat [eiseres] de financieringsovereenkomst heeft ondertekend zonder daarvan grondig kennis te nemen, zoals zij stelt, dient voor risico van [eiseres] te blijven. Daarmee kan ook het beroep op de contra-proferentemregel van [eiseres] , inhoudende dat een onduidelijkheid in de betekenis van een bepaling aan de opsteller van de overeenkomst wordt toegerekend, in dit geval BPD namens Franeker Zuid C.V., niet slagen. De contra-proferentemregel is in beginsel immers bedoeld voor uitleg van onduidelijke bedingen indien een van de partijen geen of weinig invloed heeft kunnen uitoefenen op de totstandkoming ervan. Daarvan is in dit geval onvoldoende gebleken. Het enkele feit dat BPD de overeenkomst heeft opgesteld maakt niet dat [eiseres] daarin geen wijzigingen had kunnen aanbrengen. Dit geldt temeer nu het een overeenkomst van twee en halve pagina en derhalve van relatief beperkte omvang betreft. Het beroep op artikel II punt 1 sub f tenslotte, maakt evenmin dat [eiseres] erop mocht vertrouwen dat de overeenkomst tussentijds opzegbaar is, nu dit artikel enkel bepaalt dat in het geval een medefinancier overgaat tot opeising, het krediet wordt geacht te zijn opgeëist.
Met Franeker Zuid is de rechtbank van oordeel dat gesteld noch gebleken is dat de situatie als bedoeld in artikel II punt 1 sub f zich voordoet. De meefinancierende vennoten [X] en BPD zijn immers niet tot opeising overgegaan. Dat in de ogen van [eiseres] indirect sprake is van de situatie waarop artikel II punt 1 onder f ziet, maakt niet dat aan de voorwaarde tot opeising is voldaan.
Tot slot heeft [eiseres] de in de opzeggingsbrief van 25 oktober 2016 genoemde reden voor opzegging niet nader toelicht, ook niet na het verweer van Franeker Zuid, zodat deze reden geen bespreking behoeft.
zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Franeker Zuid worden begroot op:
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)