ECLI:NL:RBOVE:2018:2864

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
219224 HA ZA 18-284
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschillen tussen zussen over nalatenschap en vorderingen op derde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee zussen, eiseres en gedaagde, over de nalatenschap van hun overleden moeder, mevrouw [X]. De erflaatster is in 2015 overleden en heeft een woning geërfd van haar broer, die later door de zoon van gedaagde is gekocht. De zussen zijn het oneens over de hoogte van de nalatenschap en de vorderingen die de erflaatster had op haar zoon, [Y]. Eiseres vordert dat de nalatenschap wordt vastgesteld op een bedrag van ten minste € 39.136,33 en dat de goederen en foto’s uit de nalatenschap gelijk verdeeld worden. Gedaagde betwist de vorderingen van eiseres en stelt dat de vordering van erflaatster op [Y] is verjaard. De rechtbank oordeelt dat de discussie over verjaring en de hoogte van de aflossingen niet in deze procedure kan worden behandeld. De rechtbank wijst erop dat eiseres en gedaagde als deelgenoten een vordering moeten instellen jegens [Y] om duidelijkheid te krijgen over de vordering op hem. De rechtbank kan niet vaststellen of de vordering afdwingbaar is en wat de hoogte ervan is. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 219224 HA ZA 18-284
Vonnis van 1 augustus 2018
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. W. Brouwer, advocaat te Leusden,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de kantonrechter van 17 april 2018;
- het proces-verbaal mondelinge vonnis, tevens comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn zussen en enig erfgenamen van wijlen hun moeder, de [2015] overleden mevrouw [X] (hierna: erflaatster). Erflaatster heeft laatstelijk vanaf 2013 in het verpleeghuis [A] te [plaats 1] verbleven. Voordien was zij ingaande 2011 woonachtig in het bejaardentehuis [B] te [plaats 1] .
2.2.
Erflaatster heeft de woning aan [adres] te [plaats 2] (hierna: de woning) in 2005 geërfd van haar broer, door partijen nader aangeduid als [oom] . De zoon van [gedaagde] , de heer [Y] is deze woning gaan huren van erflaatster. [Y] heeft de woning vervolgens gekocht van erflaatster en op 1 oktober 2007 is de woning aan [Y] geleverd. Blijkens de akte van levering bedroeg de koopsom een bedrag van € 310.000,00 waarop een bedrag van € 4.068,00 in mindering is gebracht in verband met een vordering van [Y] op erflaatster. Op het restantbedrag is en voorts een vordering van de ouders van [Y] ( [gedaagde] en haar echtgenoot) ad € 130.000,00 in mindering gebracht. Van het resterende bedrag ad € 175.932,00 heeft erflaatster een bedrag van € 145.932,00 geschonken aan [Y] . Het restant ad € 30.000,00 wordt vervolgens door [Y] ten titel van geldlening schuldig verklaard te zijn aan erflaatster.
2.3.
Ter zake van dit schuldig erkende bedrag zijn [Y] en erflaatster blijkens de akte van levering het volgende overeengekomen:
1. (…)
2. De vordering is te allen tijde aflos- en opeisbaar, wat opeising betreft met een opzegtermijn van drie maanden en tegen een nader in overleg vast te stellen rente en te voldoen op nader tussen partijen vast te stellen tijdstippen.
3. (…)
2.4.
In 2013 zijn de gelden en goederen van erflaatster onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde] als bewindvoerder.
2.5.
Notaris Lenderink te Haaksbergen is ingeschakeld om de nalatenschap van erflaatster af te wikkelen.

