ECLI:NL:RBOVE:2018:2411

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
C/08/216638 / KG RK 18-277 (ib) C/08/217947 / KG RK 18-345 (ib)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen mr. G. van Eerden in civiele zaken

Op 4 juni 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in twee wrakingsverzoeken van een verzoeker tegen mr. G. van Eerden, rol- en kantonrechter. De verzoeker had op 14 april 2018 en 17 mei 2018 wrakingsverzoeken ingediend, omdat hij meende dat mr. Van Eerden vooringenomen was in de onderliggende civiele zaken waarin hij betrokken was. De wrakingskamer heeft beide verzoeken afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De wrakingskamer oordeelde dat mr. Van Eerden in zijn rol als rechter niet verantwoordelijk was voor de inschrijving van de gemachtigde van Zilveren Kruis en dat zijn handelen niet de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: C/08/216638 / KG RK 18-277 (ib)
C/08/217947 / KG RK 18-345 (ib)
Beslissing(en) van 4 juni 2018
in de genoemde twee zaken van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking, verder te noemen [verzoeker] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft bij op 14 april 2018 gedateerde brief, ontvangen door de griffie van de rechtbank op 13 april 2018, in de zaak die is geregistreerd onder nummer [nummer 1] (hierna: nummer [nummer 1] ) het verzoek tot wraking gedaan van
mr. G. van Eerden, rol- en kantonrechter in deze rechtbank (hierna: mr. Van Eerden). Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder nummer [nummer 2] en zal hierna het eerste wrakingsverzoek worden genoemd.
1.2.
Bij brief van 17 mei 2018, ontvangen door de griffie van rechtbank op 17 mei 2018 heeft [verzoeker] in de zaak die is geregistreerd onder nummer [nummer 3] (hierna: nummer [nummer 3] ) het verzoek tot wraking gedaan van mr. Van Eerden. Dit wrakingsverzoek is geregistreerd onder nummer [nummer 4] en zal hierna het tweede wrakingsverzoek worden genoemd.
1.3.
Mr. Van Eerden heeft niet berust in de wrakingen, en heeft zijn standpunt (steeds) schriftelijk uiteengezet. Kopie daarvan is (steeds) verzonden aan [verzoeker] .
1.4.
De wrakingsverzoeken zijn op 25 mei 2018 in het openbaar behandeld. [verzoeker] is verschenen. Mr. Van Eerden heeft laten weten niet te zullen verschijnen, tenzij de wrakingskamer zijn aanwezigheid noodzakelijk vindt.

