ECLI:NL:RBOVE:2018:2280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
6992518 \ EJ VERZ 18-175
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging huurtermijn van de bibliotheekruimte door de kantonrechter in Enschede

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van de H.B. Blijdenstein Stichting Openbare Bibliotheek voor Enschede (hierna: de Bibliotheek) om de huurtermijn van de door haar gehuurde ruimte aan de Meindert Hobbemastraat in Enschede te verlengen. De Bibliotheek had een verzoekschrift ingediend op 18 juni 2018, waarin zij verzocht om de termijn voor ontruiming van de ruimte te verlengen tot 1 mei 2019. Dit verzoek volgde op een eerdere aankondiging van het Stedelijk Lyceum Enschede (hierna: het Stedelijk Lyceum) dat zij de ruimte nodig had voor onderwijsdoeleinden en de huur zou beëindigen.

Tijdens de zitting op 19 juni 2018 zijn beide partijen vertegenwoordigd verschenen, waarbij de Bibliotheek werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J. Schutrups, en het Stedelijk Lyceum door mr. H. Eillert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen de partijen, ondanks dat het Stedelijk Lyceum betwistte dat er sprake was van een huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de Bibliotheek zich kan beroepen op de huurbescherming van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek, omdat de ontruimingstermijn tijdig was aangevraagd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het Stedelijk Lyceum niet voldoende onderbouwd heeft dat zij de ruimte nodig heeft en dat de belangen van de Bibliotheek om op de huidige locatie te blijven zwaarder wegen. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van de Bibliotheek toegewezen en de huurtermijn verlengd tot 1 mei 2019. Tevens is het Stedelijk Lyceum veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 519,00, te voldoen binnen 14 dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 6992518 \ EJ VERZ 18-175
Beschikking van de kantonrechter van 29 juni 2018
in de zaak van
de stichting
H.B. BLIJDENSTEINSTICHTING OPENBARE BIBLIOTHEEK VOOR ENSCHEDE,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
verzoekende partij, verder te noemen de Bibliotheek,
gemachtigde: mr. J. Schutrups
tegen
de stichting
HET STEDELIJK LYCEUM ENSCHEDE,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
verwerende partij, verder te noemen het Stedelijk Lyceum,
gemachtigde: mr. H. Eillert.

1.De procedure

1.1.
De Bibliotheek heeft een verzoekschrift ingediend - ontvangen op 18 juni 2018 - ingevolge artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
1.2.
Het verzoek is behandeld op 19 juni 2018 waar de Bibliotheek, vertegenwoordigd door de heer [naam 1] , is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Stedelijk Lyceum is, vertegenwoordigd door de heer [naam 2] (bestuurder) en de heer [naam 3] (locatiedirecteur), verschenen, eveneens bijgestaan door haar gemachtigde.
1.3.
Het Stedelijk Lyceum heeft haar standpunt laten toelichten door haar gemachtigde.
De gemachtigde van Het Stedelijk Lyceum heeft tegen het verzoek verweer gevoerd.
De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.4.
Het verzoek is gelijktijdig behandeld met de mondelinge behandeling van de door Het Stedelijk Lyceum gevorderde voorlopige voorziening. Met (de gemachtigden van) partijen is afgesproken dat alle in beide procedures ingebrachte stukken en hetgeen in beide procedures door partijen naar voren wordt gebracht in beide procedures wordt meegenomen.
1.5.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden voor nadere onderhandelingen. Partijen hebben vervolgens laten weten dat zij geen schikking hebben bereikt en verzocht een beschikking te geven.

2.De feiten

2.1.
Blijkens het agendaformulier van het college van B&W van de Gemeente Enschede van 11 juli 2000 (productie 3 bij verzoekschrift) heeft de portefeuillehouder - voor zover van belang - voorgesteld in te stemmen met het voornemen van Het Stedelijk Lyceum en de Openbare Bibliotheek om gezamenlijk een geïntegreerde voorziening te realiseren, waarbij de Openbare Bibliotheek op basis van huur zal deelnemen.
Onder het kopje aanleiding/motivering staat vermeld:
"De geïntegreerde voorziening van voortgezet onderwijs en de bibliotheek maakt deel uit van het ' grotere plan' voor een brede school Stadsveld/Zwering. Uw college heeft al ingestemd met het voornemen van de Triangel om samen met de SKE een geïntegreerde voorziening voor basisonderwijs en kinderopvang te realiseren.