3.Het geschil

de vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • de nalatenschap van erflaatster vast zal stellen op een bedrag van tenminste € 39.136,33, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, alsmede goederen, foto’s en beelddragers;
  • zal gelasten dat de nalatenschap tussen partijen bij helfte gedeeld dient te worden en [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te voldoen een bedrag van € 19.568,16, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
  • zal gelasten dat partijen de foto’s en andere beelddragers die tot de nalatenschap behoren verdelen waarbij ieder van de erfgenamen de helft van de foto’s in origineel zal verkrijgen en de andere helft in kopie of gescande versie;
  • [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
[eiseres] legt hieraan, kort samengevat, ten grondslag dat de vordering van erflaatster op [Y] nog ten minste € 25.338,00 bedroeg op het moment van overlijden van erflaatster. Het saldo op de SNS betaal- en spaarrekeningen en kas beloopt € 13.798,33. Ook behoren tot de nalatenschap een dekenkist [oom] , metalen tabaksdoosje [oom] , foto’s [oom] , bijbel met slot oma, batikdoeken Indonesië [oom] , foto’s opa en oma, foto’s van eiseres, dubbele trouwring vader en moeder, parelketting, gouden ketting, gewone ring (goud met steen) en foto’s huwelijk van vader en moeder van partijen.
het verweer
3.2.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vorderingen van [eiseres] en alsdan rechtdoende:
primair:
de omvang van de nalatenschap te bepalen op de navolgende componenten: een bedrag van SNS banktegoeden ad € 13.638,68, schuld aan [gedaagde] ad € 4.418,50, vordering notariskantoor Lenderink € 2.722,50, afwikkelingskosten notaris p.m. bankkosten p.m.;
subsidiair:
de nalatenschap te bepalen op een in goede justitie te bepalen bedrag met
primair en subsidiair veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
[gedaagde] stelt daartoe, kort samengevat, dat de vordering van erflaatster op [Y] is verjaard op 2 oktober 2013, althans in 2015. Voor het geval de vordering niet is verjaard, dan behoort tot de nalatenschap een vorderingsrecht uit hoofde van een geldleningsovereenkomst op [Y] . Ook heeft [gedaagde] een vordering op de nalatenschap betreffende de uitvaart/crematie ad € 4.340,00 en een verrekening zorgtoeslag ad € 78,00. De openstaande factuur van notariskantoor Lenderink bedraagt € 2.722,50 en elke maand worden bankkosten ad € 1,75 in rekening gebracht.
Wat betreft de genoemde goederen stelt [gedaagde] dat deze niet door haar zijn aangetroffen, noch in haar bezit zijn. Wel heeft [gedaagde] in het verleden foto’s van erflaatster gekregen maar deze behoren haar al geruime tijd in eigendom toe.