2.Waarvan kan worden uitgegaan

Het eerste wrakingsverzoek

2.1.
Bij dagvaarding van 13 juli 2017 is [verzoeker] door de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. statutair gevestigd te Utrecht (hierna: Zilveren Kruis), voor de onderliggende zaak woonplaats kiezende te Leeuwarden aan de Himpenserdyk 7 bij het kantoor van Syncasso B.V., welk kantoor tot gemachtigde van Zilveren Kruis wordt gesteld om in het onderliggende geding op te treden, zulks met recht van vervanging, gedagvaard. Deze zaak is geregistreerd onder nummer [nummer 1] . Vervolgens is er geconcludeerd voor antwoord, gerepliceerd en gedupliceerd.
2.2.
Op 23 februari 2018 heeft de gemachtigde van [verzoeker] , mr. P.L.E.M. Krauth, aan het team kanton- en handelsrecht van deze rechtbank een brief geschreven met voor zover hier van belang de volgende inhoud:
“(…)
Ten tweede lijkt mij de kwestie rond de aanwijzing van de gemachtigde van eiseres[Zilveren Kruis, toevoeging wrakingskamer]
nog niet opgelost. Volgens artikel 2.3. van het Landelijk Procesreglement vraagt de rechter van een gemachtigde overlegging van een schriftelijke volmacht, zo dikwijls als hem dit wenselijk voorkomt. Overlegging wordt niet verlangd van een advocaat of deurwaarder. Voor eiseres heeft zich als gemachtigde gesteld “Syncasso B.V.”, maar zeker geen advocaat of deurwaarder. Syncasso B.V. is als zodanig niet traceerbaar. Dat deelde ik u eerder mede. Redenen genoeg om te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid en de waarachtigheid van geplaatste handtekeningen. Voor de vertegenwoordiging van en door rechtspersonen gelden bovendien speciale regels. Ik vraag om uw oordeel daarover.
(…)”
2.3.
Bij brief van 28 februari 2018 heeft mr. Van Eerden voor zover hier van belang als volgt gereageerd op de voornoemde brief van 23 februari 2018:
“(…)
Zowel art. 80 Rv en art. 2.3. van het reglement schrijven niet dwingend het overleggen van een volmacht voor. Het adres van de gemachtigde is vermeld in de aanhef van de dagvaarding.
(…)”
2.4.
Op 20 maart 2018 is namens Zilveren Kruis een akte uitlating productie genomen.
2.5.
Bij op 14 april 2018 gedateerde brief heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. Van Eerden.
2.6.
Op 17 april 2018 is namens [verzoeker] een antwoordakte genomen. In deze akte wordt - voor zover van belang - expliciet de nietigheid van de dagvaarding ingeroepen, op welk verweer (dus) nog bij vonnis moet worden beslist. Mr. Van Eerden is in die zaak als behandelend rechter aangewezen.
Het tweede wrakingsverzoek
2.7.
Bij exploit van 9 april 2018 is [verzoeker] door Zilveren Kruis, voor die zaak woonplaats kiezende te Leeuwarden aan de Himpenserdyk 7 bij het kantoor van Syncasso B.V., welk kantoor tot gemachtigde van Zilveren Kruis wordt gesteld om in het onderliggende geding op te treden, zulks met recht van vervanging, gedagvaard. Deze zaak is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer [nummer 5] .
2.8.
Bij brief van 7 mei 2018 heeft mr. Krauth, voornoemd, zich als gemachtigde van [verzoeker] gesteld. Daarbij is verzocht hem mede te delen wie de behandelend rechter is dan wel zal zijn. Voorts wordt vermeld dat in de dagvaarding Syncasso B.V. te Leeuwarden als gemachtigde van Zilveren Kruis staat vermeld en dat deze rechtspersoon volgens mr. Krauth niet bestaat.
2.9.
Bij ongedateerde brief, ontvangen door de griffie van de rechtbank op 15 mei 2018 heeft [verzoeker] - kort gezegd en voor zover van belang - verzocht om hem mee te delen wie de behandelend rechter is in deze zaak. Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht om hem de introductiebrief waarbij namens Zilveren Kruis de dagvaarding is aangebracht ter griffie, te doen toekomen. Voorts wordt vermeld dat in het roljournaal Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. als gemachtigde van Zilveren Kruis staat vermeld en dat deze niet in de dagvaarding is genoemd.
2.10.
Op 16 mei 2018 is door de griffie van deze rechtbank aan de secretaresse van
mr. Krauth telefonisch meegedeeld dat er nog geen kantonrechter aan de zaak is gekoppeld. Bij later verstuurd mailbericht op 16 mei 2018 heeft de griffie van de rechtbank mr. Krauth en [verzoeker] - kort gezegd - meegedeeld dat er zich in het dossier geen zogenoemde “introductiebrief” bevindt en dat het in kantonzaken niet ongebruikelijk is om te volstaan met inzending van alleen de dagvaarding zonder aanbiedingsbrief. Tevens is meegedeeld dat (in tegenstelling tot wat eerder telefonisch was meegedeeld) mr. Van Eerden de behandelend kantonrechter zal zijn.
2.11.
Bij brief van 17 mei 2018 heeft [verzoeker] het tweede verzoek tot wraking gedaan van
mr. Van Eerden.