Een tweede stap in dit project is het voornemen van HSL een bibliotheek om samen te bouwen en te verbouwen, met dien verstande dat de bibliotheek geen eigenaar wordt van het ' nieuwe' bibliotheek- gedeelte waar zal huren van HSL.
[…]
Om e.e.a. te formaliseren is een overeenkomst opgesteld die leidt tot het instellen van een projectorganisatie.
[…]."
2.2.
In 2005 is de bouw van de Brede school gerealiseerd. Voor de Bibliotheek is daarin een ruimte van ca. 300m2 opgenomen met een eigen ingang, in een andere straat dan de ingang van Het Stedelijk Lyceum. Er is een doorgang van de school naar de Bibliotheek en vice versa.
2.3.
Bij brief van 4 april 2005 heeft de heer [naam 4] aan de Wijkraad Stadsveld/Pathmos, de bewonerscommissie Brede School Stadsveld-'t Zwering geschreven:
"Door de bewonerscommissie is aangegeven dat een afspraak inzake de brede school Stadsveld-'t Zwering nog niet schriftelijk is vastgelegd. Hoewel van gemeentezijde deze afspraak, als die ter sprake kwam, steeds mondeling is bevestigd willen wij die hierbij ook schriftelijk vastleggen.
In aansluiting op onze brief van 11 mei 2004 bevestigen wij hierbij de volgende afspraak.
Het maximaal aantal leerlingen dat gehuisvest zal worden in de zogenaamde juniorcollege van Het Stedelijk Lyceum aan de J. Vermeerstraat bedraagt 350. Daarvan zal slechts bij uitzondering op tijdelijke basis worden afgeweken, waarbij het dan om een aantal van 10 à 20 leerlingen gaat.
[..]."
2.4.
Bij notariële akte van 18 december 2007 is het gebouw Jan Vermeerstraat 49 t/m 77 en Meindert Hobbemastraat 28, waarvan de school met bibliotheek deel uitmaakt gesplitst in twee appartementsrechten waarvan één bestaande uit een
'appartementsrecht, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de schoolruimte op de begane grond en de eerste verdieping met bibliotheek op de begane grond, plaatselijke bekend [,…].'
2.5.
Bij notariële akte van 10 juni 2008 heeft de gemeente Enschede, kort gezegd, het bestuur en de instandhouding van Het Stedelijk Lyceum en de daarvan in de akte genoemde deeluitmakende scholen, overgedragen aan de stichting Het Stedelijk Lyceum in Enschede. Daarbij is ook - onder meer - het appartementsrecht van 'de schoolruimte op de begane grond en de eerste verdieping met bibliotheek op de begane grond […] Jan Vermeerstraat 49 en […] Meindert Hobbemastraat 28 […] aan Het Stedelijk Lyceum is overgedragen.
2.6.
Bij brief van 13 oktober 2005 (productie 4 bij verzoekschrift) heeft het hoofd financiën beheer van Het Stedelijk Lyceum (de heer [naam 5] ) aan de Openbare Bibliotheek Enschede geschreven:
"Mondeling is een afspraak gemaakt over het gebruik van ruimte door de Openbare Bibliotheek Enschede in de nieuw te bouwen Brede school Stadsveld/Zwering. Middels dit schrijven wil ik de gemaakte afspraken schriftelijk vastleggen.
De gemaakte afspraak komt erop neer dat de bibliotheek een hiervoor bestemde ruimte in de Brede school zal gaan gebruiken als bibliotheek/mediatheek. De Openbare Bibliotheek hoeft geen financiële vergoeding voor huur van de ruimte, voor energie- en schoonmaakkosten te betalen.
In ruil voor dit gebruik zal de bibliotheek extra uren service aan de school en aan de buurt verlenen, waarbij de kosten voor de omvang van de extra uren service in redelijke verhouding staan tot de huur-/energie- en schoonmaakkosten. Op welke wijze en in welke omvang dit zal gaan gebeuren zal nog nader uitgewerkt worden.
Deze afspraak geldt zolang de openbare bibliotheek Enschede de ruimte daadwerkelijk gebruikt als bibliotheek -/mediatheek."
2.7.
Bij brief van 11 juli 2007 heeft Het Stedelijk Lyceum aan de openbare bibliotheek Enschede het volgende geschreven:
"De openbare bibliotheek Enschede maakt voor haar vestiging Stadsveld gebruik van een schoolgebouw van Het Stedelijk Lyceum. Zoals besproken heeft Het Stedelijk Lyceum de thans door u in gebruik zijnde ruimte nodig voor haar onderwijs. Het Stedelijk Lyceum is om die reden voornemens het gebruik te beëindigen. Voor beëindiging van (mede) gebruikt wordt door mijn termijn aangehouden van drie maanden.