4.De beoordeling

4.1.
Bij mondeling vonnis d.d. 19 juni 2018 is de zaak door de kantonrechter voor verdere behandeling en beoordeling verwezen naar de kamer voor handelszaken van de rechtbank Overijssel aangezien de kantonrechter niet bevoegd is te oordelen over het voorliggende geschil. Met instemming van partijen is de comparitie voortgezet. Partijen hebben tijdens de comparitie overeenstemming bereikt over de te volgen handelwijze met betrekking tot de foto’s van [oom] , opa en oma, trouwfoto ouders en eventueel aanwezige jeugdfoto’s van [eiseres] . Ook met betrekking tot de parelketting is een regeling getroffen. Wat betreft de overige inboedel en de kralen portefeuille heeft [eiseres] haar eis verminderd. Een en ander betekent dat ten aanzien de hiervoor genoemde goederen geen oordeel van de rechtbank meer wordt gevraagd.
4.2.
Ten aanzien van de vordering van erflaatster op [Y] op het moment van overlijden van erflaatster is van belang dat de erfgenamen [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk treden in de rechten en plichten van erflaatster. Uit de akte van levering volgt dat erflaatster op 1 oktober 2007 een vordering had op [Y] ad € 30.000,00. Volgens [eiseres] zijn na de levering van de woning betalingen verricht door [Y] voor een bedrag van € 4.662,00 zodat een vordering resteert van € 25.338,00. Volgens [gedaagde] is de vordering op [Y] verjaard. Indien geen sprake zou zijn van verjaring, stelt [gedaagde] dat [Y] meer heeft afgelost en wel zodanig dat de vordering € 18.016,00 bedraagt.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de discussie die partijen voeren over een eventuele verjaring en de hoogte van de aflossingen, niet gevoerd kan worden in deze procedure. Immers, zij zijn de erfgenamen van de nalatenschap van erflaatster en in de nalatenschap bevindt zich een vordering op [Y] die mogelijk in rechte niet meer afdwingbaar is omdat deze verjaard zou kunnen zijn. Of dit het geval is, is in deze procedure niet te beoordelen reeds omdat op verjaring een beroep moet worden gedaan. Ook is van belang of erflaatster jegens [Y] de schuld heeft opgeëist in verband met de vraag welke verjaringstermijn van toepassing is. Dit betekent dat [eiseres] en [gedaagde] , als zij ter zake duidelijkheid wensen, als deelgenoten ten behoeve van de nalatenschap een vordering dienen in te stellen jegens [Y] waarbij de rechtbank volledigheidshalve wijst op het bepaalde in artikel 3:171 BW en de uitleg die de Hoge Raad hieraan heeft gegeven in een arrest van 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:535 op grond waarvan de mogelijkheid bestaat voor een deelgenoot om ten behoeve van de gemeenschap een vordering of verzoekschrift in te dienen jegens een andere deelgenoot, dan wel jegens derden. In ieder geval kan [eiseres] jegens [gedaagde] niet de helft van de gestelde vordering op [Y] opeisen zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen. Wel kan worden bepaald dat zich in de nalatenschap een vordering bevindt op [Y] . Of deze vordering in rechte afdwingbaar is, staat, gelet op het voorgaande, niet vast evenmin wat de hoogte is van het resterende bedrag.
4.4.
Ten aanzien van een aantal nader genoemde zaken heeft [eiseres] het vermoeden geuit dat deze tot de nalatenschap behoren. Dit betreffen: dekenkist [oom] , metalen tabaksdoosje [oom] , bijbel met slot van oma en batikdoeken Indonesië [oom] . [gedaagde] stelt geen kennis te dragen van de genoemde zaken, in welk verband zij heeft meegedeeld dat erflaatster weliswaar de woning van haar broer heeft geërfd in 2005 maar hier niet woonachtig is geweest, maar zelf in een huurwoning in Haaksbergen woonde van waaruit zij in 2011 is vertrokken om te gaan wonen in [B] . Nu [eiseres] slechts vermoedt dat genoemde zaken tot de nalatenschap behoren en ter zake heeft meegedeeld geen bewijs aan te bieden, zal ook dit deel van de vordering worden afgewezen.
4.5.
Met betrekking tot de dubbele trouwring en de gewone ring heeft [gedaagde] gesteld dat deze zaken verdwenen zijn. Zij heeft er daarbij op gewezen dat erflaatster na haar verblijf in [B] , in 2013 verhuisd is naar het verpleegtehuis [A] waar geen afsluitbare kasten aanwezig waren. De gouden ketting is nog wel aanwezig, deze is door erflaatster aan [gedaagde] geschonken.
4.6.
De rechtbank overweegt dat nu [eiseres] de stellingen van [gedaagde] op deze onderdelen niet heeft betwist, aangenomen dient te worden dat de dubbele trouwring en de gewone ring niet behoren tot de nalatenschap. Ook de gouden ketting behoort hier niet toe nu in rechte aangenomen dient te worden dat deze door erflaatster is geschonken aan [gedaagde] . In dit kader weegt mee dat [eiseres] en erflaatster al geruime tijd geen contact met elkaar hadden zodat [eiseres] ook niet op de hoogte was van hetgeen zich in de nalatenschap van erflaatster bevond. Ook komt het de rechtbank niet onlogisch voor dat erflaatster sieraden heeft geschonken aan haar dochter waarmee zij wel contact onderhield.
4.7.
[eiseres] heeft, nadat [gedaagde] bij conclusie van antwoord diverse bescheiden heeft overgelegd, niet betwist dat het saldo van de SNS betaal- en spaarrekening en kas een bedrag van € 13.638,68 betreft zoals door [gedaagde] is gesteld en onderbouwd. Ook de vordering van [gedaagde] op de nalatenschap ad € 4.418,50 (lees: € 4.418,20 gelet op de onderliggende facturen) is niet betwist, evenmin als de openstaande factuur van notariskantoor Lenderink ad € 2.722,50. [gedaagde] heeft nog gesteld dat elke maand een bedrag van € 1,75 per maand in rekening wordt gebracht als bankkosten.
4.8.
De rechtbank overweegt ter zake dat tijdens de comparitie van partijen niet duidelijk is geworden of inmiddels de werkzaamheden met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap zijn afgewikkeld of dat nog een aanvullende nota van notariskantoor Lenderink wordt verwacht. Indien de werkzaamheden afgewikkeld zijn en geen andere kosten worden verwacht, valt niet in te zien waarom de bankrekeningen van erflaatster aangehouden dienen te blijven en kunnen deze, nadat de vordering van [gedaagde] en de factuur van notariskantoor Lenderink zijn voldaan en het overblijvende saldo is verdeeld tussen [eiseres] en [gedaagde] , worden opgeheven. [gedaagde] zal alsnog in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte nader uit te laten.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.8.
5.2.
verwijst daartoe de zaak naar de rolzitting van woensdag 29 augustus 2018.
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.M.S. Kuipers, rechter, en op 1 augustus 2018 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.