ECLI:NL:RBZWB:2014:774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
2269694 / 13-3811
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding door onduidelijke procesvertegenwoordiging

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de nietigheid van de dagvaarding aan de orde. De eiser had zijn gemachtigde aangeduid met een bedrijfsnaam, zonder de rechtsvorm te specificeren. De gedaagde heeft hiertegen verweer gevoerd en geconcludeerd tot nietigheid van de dagvaarding. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis de eiser gevraagd om inlichtingen en een procesvolmacht, waarop de eiser heeft geantwoord dat zijn gemachtigde een maatschap is. De gedaagde heeft echter betwist dat dit voldoende duidelijkheid biedt over wie de gemachtigde is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond wie van de vennoten van de maatschap de zaak behandelt. Dit is in strijd met de vereisten zoals gesteld in de rechtspraak, waaronder het arrest HR 5 november 1976, NJ 1977/586 (Moret Gudde Brinkman). De kantonrechter heeft vastgesteld dat een handelsnaam niet volstaat als aanduiding van de gemachtigde, omdat onder een handelsnaam meerdere natuurlijke en/of rechtspersonen kunnen schuilgaan. De eiser heeft geen nieuwe gelegenheid gekregen om de identiteit van zijn gemachtigde te verduidelijken, wat heeft geleid tot de nietigverklaring van de dagvaarding. De kantonrechter heeft de eiser ook veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot dat moment zijn begroot op het salaris van de gemachtigde van de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 29 januari 2014 door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 2269694 / 13-3811

vonnis van de kantonrechter d.d. 29 januari 2014

in de zaak van

[eiser],

wonende te[woonplaats], gemeente[gemeente],
eisende partij,
verder te noemen:[eiser],
gemachtigde:[bedrijf], gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
t e g e n :
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd te[woonplaats 2], gemeente [Gemeente 2],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.W. van Koeveringe, advocaat te Middelburg.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 6 augustus 2013,
- conclusie van antwoord, houdende een verweer van onjuiste procesvertegenwoordiging,
- rolbeschikking,
- akte van[eiser],
- overlegging procesvolmacht van[eiser],
- tussenvonnis d.d. 20 november 2013,
- antwoordakte van [gedaagde].

de verdere beoordeling van de zaak

1.1. De kantonrechter handhaaft hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis. De inhoud van dat vonnis moet als hier ingelast worden beschouwd.
1.2.[eiser] heeft meegedeeld dat[bedrijf] een maatschap is.[eiser] heeft aangevoerd dat een maatschap weliswaar noch een natuurlijke persoon, noch een rechts-persoon is, maar aangezien een maatschap kan optreden als procespartij, zij eveneens kan optreden als procesgemachtigde.[eiser] heeft daarbij opgemerkt dat een beroepsmaatschap geen verplichting heeft om zich in het handelsregister te laten opnemen.
1.3. [gedaagde] heeft betwist dat[bedrijf] een maatschap is. Daarbij is gewezen op de algemene voorwaarden van[bedrijf], die onder meer inhouden:
“ALGEMENE VOORWAARDEN
voor opdrachten verstrekt aan[bedrijf]
(welke een handelsnaam is die wordt gebruikt door de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk
“[persoon] by[bedrijf] Limited”, statutair en feitelijk gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk), ….”
[gedaagde] heeft daarbij opgemerkt dat[bedrijf] een vestiging in Nederland heeft en daarom als buitenlandse rechtspersoon moet zijn ingeschreven in het handelsregister.
[gedaagde] heeft gesteld dat[eiser] nog steeds niet heeft duidelijk gemaakt wie haar gemachtigde is en heeft geconcludeerd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard.
2.1. De kantonrechter is van oordeel dat goed gemotiveerd is betwist dat[bedrijf] een maatschap is. Bewijs van[eiser] op dit punt is echter niet nodig omdat[eiser] nog steeds niet duidelijk heeft gemaakt wie er voor haar als gemachtigde optreedt.
2.2. Een maatschap is geen natuurlijke persoon of een rechtspersoon, maar is een overeenkomst in de zin van art. 7A:1655 BW. Slechts wanneer een maatschap onder een bepaalde naam aan het rechtsverkeer deelneemt, wordt het toegestaan dat in de dagvaarding en de verdere gedingstukken de naam van de maatschap wordt vermeld in plaats van de naam van de afzonderlijke vennoten. Wil de tegenpartij weten wie dan in feite als procespartij optreden, dan heeft zij er aanspraak op dat de maatschap alsnog de namen en de woonplaatsen van de vennoten meedeelt. Zie HR 5 november 1976, NJ 1977/586 (Moret Gudde Brinkman).
2.3. In dit geval is in de dagvaarding niet vermeld dat[bedrijf] een maatschap is. [gedaagde] heeft er een afzonderlijk verweer van gemaakt dat het in het geheel niet duidelijk is wie nu daadwerkelijk de gemachtigde is. In antwoord daarop had[eiser] niet mogen volstaan met de mededeling dat[bedrijf] een maatschap is, maar had aanstonds moeten duidelijk maken wie van de vennoten van die maatschap de zaak voor[eiser] behandelt. Dit volgt mede uit het voormelde arrest van 5 november 1976.[eiser] heeft de verwarring over de identiteit van haar gemachtigde laten voortbestaan door niet aanstonds daarover volledige informatie te verschaffen.
2.4. Het exploit van dagvaarding bevat niet ondubbelzinnig de naam van de gemachtigde van[eiser], omdat niet is vermeld dat[bedrijf] een maatschap is. Wie het exploit van dagvaarding leest kan ook denken dat een handelsnaam van de gemachtigde is gebruikt. Volgens [gedaagde] is dat hier het geval. Ook een handelsnaam is ontoereikend als aanduiding van de gemachtigde in het exploit van dagvaarding, aangezien onder een handelsnaam meer dan één natuurlijke en/of rechtspersonen schuil kunnen gaan.
2.5. Het voormelde gebrek in het exploit van dagvaarding wordt met nietigheid bedreigd (art. 120, lid 1, Rv.). [gedaagde] zou door dit gebrek niet onredelijk in zijn belangen zijn geschaad, wanneer[eiser] aanstonds volledig duidelijk zou hebben gemaakt wie voor haar als gemachtigde optreedt. Maar[eiser] heeft de verwarring over de identiteit van haar gemach-tigde laten voortbestaan door niet aanstonds daarover volledige informatie te verschaffen. Het is voorts van belang dat over kwesties als deze voortvarend geprocedeerd wordt. Daarom zal[eiser] niet opnieuw gelegenheid krijgen om duidelijkheid te verschaffen over de identiteit van haar gemachtigde en wordt evenmin toepassing gegeven aan art. 122, lid 2, Rv. Omdat de onduidelijkheid over de identiteit van de gemachtigde van[eiser] is blijven bestaan, wordt [gedaagde] onredelijk in haar verdediging benadeeld. Zij heeft er recht op te weten wie precies de gemachtigde van haar wederpartij is en niet aanvaardbaar is dat zij nog verdere proceskosten voor deze kwestie zou moeten maken. Daarom zal de dagvaarding nietig worden verklaard met veroordeling van[eiser] in de proceskosten.

de beslissing

De kantonrechter:
verklaart de dagvaarding nietig;
veroordeelt[eiser] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op[bedrag] wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde];
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter open-bare terechtzitting van 29 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.