Deze termijn wil ik met drie maanden verruimen. De uiterlijke datum voor overdracht stel ik hiermee op 1 februari 2018. Van deze datum kan ik niet afwijken daar ik rekening moet houden met diverse bouwkundige werkzaamheden die voor de start van het schooljaar 2018/2019 moeten zijn uitgevoerd. Over de wijze waarop de oplevering een overdracht van de ruimte moet plaatsvinden zullen wij u in oktober informeren.
In het gesprek van vandaag hebt u mij overigens laten weten dat van beëindiging geen sprake kan zijn. Dit wegens formele afspraken uit het verleden. Zoals aangegeven heb ik geen kennis van juridisch bindende afspraken tussen Het Stedelijk Lyceum Enschede en de Openbare Bibliotheek Enschede. Om het voornemen van beëindiging te herzien is het van belang dat u mij per omgaande schriftelijk over gemaakte afspraken informeert.
Zoals besproken ben ik bereid eventuele andere oplossingsvarianten in mijn afweging mee te nemen, zolang deze duurzaam van karakter zijn. Dit voornemen (eventueel gevonden oplossingen) betekent overigens niet dat de door mij gestelde termijn van 1 februari 2018 komt te vervallen. Een eventuele oplossing c.q. bijstelling van de gestelde termijn, zal ik u schriftelijk kenbaar maken.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben."
2.8.
Bij schrijven van 12 juli 2017 reageert de heer [naam 1] namens de Bibliotheek als volgt:
"Zoals ik in het gesprek van gisteren heb aangegeven heeft u zeer voortvarende aanpak mij in negatieve zin verrast.
De intensieve samenwerking tussen de bibliotheek en HSL is door ons altijd erg op prijs gesteld.
In het verleden zijn tal van zaken via de weg van minnelijke overleg tot een voor alle partijen succesvolle afronding gebracht.
De verhuizing van het bibliotheekfiliaal naar de huidige lokatie is juist dankzij deze werkwijze tot stand gebracht.
Begin jaren 2000 hebben wij in de voorbereiding veelvuldig overleg gevoerd met uw voorgangers [….].
Onze afspraken zijn op ons verzoek door de heer [naam 5] vastgelegd.
Graag verwijs ik u naar bijgevoegd schrijven van de heer [naam 5] d.d. 13-10-2005.
Op basis van deze brief gaan wij ervan uit dat onze samenwerking in de locatie Stadsveld/Zwering nog lang en succesvol zal blijven."
2.9.
Bij brief van 12 februari 2018 (productie 8 dagvaarding) schrijft Het Stedelijk Lyceum aan de Bibliotheek:
"In ons gesprek van 17 januari 2018 hebben wij u de beëindiging van de bruikleen bevestigd met betrekking tot de ruimte die de bibliotheek in gebruik heeft aan de Meindert Hoppemastraat 28 te Enschede. De bruikleenovereenkomst was al opgezegd met onze brief van 11 juli 2017. Wij hebben u in het gesprek aangezegd de locatie met ingang van eerst mogelijke datum leeg op te leveren. Dit vanwege de omstandigheid dat wij de ruimte met ingang van het komende schooljaar in gebruik moeten nemen als onderwijsruimte en er voordien nog aanpassingen moeten worden gemaakt om deze ruimte voor het geven van onderwijs geschikt te maken. Deze verbouwing neemt enige tijd in beslag. Wij zeggen u derhalve aan de locatie uiterlijk 1 mei 2018 leeg op te leveren. Tenslotte hebben wij aangegeven, in het belang van het onderwijs en de leerlingen, genoodzaakt zijn rechtsmaatregelen te treffen strekkende tot een gedwongen ontruiming, indien u niet tijdig kunt bevestigen dat u de ruimte binnen de gestelde termijn zult opleveren.
Op 17 januari 2018 zijn u en ik het gesprek aangegaan over de ontstane situatie. In dit gesprek heb ik geprobeerd over te brengen waarom wij voor het komende schooljaar weer moeten beschikken over de ruimte die u in gebruik heeft en dat wij van harte met u meedenken over een voor de bibliotheek zo prettig mogelijke overgang naar een nieuwe locatie. […]
Bij brief van 30 januari 2018 heeft u mij geschreven dat er sprake is van een huurovereenkomst en niet van bruikleen met betrekking tot de ruimte die nu in gebruik heeft, zonder overigens aan te geven welke opzegtermijn volgens u gehanteerd dient te worden. Ook schrijft u dat u graag met ons naar alternatieven kijkt. U bevestigt niet de ruimte tijdig op te zullen leveren uiterlijk tegen 1 mei 2018.