3.De wrakingsverzoeken en het standpunt van mr. Van Eerden

Het eerste wrakingsverzoek

3.1.
[verzoeker] heeft aan dit wrakingsverzoek - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De beantwoording van de brief van 23 februari 2018 is ongenoegzaam. In zijn brief van 28 februari 2018 beantwoordt mr. Van Eerden niet alle vragen en uit die brief valt vooringenomenheid te bespeuren waardoor het vertrouwen in een onafhankelijk oordeel door mr. Van Eerden is komen te vervallen. Hoewel dat niet expliciet wordt vermeld in de brief van mr. Krauth van 23 februari 2018 moest het mr. Van Eerden duidelijk zijn dat niet alleen artikel 80 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 2.3. van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton (hierna: het Procesreglement) aan de orde zijn, maar veeleer de artikelen 45 en artikel 111 Rv. In de onderliggende zaak is meerdere keren kenbaar gemaakt dat Syncasso B.V. niet bestaat, althans volgens opgave van de Kamer van Koophandel niet gevestigd is als hoofd- dan wel nevenvestiging op het in de dagvaarding genoemde adres. De mededeling van
mr. Van Eerden in zijn brief van 28 februari 2018 dat het adres van de gemachtigde staat vermeld in de aanhef van de dagvaarding mist relevantie. Onder verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 januari 2014 (geregistreerd onder nummer ECLI:NL:RBZWB:2014:774) is er maar een conclusie mogelijk, namelijk de nietigheid van de dagvaarding. Het is juist dat het overleggen van een volmacht niet dwingend is voorgeschreven, doch het feit dat mr. Van Eerden zich daarop beroept, terwijl het voor hem duidelijk moet zijn dat er sprake van is misleiding, geeft aan dat mr. Van Eerden vooringenomen is. Voorts vult mr. Van Eerden zelf ontbrekende gegevens aan, aangezien in het roljournaal Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. als gemachtigde van Zilveren Kruis staat vermeld, terwijl hij deze gegevens niet controleert. De nevenvestiging van
Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. te Leeuwarden is reeds lange tijd uitgeschreven in het Handelsregister. Mr. Van Eerden laat het langs zich heen gaan dat er zowel met het “label” Zilveren Kruis als het “label” Syncasso wat aan de hand is.
3.2.
Mr. Van Eerden heeft de wrakingskamer medegedeeld niet te berusten in deze wraking. Hij stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend. Voorts verwijst mr. Van Eerden naar zijn brief van 28 februari 2018, aangezien de klachten van [verzoeker] dezelfde klachten zijn die mr. Krauth heeft geuit in zijn brief van
23 februari 2018. Op de door [verzoeker] aangeduide onderwerpen zal volgens mr. Van Eerden moeten worden beslist in het nog te wijzen vonnis, want in de conclusies van mr. Krauth komen zijn onderwerpen ook al direct of indirect aan de orde. Er is geen sprake van (schijn van) vooringenomenheid. Tot nu toe is alleen op de juiste wijze de rolprocedure doorlopen en een vonnis is nog niet gewezen.
Het tweede wrakingsverzoek
3.3.
[verzoeker] heeft aan dit wrakingsverzoek - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. In de tweede dagvaarding wordt vermeld dat Zilveren Kruis woonplaats kiest bij het kantoor van Syncasso B.V. te Leeuwarden en dat dat kantoor als gemachtigde wordt aangewezen. Onder verwijzing naar de zaak met nummer [nummer 1] en het eerste wrakingsverzoek staat volgens [verzoeker] vast dat Zilveren Kruis en mr. Van Eerden op de hoogte zijn van het niet bestaan van Syncasso B.V.. Zilveren Kruis noch
mr. Van Eerden doet daar iets mee en dat levert op (de schijn van) vooringenomenheid en partijdigheid. Mr. Van Eerden lijkt geen interesse te hebben en corrigeert niet. Uit het roljournaal blijkt dat Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. als gemachtigde van Zilveren Kruis staat vermeld. Mr. Van Eerden maakt kennelijk een keuze die nergens op gestoeld is en brengt [verzoeker] hiervan ook niet op de hoogte. De rechtbank stelt Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V. gelijk aan een deurwaarder en dit is in strijd met de wet. [verzoeker] kan niet vaststellen of hier een deurwaarder gemachtigde is. In de eerdergenoemde brief van 28 februari 2018 reageert mr. Van Eerden niet op de opmerking van mr. Krauth dat Syncasso B.V. geen deurwaarder is en dus controle wel aan de orde dient te komen.
3.4.