Mijn reactie op uw brief van 30 januari 2018 is als volgt
[…]
Opzegging
Nu er sprake is van bruikleen en gelet op het bovenstaande de bruikleen eindigt op het moment dat de school de ruimte dient te gebruiken voor onderwijsdoeleinden, eindigt het medegebruik op 1 mei 2018. Omdat wij de beëindiging van de bruikleen al geruime tijd geleden bij u hebben aangekondigd menen wij dat hier sprake is van een redelijke termijn.
[….]
Gaan we uit van een huurovereenkomst, dan zou sprake zijn van een opzegging van de huur van zogeheten ' overige bedrijfsruimte'. Wanneer een dergelijke huur een onbepaalde looptijd heeft, dan geldt dat de verhuurder de overeenkomst kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn. Deze termijn is vrij overeen te komen. Wij zijn destijds samen geen opzegtermijn overeengekomen en dan zou grond van de wet een opzegtermijn van minimaal een maand hebben te gelden. De geboden termijn is hoe dan ook te kwalificeren als een redelijke opzegtermijn die aan deze norm voldoet.
[…]
Bovendien voelen wij ons hierin gesteund door de toepasselijke bepalingen in de Wet op het voortgezet onderwijs die dit belang onderstrepen."
In de brief worden voorts te nemen rechtsmaatregelen aangezegd.
2.10.
De Bibliotheek heeft bij brief van 26 februari 2018 (productie 9 dagvaarding) op dit schrijven gereageerd en kort gezegd laten weten niet akkoord te gaan met beëindiging van de huur/het gebruik en zich op het standpunt gesteld dat Het Stedelijk Lyceum mogelijkheden heeft in het nabijgelegen schoolgebouw van De Triangel.
2.11.
Bij brief van 22 maart 2018 (productie 10 dagvaarding) heeft Het Stedelijk Lyceum laten weten vast te houden aan de eerder aangezegde ontruimingsdatum
2.12.
De Triangel heeft schriftelijk laten weten geen ruimte voor Het Stedelijk Lyceum ter beschikking te hebben dan wel ter beschikking te willen stellen.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek
De Bibliotheek verzoekt de termijn, waarbinnen ontruiming van de door haar in gebruik zijnde gebouwde onroerende zaak gelegen te Enschede aan de Hobbemastraat 28 zou moeten plaatsvinden, te verlengen tot een jaar na het eindigen van de huurovereenkomst derhalve tot en met 30 april 2019, of een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen redelijke termijn, alsmede Het Stedelijk Lyceum te veroordelen in de kosten van de procedure aan de zijde van de Bibliotheek, waaronder begrepen het salaris en de noodzakelijke voorschotten van de gemachtigde van de bibliotheek te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de op dit verzoek te geven beschikking en, voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na dagtekening van de beschikking;
3.2.
Het verweer
Het Stedelijk Lyceum heeft mondeling verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van de Bibliotheek in de kosten van de procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Heden is tussen partijen in kort geding een vonnis gewezen onder zaaknummer 6928824. Dat vonnis is aan deze beschikking gehecht en wordt geacht hiervan deel uit te maken. Zoals in dat vonnis is overwogen, dient het er vooralsnog voor te worden gehouden dat de relatie tussen Het Stedelijk Lyceum en de Bibliotheek voor wat betreft de ruimte die de Bibliotheek reeds vanaf de bouw in 2005 feitelijk in gebruik heeft, ondanks dat Het Stedelijk Lyceum van die ruimte eigenaar is, niet wordt beheerst door artikel 76s van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Dit omdat die ruimte nimmer is bestemd deel uit te maken van de school, het gebouw bestemd voor onderwijs. Dat brengt met zich dat het verweer van Het Stedelijk Lyceum dat de Bibliotheek, indien en voor zover van worden uitgegaan dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat, geen beroep kan doen op de huurbescherming van artikel 7:230a BW, dient te worden verworpen.
4.2.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of er sprake is van huur, zoals de Bibliotheek stelt, dan wel van bruikleen, zoals Het Stedelijk Lyceum stelt.