Mr. Van Eerden heeft de wrakingskamer meegedeeld niet te berusten in de wraking. Samengevat weergegeven voert hij aan dat hij zodra de conclusie van antwoord in deze tweede zaak zal zijn genomen, in zijn hoedanigheid van rolrechter de zaak, gelet op het eerste wrakingsverzoek, niet aan zichzelf maar aan een collega kantonrechter zal toedelen voor de inhoudelijke beoordeling. De door [verzoeker] aangevoerde wrakingsgronden zijn verweren in deze bodemprocedure, waarop in het nog te wijzen vonnis in de bodemprocedure een beslissing genomen moet worden. Reeds daarom kan het wrakingsverzoek niet slagen. Daarnaast treft het wrakingsverzoek volgens mr. Van Eerden geen doel omdat hij na de indiening van het eerste wrakingsverzoek geen handeling heeft verricht of nagelaten waaruit ook maar enige vooringenomenheid of een schijn daarvan afgeleid kan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat beide wrakingsverzoeken zich lenen voor een gelijktijdige beoordeling omdat zij qua inhoud en strekking in belangrijke mate gelijkenis vertonen. In beide gevallen wordt volgens [verzoeker] door mr. Van Eerden de schijn van partijdigheid dan wel vooringenomenheid gewekt door een weigering om iets te doen, terwijl daar naar zeggen van [verzoeker] alle aanleiding toe bestond.
4.4.
De wrakingskamer stelt vast dat het eerste wrakingsverzoek in hoofdzaak is gebaseerd op voormelde brief van 28 februari 2018. Daarmee is naar het oordeel van de wrakingskamer gegeven dat dat rijkelijk laat is ingediend. De wrakingskamer zal daaraan echter geen consequenties verbinden, ook omdat onduidelijk is gebleven wanneer [verzoeker] kennis heeft kunnen nemen van die aan diens gemachtigde mr. Krauth toegezonden brief.
4.5.
De wrakingskamer zal de wrakingsverzoeken dan ook inhoudelijk beoordelen.
4.6.
De constatering van [verzoeker] dat bij de inschrijving van de onderliggende (kanton)zaken of op een later moment de (naam van de) gemachtigde van Zilveren Kruis, zonder controle of mededeling aan hem, is aangepast en dat daarbij een gemachtigde is genoemd die mogelijk elders is gevestigd, maar niet in Leeuwarden, zoals in de dagvaardingen staat vermeld, vormt geen feit of omstandigheid die een objectieve vrees rechtvaardigt dat mr. Van Eerden een vooringenomenheid of partijdigheid jegens [verzoeker] of zijn zaken koestert. Door [verzoeker] wordt er aan voorbijgegaan dat mr. Van Eerden zowel in diens hoedanigheid van rolrechter als rechter aan wie de eerste zaak is toebedeeld geen zeggenschap heeft over de wijze waarop de griffier een nieuwe zaak inschrijft of zelf een reeds gedane inschrijving corrigeert. De rechter is daarbij niet de leidinggevende van de griffier en kan hem hierin geen instructies geven, hoogstens aanbevelingen. Overigens is de wrakingskamer niet gebleken dat door mr. Van Eerden dergelijke aanbevelingen zijn gedaan aan het adres van de griffier.
4.7.
Als rolrechter had mr. Van Eerden wel in beide zaken kunnen verlangen dat er van de zijde van Zilveren Kruis een schriftelijke volmacht wordt overgelegd waaruit blijkt dat de in de dagvaarding aangeduide gemachtigde bevoegd is om Zilveren Kruis in rechte te vertegenwoordigen. Afdwingbaar is dat echter niet want artikel 80 Rv verplicht daartoe niet. Uit de brief van mr. Van Eerden van 28 februari 2018 blijkt dat hij niet genegen is om een dergelijke volmacht in de eerste zaak met nummer [nummer 1] op te vragen. Dat [verzoeker] zich niet in deze (rol)beslissing kan vinden vormt in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Alleen indien die beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat mr. Van Eerden jegens [verzoeker] vooringenomenheid koestert, althans dat de bij [verzoeker] bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Van een dergelijke onbegrijpelijkheid is in dit geval geen sprake.
4.8.
De handelwijze, althans het door [verzoeker] geduide “stilzitten”, van mr. Van Eerden in zowel de eerste als de tweede (kanton)zaak vormt noch afzonderlijk noch tezamen een feit of omstandigheid die een objectieve vrees rechtvaardigt dat hij een vooringenomenheid of partijdigheid jegens [verzoeker] koestert voor wat betreft de aanstaande beoordeling van het door of namens [verzoeker] in beide zaken gevoerde, althans nog te voeren, verweer dat de inleidende dagvaarding nietig moet worden verklaard om reden dat de naam en de adressering van de gemachtigde van Zilveren Kruis daarin niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is geduid. Geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat mr. Van Eerden is vooruitgelopen op die nog te geven beoordeling(en).
4.9.
Overigens heeft mr. Van Eerden in het tweede wrakingsverzoek bericht dat hij, in zijn hoedanigheid als rolrechter, de zaak met nummer [nummer 3] ter beoordeling zal toedelen aan een andere kantonrechter.
4.10.
Op grond van het vorenstaande zullen de wrakingsverzoeken worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
5.1.
wijst de verzoeken tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. M.L.J. Koopmans, J.A.O.M. van Aerde en
U. van Houten in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op 4 juni 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.