Het Stedelijk Lyceum betwist dat van een huurovereenkomst sprake is omdat van een op geld waardeerbare tegenprestatie die in relatie staat tot de waarde van het gebruik van de ruimte door de bibliotheek geen sprake is. De Bibliotheek heeft daarentegen onderbouwd gesteld dat zij wel degelijk een tegenprestatie in de vorm van service-uren heeft geleverd bestaande uit de in genoemde brief van 13 oktober 2005 aangehaalde service-uren. Ter onderbouwing heeft de Bibliotheek onder meer een vacaturetekst uit 2006 in het geding gebracht waaruit blijkt dat de Bibliotheek op dat moment een extra medewerker zocht, onder meer voor begeleiding van leerlingen van Het Stedelijk Lyceum. Voorts heeft zij aangevoerd dat de leerlingen van Het Stedelijk Lyceum gebruik maakten van de bibliotheek en mediatheek en de openingstijden van de Bibliotheek mede aan de behoefte van Het Stedelijk Lyceum en haar leerlingen was afgestemd.
Allereerst wordt geconstateerd dat partijen, mede op instigatie van de Gemeente, een huurovereenkomst zijn aangegaan, al is die niet verder uitgewerkt dan met de brief van 13 oktober 2005. Dat laatste doet aan de wil van partijen niet af.
Vervolgens dringt zich de vraag op of partijen de huurovereenkomst ook dienovereenkomstig hebben uitgevoerd, dan wel aan hun feitelijke relatie een dusdanig andere uitvoering hebben gegeven dat van een huurovereenkomst niet gesproken kan worden. Het Stedelijk Lyceum heeft in dat verband aangevoerd dat, anders als in de brief van 13 oktober 2005 is aangekondigd, geen nadere invulling is gegeven aan de door de Bibliotheek te leveren tegenprestatie. Bovendien stelt Het Stedelijk Lyceum niet bekend te zijn met een tegenprestatie in ‘service-uren’ die waardeerbaar is als huur.
Nu een huurovereenkomst is gesloten en telkens het uitgangspunt is geweest, ligt het op de weg van Het Stedelijk Lyceum te stellen en aannemelijk te maken dat desondanks van een huurovereenkomst geen sprake is. Daarin is zij, met de slechts algemeen geformuleerde stelling dat zij niet bekend is met de aard en omvang van extra service-uren, niet geslaagd.
4.3.
Dat betekent dat de kantonrechter er van uit gaat dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat ter zake van ‘overige bedrijfsruimte’, bedoeld in artikel 7:228 BW. Nu, zoals bij vonnis in kort geding reeds is overwogen, artikel 76s WVO geen toepassing heeft, kan de Bibliotheek zich op de ontslagbescherming van artikel 7:230a BW beroepen.
Het verzoek is tijdig, dat wil zeggen binnen twee maanden na de datum waartegen de ontruiming is aangezegd ingediend.
Zoals bij vonnis in kort geding is overwogen, heeft Het Stedelijk Lyceum niet, althans onvoldoende onderbouwd dat zij de bij de Bibliotheek in gebruik zijnde ruimte nodig heeft, noch of dat gebruik langjarig nodig is. Evenmin heeft Het Stedelijk Lyceum er blijk van gegeven meer/ander onderzoek naar alternatieven te hebben gedaan dan enkel navraag bij de Triangel. Ter zitting is namens Het Stedelijk Lyceum desgevraagd verklaard dat zij niet met de Gemeente in conclaaf is gegaan over het volgens haar nopende ruimtegebrek, terwijl, mede indachtig de achtergrond van de bouw, de indeling en het van oorsprong bedoelde gebruik van het gebouw als ‘Brede School’ en de door de Gemeente vastgestelde limiet ten aanzien van het aantal toe te laten leerlingen op de in geding zijnde locatie, de Gemeente een voor de hand liggende gesprekpartner is in deze problematiek.
Daartegen afgezet de belangen van de Bibliotheek om op de huidige locatie te blijven en het gegeven dat ontruiming feitelijk onomkeerbaar zal zijn, brengt met zich dat de kantonrechter, anders dan als voorzichtig gegeven voorlopig oordeel ter zitting, het verlengingsverzoek toewijst voor de maximale toegelaten duur, te weten een jaar.
4.4.
Het Stedelijk Lyceum zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
- verlengt de termijn waarbinnen de door de Bibliotheek van Het Stedelijk Lyceum gehuurde ruimte, gelegen aan de te Enschede aan de Hobbemastraat 28 tot 1 mei 2019;
- veroordeelt het Stedelijk Lyceum, in de kosten van de procedure aan de zijde van de Bibliotheek begroot op € 519,00 waaronder € 400,00 ter zake van salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na heden en, indien niet binnen die niet binnen 14 dagen worden voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na de datum van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en door
mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018. (mjw)